Historisch Archief 1877-1940
11 -[U i-S JZJ IV U A 11 17.
1 fraaiing der moderne groote steden, die hij bloot
ah miserabele scheppingen van de hedendaagsche
metselaars beschouwt, een aantal openbare ge
bouwen, na gewone voorzorgen voor de openbare
veiligheid, eenvoudig at' te branden, en als ruïnes
te laten staan.
Men zou dan wellicht bemerken, zegt hij, dat
het vuur de werkelijke artiest van onzen tyd is,
en dat de architektuur van de eeuw, zoo
lamzalig in rauwen staat, indrukwekkend en bijna
subliem wordt zoodra zij gebakken is.
De New-York Herald heeft een internationale
prijsvraag uitgeschreven voor een penteekening,
geschikt voor krant-illustratie. De prys is 550,
de premie 220 pond.
Zooals de bladen gemeld hebben, houden de
Parijsche kunstliefhebbers zich dezer dagen druk
bezig met een nieuw ontdekten Rembrandt. Een
?weduwe Legrand in Le Pecq, tusschen Parys en
Saint- Germain, stierf kort geleden zonder testa
ment, nalatende een krankzinnige dochter en een
klein vermogen. De staat moest dus den inboedel
doen verkoopen. Voor een paar schilderyen, die
de overledene bezeten had, liet men een expert
bomen, die een kleinen catalogus fabriceerde,
waarin te lezen stond: Rembrandt (school van)
Jezus en de Emmausgangers." Nu vindt men in
het Louvre een beroemd schilderij van Rembrandt,
van kleinen omvang, dat onder dezen titel bekend
is. Wie den catalogus zag, was dus gezind dit num
mer voor de copie van de bekende
Emmausgangers te houden. Een dokter in Pecq, die het
stuk kende, maakte er eerst den kunstkooper
Bourgeois attent op. Deze was echter in Londen
en toonde niet veel fiducie. Maar hij liet een
teekening naar het stuk maken en zich die naar
Londen zenden Uit die schets zag hy dat de
vermeende Jezus een langen witten baard had en
dat de bijfiguren groote vleugels hadden. Het
waren dus geen Emmausgangers. Hy kreeg er nu
idee in en gaf om opzien te vermyden aan een
behanger uit Le Pecq last om op het stuk tot
10.000 i'rcs. te bieden. Alleen een schilder,
Robichon, bood tegen hem op, maar voor 4060 francs
werd Bourgeois de eigenaar van het stuk, dat
geteekend is: Rembrandt 1656. Een medeerfgenaam
echter van de weduwe Legrand, die volhoudt dat
alleen door de schuld van den expert het stuk te
weinig opbracht, wil den verkoop nietig doen ver
klaren.
Intusschen heeft de Temps de meening van
eenige bekende personen omtrent den nieuwen
Rembrandt gevraagd. Volgens Vollon en Stevens,
die zich verder over de kwestie niet wildon uit
laten, was de meest bevoegde tot oordeelen Léon
fionnat. Men zou het misschien aan het werk van
dezen modernen "academicus niet zeggen, maar
de heer Bonnat heeft een bijzondere vereering
voor Rembrandt. Hij heeft Kembrandt in vele
musea bestudeerd, heeft verscheiden belangrijke
schilderyen van Rembrandt gecopieerd, bezit zelf
een merkwaardig schilderij van Rerabrandt en een
precieuze collectie teekeningen van Rembrandt.
Ca du Rembrandt" ? heeft Bonnat van het schil
derij van Bourgeois gezegd, Jamais!"
Ook Géröme, dien men in eens voor een autoriteit
schijnt te houden, heeft stellig verklaard dat het
bewuste schilderij geen Rembrandt is.
Henner legt zich neer bij de uitspraak van
Bonnat.
Maar volgens Tony Robert-Fleury is het zeer
zeker een echte Rembrandt. Niemand, heeft hij
gezegd, van de leerlingen of volgelingen vau
Rembrandt is in staat geweest zulk een stuk te
schilderen. Robert Fleury voegde daar bij, dat
hy vurig wenscht het schilderij zijn intrede in
het Louvre te zien doen.
Ook Louis Gonse de redacteur der G-azette
des Beaux Arts, verklaart in de Ghronique des
Arts het schilderij voor authentiek.
George Lafenestre, de conservator van het
Louvre, is overtuigd dat een echte Rembrandt
ontdekt is.
Maar de etser Charles Waltner, die aan de
Nachtwacht en veel andere schilderijen van Rem
brandt gewerkt heeft, is van de meening van
Bonnat en motiveert met technische opmerkingen.
Zoo doet ook de bekwame kunstkooper Durand
Gréville, die het stuk houdt voor een schilderij
van een van Rembrandts leerlingen, door hemzelf
opgeknapt en onderteekend.
En zoovoort. Het laatste woord in deze schijnt
dus nog niet gezegd.
V.
HOE EEN BEKEND LIEDJE IN DE
WERELD KWAM.
Velen kennen zeker het Fransche zangstukje:
Auclairde la tune", dat iu zijn tijd evenveel en be
ter verdiend »fureur" maakte als heden ten dage
het onzinnige »En revenant de la revue" of andere
Paulusachtige beuzelarijen van dien aard. Meer
dan eenen zal het gebeurd zijn binnensmonds de
wijs er van te neuriën, omdat deze in hare
eenvoudige aardigheid hem getroffen had. En
daarom zal het misschien niet onaangenaam
zijn te vernemen op welke zonderlinge manier
het in de wereld kwam en hoe de legende,
die ongeëvenaarde dichteres, het ons vertelt.
Het was ten jare Iü36. Corneille's werk
Le Cid" was verschenen en voor de gansche
Parijzer wereld van letterkundigen en liefhebbers
was die gebeurtenis aan de orde van den dag.
Een pasteibakker, met name Crépon, die toen erg
in de mode was, en in zijn winkel zelden nog iets
anders ter spraak hoorde komen dan Corueille en
Ie Cid", voelde zich op een gegeven oogeublik
door het heilig vuur ontgloeid, zoodanig dat hij
voortaan altijd in rijm sprak. In zooverre had
de muze zich van zijne hersenen meester gemaakt
dat hij zijnen stiel gauscli verwaarloosde, dat de
door hem vervaardigde lekkernijen weldra hun
nen roem niet meer konden staven, dat de bonna
societéallengs den weg naar Crépon's choppe
vergat, en dat onze pasteibakker-poëet nu ook
al gauw zijne zaak moest laten varen en tot
armoede verviel. Toen kwam hij in betrekking
met een openbaar scribent, zekere Jaurat, die
hem van tijd tot tijd een paar sous liet verdie
nen met het dichten van smeekschriften of lief
desverklaringen voor zijne klanten. Dit was dan
ook het eenige bestaanmiddel van Crépon, die
naderhand een armoedig kamertje betrok in de
buurt van Jaurat's woning. Op een mooien win
teravond dat Crépon, die noch vuur noch licht
had, vroeg naar bed gegaan was, kwam iemand
bij Jaurat aankloppen, doch deze, ook reeds in
slaap, deed niet open. Crépon echter werd door
het herhaalde geklop wakker en het venster open
trekkend, ontwaarde hij een veertienjarig knaapje
dat op eenen paal gezeten en wachtende dat
men hem de deur ontsloot, zachtjes aan het
vedelen was.
Het kind groette Crépon minzaam en vertelde
in gebroken Fransch, dat hij de diensten van
Jaurat verlangde om een smeekschrift op te stel
len. De kleine was namelijk koksjongen bij de
nicht van Lodewijk XIV, Mlle de Montpensier,
en daar deze post hem niet heel wel beviel, wou
hij de grande Mademoiselle verzoeken hem eene
betrekking te bezorgen waar meer gelegenheid
bestond tot het beoefenen der muziek, voor welke
kunst hij aanleg geloofde te hebben.
De poëet hoorde met veel belangstelling toe,
doch zich herinnerende dat hij dienzelfden dag
zijn peunemes voor een stuk brood verruild had,
antwoordde hij :
Hél as ! Mon gen til tranger,
Je n'ai ni plume ni papier,
Ni quoi que ce soit pour vous faire
Votre requête pistolaire.
Mais peut-être bien que Jaurat
Piume et papier me prêtera.
Jaurat liet zich lang verzoeken, doch eindelijk
gelukte het Crépon den scribent te bewegen, en
door een zoldervenster zijn hoofd buitenstekend
vroeg hij :
Wat verlangt ge van mij op zoo'n ongeschikt
uur?'1
En Crépon weder:
Je youdrais si cela vous plait
Ecrire un eloquent placet,
Mais j'ai vu finir tout a l'heure
Ma chandelle, et dans ma demeure
Je ne trouve, croyez Ie bien,
Ni plume, ui papier; ni rien.
Op dit oogenblik keek de maan vriendelijk
over de wolk die lang haar licht onderschept
had. De lucht werd helder als bij dag en dit
maakte zoo'n indruk op Crépon's gemoed, dat hij
een bijna tragische houding aannam en plecht
statig uitbracht:
Au clair de la lune,
Mon ami Pierrot,
Prête moi ta plume,
Pour crire un mot.
Ma chandelle est morte
Je n'ai plus de feu,
Ouvre-moi Ia porte,
Pour l'amour de Dieu.
Dit vers had de arme dichter met zooveel ge
voel ontboezemd, dat twee tranen in zijne oogen
stonden. Hij nam ze weg met een hoek van zijn
voorschoot, doch niet zoo gauw of Jaurat kon
door een scheur in dit kleedingstuk de maan
zien schijnen. Dit vertoog lokte Jaurat het vol
gende antwoord uit:
Je n'ouvre pas ma porte
A un patissier
Qui porte la lune
Dans sou tablier.
Maar de kleine koksjongen, nader bij Crépon
gekomen, vroeg hem, of hij zoo goed wilde zijn
het vers nog eenmaal te herhalen.
Gaarne," sprak Crépon, «indien ik het mij
nog kan herinneren."
Het ging en na eenige voorbereidende maten
voerde de kleine muzikant op zijn vedel met veel
vastheid een melancholisch en eenvoudig air uit,
zóó wel op de verzen van Crépon passend, dat
deze heel werktuiglijk het aldus geïmproviseerde
liedje overluid zong, door de vedel begeleid. Deze
ongewone uitvoering, midden in den stillen nacht,
maakte diepen indruk op eenige buren, die hunne
vensters opentrokken en het nieuwe air meezon
gen, 's Anderen daags kwam de kleine terug en
overhandigde Crépon eeuig geld waarmee deze
pen, inkt en papier kocht, en zijn vers van den
vorigen avond voor den knaap uitschreef.
Reeds was Crépon dit avontuur vergeten, toen
hij op zekeren dag het bezoek ontving van een
jongen hofdienaar, in wien hij, ondanks de mooie
kleedij, den kleinen bedelaar herkende. Deze
omhelsde den poëet vurig, en vertelde hem dat hij
aan zijn mooi versje zijne verheffing te danken
had. Het liedje had ook heerlijk zijn weg ge
maakt: eerst had de koksjongen het in de keu
ken gespeeld en gezongen, later voor Mej. de
Montpensier zelf, die er zooveel genoegen in vond,
dat zij den auteur als dienaar bij zich behield Tra
nen blonken in de oogen van den knaap, toen
hij Crépon een paar goudstukken in de hand
stopte. De jonge beschermer van Crépon werd
later de beroemde Lulli; en toen hij tot fortuin
gekomen was, vergat hij toch daarom den goeden
Crépon niet, en maakte hem tot zijn hofmees
ter. Later werden nog drie strofen bij de reeds
bestaande gevoegd, doch men weet niet; of die
wel van Crépon zy'n.
HERMAN BOÜAERD-LKDEHAXCK.
Brussel.
V A R I A.
PLASTISCHE KUXST.
Op de veikooping Marquis in het bot el Drouot
hebben do fraaie nummers ook hooge prijzen
gemaakt : Twee groote camlelabres van geciseleerd
zilver uit den tijd van Louis XVI, geteckend
lioiüllier, (5,500; twee anderen uit denzelfden
tijd, 2,950; twee zilveren lustres Louis XV, 4,2(50;
een Duitsche gildcbeker, X Vide eeuw 2,125 francs.
Beeldhouwwerk : twee bustes uit 180(5 en 1807
gcteekend Blaisc, 2,800 ir.; een groep, twee
jonge vrouwen, wit marmer, geteckend Ramns.
1,940 t'r.; ecne Psyche, wit marmer, 3,555.
Vierentwintig geschilderde ramen, XVIde eeuw,
bijbelsche voorstellingen met wapens en opschrif
ten uit Zwitserland, zijn voor rekening van den
Zwitsersehen bond aaugekocht voor 25,437 fr ;
drie andere ramen, grisaille, gingen voor 1,500,
3,600 en 4,300 francs.
De twee eerste dagen werd er porcelein ver
kocht, Saksisch, Sèvres, Chineesch en Japansch,
169,631 francs. Hieronder waren prijzen als, van
het Sèvres: twee vazen, tulpvormig, pate tendre,
gros-bleu grond, 1800 fr.; twee vazen,pate tendre,
witte grond, 2580 francs; schaal, pate tendre,
grond gros-bleu, medaillons met zeestukken, 1090.
Saksisch, twee porceleinen schilderijtjes in den
trant van Wouwerman, 1465 fr.; twee schilderij
tjes 1360 fr.
Oud Chineesch, twee vazen, blauw, rood en
groen email, montuur Louis XIV, van gegraveerd
zilver, 4(500 fr.; twee vazen, celadon en turkoois.
blauw, montuur van verguld brons Louis XVI,
8650 fr.; een kleine vaas, blauwgroen celadon
Louis XV, 2200 fr.; twee vazen, staande dolfijnen,
montuur rocaille, 2000 fr. ; twee pullen, rose
grond met bloemen, 6,150 fr. F]en achthoekige
lantaarn van doorschijnend porcelein,
oud-Chineesch, met groene bloemen en landschappen,
10,600 fr. Andere Chineesche vazen gingen voor
4900, 8600, 3400, 7500, 7803, per stuk.
Door een Duitsch kunstvriend is, ter verheffing
van het fresco-schilderen, een fonds gesticht, waar
van de jaarlijksche rente 3000 Mark bedraagt.
Daarvoor zullen ieder jaar een of meer stukken
in tresco uitgevoerd worden. De leidende gedachte
is: dat particulieren in hun woningen fresco
schilderingen krijgen, waarvoor zij zelf' het onder
werp hebben aangegeven. De vijf academies: M
nchen, Berlijn, Dusseldorf, Karlsruhe en Dresden
hebben hare medewerking toegezegd en ieder jaar
zal een daarvan de uitvoering aan een harer leer
lingen of aan een jong kunstenaar opdragen. Dit
jaar heeft de leiding plaats door de academie
voor beeldende kunsten te Berlijn; en kunstvrien
den, die in de provinciën Oost- en West-Pruisen,
Posen, Lübeck, Hamburg, Silezië, Holstein, Bran
denburg, Pommeren, Lauenburg wonen en daar
een eigen huis bezitten, waarin zij een vak a, la
fresco beschilderd willen hebben, worden
uitgenoodigd zich vóór l April 1890 bij de directie
van bovengenoemde academie aan te melden, met
opgave van :
a. het onderwerp en het gewonschte genre
(figuren, landschap, decoratie);
b. grootte, vorm en ligging van het muurwerk;
c. het bedrag der som, die zij genegen zijn bij
te betalen ingeval het werk duurder uitkomt.
De kosten voor het prepareeren van de muur
vlakte, het (Jaatsen van den steiger en de
noodige requisieten moet de besteller zolf dragen.
Uit deze aanmeldingen kiest do hoogeschool die
uit welke haar het geschikst voorkomt, en dan
draagt zij de uitvoering aan een harer leerlin
gen op.
TOONEEL EN MUZIEK.
In Hamburg werd den 17n dezer eene opera van
een Italiaan»ch componist met zeer veel succes
opgevoerd. Het werk draagt den naam Asruël",
legende in vier bedrijven vanFontana; de muziek
is van Albert Franchetti. Het was oen
beneficevoorstelling voor de prima donna Klafsky en zij
slaagde in alle opzichten uitnemend. De aanwezige
componist en de cxecutanten werden ontelbare
malen ten tooneele geroepen.
In het hof'theater te Stuttgart is Molièrc's
Misan-thrope, in de bewerking van den intendant
Dr. Jul. von Werther, met veel bijval opgevoerd.
Reinecke's cyclus Von der Wiege bis zum
Grabe" is den 9n Februari te Leipzig onder lei
ding van den componist voor het eerst voor orkest
ten gehoore gebracht. Het succes was buitenge
woon groot. Het publiek volgde de uitvoering, die
ongeveer vijf kwartier duurde, met levendige be
langstelling en zonder vermoeid te worden ; aan
het slot barstte een langdurig applaus los on de
componist werd verscheidene malen ten tooneele
geroepen.
Le Drapcnn". liet militair-patriottische drama
was in den laatsten tijd in Parijs eene zeldzaam
heid, hot gewone gevolg van het misbruik dat
men er vroeger van gemaakt heeft. Hot Ambigu
heeft nu opnieuw een proef met dit genre geno
men, en do beide schrijvers Ernile Moreau en
Ernest Depréhebben veel succes van hunne poging.
Het vaandel (?Le Drapeau" is de titel van het stuk)
! speelt hier een echte dramatische rol, want op
j het keerpunt der handeling brengt het den
verrai der tot inkeer en berouw. De Bretonsche luitenant
j Ilasparrcn loopt in den veldtocht in Zwitserland in
j 1799 naar de Oostenrijkers over. omdat hem de hand
van eene marketcntstersdochter geweigerd is, hoe
wel die hem beloofd was Zijn bevoorrechte mede
minnaar Mikel, de vaandrig, valt op liet slagveld
en geeft het vaandel aan zijne verloofde, die het
onder haar mantel verbergt, llasparren vindt het
meisje alleen in eene schuur en wil haar uit
wraak geweld aandoen.Daar ontdekt hij de driekleur
waarin zij zich gewikkeld heeft en wijkt be
rouwvol terug. Intnsschcn komen do Oostenrij
kers er bij, en zij willen het meisje, dat zij voor
eene Fransche spion houden, fusillccrcn, maar
llasparren plaatst zich voor haar en vangt het
doodelijke schot op. Juist op dat oogenblik over
vallen do Franschon hunne vijanden en bevrijden
de heldin; zij trouwt later met Mikel, die slechts
gewond blijkt te zijn.
De schrijvers wisten wel, dat de campagne van
1799 hoofdzakelijk tegen do Kussen gemaakt
1 werd. maar met. het oog op de sympathie vau het
i Fransche publiek voor alles wat Russisch is.
hcb1 ben zij il c Oostenrijkers maar in tle plaats der
Russen laten optreden.
i Ken eclile Stnulirariit* roor Jicl t/cmltt. Zelfs
' do wijze Salomo zou de noot dio men dezer
da| gen lord Kiitloch te kraken gaf, een beetje te
i hard voor zijn tanden gevonden hebben. Deze
Schotsche rechter moest namelijk beslissen, wat
oen echte Stradivarius is. Dit kwam aldus : een
welgesteld vischhandelaar in Ulasgow J. Johnston
genaamd, is verzot op alle mogelijke oude violen.
Zelf er op spelen kan hij niet; van muziek heeft
hij niet het minste verstand; maar hij is nu een
maal zoo dwaas, dat hij fabelachtige sommen voor
oude violen uitgeeft, die hij, waar ze maar te
vinden zijn, opkoopt en aan zijn verzameling toe
voegt, die kostbare instrumenten van Stradivarins,
Steiner, Amati, Guarnerius en Lupot bevat. Een
dezer dagen hoorde hy, dat een handelaar te
Glasgow een echte Antonius Stradivarius te koop
had. Het jaartal 1701 bewees, dat de viool wer
kelijk wit het jaar was. waarin Stradivarius het
toppunt van zijn roem bereikt had. De vischhan
delaar bood voor het instrument 5500 gulden, dat
is te zeggen, 2400 gulden in baar geld en twee
violen van Lupot en Guarnerius, die op 3100
geschat werden.
De handelaar nam met dit bod genoegen, en
de gelukkige vischkooper ging met zijn echten
Stradivarius naar huis. Op een avond probeerde
een van zijn vrienden de viool uit 1701, en maakte
de opmerking, dat aan het bovengedeelte een stuk
van ongeveer 7 duim lengte te modern was. De
vischhandelaar viel uit den zevenden hemel, die,
zooals bekend is, vol violen hangt, zond zijn zoon
mot het instrument naar Londen, van den eenen
koopman en kenner naar den anderen, tot hij
eindelijk bij een kwam, die hom vertelde, dat de
viool uit stukken van twee instrumenten in elkaar
gezet was, en dat hij dit zelf gedaan had. De
buik was zonder twijfel van Stradivarius en het
vernis van den rug ook, maar het bovcngedeelte
was van een andere viool. De vischkoopman deed
daarop den handelaar te Glasgow een proces aan,
en verlangde teruggave van het geld. Daar echter
de zaakkundige uit Londen verklaarde, dat vele
aldus samengestelde violen in den handel voor
Stradivarius doorgingen, en de handelaar in Glasgow
volhield dat de viool geheel e;i al van den be
roemden Stradivarius afkomstig was, wist lord
Kinloch er niets anders op, dan de zaak te ver
dagen, om er over na te denken wat hij nog
doet.
Ken schouwburgcrisis in 't ziclit. Te Parijs
spreekt men woer van eene algemeene schouw
burgcrisis, daar verscheiden directies over slechte
zaken klagen, en men zoekt er de oorzaak voor.
Daar het Parijsche schouwburgwezen vol misbrui
ken is, zijn die gemakkelijk te vinden. Do lange
duur der voorstellingen, zegt de een; de steeds
later wordende tijd van het diner, meent de ander;
de hooge entreeprijs, beweert een derde; de mis
bruiken met de billets de faveur", die bij de
Parijsche bourgeoisie de meening hebben doen
ontstaan, dat het betalen van den vollen entree
prijs alleen voor vreemdelingen en provincialen
goed is, oordeelt een vierde. De eerste autoriteit
in tooneelzaken, Francisque Sarcey, is van meening,
dat de tijd der voorstellingen er het meest schuld
aan heelt. Volgens hem wordt de etenstijd voort
durend later; dus kan men niets anders doen,dan
de stukken vóór het souper te spelen, van 6 tot
10 uur ongeveer. Hij zelf zou, om lederen avond
bijtijds in de comedie te zijn, het diner er reeds
lang aan gegeven hebben, eene verzekering,
waaraan met het oog op dey buitengcwonen
liehaamsomvang van den criticus slechts weini
gen geloof' slaan. Met deze theorie is de
schrijver van de Dame aux Camélias" het niet
eens, en hij vertelde aan een reporter van den
Eclair waarom niet. Volgens Duinas beslist het
publiek der mindere plaatsen over het succes van
een stuk. Dit publiek is echter tot minstens (5 uur
aan zijn dagelykschu werkzaamheden bezig. Wan
neer men nu de schouwburgen op dit uur liet
aanvangen, zou men juist hot, voornaamste gedeelte
van het publiek moeten missen Den grond van
het kwaad ziet Dtimas veeleer in de onbehoorlijke
lengte der voorstellingen, die om half acht of acht
uur beginnen on nooit voor middernacht eindigen.
Het tooncelstnk in vijf bedrijven, meent hij. moet
men laten varen. Men kan zeer goed in drie be
drijven geven, wat men vroeger tot vijf uitrekte.
Als men bovendien het onnoodig geworden Ie ter
de riileau schrapt, dan kan men de voorstelling
gemakkelijk in alle cornedies tot drie uur, van
9?12, beperken.
liet, komt ons voor, dat deze laatste zienswijze
do juiste is : voor de groote massa der schouwburg
bezoekers was een tijd van balt' negen tot half
twaalf' misschien nog geschikter, omdat er na
middernacht geen omnibu>sen rijden. Verder zou
men, behalve de dagvoorstellingen op Zondag, die
in de laatste tien jaren zeer in trek zijn gekomen,
ook des DonilcrdagMiiiddags kuimen spelen voor
de scholieren die dan vrij hebben. Maar de
hoofdzaak zal altijd blijven, vele goedkoope
plaatsen aan te bieden, om de concurrentie met
de circussen en de café-chantants vol te kunnen
houden, al moest men dan ook de pracht van
decor aan de groote opera en een paar der
voornaamste schouwburgen overlaten. Duinas
herinnert er bovendien het tegenwoordige geslacht
aan, dat een succes" vroeger veel bescheidener
was dau tegenwoordig. De Antony" van zijn
vader was niet .'il voorstellingen een groot succes
geweest, en tegenwoordig noemt men 100 voor
stellingen nog slechts een ,s«etó.-' d't'xtuiie Hij
zelf had in het begin van zijne loopbaan in het
Gymnasc 2000 frs. als een normale dagelijksche
ontvangst beschouwd, en nu kan een stuk daar
het niet honden, als het niet gemiddeld 5000 irs.
voor iedere voorstelling afwerpt.
Onder den ietwat geheimzinnigen titel New
lamps tor old'' werd den 811 Februari in 'ferry's
nieuwen schouwburg aan het Strand te Londen een
stuk van den jongen tooneelsclirij\er K. Jorome
opgevoerd, waarvan men niet goed weet of het
een dolle klucht, een tendenz-stuk of een
persitlage op Ibsens drama's is. Men vindt tenminste
in den dialoog en iu den fabel gedeelten die be
paald doen denken aan Nora"', aan de
WahlvcrwaniUscbatten" van Göthe, en aan de door
mevrouw Mona ('aird mot voorliefde behandelde
theorieën over termijn-huwelijken. Deze dame is ten
minste verantwoordelijk voor de stoornis, die zij
brengt in het huwelijksgeluk van een jong en
teeder minnend echtpaar. Man en vrouw winden
zich op, ondanks hun wederkeerige liefde -- en
dit is psychisch onmogelijk, ten minste zeer on
waarschijnlijk voor het idee der vrije liefde,