De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 2 februari pagina 5

2 februari 1890 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 658 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ?worden geschetst. En toen zij met een droef ?glimlachje en bevende lippen tot hem opzag, voelde Kendal een hevigen afkeer van de conventies, die ?de verhouding van mannen en vrouwen regelen. Had hij gedaan wat hij wilde, dan ware hij naast haar neergeknield, had haar bevende handen in de zijne genomen en haar getroost, zooals een vrouw het zou doen. Nu kon hij alleen stijf en koel voor haar staan en zeggen, dat hij zich misschien wel had vergist en dat ze toch niet moest denken, dat hij en zijn vriend gering over haar talent dachten." En zij zeide. dat ze hem dankbaar was en dat ze wel gevoeld had, dat hij anders oordeelde dan het groote publiek, en dat ze haar best zou doen, om te leeren en dat hij niet zoo bedroefd moest kijken, want dat ze blij was om wat hij had gezegd. Eros sloop intusschen naderbij en kreeg zijn doelwit goed in het oog en het hart van den man. die alle gedachten had nagedacht, die door arbeid en gewoonte en zelfbeheersching en tal van pun ten van belangstelling veilig scheen voor zijn pij len, werd getroffen en in zijne oogenblikken van werk en van rust, altijd zweefde hem een beeld ?voor den geest, omgaf hem als een zachte stilgelukkig makende persoonlijkheid en tooverde hem ?een glimlach voor oogen, die van liefde en vrou welijke toewijding de belofte inhield. Dan volgt de strijd, PU haar talent is gebleken en zij in het stuk van Wallace zelfs dat publiek volkomen heeft bevredigd, dat kennis paart aan nadenken, nu zij getrokken was binnen den kring ?van bevoorrechten, die de levenskracht uitmaken van elke beschaafde maatschappij, omdat zij de dragers zijn van het intellectueele leven van hunBen tijd. Nu weet hij, dat hij haar liefheeft, vooral toen het leed om den dood van zijue zuster hem behoefte doet hebben aan hare teederheid, nu ook weet hij, dat hij haar al dien tijd heeft be mind, maar mag hij haar nu aan hare kunst ontrukken? Hij gaat niet heen, om haar dat te vragen, maar onwillekeurig bij eene uiting van haar warm vrouwelijk medegevoel komt met be dwelmende kracht zijn lang bedwongen gevoel boven en hij vraagt haar meer dan medelijden, Tiij vraagt haar liefde. En zij ? Nu eerst werd zij zich bewust van de grootheid en de diepte van den hartstocht, dien zij had gewekt; haar eerbied en belangstelliug bezat hij reeds lang, beteekende dit innig teeder verlangen in haar binnenste iets meer, iets dat oneindig grootscher was ? Zij stond naast hem en toen hij zich tot haar overboog, viel een traan op zijne hand, die zij beschroomd met de hare zocht O", fluisterde ze, aan zoo iets had ik nooit gedacht, maar blijf nu altijd bij mij, altijd !" F. J. v, U. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Men schrijft ons: Onder het opschrift Aanteekeningen schilder kunst, van de Amsterdammer, WeeMilad voor Nederland, lezen wij in het Zondagsnummer van 19 Januari 1890 eene kritiek over eene versiering van een huis in de Vondelstraat. De schrijver van dit stuk ergert zich over de consoles aan de eerste verdieping van dit huis aangebracht, waarbij de koppen van groote Nederlandsche schilders en dichters gebruikt werden. In plaats van daarmede te spotten, behoorde men zich er over te verheugen wanneer een ar chitect van een nieuw huis een anderen weg in slaat en gaarne eenig beeldhouwwerk wil aan brengen. Het verval van de hedendaagsche beeldhouw kunst hier te lande in aanmerking genomen, mogen wij elke herleving ervan met vreugde be groeten. Alle begin is moeilijk. Maar door zulke bescheidene pogingen worden andere menschen aangemoedigd tot het scheppen van iets beters «n smaakvollere, hetgeen door zulke uitvallen, als het weekblad ze ons te lezen geeft, slechts wordt tegengewerkt. Wanneer do eigenaar van dit huis zijn kunst zin op deze wijze openbaart door Rembrandt en andere groote Nederlanders als dragers van con soles in steen te laten uitbouwen, dan moest men hem zijne vreugde niet vergallen, vooral niet in ons land waar men de persoonlijke vrijheid zoo hoog schat; al is het dan ook ccn eenigszins onhandige manier de figuur van onzen onsterfelijken Rembrandt zoo te gebruiken. Buitendien hebben wij deze koppen gezien toen ze nog pas in klei vervaardigd waren, en wij kunnen er voor instaan, dat men hun kunstwaarde niet ontzeg gen kan. Wat de steenhouwer er van gemaakt heeft, is eene andere vraag. Wil men echter eene nuttige kritiek uitoefenen, dan moet men niet nalaten de smakelooze poppen in do nissen aan den voorgevel van het Rijksmuseum te gispen. Deze passen geenszins bij het gebouw on benadeelen het ge heel zeer. Boven aan de geschilderde middeleeuwscbe wapendragers en onderaan de slecht opge vatte Grieksche figuren. Zoolang men van bevoegde zijde het publiek op zulk een amalgama vergast, kan men niet van een leek verlangen, dat hij wat beters in 't leven roept. TOONEEL EN MUZIEK. Uit Rome wordt gemeld: Un' onot evole della minoranza" is de titel van een klucht, die dezer dagen met zeer veel succes in het Tlieatro Balie voor de eerste maal ten tooneele werd gebracht. Het is een erg grappig stuk, dat de avonturen schetst van een jongen graaf, die zich tot afge vaardigde geeft laten kiezen, om zich voor eenigen tijd aan het vervelende gezelschap van een geeste lijken oom, een bigotte tante en zijne door deze twee sterk geïnfluenceerde vrouw en moeder te onttrekken en zijn vroolijken, genotzieken aard eens flink te kunnen botvieren. Hij stort zich hals over kop in den maalstroom der vermaken en wordt spoedig een trouwe gast van de cliambres separées in de door de jeunesse dorée bij voor keur bezochte restauraties. Hoogst vermakelijk is de ontmoeting van den levenslustigen afgevaar digde, die natuurlijk zijn mandaat totaal ver waarloost, met zijn vader, die na het vertrek van zijn, in elk opzicht op hem gelijkenden zoon, op zijn vreedzaam landgoed niemand meer vindt, met wien hij af en toe eens een verstandig woord kan spreken over dingen, die hem dierbaarder zijn, dan alle devoties zijner vrome omgeving, es die zich op zekeren dag hoe weet hij zelf niet te Rome bevindt. Natuurlijk is het tooneel van die ontmoeting tusschen den jongen graaf en den ouden een plaats waar vaders hun zonen en zonen hun vaders nu niet bapaald bij voorkeur ontmoeten. Maar juist dit gedeelte viel het meest in den smaak van het publiek, voornamelijk ook, omdat eene, alhier algemeen bekende persoonlijkheid, een vroegere kellnerin uit het CaféColonna, Giovannina la Bionda, er in optreedt. Giovannina bevindt zich op een leeftijd, dien men eenigszins euphemistisch den besten noemt, maar zij oetent nog steeds, evsnals een twintigtal jaren geleden, een souvereine macht uit over tal van oude en jonge harten. Langen tijd was zij t/te great attraction van genoemd café, totdat zij met haar beroep niet slechts een collectie van diaman ten en paarlen, die door hen, die het kunnen weten, op honderdduizend lire geschat worden, doch ook een vermogen in contanten verdiend had, welks renten haar een fatsoenlijk, ja ruim bestaan tot aan het einde harer dagen verzekerden. Giovan nina vond echter in het onbezorgde leven eener rentenierster geen bevrediging en zij opende in het Palazzo Brenda aan het Corso een liquoristeno,, zoo keurig en elegant ingericht, als nergens elders in Italiëbestond. Die zaak gaat uitstekend en welk een invloed de hoogblonde kellnerin in haar bescheiden werkkring heeft weten te ver werven, blijkt genoegzaam daaruit, dat met het oog op haar en haar zaak het reeds voor zes maanden ten afbraak verwezen Palazzo Brendo door het stedelijk bestuur gespaard is, niettegenstaande nu de beraamde verbindingsweg van de Fontana Trevi naar het Pantheon niet tot stand kan komen. Men kan zich voorstellen met welk een gejubel het verschijnen van zulk een algemeen bekende per soonlijkheid op de planken, ontvangen werd, een gejubel waarin natuurlijk de oude en de jonge gravin, die te Rome gekomen waren om de gan gen hunner respectieve echtgenooten na te gaan, en deze, zooals van zelf spreekt, toevallig ont moeten, niet kunnen doelen. Deze ontmoeting heeft echter ook haar goede zijde; de beide dames zien in, wat hun mannen tot nu toe ontbroken heeft, geven den geestelijken oom en de bigotte tante hun congc en voor de beide boosdoeners begint een nieuw leven. Op het stuk is slechts n aanmerking te maken: de titel deugt niet. Waarom een afgevaardigde, die nooit in het pu bliek spreekt, zijn mandaat verwaarloost en slechts in de hoofdstad vertoeft, om daar vermaak te zoeken, tot de minderheid moet behooren, is moeielijk in te zien. Hier te Rome is gewoonlijk het tegendeel het geval, de minderheid" werkt, de meerderheid ' amuseert zich, en zoo zal het elders ook wel zijn. De schrijver is echter zeker een vurig vereerder van Crispi en in die hoeda nigheid is het hem natuurlijk onmogelijk, dit type van een afgevaardigde in de rijen der meerderheid in te lijven. In het Wallner-Theater te Berlijn werd 25 dezer een klucht Sie wird f/ekii^t" van Xathalic v. Eschstruth (hier te lande bekend als de schrijfster van Ganzen Lize) en den heer v. Anderteu voor de eerste maal ten tooneele gebracht. De heer L. Sch. de bekende Berlijnsche tooneel-verslag gever van de Vrankf'urter Zeittnig, geelt ongeveer in de volgende bewoording-en lucht aan de ver ontwaardiging, die zich bij het zien van dit stuk van hem heeft meester gemaakt. liet stuk is als letterkundig product beschouwd een prul, maar zal misschien in hooge mate de belangstelling van een Kulturhistoriker" der toekomst opwekken. In geen der moderne luitenants-blijspelen toch vindt men zulk eene frivoliteit, zulk een naïef-onbeschaamde beleediging van de geheele burger iijke volksklasse, als in dit. Wanneer de Duitsche luitenants wer kelijk zoo waren, als de schrijvers zich het ideaal van een Schneidigen" luitenant voorstellen, zou het uitsche leger nooit zulk een roem behaald hebben, als de geschiedboeken verkonden, want zulke windmakers, slempers, domooren, spelers, schuldenmakers en verleiders, kraken aan het des sert wel, amandelen en vrouwenharten, doch winnen geen veldslagen. Wat men onze burgerij op het tooneel durft voor te zetten, blijkt uit het vol gende. Eene juffrouw is (in het bedoelde stuk) van meening, dat burgers eigenlijk geen menschen zijn; een burgerlijke assessor vertelt die juffrouw een lange, vrecselijk ernstige geschiedenis, die eindigt met den klassieken zin: Het is werke lijk zeer verblijdend, dat er naast de soldaten ook verdienstelijke burgers zijn." En dit is volstrekt niet ironisch bedoeld, integendeel het is den schrijvers volkomen ernst. Den schrijvers, die misschien in een zeer enclusieven kring zijn opge voerd, maak ik van dezen wansmaak geen verwijt, maar dat een schouwburg-publiek zulke belecdigingen duldt, dat het publiek die pil geduldig slikt, vind ik hoogst betreurenswaardig." De Comédie Francaise heeft een nieuwe comédie in drie bedrijven van Meilhac opgevoerd, Maryot, met niet veel succes. De moraal is on geveer : sic vos non vobis. Een oude viveur be sluit, het dochtertje van een zijner vrouwelijke kennissen in deugd op te voeden, en vat gedurende deze opvoeding liefde voor zijn pupil op. Het meisje intusschen, eenmaal stil en deugdzaam op gevoed, heelt meer smaak in een eenvoudigen jongen jachtopzichter dan in haar eleganten be schermer. LETTEREN EN WETENSCHAP. Vrijdag j.l. vond in het Hotel Drouot do ver koop plaats van een verzameling autogrammen, brieven en handschriften van beroemde schrijvers en tijdgcnooten, die aan Louis Ulbach had toebe hoord. De gezamenlijke opbrengst bedroeg 2i)34 francs. Een menigte brieven brachten niet veel meer op dan de waarde van den postzegel, die ! er opgeplakt was; voor anderen werden daaren- ? tegen tamelijk hooge prijzen betaald. Onder anderen bracht een brief van Tbéopbilo Gauticr waarin eenige brokstukken van verzen voorkwa men, 105 frcs op; een brief van Pierre Bonaparte aan Lamartine, gedagteekend 1857, waarin sprake ' is van zijn coiifusion de Bonaparte", ,'!0 frcs.; een brief van Georgc Sand, bestemd om inlich tingen omtrent haar leven te verstrekken: Wat de laatste vijf en twintig jaren betreft, daarvan zij gezegd, dat zij zeer kalm en zeer gelukkig verliepen, door niets verduisterd dan door per soonlijk leed, sterfgevallen en den algemecnen toestand, waaronder gij evenzeer geleden hebt als ik." Zij schrijft voel, met gemak en met genoe gen, maar zij hoopt na haar dood op een planeet te komen, waar men zal kunnen lezen noch schrijven; men zal dan volmaakt genoeg zijn, om daaraan geen behoefte te hebben. Zij heeft altijd van don dag in den dag geleefd, behoudens 20,000 francs, die zij ter zijde legde. Zij heelt altijd een opgewekt humeur behouden, zonder zich tlaarom geroepen te gevoelen anderen te amusceren, hoewel zij daartoe, wanneer dezo mede werken, zeer goed in staat is. Ik moet groote gebreken hebben" voegt zij er aan toe. Ik ben echter als iedereen, ik zelve zie ze niet. Even min weet ik of ik goede hoedanigheden en deug den heb . . ..". 85 frcs. Ken manuscript van George Sand, La rêverie a Paris", 105 tres.; een brief van Emile Zola, waarin hij Louis Ulbach voorstelt ec-n reeks artikelen te schrijven, onder den titel: Lettres de Labiénus" en hem eenige bijzonderheden omtrent zijn roman La curée" meedeelt, 55 frs.; Lettres d'Alceste", eigenhandig geschreven ma nuscript van Zola, 71 frcs.; Une iüstoire d'amour", j manuscript van Zola, 110 frcs.; een ander rnai nuscript, Les Rougon-Macquard," de geschiedenis : eener familie onder het tweede keizerrijk, een zeer merkwaardig stuk, waarin de schrijver het i plan schetst van zijn beroemde reek} van romans l en waaraan een eigenhandig geschreven geslachtsI lijst van de familie Hougoii-AIiciiuard is toege! voegd. 105 frcs. DE OFFICTKKri VROUW, naar Diric MAY. Eigenlijk een mooi man was hij niet ; zijn trekken 'waren nii-t lijn, zijn uiterlijk was niet gedistingeerd maar hij was toch een knappe figuur, en liep (link, in /ijn aansluiteuden dolman 2de Jaargang. Schaakspel. 2 Februari 1890. 8 7 6 5 4 3 2 1 PRIJSPROBLEE.MS. Walter Cleave, Londen. ZWART fül 'Wi IU Si \W?'"///''"',>,:?"////V../../ 'M/M/: 'frtZX ^ ^ ^K.^P^ÉIiS: «L, P?;.^ -r/:/ x-'/x> ' M!P tó^ W* x^"'- x|ü| m m jiHip i mw/^^m^wm W//-''T/ '///f"^S Y/// ^/' '?'''// m//////. v///m/i wy/M ///iY///// HP xlPfx- HPf 'W/;^ abcdefg h WIT Wit geeft in 2 zetten mat. . 8 7 6 5 4 3 2 1 E. J. Winter Wood, Plvmouth. ZWAKT '///'/, ;;. ' ; 4?.'| ^;': 1 ' ^ ? . '? ^/J ;;>,> ?; ' ' t/,. ./; ^"?#^> ?'/"?.?.????',?'?<;?;?.?/, ... ^' :?';;:?? wïM ;-'.??; ^J-^é'^i IÉ^;;J gÉ5:>J SS r ;:;4?, . !v"! fevl 1 , ^ |i?^ ^//^ i^^ >,.^/// iMi^ ??s'w, f/-/--,. '?'"s':/ "^ ^-1 L|l : .'= -^/^ fc;> ,?x^,,/>^? ....:? < ., ?2l 11* J * m ''t ?? ??'''$ ;^s ; <% . ; '-,V : ! ^ .. i \ : :? ' ? , ; '/ ?'} ''-.? w-? '"?- ?; ?' ' -.^. P'/'l Vfl -, r -J %vJ Mi- -i j/x j ''W'ï'pC^'y-ï-£^ :' ''' " ;'/"" ."" i i /^?'9 K ;,v:.-,^ ''«ii , ., ?; ?', w/A^'&m. ^ ^:: .j - ; abcdefg h WIT Wit zet in 2 zetten mat. 8 ( \\ 4 ?' 2 1 Cecil A. L. Buil, Twickenham. ZWABT ,x-:;j_ -J .«.^Ül^ ?..*7v ?-,?? ? W - ^ i ^1 ?"-J ,,'J ^ L;: J ^ ?..r.:x.i S gj^^ ??' - ^ i -? ; ? ' ;- ? ./ ' ? '/y -ij L J -.-..J Bil ' ' ' " "" »" :"' '? " ": ' ; !MA*i ,;:, j i: J i j;#) -a j r-^: \ . .?.-^?»?,f " - X '-'?v. .^ ,,,.,<:*»?\ \ ' W feü>; ?^>#1 ; ^''i i ^ y^':) lïMJJ ' '' x ':^ a b c (1 e f g h WIT Wit geeft in 3 zetten mat. die juist om de breede schouders sloot en om het middel een weinig ingegespt in. De rood kepi, met de twee gouden galons, stond kranig op het zwarte haar, dik als een vacht. En als bij door de drukke straten naar de kazerne ging, wisselden de jonge meisjes, terwijl hij voorbijging, goedkeurende opmerkingen. Nu liep zijn vrouw naast hem; met moeite en amechtig hield zij met haar kleine pasjes zijn stevigen infanteriepas bij. Zij was teer en tenger, niet dat onaanzienlijke dat zwakke vrouwen heb ben wie de tijd ontbreekt om ziek te zijn. Haar blonde haren, al te dun; haar blauwe oogen, al te licht, haar smalle wangen, al te bleek, baar jong figuurtje, meisjesachtig mager en vorme loos, haar haastige tred, als joeg het leven haar rusteloos voort: alles in haar droeg den stempel van die kleurlooze doffe berusting, waaraan deze armoedige, fletse, bloedelooze gestellen zoozeer gewennen, dat zij, steeds vermoeid en zich nooit een ziekbed gunnend, deu hoogsten ouderdom bereiken. :^ De jongen liep tusschen hen beiden in. Hij liet zich trekken; met een van zijn bolle dikke handen klemde hij zich aan vaders witzeemlederen handschoen, met den ander aan het gerim peld grijs, halfzijden, van moeders hand. Hij was zeker wel drie jaar oud, maar hij was dik en log, werd door den oppasser steeds bedorven, en stond er nu op, gedragen te wordea. ledere tien pas begon hij te drijuen, zette dan de twee voeten op elkaar om zich te laten voortsleepen als een kruiwagen op het achterwiel, maar vond altoos nog kracht genoeg om te schreeu wen: Ik wil niet loopeu." Zoolang men in het minder sierlijk gedeelte van den boulevard a;nt-Germain was, tot in de buurt van het museum Cluny, droeg de va der deu bengel. Maar toen men bij Saint-Germain des Pres kwam, waar de aristocratische straten van den ouden faubourg uitmonden, mocht hij niet meer de kans loopen, kennissen tegen te komen met een kind op den arm. Nu pakte zij dus deu klomp log vleesch op, en zette hem beurtelings op haar linker en haar rechterarm, met een haastiger hijgen van haar korten adem. Van tijd tot tijd zeide de officier: Ben je moe, vrouwtje? O volstrekt niet! Dan liep zij weer rechter onder haar dun man teltje van zwart merkios, met een rand franje er om heen; zeker eeu koopje van een najaarsopruiming, eeu jaar of vier vijf geleden gekocht, toen de gladde franjes uit de mode raakten. Dan schoof zij even aau haar strooien hoed, met te veel dunne veeren erop waar de krul uit was, en die, van voren te ruim geworden, haar over de oogen viel. En zij wisselden een glimlach, een vriendelijken glimlach van vaderlijke toegevendheid on der deu bruinen krijgshaftigen knevel van den officier, eeu dankbaren glimlach, bijna ge lukkig eri aangedaan, in de oogen der jonge vrouw. En werkelijk zij was gelukkig. Zij lette niet op den gureu wind die door haar duu manteltje floot eu de ronde knuisten van den bengel rood. kleurde, op den mist die lai g < den lagen hemel voortrolde, op al het vuile uroevige Novembergrijs, dat op de kale boomen van den boulevard hing. Hare gedachten waren verzonken in het wachten op een innig, diep, bijna heilig geluk; het ongehoorde geluk vau te koopen, dat de gebla seerde vaste klanten der groote winkels niet meer keuneu, eene vergoeding voor de arme vrouwen. Zij was er op uit gegaan om ren winterhoed te koopen, eeu nieuweu hoed. Daar hadden zij 's zomers voor gespaard, en nu wilde zij eeu.hoed, liefst eeu beetje vreemd en eigenaardig, een echten hoed voor een ofiiciersvrouw. Zij was er op gesteld geweest, dat haar man eu haar jongen mee zouden gaau naar de Bon Marché, om rijpelijk te overleggen en iu familie raad te beslissen wat haar het best stond. Maar toeu zij daar met l;e.i was, afgezonderd in een mollig, gesloten salonnetje, te midden vau de drukte der lioedeiiaCdceling afgeperkt dror vier kamcrscliuttcn van pluche en spiegels, terwijl de menigte buitenlangs schuifelde, kreeg zij eena soort vau koortsuchtigeu lu.st om al die mooie hoeden op te passen, al die hoeden die als groote zware bloemen bengelden aau de slauke stengels der zwarthouteu standaarden. Zij had haar stroohoed in een hoek geworpen, plotseling tegenover de wiukoljufl'rouw zich scha mend voor haar druilige veeren a '2 francs 95 het piquet. Ku zij kon het niet moede worden ze op haar bleekblonde haren, voor deze gelegen heid wat gegolfd, te plaatsen, al die «nieuwste modellen," van Ihuveel, van pluche, van vilt, niet groote opstaande randen, waarover de lange glanzende amazonevcereii golfden, met breeden platten diadeem, waarboven, iu kunstige wanorde opeengehoopt. strikken eu vleugels verrezen, dra perieën, groote lussen en rosetten van Schotsch fluweel of lichtgekleurd lint . . . Zij vond dat het goed stond, bij elke proef weer telkens anders eu telkens weer goed. Zij zeide met spijt tot haar man, die een hoed bijzonder prees : Zoo, die moet het dan zijn?... Ge wilt wel dat het nu maar uit is? Het verveelt je? Hij, met een edel gebaar vau toegeeflijkheid, zooais oudere eu wijzere lieden pleizier hebbeu iu het toegeven aan de grillen vau een bedorveu kind, zeide nu half flui>terend : Hoor eens, wijfje, doe het op je gemak. Voor dezen enkelen keer dat bet je gebeurt.. . Ik ga in de leeskamer de couranten maar eens in kijken. Als je niet je keus klaar beat, kom ik je vertellen boe ik hem vind Zij sprak niet tegen. Het viel haar tegen, dat hij niet bleef oiu te kijken hoe lief zij eruitzag1, maar zij wist wei, dat hij gelijk had; hij zou haar dun 's avonds het nieuws vertellen en dan behoefde uien geen krant te koopen. * * Toen hij vertrokken was, voelde zij zich eerst geheel vrij. De jongen was bezig van vermoeienis eu genot in te slapen, tot over zijn mollige knieën in het dikke warme pluche vau de canap

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl