De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 23 februari pagina 2

23 februari 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 661 *. Wellicht heeft de oude tijd aan die zuinige kunstopvatting wel schuld; het verleden was ook Booit rooskleurig, Toen in 1774 de nieuwe schouwburg, waarvan loowel de bouw als de tooneel- en zaalversiering schatten gelds hadden gekost, was geopend, werd in het 20-jarig tijdvak van 1774?1793 door de stad nagenoeg ? 300.000 verloren; daarom begloot men de exploitatie voor eigen rekening (1795) te nemen, 't Gaf evenmin voordeel en dus verhuurde men in 1811 den schouwburg aan Snoek en Majofski met mevr. Wattier Siesenis. Ook die verhuring schonk geen goede uitkom sten zoodat in 1840 de exploitatie weder door de stad werd opgenomen. Nogmaals was er een nadeelig saldo en andermaal beproefde men het met verhuring. Vijf jaren lang was Engelman huurder-direc teur ; daarna Marten Westerman en J. E. de Vries. In 1852, na 't overlijden van Westerman, bleef de Vries alleen directeur, tot dat de Raad hem met ne stem meerderheid, in 1859 de ex ploitatie ontnam, om die te doen waarnemen door Roobol en jasink. De Vries vertrok naar Rotterdam en nam al de eerste artisten met zich mede; daardoor werd de toestand van Tjasink, die te vergeefs in Peters een steun had gezocht, onhoudbaar en zag hij zich genoodzaakt de directie op te geven. In datzelfde jaar 100 jaar na het verbranden van den ouden schouwburg, werd tot de verbou wing van den Stadsschouwburg besloten, voor namelijk op aanhouden van Jan Hilman, Herman J. v Lennep, burgemeester den Tex en Abraham Willet, allen sedert overleden. In 1872 werd de eerste steen gelegd van het gebouw dat door den aannemer v d. Kleij werd gebouwd naar plannen van de stadsarchitecten 3e Greef en Springer. Anderhalf jaar later had de feestelijke opening plaats, op 2 Febr. 1874, met een zinnebeeldige schets", opgeluisterd door Tableaux Vivants en gevolgd door Glanors uitgaan" (tooneelspel). Sedert heeft de Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsen tooneel" iu de laatste jaren be houdens een kleine pauze waarin de firma Albregt en van Ollefen vruchteloos beproefde om geld uit de Kunst" te slaan met betrekkelijk groote verliezen den schouwburg op het Leidsche pleiu geëxploiteerd, totdat uu op 20 Febr. 11. de overmacht der catastrophe haar van alle ver bind tenissen ontsloeg. Alle artisten en beambten zouden daardoor plotseling in groote verlegenheid zijn geraakt, indien de Vereeniging, den naam Koninklijke" zich waardig toonend, niet aan alle leden van haar personeel, die dat zullen verlangen, een maand voorschot tot aanschaffen van nieuwe toiletten enz. enz. had aangeboden, terwijl door haar alle verbindtenissen zullen worden gehand haafd. Dat goede voorbeeld moge navolging vinden bij de beschreven vaderen, die over den weder opbouw van den kunsttempel te beslissen hebben. Zal de schouwburg herbouwd worden ? We hopen het, niet geheel ous hart! Sedert 1772 zijn meer dan honderd jaren verloopen en onze vroede vaderen bewezen zeker kinderen hunner eeuw Ie zijn, maar tnch zullen er zonder twijfel onder hen ook mannen zijn met gemoedsbezwaren, tegenstanders van »het too neel"; och! dat die eens de moeite namen om te lezen wat M. Kalff, in zijn Amsterdam in praat jes en plaatjes, blad-xijde 105, uit authentieke bron mededeelt: ^Nauwelijks waren de eerste oor/e nb! i h-ken rnn smart en ontroering, door den noodlottitien schouwburgbrand (in 1772) teweeggebracht, ersireken of dichters en rijmers (jicjicn naar het speeltuig om het onheil te bezingen. Het waren echter niet xooxecr rowcklafliten die hunner sna ren ontvloeiden, als irel vreugdezangen, of liever hatelijke ontboezemingen jegens de roorstanders Van het tooneel Thans dus heette het, u-as duidelijk gcble/:en, dat 's Hemels negen niet op <lc':c wereklsehe stichting l;on rusten. De toorn der Voorzienigheid liad xieh geopenbaard door die onheilbrsngsnde vuurtongen." Wee .' derhalve de.n vermetele die 'tx-ou wagen, haar andermaal de beschermende hand te bieden! Dan, Amstels beschreven traderen lieten ;,ieh door die wanklanken niet tan de 'trijs brengen .'.. ." voelde ik me gewoonlijk zoo zenuwachtig en akelig, dat het me wel eens toescheen Saar's zóó gewenschte nabijheid toch wat duur te moeten koopen. En .... al dat lijden, wat had het gegeven? Zoovele opofferingen voor niet! Hoe menig genotvol uurtje op de kroeg gemist! De maag bedorven door die afzich telijke brij ! Verdwenen waren al mijn mooie munten! Verdwenen alle hoop op Haar! En dat ik toch werkelijk eerst eenige kans beze ten had: 't was ontegenzeggelijk. Al wezen de ouderen er ook spottend op dat zij dricen-twintig jaren telde, terwijl ik pas achttien ?was. Onzin ! wat geeft vijf jaartjes. Die daar op ziet is een kniesoor, en wat we ook waren, dat zeker niet. Had ze me niet duidelijk de voorkeur bo ven zoovele anderen getoond ? Het cotillon insigne in mijn tafellade kon er van getui gen Gaf' ze zich niet aan mijn geleide over op dien avond van't concert, toen er zich voor dit eerepostje minstens zeven candidatcn op deden? Hield ze niet altijd een dans voor me beschikbaar, en verklaarde nog 11. Zondag, Leo ontegenzeggelijk den mooisten naam ter wereld te vinden'/ Hoe werd ik weleer geplaagd en benijd door minder gelukkige studiebroeders ! En nu!?.... Wat al bloemen had ik haar niet gezonden! Tweemaal haar waaier geplakt, driemaal wol uit den Haag meegebracht en _éns, op een muziekavondje, een quatre-mains met haar gespeeld. Hoe menig aardig duitje aan zekere rleschjes uitgegeven, waarvan de inhoud bij mijn bovenlip terecht kwam (helaas! nog zonder gevolg!) en wat al sierlijke dassen aange schaft ! Wat stelde ze niet een belang in mijn Dit laatste nu xtj lieten xich niet van de wijs brengen hopen wij te kunnen zeggen van onze vroede vaderen die, ruim honderd jaar later levend dan hun voorgangers, ook zeker honderd jaar verder vooruit zullen zijn in breedheid van denken en opvatting. Wanneer het initiatief door »de Stad" genomen en krachtige hulp van particuliere zijde wordt verleend, zal zeker uit de asch op 't Leidscheplein een Phoenix verrijzen ; een schouwburg naar de nieuwste eischen des tijds ingericht, brandvrij gebouwd en waarin aan »de tooneelspeelkunst", waarvoor tegenwoordig zooveel wordt gedaan, waarvan zooveel mug worden geëischt en ge hoopt tot ontwikkeling en beschaving van 't volk, in den ruimste zin des woords gastvrijheid wordt verleend. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. 's Koning s verjaardag. Slechts in twee onzer schouwburgen werd de 19e Februari in meer of minder mate feestelijk gevierd: In het Grand Tlu-atre in de Amstelstraat werd het succes-stuk de Jonge garde ver toond, en was aan het slot een apotheose toe gevoegd. Op den achtergrond van het tooneel werd bij het einde van het stuk een groep zichtbaar, be staande uit vertegen woord igers der onderscheidene wapens van het Nederlandsche leger, die een persoon, Z. M. den Koning voorslellende, salu eerden. 'L. M. werd door de Nederlandsche maagd ge lauwerd, en oudertusschen werd de groep begroet door al de uhlanen, kurassiers en huzaren van de Jonge gane, ten tooneele aanwezig. De voorstelling reeds zoo aantrekkelijk door al die fraai gecostumeerde Duitsche krijgslieden, won nog door deze bijvoeging, met het spelen van het Wilhelmus en het verlichten met bengaalsch vuur. Ook in den Stadsschouwburg werd het slot der voorstelling gevormd door een apotheose. Hier werd een gevecht voorgesteld van het dappere Indische leger met Atjehers, terwijl links en rechts bekende generaals geplaatst waren. Daar achter stonden borstbeelden van het konink lijk gezin, omgaven door groen. De heer Sclmltze sprak een gedicht uit. Den heeren de Leur, Grader en Pereira, die deze zameustelliiig ontworpen hadden, komt alle lof' toe, en het publiek, voor het grootste gedeelte bestaande uit onderofficieren en korpo raals der d.d. schutterij, juichte de apotheose luide toe. Tot onzen spijt moeten wij zeggen, dat het publiek niet talrijk was, en dit scheen invloed te hebben op den indruk, die het tooneelspel maakte. Het is iedereen bekend, hoe een stuk meer schijnt te pakken in een volle zaal. Een glim lach schijnt zich bij een publiek, dat alle rangen bezet ziet, eerder voort te planten; een samen voeging van veler aandoening schijnt een giooter indruk te maken. De terugkomst van den Koloniaal is een oor spronkelijk tooneelspel in drie bedrijven van d? heer D. M. Maaldrink. Kr wordt in voorgesteld een jongeling, student, wien het door de vele schulden, die hij g<-ma.akt heeft, niet mogelijk was zijne studiën voort te l zetten. Een vritjwi zij'js vaders helpt. De jonge man gaat naar Indiéen komt als officier van het O. I. leger terug. Het eerste bedrijf begint met ons in te leiden bij de personen die hem verwachten. Daaronder is het meisje, dat hij eens hoopte zijne echtgenoote te mogen noemen. Nu is zij echter verloofd met den bejaarden vriend, die hem eens zoo krachtig hielp. Doch er is ecu raadsel. /ijne schulden bedroegen /' 3000, en de vriend hielp met f 80.000. Waar zijn die / 27,000 ge bleven. Is de vriend oneerlijk geweest, of de in middels overleden vader 1J Ziehier wat lang duister blijft. Keu oude brief heldert alles op. De vader van den officier heeft ? iSOOOO ontvan gen, doch had zelf het surplus noodig vooreigen zaken. Uc zoon blijkt dus niet zulk een door draaier te zijn geweest als men wel dacht. Het jonge meisje bedenkt dit ook, en getrouw aan familie: zusters,tante en nichten, zelfs in mijn peetoom, Mijn peetoom, Leo van Bcrkcloo, officier bij de genie Maar bij Jupiter! Wat ver telden ze ook weer van een van Berkclveld of' Berkeloo ? Neen, dat moest een vergissing zijn : oom Leo was al zoo halt' en half' ver loofd, in de korstvacantie al ; met wie, dat | zou pas met Februari publiek worden, en was j zelfs voor mij geheim gebleven. Een blik naar i het «Leidsche Dagblad": 2 Februari! { Daar ging m' een licht op .... Oom Leo, oom^Leo, neen dat is afschuwelijk ! . .. . Was om uwentwil al die belangstelling in mijn persoon ! Om uwentwil werd ik vertroeteld, terwijl ik meende.... O, alleen in de studie zou ik vergetelheid vinden ! Kon ze me niet liefhebben, achting zou ik haar afdwingen, en ten spijt alle teleurstel ling ondervonden, voortgaan haai' vaders vrofge colleges trouw te bezoeken, en, een maal zelf' professor, mijne dochters ten streng ste verbieden ooit niet anderen dan met stu denten te dansen of te i rouwen. Maar neen ! daarover behoefde ik geen angst te hebben : al mijn kans op een huwelijk was verkeken : .... blonde Saar was geëngageerd. ?-Veel geluk gewenscht mot je aanstaand tantetjo ! Kerel, wat ben je een Zondagskind!" en Jan Verkaai, die onopgemerkt was binnen getreden, maakte me dooreen gevoeligen slag op mijn schouder, met zijn tegenwoordigheid bekend, 't Nieuwtje was ook hem niet bepaald naar den zin geweest; ook hij meende, zooals velen onzer (o dwazen!) altijd een streepje bij de jonge dame te hebben vóór gehad. ^Duivels, ter A. een gemcenc streek van je, ons niet eens op de hoogte gebracht te hebhet »et l' on revient toujours", etc. keert zij tot den jongen krijgsman terug Het stuk eindigt eenigszins vreemd door de bijgeschoven apotheose. Wij zouden het nog wel eens willen zien vertoonen, afgescheiden van een feestdag, van Bengaalsch vuur, fanfares, volks liederen, enz. Doch wanneer? Doch waar? Door wie? Ziedaar, drie vragen ontslaan uit het groote verlies dat de hoofdstad geleden heeft in het afbranden van den stadsschouwburg. Arme, oude kast van het Leidscheplein, trots van Jan Hilman ! In anderhalf uur tijds heeft een vuurzee engelenbak, loges, tooneel, foyer, kortom het geheele g;-b<>uw vernield. Alleen de zijmuren met de zuilenrijen staan nog. Mijne herinneringen gaan niet zoo heel ver. Ik heb alleen den vernieuwden schouwburg ge kend, den schouwburg van de laatste zestien jaren. Doch hoe zal die toch nog gemist wor den. Waar zu'len wij nu neergaan om ijsbreeht van Am stel met de bekende armbeweging te hooren beginnen : Het Hemelsche Geregt heeft zich ten langen leste" ... .; waar zullen wij nu Kloris en Roosje op zoo onnavolgbare wijze bruiloft zien vieren en Krcl'.s en Elsje hooreu zingen : »Goe'n avond, mijn allerliefste roosje", en wat er verder volgt, Hoe vinden wij een zaal terug, z^o voldoende aan alle eischen van akoustiek, al kan men een andere bouwen even keurig en nog geriefelijker, met ruimer gangen en beter trappen. Hoe zal het gaan ? Zal ook hier het woord van Engel Rafuël waar blijken: »Zij zal met grooter glans uit asch en stof ver rijzen...." Dan zouden wij den treurenden artisten toe willen roepen: »O! Gijsbrecht, zet petroost uw schouders onder 't Kruis, U opgeleid van God. 't Is al vergeefs dit huis . Vercladigcl...," O, wat zijn hier ook een schatten verbrand. Wnt onherstelbaar verlies is hier geleden aan het decoratief, aan de weivoorziene bibliotheek, aan muziekpartituren en aan portretten. Een gebouw kan men weder oprichten, maar de vruchten van jaren arbeids gepresteerd door opeenvolgende geslachten , het is alleen ver gund er een woord van herinnering aan te wijden. Hoe goed is het te begrijpen, dat artisten, die op dit tooneel de beste jaren van hun leven hadden zien voorbijgaan, die hier getreden waren in het voetspoor hunner voorgangers, die hier hun practiscbe opvoeding hadden gekregen, bij het aanschouwen der ruïne .-tonden te weeueu. Doch er is nog iets. Hun werkplaats is niet alleen vernield, hun werkkring ook. Deze force inajcnre ontbindt alle contracten. En daar staan ze nu, mannen en vrouwen, dezen nog jong, anderen in het krachtigste van hun leven, met ijver en talent; zij weten voor het oogenblik niet waarheen. Het besluit moet genomen zijn in den Planlageschouwburg v. Lier, in den Parkschouwburg of in het Paleis voor Volksvlijt voorlopig voor gezamen lijke rekening op te treden. Hierop weusch ik mijne lezers aandachtig te maken. Moge, als zij weder in Amsterdam optreden, die nrtisten van de l\on. Vereeniging He' Fedrrlandxi'h T'-.onecl. het publiek bewijzen dat wij ze wnardeeren en dat v. ij hun onze deelneming wil len toonen bij liet verlies van hun huis. In den Salon des \'ariétJ* zal eerlsng ver toond worden II; lieii iils r>ry.'irit, blijspel van J. Manr.oury. De vierde «bonnemeiiip-voorstelling in denzelfdou schouwburg zal bestaan uit de vortooni'ig van Jtonnri Diana, blijspel in 4 bedrijven, van den Spflanschan schrijver, Moneto, naar de Iloogdtiib-ehe bewerking van C. A. West (Sehreyvogel) metrisch vortaaid door W. G, Xienwenkamp. FE. MARIAXNE. l Een nieinr Mi/sjirl ra» APOLF WtusRAxnT. ! Onder do Duitsche blijspel- en dramndichters, | wier producten over de grenzen niet zeer ge ben. Je bobt hot toch zeker al lang geweten: 't is toch je oom !'' «?Natuurlijk wist ik dat hij verloofd was, \ doch mocht me er nog' niet over uit laten" en mot oen gezicht zoo onverschillig mogelijk, ? poogde 'k het »(!audcanms1' te fluiten. ! Vcrkaa; zat hierop een kwartiertje voor zich liccn te brommen, waar ik in alle stilte hartelijk mee instemde. Dan maakte hij zich gereed naar collogo te gaan. on, viel 't hem op. dat ik er niet bepaald zoo gelukkig uit zag als iemand, die pas zoo'n buitenkansje (stel je voor!) ten deel was gevallen. j -Waarachtig, Leo, je bent ziek !'' _ __ : »Neen, dankjo; alleen er-re1 pijn: kiespijn. vat-je? Van nacht niet. geslapen, snap-je ?Ande.rs volman!;! in orrle," on oen loohjko grijns, die voor glimlach door moest gaan. deed hom veronderstellen, dat ik zoo juist weer oen scheut (als hij 't noemde1) dooi' mijn wang kroeg. , Niet lang na Vorkaai's vertrek, word ik opnieuw dooi' e'onigo -belanghebbenden'' be zocht, allen min o i' meer dooi' de _ vi'oosoüjkc lijding, die als oen loopend vuurtje door de stad ging, ontsteld, on niet in slaat hunne lossen bij to wonen of oonig-'n arbeid te: ver richten. Zoo ze niet to zeer in hun eigen leed opgingen, bemerkten ook zij, dat ik er ellen dig uilzag. Maagpijn, hoofdpijn, kiespijn, wintorvoeton on wat al niol bodae'ht wonl om hun de wan1 oorzaak te verbloemen. En elk toonde op zijn eigenaardige wijze medelijden Ie hebben met den neef. voor wien een dag als deze toch zeker een feestdag had moeten zijn. (loon der vrienden, ja, zelfs luidjos, dio ik nauwlijks kende, lieten zich onbetuigd, doch kwamen in 't voorbij gaan oven opwippen" in de boon nog eenige bizonderhedcn te Hij was, immers mijn waardeerd worden, maar die tehuis nun werken tot genoegen van het publiek zien opvoeren, be hoort Adolf Wilbrandt, die aan een gemiddeld amuseertalent een ernstig streven naar hoogere kunst, moraal, symboliek, wijsbegeerte, psycho logie paart. Wij bespraken onlangs zijn Meister von Palmyra, dat hem te Weeneu den Grillparzerprijs beeft doen toekennen. Zijn beste blij spelen zijn Unerreichbar, Juycndlitbe, Die Verniakltcn, en vooral Die Maler; gedurende de laatste tien jaren had hij voornamelijk ernstige drama's geschreven ; nu is te München als novi teit opgevoerd Marianne, Lustspiel iu vier Aufzügen. De indruk is weder niet onverdeeld gunstig. De psychologische ontwikkeling wordt als uiterst fijn, de dialoog dichterlijk en geistrcieh, de op eenvolging der tooneeleu als goed in elkaar gezet geroemd, maar niet dat alles schijnt men zich min of meer verveeld te hebben. >Het schijnt," zegt de verslaggever vrtii (ie Frankfurter Zeilung, «alsof de dichter door h(-t langdurig zich bezig houden met ander werk, de voeling met het blij. spel verloren heeft." De intrige is de volgende : De onderttaatssecretaris Helmuth vou Stargard, neef van den eersten minister, en zeer gehaat als ziel der conservatieve politiek van de regeering, beeft de helft van zijne maand verlof in een kleine zeebadplaats doorgebracht. Om van bezoeken en verzoeken vrij te blijven, heeft hij zich onder zijn moeders naam, Von Werben, in geschreven. Onder de badgasten heeft hij kennis gemaakt met een mooi meisje, Röschen Von Hiller, die er een oude tante oppaste, en heeft haar ook een beetje het hof gemaakt. Zij zijn ook samen vertrokken en toevallig beiden afgeEtapt aan hetzelfde station, een klein stadje, waar Eös.chen's, pleegvader woont en Helmuth's tante enifi villa heeft. Köschen's pleegvader is de gepensionneerde overste Velsing; bij Hehnuth's tante, barones Schwartau, zal hij eeue mooie jonge weduwe, Lili von Helldorf, ontmoeten. Kösche.n wordt niet, zooals zij verwachtte, door haar pleegbroeder Kurt afgehaald, Von Werben zal haar dus even thuis brengen; zij is zeer ontstemd, want aan haar democratisehen half broeder behoort baar hart, en nu hij haar zoo verzuimd heeft, neemt zij nog op de stoep het besluit, haar examen als onderwijzeres te doen en de wijde wereld in te gaan. Het volgend tooneel is in tweeën gedeeld; rechts ziet "men, aan de straat, het huis vanden overste, met een tuintje en prieeltje ervoor; links, door een muur van den weg gescheiden, is het park der barones. Jlen /iet er iïelmuth met de andere irnsten zijner tante kennis maken, den schatrijk? linaneier Wachsmuth, die naar Lili's hand c'iingt, en Lili. die meer verlokt wordt door de positie vanden staatssecretaris, maar dezen zelf nog niet veroverd heeft. De familie gaat naar de residentie op reis; Helmuth brengt ze naar den trein, maar keert terug, want hij wil Köschen 1102: wel eens zien. In haar plaats vindt hij onder het prieel de heldin van het stuk, Mariaune, een zeer begaafd, origineel meisje. Zij wordt morgen '_'] jaar oud, is vol voornemens, vol onireduUl, vol'gvest en geestdrift voor de, eicmocrati-clie politiek van Kurt, en spreekt daarover terstond met Helmuth. Het gevolg is en van die gesprekken vol redeneeriiig en dialectiek, /.oouls het Duitsche tooneel ze tusschcn geistr<-'ie;ie'' dames en professorale premiers amoureux kent; Helmuth wordt door Marianne's ga ven aangetrokken, en brengt den avond al kibbelpnd in de familie door. Aan het eind van den avond zijn beiden vol gepeins en over elkander ontevreden ; Maiiannc be>luit met vuur, haren Vmieder aan zijne, democratische polemiek iu de krant te gaan helpen. Dit alles speeii iu de eerste acte af, de andere bedrijven /ijn korter te vertellen. Eene week later zijn lieimuth en MariuiiLe smoorlijk verlit'i'.l, maar zn schrijft, onder bet pseudoniem Miirius''. vinnige artikelen in de bladen tegen lieliiiüth von ijta.rgiird, zonder te welen dat hij dezoifde is als von Werbo.ii, dien zij bemint. Huiir-e gesprekken, liefde en politiek, bevatten eeue grondige uiteenzetting van iiet conservatief en democratisch standpunt en zijn zeer leerrijk. Als Marianue boos wordt en uasirovcr excuus maakt, bespreekt iïelmuth het ideaal der vrouw ; Jammer, dat ik er zelf zoo weinig van wis!,! -,>'t Schijnt je niet erg verrast te hebben," meende (ie een. >()ch, 't. was ook al zoo lang hangende," jokte ik dapper. »Nu, je kunt knap zwijgen," merkte een ander met een sarcastisch lachje aan. Wel wat al te knap! Daarom was jij eeuwig de gunsteling op bals of wat ook. Duivels! ke rel, wat hobben we je benijd ; 'k wil 't eerlijk bekennen. Maar nu is alles weer in orde, hoor !'' Togen etenstijd zakte de pan zoo wat af met de belofte,'van avond nog eens naar mijn welstand te komen vernemen, 't \Vas goedgeniccnd. maar 'k wenschto ze allen, niet hun belangstelling op de ,>Mookcrheide" om alleen te zijn met" mijn leed. dat zoo moeilijk te verbergen viel. Maar jawel ! (laar zaten wc 's avonds weer mét, ons'twaalven, elk een glas crambamboli voor zich, (wat dikke l'iet anders zoo heerlijk klaar kon maken, doch dien avond naar roet scheen te smaken) zonder er maar eon hand naar uit te steken ; allen in diop gepeins ver zonken. Moer dan negen stoelen, waarvan oen nog op twee poolen'," was ik niet rijk, en daar geen van allen zich ook maar oen klein deol van de kanapee wildon fcoeeigonen, wijl ik volgens bun oordeel gemakkelijk moest zitten, had do con zich op "don grond neergehurkt, verge noegde een ander zich op de kachel, terwijl weer oen ander op het nachttafeltje plaats Doch de stemming was en bleef gedrukt: 't look wel of ze bijeen gekomen waren om ccclen te maken. (Slot rohjt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl