De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 2 februari pagina 6

2 februari 1890 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEKDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 658 gezonken. Zij paste toen alle hoeden weer op, ?verscheidene malen, tot drie maal dezelfde, dan "weer vergelijkingen, graden, tegenstellingen ma kend ; zij had, DU zij er eenmaal was, den heeien Bon Marchéwel willen passen. Zij vroeg her haaldelijk : Hebt u anders niet ? Zij maakte misbruik van de plichtmatige ge dienstigheid der winkeljuffrouw, veeleischend en bevelend zooals menschen zijn die niet aan be diening gewoon zijn. - Eindelijk was het geduld, en ook de voorraad, "der winkeljuffrouw uitgeput; zij riep een inspec teur te hulp, die deftig, met witte das, zich nu met de klant kwam bezighouden; hij liet kasten leeghalen, standaards vol hoeden aanbrengen en hielp zetf, met groote beminnelijkheid en hulp vaardigheid, het officiersvrouwtje. En zij, opge wonden, opgetogen, praatte druk, gevoelde zich geestig en mooi. En inderdaad doorleefde zij op dit oogenblik een van die minuten van schoonheid, die aan ieder van haar, zelfs aan de minst bedeelden, aan de meest kleuiloozen, op de een of andere kronkeling van het levenspad gegund zijn. Over het kamerschut heen, had zij den roeden képi zien terugkomen. Zij liep hem in de galerij te gemoet, zij had nu haar keus gedaan, zij Straalde van genoegen, hare wangen waren kleu rig, haar oog schitterde van dieper blauw, alle liünen waren molliger; aangenamer in de zachte pluche schaduw van den grooten hoed. Staat hij goed? Hij antwoordde zonder haar aantezien : Zeker. Zijn aandacht was er niet bij. Weet je wat ik daar juist in de krant lees? Er is vergadering geweeet van de commissie van kleeding aan Oorlog ; groote discussie; een nieuwe proef; veranderingen in den dolman, een nieuw *nit, nieuw tressen, galon ,.. Wij kunnen bij den kleermaker ons nummer gaan halen en ons geld klaarhouden. O, zeide zij. Hij hernam : Het is jammer dat ge niet dadelijk uw hoed gekozen hebt. Dan was hij nu betaald en het ad dan op een andere manier moeten gevonden worden, Ja, zeide zij. , Zij vervolgde, terwijl de armen strak langs haar magere heupen vielen: Dan zal ik mijn trouwhoed nog eens nazien en opknappen. Juist! Heel goed! ... riep hij uit, zeer in zijn schik ... Hij was wat mooi, het eerste jaar. * * Zij gaf den inspecteur den mooien vilthoed met pluche terug, met al zijn zware garnituren, zijn weerschijn van loutrebruin. Toen zette zij haastig haar stroohoed op, waarvan de veeren nog aan «en standaard waren blijven haken, en nu als treurwilgen overhingen. De inspecteur zeide tot haar, zeer zacht: Als u aan den hoed hecht, zou men over de betaling nog wel kunnen spreken . . . Maar zij schudde het hoofd, langzaam, berus tend, moede. Zij nam den dikken jongen weer op haar arm; hij was knorrig omdat hij uit zijn zoete rust was gewekt. En zij volgde haren man, die behoedzaam laveerend zijn weg zocht tusschen de volte van dames door, met den képi afgeno men en de rechterhand met den witten zeem lederen handschoen aan het gevest van den sabel. SCHETSEN EN PORTRETTEN, door JAN VAN BEUGEN. IV. Ken moderne pijnbank. On penfe quelles inquiétudes j'avais au sujet de eet examen;'7 J'ai mon brevet,.... j'ai mon brevet de seconde classe!" Hint. d'un fsous-Maitre. EECKH.-CHATB. Gedurende zekere tijden van het jaar ge woonlijk als er blaren aan de boomen komen en als ze weer afvallen kan men het genus Ne derlander gevoeglijk verdeelen in twee species: examinators en examinandi. De eersten zijn ken baar aan hun brillen, gouden potlooden, hagelwitte Manchetten, notitieboekjes, en aan een zekere zelfgenoegzaamheid, die bij sommigen zich uit in een kalme, ernstige deftigheid, bij anderen in een onverstoorbare goede luim. De laatsten herkent men aan hun vlasachtige kneveltjes, nieuwe hoe den, handboeken en boekjes met aanteekeningen en aan een beklemdheid van gemoed, die zien verraadt door een zekere ongedurigheid Ontmoeten exemplaren van de onrustige soort toevallig individuen van de rustige, dan beschrij ven de eersten met hun nieuwe hoeden bogen van honderd-en-tachtig graden, wijken eerbiedig op zij en bewonderen de benijdenswaardige kalmte en het onvergelijkelijk saus gêne der laatsten, die scherp afsteken bij hun eigen gejaagdheid en linkschheid. Men heeft onder de linksche soort zonen van gepensionneerde kapiteins, domino's, kostsehoolhouders en voorname kruideniers, pieterige jongekeertjes,die gevraagd zullen worden naar de geschie denis van 't Postwezen, het verschil tusschen Directe en Indirecte Belastingen, tusschen Burgerlijke-, Staatkundige- en Burgerschapsrechten, door de kennis waarvan zij het recht krijgen, om eenmaal als postdirecteur, ontvanger der belastingen of' als iets anders groote tractementen te genieten. Maar onder de vlasbaardjes bevinden zich ook zoons van kleine timmermansbazen, kleermakers, klerken en zelfs van landbouwers met twee koeien. Zij willen de nog ongeboren mannelijke spruiten der toekomstige directeurs en ontvangers voor een som, die juist strekt om niet van honger om te komen, in staat stellen, om later ook groote tractementen, grootere zelfs dan die hunner papa's, te kunnen verdienen. Bewonderenswaardige zelfverloochening ! Fit sympathie en aangeboren goedhartigheid waarop we ons evenwel niets laten voorstaan "Willen wij ons een oogenblik bezighouden met deze minder bevoorrechte examinandi, en daarom de gangen, bespieden van een hunner, als hij in de stad is aangekomen, waar de gebrilde heeren ge reed staan, om hem te vragen naar alles en nog wat, om hem lichamelijk en geestelijk uit te put ten, om hem te plagen, te sarren, te vangen, te verschrikken, te magnetiseeren. te biologeeren. Het exemplaar, dat het voorwerp is onzer na tuur-historische studiën, heeft den aanvalligen leeftijd van achttien of negentien jaren, heeft er zijn ook uitzonderingen tot dusverre geleeld in een cirkelvlak met een straal van hoogstens twintig kilometers en heeft nooit last gehad van de gevolgen van een te weelderig leven. Als hij in de vreemde stad is aangekomen, zoekt hij bij voorkeur een logement op, dat door zijn fatsoenlijk maar bescheiden voorkomen in over eenstemming is met de bescheiden wenschen en behoeften van iemand, die zeer weinig van de wereld gezien, er nog in 't geheel niet van ge noten heeft en er misschien nooit van genieten zal. Nadat hij zich wat verfrischt heeft en de mooie kamer met drie ledikanten heeft bewonderd en een glas gersten of een glaasje bessen-jenever met suiker heeft gebruikt, dwaalt hij in 't schemeruur met bekende en vreemde lotgenooten rond, beziet de fraaie winkels, het oude stadhuis, het paleis van den gouverneur en leest de namen en opschriften boven alle deuren en winkelpuien. 's Avonds speelt hij een potje billard en wint. hetgeen zijn verbazing in niet geringe mate op wekt. Na het verorberen van een paar broodjes met vleesch, besproeid door een glas Beiersch, gaat hij omstreeks tien uur naar zijn kamer, niet om te slapen, maar om een blik te werpen in een uitvoerige tijdtafel, een kleinen atlas, een magere spraakleer, benevens in een viertal cahiers met aanteekeningen. Maar telkens dwalen zijn oogen at en houden zijn gedachten zich bezig met de bonte bloemen op het behangsel der ka mer _ en de veelkleurige vogels op de katoenen sprei van zijn bed. En iederen keer, dat hij zich betrapt op deze minder doeltreffende studie der natuurlijke historie, keert hij met bewonderens waardige volharding terug tot zijn schrijfboeken met formules, Winkeiiaansche spelregels en ex cerpten uit Dittes, welke hooggeloofde wijsgeer met de gewone helderheid der Duitsche philosofen hem inlicht omtrent het kweeken en onderhou den van opmerkzaamheid", de reaal-analyse en de logische synthesis, inductie en deductie, en den socratischen, catechetischen repetitorischen examinatorischon dict eerenden tabellarischen leervorm Hij slaapt en droomt van den examinatorischen leervorm en van zwarte kwelduivels. En zijn twee kameraden, die op dezelfde kamer logeeren en bezig zijn geweest met het Duitsche Middelgebcrgto, slapen ook en droomen van de reuzen van den Bloksberg, die hen met groote stecnon willen^ verpletteren, en van zoete lierderinnen in de Goldene Aue'1, die, als behendige jongleurs, de stoenen opvangen. 't Is morgen en zes uur. De kraaien loopen heel vrijpostig op de stoep van den bakkerswinkel tegenover het logement, waar onze camlidaat het bed verlaten heeft en hen bespiedt met Vershiy's in de hand en een sigaar in den mond. Zeven uur; hij hoort gestommel in de koffieka mer en snelt de. trappen af. Hij vindt beneden een Jan bezig met het gereedmaken van het ontbijt. Half negen en troepjes van drie en vier 'jon gelui drentelen rond in de buurt van een groot gebouw met boogvensters. Onze candidaat voegt zich bij hen. Een conciërge opent een poortje ter zijde van 't gebouw en allen treden binnen met den langzamen tred van menschen, die een zware en moeielijke taak te volbrengen hebben. Weer is een uur om en go vindt ailen in eon groote zaal aan kleine tafeltjes, bedekt met pa pieren. Ons slachtoffer zit ginds bij het venstor. Hij werpt schuwe blikken naar de gebrilde hee ren, die soms geheimzinnig fluisteren en soms giegelen; en dan meent hij, dat ze om hem lachen, want een der heeren kijkt hem strak aan. Hij krijgt een kleur en staart op 't papier, dat hij ontvangen heeft on waarop vijf rekenvoorstellen staan niet vijf dikke, brutale vraagteekens. Drie sommen zijn al af; niet de vierde sukkelt hij. Ze luidt: Van een erfenis ontvangen f> neven ieder ?34.")!). Hoe groot is de nalatenschap, als er eerst 12 "/o successierechten van zijn betaald en de executeur van het overblijvende 2}4 "/o heeft ge noten?" Hij weet wel niet precies, wat een executeur is, maar dat is minder. Maar hij hoort in de buurt fluisteren, dat er ?20,000 uitkomt en hij krijgt een heel getal met een breuk. l loc zit dat? Hij rekent anders vrij vlug. 't Blijft duis ter. Hij wilde wel in plaats van een der neven zijn. Ha! hoe kon hij zoo dom, of liever zoo blind zijn? Hij heeft de woorden van het overblijvende" geheel over het hoofd gezien. ?20,000. Komt uit! De vijfde som bevat iets over het achttallig stelsel. Precies zijn fort: hij is thuis zelfs in het n-tallig stelsel; hij kent alle stelsels, uitgeno men dat van Linnaeus met zijn 24 klassen en dat van jJescartes. Nu, dat is te vergeven. Thans komt taal aan de beurt. Een der op gaven luidt: Geef in proza terug den inhoud van het vol gende fragment uit: Aan een lid der Kommissie voor het Staatsexamen van de Génestet." En dan volgt het fragment. liet paraphraseeren gaat vrij wel, maar bij het overbrengen van de volgende strophe schiet het gemoed van den lijder vol: Mijn kloppend hartjen in de knel, (Een zucht) Mijn boezem gansch vervaard, Mijn lichaarnslijtend zenuwstel, 't Is alles nu bedaard. (Helaas!) Maar onbedaarlijk bleef niijn drift, Mijn opgewonden gloed, Eén zenuw is mijn citherstift, (Verwondering} Eén bruisend lied mijn bloed!" ('Iwee zuchten) Met die zenuw en die citherstift wil hot niet best vlotten. Maar hij slaat er zich door als een gelukkiger Leonidas: een zenuw trilt en een cither zal ook wel trillen. Dat is het. Met de synoniemen gaat alles naar wensch tot op eens de woorden: Onverdiaagzaam Ondraaglijk Onverdraaglijk luide roepen : Uier liggen voetangels on klem men". Die examinators daar ginds zijn on ? De marteling van een examen is on ? Kon hij het maar invullen, dan was hij er en had hij meteen goede voor beelden. Nu nog een opstel: de patiënt kan kiezen uit drie onderwerpen. Hij neemt: yJ7s 't gctïj nrloopt moet men de bakens rerzetten. Dat is een echt Nederlandsen spreekwoord, bij welks verkla ring men heel wat philosophccren kan. Als de candidaat echter uiteen zetten wil, wat hij ver staat onder het verloopen van het getij", voelt hij den grond onderde voeten wegzinken en plast en spartelt hij in een zee van woorden en spartelt zoo lang, tot hij eon der bakens bereikt, zich daaraan vastklampt en weer grond voelt. Het uurtje rust, dat nu volgt, is voor sommigen eerder een uur van kwelling: zij informceren naar de uitkomsten van alle sommen en komen tot de ontdekking dat drie der hunne font zijn; of wel, zij klampen mode-slachtoffers aan en willen weten, hoe dezen de synoniemen behandeld hebben, ter wijl ze tevens de gelegenheid waarnemen, om, heel diplomatisch, aan hen de bekentenis te ont lokken, dat ze, gedurende het opkomen van 't getij", kopje-onder geweest zijn. In de namiddagurcn schrijft onze candidaat eenige bladzijden vol over eli en rloed. een zeer netelig onderwerp, want het is een heele loiirde f'orce neljos te verklaren, dooi1 welke oorzaak het water aan de van de maan afgewende zijde rijst.--Gij glimlacht V Verklaar, lezer,en ..... beken, dat ge te vroeg lach tot. Het zal verwondering baren, als wij zeggen, dat het geschiedkundig onderwerp in rijf. zegge rijf woorden flink en kort te behandelen is. maar dat onze vriend z'ich genoodzaakt ziet een opstel in optima foniin te leveren. Hij moet beantwoorden : Hoe u'ns dt' toe*hi}id I'UH oj/.s Itnid tn 16?:*? Wat korter, degelijker, duidelijker, zaakrijker dan : De toestand was zeer hachelijk. Veertien dagen zijn verstreken en in dezelfde zaal vindt ge den patiënt, terug, gezeten aan een der kleine tafeltjes in gezelschap van een dikken en een magcreu heer. De dikke is de eigenlijke examinator, de magere is dtvurskijker. Natuurkonnis is aan de orde. Do dikke hoeft voor do aardigheid een graszode meegebracht, die thans als een oaie prijkt op het geel geverfde tafeltje beeld der woestijn. De oase vertoont n boterbloem, twee madelicfjes, wat herderstasch, een beetje zuring en drie blaadjes wecgbree, Arabieren ontbreken. Tientallen candidateu zijn geheel uit de gratie van den dikken heer geraakt, als zij durfden ver klaren, dat zij nooit een bijzondere studie van de grassen gemaakt heblx n en dat ze niet van zu ring houden. Maar onze vriend steelt bet hart van den examinator en van den dwarskijkcr. als hij een Ir.vartier lang oreert over echte en valsche grassen, over de blociwijze der grassen en einde lijk het gras met volle handen over de tafel strooit: pluimgras, buntgras, botkruid, roggegras, hondstarwe, trilgras, zwenkgras, reukgras, zandhaver. De woestijn is een prairie geworden. De heeren spartelen in het gras en roepen en wenken, dat de ruif vol, meer dan vol is. Een zalig gevoel doortrilt den boezem van den jongen botanicus, die naar een ander tafeltje verhuist, waar reeds twee examinators bezig zijn hun potloodjes te punten. Slecht teeken. )e eene heer is een jolige, prettige jonge man met zeer korte, donkere haren, dikke, blozende wangen, een onderkin en min of meer buikig ; hij moet in zijn jeugd geen druiloor geweest zijn en lustig mee hebben gedaan als do studentenkamer weer galmde van het eeuwig schoone : Tn i'icat ! lörirat ! Nostrorum sanitas ! De andere zit in een stijve boord, heeft een stijven hals en een stijf been en is zoo stijf als een puritein. Vertel u eens iets van het 'Jwaalfjariq Be stand," begint de jolige, zich tot onzen candidaat wendende. Deze begint met do opmerking, dat het Twaalf jarig Bestand twaalf jaar duurde on dai in dien tijd niet gevochten werd. Niet! V" valt de stijve plotseling in, Jonge ling, gij vergist u grootelijks." De patiënt kijkt op of hij het te Keuion hoort donderen en zegt mot bevende stem: Mijnheer, bestand betcekent wapenstilstand en en er werd dus niet gevochten." Gij bevindt u op een dwaalspoor, jonkman, er werd wel gestreden en nog wel met Gods Woord." Rem ..... Contra ..... " fluistert de jolige. O-o-o, mijnheer," zegt ons vosje, na de ge fluisterde woorden te hebben opgevangen en daarna heel loos eenige seconden met gefronst voorhoofd schijnbaar te hebben ziften denken: o, u bedoelt den strijd tusschen de Jtcinoimtranten en Contra-Remonstranten.'* Nu volgt een uiteenzetting der gebeurtenissen tusschen de jaren 1609?'21, tot op eens de souffleur vraairt: Wie hadden, volgens u, gelijk in die kerkelijke twisten ?" Ik geloof do Remonstranten, want die wilder: alle menschen zalig maken. En dat vind ik nog al mooi." zegt de examinandus op vasten toon. Zouden we maar niet van dit onder werp afstappen? De Pruedeslinalie is min der geschikt voor dozen candidaat," zegt de stijve op lijzigen toon. Zoo als u verkiest, mijnheer," antwoordt de ex-student, 't is anders een rijk onderwerp: men raakt er nooit over uitgepraat." 't Zou ons te ver vocrrn. wilden wijden gchcelen loop van het mondeling gedeelte" niet geu ren en kleuren afschilderen. Genoeg zij het te zeggen, dat onze patiënt van de pijnliank wordt losgemaakt, om daarna nog een uur lang te wor den (/c/.'iifiifii; niet door do hoeren, die wezenlijk medelijden gevoelen met de arme schepsels, maar door den wreedsten van alle beulen: de, onzeker heid. Om vier uur posteert zich de concu r»:e aan de deur der groote zaal, om die heel gedienstig te openen voor elk der candidateu, die, om beurt binnen geroepen worden, ten einde een geluk wensch of een hot spijt de commissie" uit den mond van den president te vernemen. Moeten we nog zeggen, dat onze vriend slaajjt? Met een van vreugde stralend gelaat ijlt hij uit de folterkamer en roept opgetogen. Er door! Er door!" En dan. als hij de hand drukken van vrienden en vreemden ontvangen heeft, laat hij een e:crolo in den vorm van twee kwartjes in de hand van den gedienstigen Imissier achter, die wel zoo goed is, om de bewaring der vijfjes op zich te nemen. VOOR DAMES. ivfi. JUnn/.'i-i Ijiefdiidii/liKid. el. J!«JKof /ie Do Viijiiro bevat do beschrijving van een bnrduursters-werkplaats in de line des Inimeubles Industriols lo Parijs, waar voor de werksters een stelsel van betaling niet aandeel in de winst wordt gevolgd. De eigenaar heet Nayrollcs. Hij was vroeger directeur in do Parijscho ateliers van een dei groote fabrieken in de Noordelijke provinciën. Na ocnige jaren van voorspoed, bemerkte de directeur dat do zaak in bloei afnam. Do be stellingen kwamen minder talrijk, en terecht, want de werks'crs maakten met steeds minder ijver haar oude modellen na ; het geachoveenle en nieuwe ontbrak er steeds meer aan. X.iyrolles bedacht toen iets anders. Hij nam zijn ont slag on koos uit de verschillende werkplaatsen, Partij gespeeld op het schaaktournooi van den Nederl. Schaakbond te Amsterdam, van ll> Sopt' 1878, door de heeren: J. J. Vcraart. L. Benima. Wit. Zwart. l e2 c4 2 d2 (14 3 c4 X df> 4 f l dB i 8 i) 10 11 12 1:5 14 l f) n; 17 18 l!) 20 21 o cl hl c2 d2 d.", f,'! (14 dl al c4 f 2 (14 c.'i dl c7 cli d7 df, eG X <!'"> 08 eG h7 - h(> f'8 dG c7 cll «8 f G o5 er, S'1 dl d4 d.'i f 4 dG do eG o g8 (18 b7 f 7 hl h7 c4 cl o e5 h 7 h« e7 b5 ff, all dG b4 d,", l (8 .foimeert.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl