Historisch Archief 1877-1940
F. 661.
DE
AMSTERDAMMERA°. 1890.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 23 Februari.
Abonnement per 3 maanden ?1.125, fr. p. post ? 1.27'
Voor Indie per jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrygbaar . . . 0.10
Advertentien van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel _ 0.40
I N H O D Dl
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON: Blonde Saar, door Leo Ter A., I. KUNST
EN LETTEREN: De Schouwburgbrand te Am
sterdam. Het tooneel te Amsterdam, door Fr.
Marianne, een nieuw blyspel van Adolf
Wilbrandt. Muziek in de hoofdstad, door Von
Broeken Fock. De expositie-Danbigny in
Pulchri", door W. v. T. Aanteekeningen Schilder
kunst, door V. Hoe een bekend liedje in de
wereld kwam, door Herman Bogaerd-Ledeganck.
VARIA. MILITAIRE ZAKEN:
Verwondingen door de nieuwste soort van geweerkogels
toegebracht. SCHAAKSPEL. uit het leven
eener balletdanseres. (Sloti. Voor Dames, door
E-e. ALLERLEI. INGEZONDEN. RE
CLAMES. BEÜRSOVERZICHT. ADVER
TENTIEN.
Van verre en van nabij.
De rescripten van keizer Wilhelm blijven
het hoofdonderwerp uitmaken van de be
schouwingen in en buiten Duitschland. In
den regel is men hoffelijk genoeg, om aan de
bedoelingen van den keizer recht te laten
'wedervaren, maar tevens laat men het volle
licht vallen op de groote moeielijkheden, die
aan eene internationale regeling der
arbeidersbescherraing verbonden zijn.
Met veel sympathie worden de rescripten
besproken door de Italiaansche pers. die er met
zekere voldoening op wijst, dat ook koning
Umberto in zijne laatste troonrede de nood
zakelijkheid heeft aangetoond om van staats
wege meer dan tot nu toe voor de arbeidende
klasse te doen. De organen der linkerzijde
betoogen, dat het vrije Italiëmet zijne libe
rale instellingen niet achterlijk mag blijven
wanneer het goede voorbeeld wordt gegeven
door het hoofd van een conservatieven, om
niet te zeggen reactionnairen staat zooals
Duitschland. Wat de moeielijkheden betreft,
brengt de Tribuna in herinnering hetgeen voor
geruimen tijd op de internationale conferentie
van het Roode Kruis te Genève is geschied,
waar men onder anderen overeenkwam om het
gebruik van springprojectielen voor geweren te
verbieden. «Wij beoorlogen elkander tegenwoor
dig met autonome tarieven en differentieele
rechten", zegt het Rqmeinsche blad
»maar de onbeperkte arbeidstijd, de kinder
arbeid, de arbeid in fabrieken, die schadelijk
zijn voor de gezondheid en het leven, zijn
immers ook explodeerende stoffen, van welker
gebruik ieder afstand behoorde te doen?" De
heer Crispi moet zich over de plannen van
keizer Wilhelm reeds zeer gunstig hebben
uitgelaten.
In Engeland_is de stemming tamelijk koel.
Bij allen lof, dien de bladen van de meest
uiteenloopende richtingen den keizer
toezwaaien voor het door hem genomen initiatief,
vindt men toch overal de overtuiging uitge
sproken, dat deze »grootsche daacT' eigenlijk
in de eerste plaats eene verkiezingsmanoeuvre
Feuilleton.
BLONDE SAAR.
(Herinneringen van een oud-student}.
DOOR
LEO M. TER A.
>Ze is geëngageerd l geëngageerd met een
officier! O tempora! O mores! o blonde
Saar t"
En ik, die toch zeker recht had dit wat
eerder te vernemen, hoorde het pas op den
dag dat het publiek werd... van een vreemde.
Dat was wellicht wat me 't meest trof, ik ge
loof' het ten minste, maar het kan ook wel
zijn, dat het feit zelf me zoo deed ontstellen.
O. 'k herinner mij dien ochtend nog zoo
duidelijk!
? 't Was bij Knaap, mijn goeden barbier, dat
de tijding tot me doordrong, en 'k verpletterd
neerzonk met een gevoel of me zoo juist het
«dolet facultas" was toegevoegd. DSdr, op den
biezen stoel voor me, zat Jan Park, een der
studenten van het vorige jaar, en hem werd
het nieuwtje meegedeeld door een
dispuutgenoot, die het bij wijze van groet gebruikte.
» Hei-je 't gehoord van blonde Saar?" klonk
het somber, of haar 't grootste ongeluk ter
wereld overkomen was »hei-je 't gehoord ?"
»Ziek ?" informeerde Park, op gevaar af een
snede over het met zeepsop besmeerde gelaat
te bekomen, »erg?"
«Dilt niet bepaald. Geëngageerd \"
«Ben je dol ? Met wien ?"
*Met een officier van de genie: Berkefeld
is- Duitschland zoo redeneert de Times
is op het punt der arbeidersbescherming nog
zeer ten achter.
Als de keizer maar niet had gesproken van
de beperking van den arbeidsdag voor vol
wassen mannelijke werklieden, dan zou er
onder zijne desiderata eigenlijk niets zijn, wat
de Engelsche werkman niet reeds sedert lang
heeft verkregen. Dit eerste punt van het
programma dient weg te vallen, als men de
kans om het overige te verwezenlijken niet
geheel wil opofferen. De Times vreest echter,
dat de pogingen van den keizer zullen mis
lukken en dat de sociaal-democraten hem
zullen toevoegen : «Gij hebt het op uwe manier
beproefd en zonder succes, thans is de
beurt aan ons."
In Frankrijk was de stemming ten opzichte
van de rescripten eerst hoogst ongunstig, maar
de nationale antipathie, die een aantal Diaden
aanvankelijk tot afwijzing der uitnoodiging
deed concludeeren, is langzamerhand naar
den achtergrond gedrongen door verstandiger
overtuiging. Het Journal des Débats spreekt
op waardeerenden toon over de bedoelin
gen van den Keizer en is van oordeel, dat
de republiek hare instemming moet betuigen
met de grondgedachte der conferentie, doch
dat zij, eer zij een definitief antwoord geeft,
volkomen bekend moet zijn met de bijzonderhe
den van het programma der conferentie. Het
conservatief-republikeinsche blad noemt het
kloeke optreden van den Duitschen keizer
tot oplossing der arbeiders-quaestie de merk
waardigste internationale gebeurtenis, die
sedert langen tijd heeft plaats gehad. Het
feit, dat de keizer vervuld is van zijn sociale
taak en bezield door den wensch om haar te
vervullen, kan hem slechts tot eer strekken.
Zal nu de regeering der republiek zijn uit
noodiging aannemen? Het tegendeel is nau
welijks denkbaar, want Frankrijk heeft zich
steeds bezig gehouden met arbeidersvraag
stukken en het zou reeds daarom niet kun
nen toestaan dat die vraagstukken op eene
internationale conferentie zonder zijne mede
werking worden behandeld. Maar de kei
zer heeft juist geen bescheiden programma
opgesteld; de maatschappelijke en econo
mische vraagstukken, die hij ter sprake
wilde brengen, zijn even talrijk als veelom
vattend. Elke regeering moet dus in de eerste
plaats door Duitschland nader worden inge
licht, en zich dan overtuigen, of de andere
regeeringen willen medewerken. Niet onaardig
brengt de Frankfurter Zeitung naar aanleiding
van dit laatste voorbehoud, waarop ook de
Temps grooten nadruk legt, het oude liedje
in herinnering: «Hannemann, geh, Du voran,
Du hast die grössten Stiefel an." Als er
van de zaak niets komt, zal ongetwijfeld
iedere regeering zich vrij van schuld pleiten
en zich achter eene andere trachten te ver
schuilen.
Eene verkiezingsman oeuvre is de openbaar
making der keizerlijke rescripten herhaaldelijk
genoemd. Is die voorstelling juist, dan wordt
daarmede klaarblijkelijk bedoeld, dat de kei
zer de sociaal-democratie met het
staats-sociaof Berkeloo, weet ik veel. We kregen de com
municatie zoo even aan 't ontbijt, maar ze
moesten het thuis al lang geweten hebben, 't
was dus alleen voor mij een nieuwtje, en wél
een om opgekikkerd te worden."
Wat ze verder zeiden of deden bleef me
onbekend; 'k weet niet meer wat er om mij
heen voorviel, tot Park, geschoren en wel,
me bij den arm nam en mee naar buiten
voerde
»Hei-je gevuifd, vriendje? Wat zie je er uit!
groen, op mijn woord; ga mee dan breng ik
je even thuis. Niet? Moet je geschoren ? Niet
noodig hoor, dat kan best nog een weekje
zoo zitten blijven : geen mensch zal 't zien,"
en lijdzaam liet ik me yoortduwen.
Op mijn kamer gearriveerd, viel 'k versla
gen neer op de oude, harde kanapee, en bleef
langen tijd in de treurigste overpeinzingen
verzonken, of in wanhoop de dotjes
paardenhaar, die nieuwsgierig door het chitsen over
trek gluurden, naar buiten halend en gedach
teloos rondstrooiend.
«Blonde Saar geëngageerd ., met een
militair!" 't Was haast niet te gelooven Hoe
anders had ik mij alles voorgesteld ! Wat al
plannen gemaakt en luchtkasteelen gebouwd,
die nu op eens verijdeld werden en als
kaartenhuisjes ineenstortten.
Z ij was de prikkel tot werken geweest, en
als op sommige minder opwekkende colleges
de gedachten wel eens wilden afdwalen, was
't de herinnering aan haar die tot oplettend
heid aanspoorde, terwijl zij zelve als loon
voor al het arbeiden, van uit een verwijderd
verschiet scheen toe te wenken : «Houd moed l"
En wat had ik al niet voor en door haar
geleden !
Nooit strompelde ik later dan klokslag twaalf
de steile trap naar mijn kamer op, tot
uur
groote verwondering der ploerterij, die zoo iets
lisme heeft willen bestrijden. Terwijl wij dit
overzicht schrijven, is de uitsla? der verkie
zingen voor den Duitschen Rijksdag nog
slechts ten deele bekend, maar dit weinige
bevestigt reeds de voorspelling, dat het aantal
sociaal-democratische kiezers op eene voor de
zoogenaamde «partijen der orde" hoogst on
rustbarende wijze is toegenomen.
Graaf Julius Andrassy, de Hongaarsche
staatsman, die den vorigen Dinsdag is over
leden, was in vele opzichten een merkwaar
dig man. De leer dat men om iets te kennen
het eerst moet hebben geleerd, was op hem
slechts in zoo ver toepasselijk, als men de
leerschool des levens op het oog heeft. An
drassy was geen man van studie en geen man
van routine; hij rekende op zijn natuurlijk
gezond verstand, zijne gevatheid, zijne vlug
heid van begrip, zijne handigheid in den om
gang, en de uitkomst heeft hem zelden be
schaamd. Natuurlijk is voor een politicus,
die het volgen van den traditioneelen weg
zoo zeer versmaadt, eene zekere mate van
genialiteit onmisbaar, die Andrassy onge
twijfeld bezat. Zijn invloed op de lotgevallen
der Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie en
zelfs op die van Europa is zeer belangrijk
geweest. Het tot stand komen van den
Ausgleich, het compromis tusschen de
Cisleithaansche en de Transleithaansche helft der mo
narchie, was grootendeels zijn werk. ofschoon
de grondslagen dier overeenkomst door Franz
Deak waren gelegd. In 1870 wist hij te bewer
ken, dat Oostenrijk, in strijd met het ad
vies van graaf Beust, in den
Fransch-Duitschen oorlog neutraal bleef, hetgeen de latere
nauwe aansluiting bij Duitschland mogelijk
maakte. Tevens gelukte het hem ook met
Rusland betere betrekkingen aan te knoopen,
waarvan de bekende alliantie der drie keizers
het gevolg was. En toen in 1877 de oorlog
tusschen Rusland en Turkije uitbrak, bood hij
weerstand aan het verlangen der Hongaarsche
chauvinisten om de laatstgenoemde mogend
heid -ter hulp te komen; Oostenrijk's neu
traliteit werd op het Congres te Berlijn
beloond door het verlof o.m Bosniëen de
Herzegowina te bezetten. De verhouding met
Rusland was er na het congres van Berlijn
niet beter op geworden, »La Russiene boude
pas, elle se recueille" placht Gortschakoö' te
zeggen, een vriendelijk woord voor eene zeer
onvriendelijke stemming bezigend. Daarom
besloot Andrassy zijne werkzaamheid als mi
nister van buitenlandsche zaken der Oosten
rijksch-Hongaarsche monarchie, door in Sep
tember 1879 met den heer Von Bismarck te
Weenen deDuitsch-Oostenrijksche alliantie te
sluiten, die nog steeds aan de internationale
politiële van het tegenwoordig Europa haar
eigenaardig karakter geeft Onmiddellijk
daarna trok Andrassy zich uit het politieke
leven terug: maar wat hij als staatsman
heeft gedaan, is meer den genoeg om zijne
nagedachtenis in zijn Vaderland in eere te
doen blijven, ook bij hen, die tot zijne poli
tieke tegenstanders behoorden.
van hare vroegere kommesaaltjes zeker niet
gewoon waren ; en al drong men in de kroeg
of waar ook, nog zoo hard, een beetje te blij
ven aanpappen, gedachtig aan Saar, die»niet
van jongelui hield, welke laat thuis kwamen"
rukte ik me telkens moedig uit de vroolijke
omgeving los
Als de jolige sterretjes me dan vriendschap
pelijk, op de eenzame wandeling huiswaarts,
toelachten, schenen ze zoovele boden van haar
te zijn, die hun tevredenheid te kennen gaven
door zoo helder mogelijk te flikker?.
En dan die vroege colleges bij haar vader!
Wat doet men al niet om bij een professor
in een goed blaadje te komen, als je hem
niet alleen met het examen, maar ook daarna
noodig hebt.
Hoe trouw verscheen ik, zelfs met het
onstuimigste weer, trots sneeuwjacht eii storm,
al snorde mijn kachcltje ook nog zoo verlei
delijk, en poogde het theewater, door het gon
zen der fraaiste deuntjes, de gedachten van
alle mogelijke colleges ter wereld af te
houden.
Wat me vervolgens zeer ter harte ging, was
zeker 't geleidelijk wegschenken van al mijn
mooie oude munten aan haar broer, een ake
lig pedant kereltje, wat ik soms vrij wat liever
een flink pak ransel had toegediend dan zoo
te bederven. Maar zijn vriendschap was
van onschatbare waarde en dit begrijpende,
scheen hij er den meestbiedende mee te ver
eeren.
Als zijn vriend had ik kans van tijd tot
tijd bij professor ten eten gevraagd te worden,
en na eens (om ook op dit punt met Saar te
te sympathiseeren) verklaard te hebben dol van
groenerwtensoep te houden, was ik al drie
maal hierop geïnviteerd. O tempora ! o mores!
Houdt u van groenerwtensoep ? Ja ? Nu, 'k
wil graag gelooven dat het voor liefhebbers
Kunst en Letteren.
DE SCHOUWBURGBRAND TE AMSTERDAM
»Op den 20en Februari 1890, des morgens onge
veer ten O ure, werd brand ontdekt in den Stads
schouwburg, op 't Leidscheplein te Amsterdam,,
en niettegenstaande de voortreffelijk ingerichte
brandweer met loffelyken spoed aanwezig was
en alle pogingen aanwendde om den schouwburg
te behouden, werd h-ij binnen weinige uren ge
heel in de asch gelegd"
Dit feit zal de hedendaagsche historie-schrijver
boekstaven en aan onze nazaten mededeelen;
vermoedelijk zal hij er nog bijvoegen:
«Het was de tweede maal dat in Amsterdam
de stadsschouwburg een prooi der vlammen
werd, waut in het jaar 1772, op den Hen Mei,
brandde de oude schouwburg op de Keizers
gracht tot den grond toe af en maakte plaats
voor het R. C. Armenkantoor, in welks voor
plein men cog den voorhof van dr. S. Coster's
academie herkent.
Even na half negen ure, tijdens de voorstel
ling van »De Deserteur", door de Vlaamsche
operisten gegeven, ontdekte men brand op het
tooneel. Het vuur greep met woedende kracht
om zich heen en de vlammen stegen met zoo
veel hevigheid omhoog, dat eenige
Waterlandsche dorpen min of meer verlicht werden en de
rosse gloed zelfs aan de Friesche kust kon
worden gezien. Zestien personen vonden bij
deze ramp den dood."
Gelukkig heeft de tweede Amsterdamschen
schouwburgbrand geen persoonlijke ongelukken
veroorzaakt, maar met verslindend geweld heb
ben de vlammen alles wat niet van ijzer of steen
was vernietigd; kostbare décoratiën en ameu
blementen, kleederen, bibliotheek, muziek,
requisiten, oudheden en zelfs de toiletten en kostumcs
der artisten, werden verteerd door de vlammen,
die men eerst tegen den avond geheel meester
werd."
Alle dagbladen hebben min of meer uitvoerige
beschrijvingen gegeven van den brand, van de
verliezen, daardoor geleden en van den
oogenblikkelijkeu toestand van den schouwburg,
zoodat wij in ons Weekblad slechts zouden kunnen
herhalen wat iedereen reeds las.
Wij willen daarom liever voor een oogenblik
de vraag stellen: Zal men den schouwburg
herbouwen, wie zal dat doen en uit welke mid
delen ?"
De stad had het thans afgebrande gebouw
tot vóór 2 jaren nog verzekerd, en, jammer genoeg
nu niet meer, daarom zal, wanneer er een
nieuwe schouwburg wordt gebouw*!, de beurs
der belastingschuldigen duchtig moeten worden
aangesproken en voorzeker zullen zich dan
van verschillende zijden stemmen tegen den her
bouw verheffen. Onze goede stad heefc in de laat
ste jaren het tooneel inderdaad stiefmoederlijk
behandeld, immers, subsidie was en bleef voor
het tooneel" een vrome wensch en pacht" het
eenige parool dat den tempel der Muzen voor de
priesters en adepten ontsloot.
iets verrukkelijks is, maar als je er niet van
houdt is 't om te rillen. Als kind kon ik de
lucht er van al niet verdragen en nu .... at
ik het driemaal. Drie maal! brr!
Nog zie ik die kolossale terrine met -de
blauwe randen en ruik de zoo gehate
erwtensoeplucht, die er uit opsteeg, als mevrcuw met
den zwaren zilveren lepel er eerst wat in
rondroerde, om vervolgens onze bijzonder
groote en diepe borden tot den rand te vullen.
Tot den rand! 't Koude zweet brak me reeds
uit als ik mijn lepel maar aanvatte, met het
vaste plan me dapper door dien groenen brij ?
berg heen te slaan. Helaas! die ijver vermin
derde al spoedig na de drie of vier eerste
scheppen. Vermoeiend eten dat het was! Wel
driemaal slikken voor ieder hapje: dan maar
fauw weer een stukje brood Bah! wat een
ost. En dan te zien hoe de borden der ove
rigen al leeger en leeger werden, terwijl het
mijne nauw merkbaar verminderde: ik ge
loof niet in 't zweetkamertje ooit zoo benauwd
te zijn geweest.
Daarenboven moest je den gastheer nog een
verrukt en dankbaar gezicht toonen, met alle
aandacht naar mevrouw's verhalen over do
minees en flanelletjes luisteren, en, terwijl
zoonlief propjes beduimeld brood in de brij
massa mikte, bij de aangebedene het beste
beentje voorzetten!
«'t Schijnt je niet erg te smaken," plaagde
ze dan, haar tweede portie beginnend en een
spottenden blik naar mijn nog meer dan half
gevuld bord werpend.
«Niet te smaken ?" met ge waande verbazing,
de oogen ten hemel, «juffrouw, u spot."
»Ter A geniet elk hapje, Saar, elk hapje
afzonderlijk," verdedigde de professor, terwijl
ik in doodsangst den lepel afweerde, waarmee
mevrouw me «nog een warm schepje er bij'.
wilde toedienen. En bij het laatste hapje
ge