Historisch Archief 1877-1940
No. 658
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?worden geschetst. En toen zij met een droef
?glimlachje en bevende lippen tot hem opzag, voelde
Kendal een hevigen afkeer van de conventies, die
?de verhouding van mannen en vrouwen regelen.
Had hij gedaan wat hij wilde, dan ware hij naast
haar neergeknield, had haar bevende handen in de
zijne genomen en haar getroost, zooals een vrouw
het zou doen. Nu kon hij alleen stijf en koel voor
haar staan en zeggen, dat hij zich misschien wel
had vergist en dat ze toch niet moest denken, dat
hij en zijn vriend gering over haar talent dachten."
En zij zeide. dat ze hem dankbaar was en dat ze
wel gevoeld had, dat hij anders oordeelde dan het
groote publiek, en dat ze haar best zou doen, om
te leeren en dat hij niet zoo bedroefd moest
kijken, want dat ze blij was om wat hij had gezegd.
Eros sloop intusschen naderbij en kreeg zijn
doelwit goed in het oog en het hart van den man.
die alle gedachten had nagedacht, die door arbeid
en gewoonte en zelfbeheersching en tal van pun
ten van belangstelling veilig scheen voor zijn pij
len, werd getroffen en in zijne oogenblikken van
werk en van rust, altijd zweefde hem een beeld
?voor den geest, omgaf hem als een zachte
stilgelukkig makende persoonlijkheid en tooverde hem
?een glimlach voor oogen, die van liefde en vrou
welijke toewijding de belofte inhield.
Dan volgt de strijd, PU haar talent is gebleken
en zij in het stuk van Wallace zelfs dat publiek
volkomen heeft bevredigd, dat kennis paart aan
nadenken, nu zij getrokken was binnen den kring
?van bevoorrechten, die de levenskracht uitmaken
van elke beschaafde maatschappij, omdat zij de
dragers zijn van het intellectueele leven van
hunBen tijd. Nu weet hij, dat hij haar liefheeft, vooral
toen het leed om den dood van zijue zuster hem
behoefte doet hebben aan hare teederheid, nu
ook weet hij, dat hij haar al dien tijd heeft be
mind, maar mag hij haar nu aan hare kunst
ontrukken? Hij gaat niet heen, om haar dat te
vragen, maar onwillekeurig bij eene uiting van
haar warm vrouwelijk medegevoel komt met be
dwelmende kracht zijn lang bedwongen gevoel
boven en hij vraagt haar meer dan medelijden,
Tiij vraagt haar liefde. En zij ? Nu eerst werd zij
zich bewust van de grootheid en de diepte van
den hartstocht, dien zij had gewekt; haar eerbied
en belangstelliug bezat hij reeds lang, beteekende
dit innig teeder verlangen in haar binnenste iets
meer, iets dat oneindig grootscher was ? Zij stond
naast hem en toen hij zich tot haar overboog,
viel een traan op zijne hand, die zij beschroomd
met de hare zocht O", fluisterde ze, aan zoo
iets had ik nooit gedacht, maar blijf nu altijd
bij mij, altijd !"
F. J. v, U.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Men schrijft ons:
Onder het opschrift Aanteekeningen schilder
kunst, van de Amsterdammer, WeeMilad voor
Nederland, lezen wij in het Zondagsnummer van
19 Januari 1890 eene kritiek over eene versiering
van een huis in de Vondelstraat.
De schrijver van dit stuk ergert zich over de
consoles aan de eerste verdieping van dit huis
aangebracht, waarbij de koppen van groote
Nederlandsche schilders en dichters gebruikt werden.
In plaats van daarmede te spotten, behoorde
men zich er over te verheugen wanneer een ar
chitect van een nieuw huis een anderen weg in
slaat en gaarne eenig beeldhouwwerk wil aan
brengen.
Het verval van de hedendaagsche beeldhouw
kunst hier te lande in aanmerking genomen,
mogen wij elke herleving ervan met vreugde be
groeten. Alle begin is moeilijk. Maar door zulke
bescheidene pogingen worden andere menschen
aangemoedigd tot het scheppen van iets beters
«n smaakvollere, hetgeen door zulke uitvallen, als
het weekblad ze ons te lezen geeft, slechts wordt
tegengewerkt.
Wanneer do eigenaar van dit huis zijn kunst
zin op deze wijze openbaart door Rembrandt en
andere groote Nederlanders als dragers van con
soles in steen te laten uitbouwen, dan moest
men hem zijne vreugde niet vergallen, vooral niet
in ons land waar men de persoonlijke vrijheid
zoo hoog schat; al is het dan ook ccn eenigszins
onhandige manier de figuur van onzen
onsterfelijken Rembrandt zoo te gebruiken. Buitendien
hebben wij deze koppen gezien toen ze nog pas
in klei vervaardigd waren, en wij kunnen er voor
instaan, dat men hun kunstwaarde niet ontzeg
gen kan.
Wat de steenhouwer er van gemaakt heeft, is
eene andere vraag. Wil men echter eene nuttige
kritiek uitoefenen, dan moet men niet nalaten de
smakelooze poppen in do nissen aan den voorgevel
van het Rijksmuseum te gispen. Deze passen
geenszins bij het gebouw on benadeelen het ge
heel zeer. Boven aan de geschilderde
middeleeuwscbe wapendragers en onderaan de slecht opge
vatte Grieksche figuren. Zoolang men van bevoegde
zijde het publiek op zulk een amalgama vergast,
kan men niet van een leek verlangen, dat hij wat
beters in 't leven roept.
TOONEEL EN MUZIEK.
Uit Rome wordt gemeld: Un' onot evole della
minoranza" is de titel van een klucht, die dezer
dagen met zeer veel succes in het Tlieatro Balie
voor de eerste maal ten tooneele werd gebracht.
Het is een erg grappig stuk, dat de avonturen
schetst van een jongen graaf, die zich tot afge
vaardigde geeft laten kiezen, om zich voor eenigen
tijd aan het vervelende gezelschap van een geeste
lijken oom, een bigotte tante en zijne door deze
twee sterk geïnfluenceerde vrouw en moeder te
onttrekken en zijn vroolijken, genotzieken aard
eens flink te kunnen botvieren. Hij stort zich hals
over kop in den maalstroom der vermaken en
wordt spoedig een trouwe gast van de cliambres
separées in de door de jeunesse dorée bij voor
keur bezochte restauraties. Hoogst vermakelijk is
de ontmoeting van den levenslustigen afgevaar
digde, die natuurlijk zijn mandaat totaal ver
waarloost, met zijn vader, die na het vertrek van
zijn, in elk opzicht op hem gelijkenden zoon, op
zijn vreedzaam landgoed niemand meer vindt,
met wien hij af en toe eens een verstandig woord
kan spreken over dingen, die hem dierbaarder
zijn, dan alle devoties zijner vrome omgeving, es
die zich op zekeren dag hoe weet hij zelf niet
te Rome bevindt. Natuurlijk is het tooneel van die
ontmoeting tusschen den jongen graaf en den ouden
een plaats waar vaders hun zonen en zonen hun
vaders nu niet bapaald bij voorkeur ontmoeten.
Maar juist dit gedeelte viel het meest in den
smaak van het publiek, voornamelijk ook, omdat
eene, alhier algemeen bekende persoonlijkheid,
een vroegere kellnerin uit het CaféColonna,
Giovannina la Bionda, er in optreedt.
Giovannina bevindt zich op een leeftijd, dien men
eenigszins euphemistisch den besten noemt, maar zij
oetent nog steeds, evsnals een twintigtal jaren
geleden, een souvereine macht uit over tal van
oude en jonge harten. Langen tijd was zij t/te
great attraction van genoemd café, totdat zij met
haar beroep niet slechts een collectie van diaman
ten en paarlen, die door hen, die het kunnen
weten, op honderdduizend lire geschat worden,
doch ook een vermogen in contanten verdiend had,
welks renten haar een fatsoenlijk, ja ruim bestaan tot
aan het einde harer dagen verzekerden. Giovan
nina vond echter in het onbezorgde leven eener
rentenierster geen bevrediging en zij opende in
het Palazzo Brenda aan het Corso een
liquoristeno,, zoo keurig en elegant ingericht, als nergens
elders in Italiëbestond. Die zaak gaat uitstekend
en welk een invloed de hoogblonde kellnerin in
haar bescheiden werkkring heeft weten te ver
werven, blijkt genoegzaam daaruit, dat met het oog
op haar en haar zaak het reeds voor zes maanden
ten afbraak verwezen Palazzo Brendo door het
stedelijk bestuur gespaard is, niettegenstaande nu
de beraamde verbindingsweg van de Fontana Trevi
naar het Pantheon niet tot stand kan komen. Men
kan zich voorstellen met welk een gejubel het
verschijnen van zulk een algemeen bekende per
soonlijkheid op de planken, ontvangen werd, een
gejubel waarin natuurlijk de oude en de jonge
gravin, die te Rome gekomen waren om de gan
gen hunner respectieve echtgenooten na te gaan,
en deze, zooals van zelf spreekt, toevallig ont
moeten, niet kunnen doelen. Deze ontmoeting
heeft echter ook haar goede zijde; de beide dames
zien in, wat hun mannen tot nu toe ontbroken
heeft, geven den geestelijken oom en de bigotte
tante hun congc en voor de beide boosdoeners
begint een nieuw leven. Op het stuk is slechts
n aanmerking te maken: de titel deugt niet.
Waarom een afgevaardigde, die nooit in het pu
bliek spreekt, zijn mandaat verwaarloost en slechts
in de hoofdstad vertoeft, om daar vermaak te
zoeken, tot de minderheid moet behooren, is
moeielijk in te zien. Hier te Rome is gewoonlijk
het tegendeel het geval, de minderheid" werkt,
de meerderheid ' amuseert zich, en zoo zal het
elders ook wel zijn. De schrijver is echter zeker
een vurig vereerder van Crispi en in die hoeda
nigheid is het hem natuurlijk onmogelijk, dit type
van een afgevaardigde in de rijen der meerderheid
in te lijven.
In het Wallner-Theater te Berlijn werd 25
dezer een klucht Sie wird f/ekii^t" van Xathalic
v. Eschstruth (hier te lande bekend als de schrijfster
van Ganzen Lize) en den heer v. Anderteu voor
de eerste maal ten tooneele gebracht. De heer
L. Sch. de bekende Berlijnsche tooneel-verslag
gever van de Vrankf'urter Zeittnig, geelt ongeveer
in de volgende bewoording-en lucht aan de ver
ontwaardiging, die zich bij het zien van dit stuk
van hem heeft meester gemaakt. liet stuk is als
letterkundig product beschouwd een prul, maar zal
misschien in hooge mate de belangstelling van een
Kulturhistoriker" der toekomst opwekken. In geen
der moderne luitenants-blijspelen toch vindt men
zulk eene frivoliteit, zulk een naïef-onbeschaamde
beleediging van de geheele burger iijke volksklasse,
als in dit. Wanneer de Duitsche luitenants wer
kelijk zoo waren, als de schrijvers zich het ideaal
van een Schneidigen" luitenant voorstellen, zou
het uitsche leger nooit zulk een roem behaald
hebben, als de geschiedboeken verkonden, want
zulke windmakers, slempers, domooren, spelers,
schuldenmakers en verleiders, kraken aan het des
sert wel, amandelen en vrouwenharten, doch winnen
geen veldslagen. Wat men onze burgerij op het
tooneel durft voor te zetten, blijkt uit het vol
gende. Eene juffrouw is (in het bedoelde stuk)
van meening, dat burgers eigenlijk geen menschen
zijn; een burgerlijke assessor vertelt die juffrouw
een lange, vrecselijk ernstige geschiedenis, die
eindigt met den klassieken zin: Het is werke
lijk zeer verblijdend, dat er naast de soldaten ook
verdienstelijke burgers zijn." En dit is volstrekt
niet ironisch bedoeld, integendeel het is den
schrijvers volkomen ernst. Den schrijvers, die
misschien in een zeer enclusieven kring zijn opge
voerd, maak ik van dezen wansmaak geen verwijt,
maar dat een schouwburg-publiek zulke
belecdigingen duldt, dat het publiek die pil geduldig
slikt, vind ik hoogst betreurenswaardig."
De Comédie Francaise heeft een nieuwe
comédie in drie bedrijven van Meilhac opgevoerd,
Maryot, met niet veel succes. De moraal is on
geveer : sic vos non vobis. Een oude viveur be
sluit, het dochtertje van een zijner vrouwelijke
kennissen in deugd op te voeden, en vat gedurende
deze opvoeding liefde voor zijn pupil op. Het
meisje intusschen, eenmaal stil en deugdzaam op
gevoed, heelt meer smaak in een eenvoudigen
jongen jachtopzichter dan in haar eleganten be
schermer.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Vrijdag j.l. vond in het Hotel Drouot do ver
koop plaats van een verzameling autogrammen,
brieven en handschriften van beroemde schrijvers
en tijdgcnooten, die aan Louis Ulbach had toebe
hoord. De gezamenlijke opbrengst bedroeg 2i)34
francs. Een menigte brieven brachten niet veel
meer op dan de waarde van den postzegel, die !
er opgeplakt was; voor anderen werden daaren- ?
tegen tamelijk hooge prijzen betaald. Onder
anderen bracht een brief van Tbéopbilo Gauticr
waarin eenige brokstukken van verzen voorkwa
men, 105 frcs op; een brief van Pierre Bonaparte
aan Lamartine, gedagteekend 1857, waarin sprake '
is van zijn coiifusion de Bonaparte", ,'!0 frcs.;
een brief van Georgc Sand, bestemd om inlich
tingen omtrent haar leven te verstrekken: Wat
de laatste vijf en twintig jaren betreft, daarvan
zij gezegd, dat zij zeer kalm en zeer gelukkig
verliepen, door niets verduisterd dan door per
soonlijk leed, sterfgevallen en den algemecnen
toestand, waaronder gij evenzeer geleden hebt als
ik." Zij schrijft voel, met gemak en met genoe
gen, maar zij hoopt na haar dood op een planeet
te komen, waar men zal kunnen lezen noch
schrijven; men zal dan volmaakt genoeg zijn, om
daaraan geen behoefte te hebben. Zij heeft altijd
van don dag in den dag geleefd, behoudens
20,000 francs, die zij ter zijde legde. Zij
heelt altijd een opgewekt humeur behouden, zonder
zich tlaarom geroepen te gevoelen anderen te
amusceren, hoewel zij daartoe, wanneer dezo mede
werken, zeer goed in staat is. Ik moet groote
gebreken hebben" voegt zij er aan toe. Ik ben
echter als iedereen, ik zelve zie ze niet. Even
min weet ik of ik goede hoedanigheden en deug
den heb . . ..". 85 frcs.
Ken manuscript van George Sand, La rêverie
a Paris", 105 tres.; een brief van Emile Zola,
waarin hij Louis Ulbach voorstelt ec-n reeks
artikelen te schrijven, onder den titel: Lettres
de Labiénus" en hem eenige bijzonderheden
omtrent zijn roman La curée" meedeelt, 55 frs.;
Lettres d'Alceste", eigenhandig geschreven ma
nuscript van Zola, 71 frcs.; Une iüstoire d'amour",
j manuscript van Zola, 110 frcs.; een ander
rnai nuscript, Les Rougon-Macquard," de geschiedenis
: eener familie onder het tweede keizerrijk, een
zeer merkwaardig stuk, waarin de schrijver het
i plan schetst van zijn beroemde reek} van romans
l en waaraan een eigenhandig geschreven
geslachtsI lijst van de familie Hougoii-AIiciiuard is
toege! voegd. 105 frcs.
DE OFFICTKKri VROUW,
naar Diric MAY.
Eigenlijk een mooi man was hij niet ; zijn
trekken 'waren nii-t lijn, zijn uiterlijk was niet
gedistingeerd maar hij was toch een knappe
figuur, en liep (link, in /ijn aansluiteuden dolman
2de Jaargang.
Schaakspel.
2 Februari 1890.
8
7
6
5
4
3
2
1
PRIJSPROBLEE.MS.
Walter Cleave, Londen.
ZWART
fül 'Wi IU Si
\W?'"///''"',>,:?"////V../../ 'M/M/: 'frtZX
^ ^
^K.^P^ÉIiS:
«L,
P?;.^ -r/:/ x-'/x> ' M!P
tó^ W* x^"'- x|ü|
m m jiHip i
mw/^^m^wm
W//-''T/ '///f"^S Y/// ^/' '?'''//
m//////. v///m/i wy/M ///iY/////
HP xlPfx- HPf 'W/;^
abcdefg h
WIT
Wit geeft in 2 zetten mat.
.
8
7
6
5
4
3
2
1
E. J. Winter Wood, Plvmouth.
ZWAKT
'///'/, ;;. ' ;
4?.'| ^;': 1 ' ^ ? . '?
^/J ;;>,> ?; ' ' t/,. ./;
^"?#^> ?'/"?.?.????',?'?<;?;?.?/, ... ^' :?';;:??
wïM ;-'.??; ^J-^é'^i
IÉ^;;J gÉ5:>J SS r ;:;4?, .
!v"! fevl 1 , ^ |i?^
^//^ i^^ >,.^/// iMi^
??s'w, f/-/--,. '?'"s':/
"^ ^-1 L|l : .'=
-^/^ fc;> ,?x^,,/>^? ....:? < .,
?2l 11* J * m
''t ?? ??'''$ ;^s ; <% . ;
'-,V : ! ^ .. i \ : :? ' ? , ;
'/ ?'} ''-.? w-? '"?- ?; ?' ' -.^.
P'/'l Vfl -, r -J
%vJ Mi- -i j/x j
''W'ï'pC^'y-ï-£^ :' ''' " ;'/"" ."" i i
/^?'9 K ;,v:.-,^ ''«ii , ., ?; ?',
w/A^'&m. ^ ^:: .j - ;
abcdefg h
WIT
Wit zet in 2 zetten mat.
8
(
\\
4
?'
2
1
Cecil A. L. Buil, Twickenham.
ZWABT
,x-:;j_ -J .«.^Ül^
?..*7v ?-,?? ? W - ^ i ^1
?"-J ,,'J ^ L;: J ^ ?..r.:x.i S gj^^
??' - ^ i
-? ; ? ' ;- ? ./ ' ? '/y
-ij L J -.-..J Bil
' ' ' " "" »" :"' '? " ": ' ;
!MA*i ,;:, j i: J
i j;#) -a j r-^:
\ . .?.-^?»?,f " - X '-'?v. .^ ,,,.,<:*»?\
\ ' W feü>; ?^>#1 ; ^''i
i ^ y^':) lïMJJ ' '' x ':^
a b c (1 e f g h
WIT
Wit geeft in 3 zetten mat.
die juist om de breede schouders sloot en om
het middel een weinig ingegespt in. De rood
kepi, met de twee gouden galons, stond kranig
op het zwarte haar, dik als een vacht. En als
bij door de drukke straten naar de kazerne ging,
wisselden de jonge meisjes, terwijl hij voorbijging,
goedkeurende opmerkingen.
Nu liep zijn vrouw naast hem; met moeite en
amechtig hield zij met haar kleine pasjes zijn
stevigen infanteriepas bij. Zij was teer en tenger,
niet dat onaanzienlijke dat zwakke vrouwen heb
ben wie de tijd ontbreekt om ziek te zijn. Haar
blonde haren, al te dun; haar blauwe oogen, al
te licht, haar smalle wangen, al te bleek, baar
jong figuurtje, meisjesachtig mager en vorme
loos, haar haastige tred, als joeg het leven haar
rusteloos voort: alles in haar droeg den stempel
van die kleurlooze doffe berusting, waaraan deze
armoedige, fletse, bloedelooze gestellen zoozeer
gewennen, dat zij, steeds vermoeid en zich nooit
een ziekbed gunnend, deu hoogsten ouderdom
bereiken.
:^
De jongen liep tusschen hen beiden in. Hij
liet zich trekken; met een van zijn bolle dikke
handen klemde hij zich aan vaders
witzeemlederen handschoen, met den ander aan het gerim
peld grijs, halfzijden, van moeders hand.
Hij was zeker wel drie jaar oud, maar hij
was dik en log, werd door den oppasser steeds
bedorven, en stond er nu op, gedragen te wordea.
ledere tien pas begon hij te drijuen, zette dan
de twee voeten op elkaar om zich te laten
voortsleepen als een kruiwagen op het achterwiel, maar
vond altoos nog kracht genoeg om te schreeu
wen: Ik wil niet loopeu."
Zoolang men in het minder sierlijk gedeelte
van den boulevard a;nt-Germain was, tot in
de buurt van het museum Cluny, droeg de va
der deu bengel. Maar toen men bij
Saint-Germain des Pres kwam, waar de aristocratische
straten van den ouden faubourg uitmonden, mocht
hij niet meer de kans loopen, kennissen tegen te
komen met een kind op den arm. Nu pakte
zij dus deu klomp log vleesch op, en zette hem
beurtelings op haar linker en haar rechterarm,
met een haastiger hijgen van haar korten adem.
Van tijd tot tijd zeide de officier:
Ben je moe, vrouwtje?
O volstrekt niet!
Dan liep zij weer rechter onder haar dun man
teltje van zwart merkios, met een rand franje
er om heen; zeker eeu koopje van een
najaarsopruiming, eeu jaar of vier vijf geleden gekocht,
toen de gladde franjes uit de mode raakten.
Dan schoof zij even aau haar strooien hoed,
met te veel dunne veeren erop waar de krul uit
was, en die, van voren te ruim geworden, haar
over de oogen viel.
En zij wisselden een glimlach, een
vriendelijken glimlach van vaderlijke toegevendheid on
der deu bruinen krijgshaftigen knevel van den
officier, eeu dankbaren glimlach, bijna ge
lukkig eri aangedaan, in de oogen der jonge
vrouw.
En werkelijk zij was gelukkig. Zij lette niet
op den gureu wind die door haar duu manteltje
floot eu de ronde knuisten van den bengel rood.
kleurde, op den mist die lai g < den lagen hemel
voortrolde, op al het vuile uroevige
Novembergrijs, dat op de kale boomen van den boulevard
hing. Hare gedachten waren verzonken in het
wachten op een innig, diep, bijna heilig geluk;
het ongehoorde geluk vau te koopen, dat de gebla
seerde vaste klanten der groote winkels niet meer
keuneu, eene vergoeding voor de arme vrouwen.
Zij was er op uit gegaan om ren winterhoed
te koopen, eeu nieuweu hoed. Daar hadden zij
's zomers voor gespaard, en nu wilde zij eeu.hoed,
liefst eeu beetje vreemd en eigenaardig, een echten
hoed voor een ofiiciersvrouw.
Zij was er op gesteld geweest, dat haar man
eu haar jongen mee zouden gaau naar de Bon
Marché, om rijpelijk te overleggen en iu familie
raad te beslissen wat haar het best stond. Maar
toeu zij daar met l;e.i was, afgezonderd in een
mollig, gesloten salonnetje, te midden vau de
drukte der lioedeiiaCdceling afgeperkt dror vier
kamcrscliuttcn van pluche en spiegels, terwijl de
menigte buitenlangs schuifelde, kreeg zij eena
soort vau koortsuchtigeu lu.st om al die mooie
hoeden op te passen, al die hoeden die als groote
zware bloemen bengelden aau de slauke stengels
der zwarthouteu standaarden.
Zij had haar stroohoed in een hoek geworpen,
plotseling tegenover de wiukoljufl'rouw zich scha
mend voor haar druilige veeren a '2 francs 95
het piquet. Ku zij kon het niet moede worden
ze op haar bleekblonde haren, voor deze gelegen
heid wat gegolfd, te plaatsen, al die «nieuwste
modellen," van Ihuveel, van pluche, van vilt,
niet groote opstaande randen, waarover de lange
glanzende amazonevcereii golfden, met breeden
platten diadeem, waarboven, iu kunstige wanorde
opeengehoopt. strikken eu vleugels verrezen, dra
perieën, groote lussen en rosetten van Schotsch
fluweel of lichtgekleurd lint . . .
Zij vond dat het goed stond, bij elke proef
weer telkens anders eu telkens weer goed. Zij
zeide met spijt tot haar man, die een hoed
bijzonder prees :
Zoo, die moet het dan zijn?... Ge wilt wel
dat het nu maar uit is? Het verveelt je?
Hij, met een edel gebaar vau toegeeflijkheid,
zooais oudere eu wijzere lieden pleizier hebbeu
iu het toegeven aan de grillen vau een bedorveu
kind, zeide nu half flui>terend :
Hoor eens, wijfje, doe het op je gemak.
Voor dezen enkelen keer dat bet je gebeurt.. . Ik
ga in de leeskamer de couranten maar eens in
kijken. Als je niet je keus klaar beat, kom ik
je vertellen boe ik hem vind
Zij sprak niet tegen. Het viel haar tegen, dat
hij niet bleef oiu te kijken hoe lief zij eruitzag1,
maar zij wist wei, dat hij gelijk had; hij zou
haar dun 's avonds het nieuws vertellen en dan
behoefde uien geen krant te koopen.
* *
Toen hij vertrokken was, voelde zij zich eerst
geheel vrij. De jongen was bezig van vermoeienis
eu genot in te slapen, tot over zijn mollige
knieën in het dikke warme pluche vau de canap