Historisch Archief 1877-1940
No. 662
DE AMSTERDAMMER, W EEKBLAD VOOR NEDERLAND.
hoog is, als hij nu maar met zijn stok uitkomt
of iets dergelijks. Dit moet niet zijn, voor der
gelijke overwegingen moet geen plaats bij den
hoorder overgelaten kunnen worden, de innigheid
en hartstocht van den speler moeten beletten, dat
ze bij hem opkomen. Hoe het zij, de heer Becker
heeft na volbrachten arbeid aanspraak op onze
hoogste waardeering. Het Largo van Boccherini
was een meesterstukje van (eenigszins koele)
phraseering, in het Menmt toonde zich de heer Boeker
een elegant en degelijk componist, de 2 nummers
van Popper (Tarantella en Spinnlied) werden
met veel chic" gespeeld. Evenwel had in de
Tarantella %et aan de punt van den stok ge
speelde - G dur 6/s ! bcbd.d | d. dd.d | de b cd o
a l nog wel iets geestiger en lichter kunnen
zijn en de melodie in C dur iets broeder. Den heer
Kes komt groote lof toe voor de uitstekende wijze,
waarop hij dit en andere nummers op do piano
begeleidde Het orkest bracht dien avond weder
de allercurieusste Tarantella van St. Sacns voor
fluit en clarinet met begeleiding van orkest. De
H.H. A. Fransella en II. Carpentior vervulden
hunne partijen op voorbeeldige wijze. Het gees
tige, schoon eenigszins popperige, nummer, waarin
van ^den klank van de solo-instrumenten zoo ge
lukkig partij getrokken is (men herinnere zich de
lage tonen van de clarinet en de hooge gebonden
passages in de fluit) roept onwillekeurig het beeld
van den componist ook een geestig doch
eenigszins popperig manneke van uiterlijk voor
den geest.
Wat de Mianon van Arnoldson betreft, ik be
ken, dat zij in deze rol allerliefst is, doch zij is
ook niet mér! Het is al genoeg" zal menigeen
zeggen; ja, maar ten slotte wil'men wel eens iets
meer hebben dan iets liefs. n.l. iets schoons.
Arnoldson slaagt er nooit in, een werkelijk diepen
indruk te maken: haar gekwinkeleer is om
eenige damesuitdrukkingen te bezigen snoezig,
beeldig, schattig, maar een toon, die diep in het
harte dringt, moet ik nog van Kaar hooren Men
kan, dunkt me, met Arnoldson tevreden zijn,
wanneer men aan haar geen hoogere eischen
stelt dan aan een zangvogel, wiens blanken gee
nerlei zin voor ons behoeven te hebben; nu zij
dit echter wél moeten hebben, kan men op den
duur met Arnoldson niet tevreden zijn. Zij kan
niet anders dan maar altijd lief zijn, en daar
mede houdt haar uitdrukkingsvormogen op. Haar '
mooi gezichtje en mooi geluid zijn in zeker |
opzicht een ongeluk voor haar. Dat gezichtje
en geluid _ wat ze doet of niet doet t
zijn on blijven maar altijd mooi; wat wonder
zoo dit haar verleidt om het zich niet al te
moeielijk te maken, daar zij immers van het
(oenigszins goedkoop) succes, dat deze voorrechten haar
verleenen, zeker is ! Wat hiervan zij, Si»ri<l Ar
noldson moge door sommigen tot de familie der
Zweedsche nachtegalen" (maar dan toch in
eenigszins verwijderden graad) gerekend worden, ik voor
mij hoor en zie in plaats van een nachtegaal op
den duur toch liever een mensen. En den indruk
van dit laatste maakt Arnoldson niet al te veel.
Zij schijnt meer op een etagère te passen dan in
het grooto worstelstrijdperk des levens Doch ge
noeg hiervan en begeven we ons nu tot de
kamermuzieksoirée van Toonkunst.
Hierop werkte, behalve het gewone strijkkwartet,
de heer Henri Tibbc, piano, mede. Het programma
bevatte de PajnUona voor piano van Schumann,
benevens het Piano-trio op 87 (C dur) van Brahms,
de Vioohonate op !)(> (G dur) van Beethoven en
het Piano-kwintet op 44 van Schumann. De heer
Tibbe maakt in zijn spel cenigszins den induik,
zooals ik dien zoo even trachtte weer to geven,
van het spel van Becker. Evenwel is het niet zoo :
zeker; de Pa>>illons althans waren niet onheris- .
polijk. In de enscmblewerkon echter toonde de
heer Tibbe uitmuntende eigenschappen en toonde
deze crescendo naarmate de avond voortschreed.
Een traaien aanslag en uitstekende vingers bezit
de heer Tibbe en daarbij draagt zijn voordracht
de blijken van uiterst conscientieuse studie. Do
genoemde enscmblewerken werden technisch onbe
rispelijk gespeeld Op menige plaats echter miste
men gloed, o.a in het Andante con moto van Brahms
en in de eersto 2 doelen van de Sonate van Beetho
ven zoo werd het aan een koraal herinnerende heer
lijke thema van het Adagio enpre--<xiro (ach, hoe es- !
j>re$MKo !) te weinig door hem op de piano gezongen, j
AVaar is het, dat de vleugel in zijn middentonen
te wenschen overliet. De II.H. Craraer, Hofmeester
en Bosmans vervulden op hunne gewone waardige
wijze dien avond hunne taak, terwijl ook de heer
Frowein oen steeds verdienstelijker ensemble-speler i
bleek te worden. j
Eene andere Kttwermitzieksoir<'c was die van
den Heer van Loeneri, piano, met de gewone
medewerking van de II. II. Timmner, viool, on
Bonman uit Utrecht, violoncel, en de buitengewone
van Mej Cateau Obermeijer, altzangeres. Laatst
genoemde, in wie ik eene der alten weervind, !
wier geluid mij in het dameskoor van Mej rasser
onlangs in het Concertgebouw getroffen had. be
haalde met lic leren van Jensen, Schubert,
Rubinstein en Brahras een voor een debutante zeer l
aanmoedigend te achten succes. Haar geluid is !
vooral in 'Je lagere en middentonen zeer fraai van !
timbre on vol van klank, loonvorming, intonatie
en voordracht, welke laatste overigens ook nog
onder zekere gejaagdheid scheen te lijden, behoeven
evenwel nog aanvulling, voordat de zangeres ge
acht kan worden iets volkomen afgeronds te geven.
_ Talent bezit de zangeres zeker, menige plaats
in hare liederen sprak tot liet hart; -Mej.
Oberineijer blijve dus serieus studeeren en wordt waar
schijnlijk eene uitmuntende zangeres.
Het heeronpersoneel gaf ons de XurcUetlcn van
Gade, het F dur Trio van St. Saëns en het Bes
dur Ino op !)7 van Beethoven te hooren Het
best geslaagde van deze nummers scheen mij het
Irio van St. Saens, ten minste wat de partij'van
den heer van Loenen aangaat, wiens specialiteit ook
weder meer uitmuntende eigenschappen van aansla^
en techniek zijn, dan een bijzonder
innigejpoordracht. Het gemakkelijk gecomponeerde Trio van :
st. Saens voldeed mij daarom beter dan het diep
zinnige, breede Trio van Beethoven, waardoor een '?
zoo geweldige melodische stroom -raat en dat IKMU-- '
telmgs zulke rhytmische krachten zulke
dwcepen.lc geestdrift verlangt. Zonder eenige quaostie
echter is de heer van Loenen een beduidend \
meester, en aangezien de andere genoemde h h. j
dit ook zijn en de door hen gespeelde werken
van veel studie getuigden, kan de lezer nagaan,
dat het door beu verschafte genot toch niet ge
ring moet geweest zijn. De soiree, waarop ik
veel heb genoten, had dan ook een veel ruimer
bezoek verdiend dan haar ten deel viel; moge
dit een volgende maal niet uitblijven.
De 2e opvoering van Die Walkiire in de a
lerongezelligste Palciszaal, dit ongelukkig specimen
van reusachtige vleeschhal, waarin tooneel, orkest
en zaal een horizontaal vlak vormen, dat maakt,
dat de onderste helft van de tooneelspelors meestal
aan het oog onttrokken wordt door de bovenste
dito van den orkestdirecteur, benevens de uitste
kende halzen der contrabassen, harp enz. enz.
deze opvoering geeft me geen stof tot bijzondere
opmerkingen. Alleen werd de partij van Sictjlinde
weder door eene andere gezongen dan de vorige
maal, door wie zal ik niet gis°en. daar het steeds
liegende affiche vaii de Duitschc Opera, wat namen
betreft, me hieromtrent geen maatstaf aan de
hand doet. Ontelbare malen toch heb ik reeds,
op dit affiche afgaande, verkeerde namen opge
geven. Dezo Sii-ylinde dan voldeed minder dan
de vorige. Haar stem was niet zoo krachtig als
die van gene, in de lagere tonen vernam ik haar
soms in 't geheel niet. Verder was de bezetting
dezelfde. Na de wanhopig lange 2e acte, waarin
de zcurige Wotan beurtelings me van razernij tot
vroolijkheid doet vervallen en waarin alleen de
schoone harmonie: b
a gis gis
f cis
d cis
me belangstelling inboezemt, benevens eenige in
strumentale bijzonderheden de aanduiding van
Ilundini/s nadering o.a. ben ik maar wegge
gaan. Ik hoop eerstdaags mijn hart weer ecus
ferm te kunnen ophalen aan Le Barbier de Séi'ille,
waarmede Dinsdag a.s. Arnoldson weder vau ons
zal afscheid nemen. De Wagueriancn min of
meer pur sang zullen me dit kwalijk nemen : maar
ik zie aankomen, dat deze verachte Barbier op
een goeden dag al die Wagner'sche goden en
godinnen met zijn scheermes dey hals zal afsnijden.
Op dien dag zal mijn door eindeloos luisteren
naar rustelooze modulaties gepijnigd brein weer
tot kalmte komen, en zal het feest zijn onder al
diegenen, welke gezonde wetten en daaronder te
leven boven de tyrannie van het Wagnerianismus
verkiezen.
27 Februari. VON BHUCKKX FOCK.
AANTEEKéfrlNGEN SCHILDERKUNST.
Do vorige week heb ik niet willen zeggen dat
men den betaamden schilder J. L Gérömc in
eens voor een autoriteit schijnt te houden, hij
is dit buiten kijf in do zaken zijner bijzondere
competentie, maar wel dat men hem in deze
(namelijk iu het oordeelen over de echtheid van
een diibieusen Kembrandt) als zoodanig scheen
te verslijten.
Ook ben ik onschuldig aan de bewering, dat
de etser Charles AValtner aun de Nachtwacht zou
hebben gewerkt. Hij verstoutte zich, zoover mij
bekend is, slechts er naar te werken.
Uit den Jfaaa. De heer E J. van Wisselingh
to 's Hage is op dit oogenblik in het bezit van
een kunstwerk, zooals zelfs iemand bij wieu men
altijd zulke mouie zaken pleegt te zien. maar zeer
zelden machtig kan worden, omdat werken als dit
behooren tot de enkele allerhoogste uitingen, die
wel ooit in kunst door eenig mensch gegeven
werden. liet is een groot schilderij van J. F. Millet
uit zijn rijpsteu tijd, dat nog niet door reproductie
aigomcoiHT bekend werd gemaakt, vreemd genoeg
omdat wij hier te doen hebben met een van do
allerkompleetste der werken waar. door heel zijn
arbeidzaam leven heen, de groote kunstenaar zijn
uniek gevoel in hoeft uitgesproken.
Een jonge moeder, levensgroot, zit droomend
op haar stoel neergozcgen naar links, moede met
maar half besef, vaag verloren in gedachten,
vreugdeloos zonder droefgeestigheid, lijdelijk onder
de heilige noodzakelijkheid van het bestaan liet
is een jeugdig, rond, maar door veel zwoegen ten
deele als verstompt gezicht van een arme naar
de wereld en naar den geest. De kin is nog als
van een kind teruggaand bij de onschuldige halt
open mond, waarvan de breede bovenlip naar
voren komt onder een platte half uitgegroeide
neus. Maar uit dal stouipvoniiige loomo gezicht
kijken oogeii van een ncderheid zoo immens dat
geen Madonna gebonedijdor uitdrukking kan
dragon in haar hemelsehen blik. Van den open
nek en de zware schouders daalt in eenvoudige
zware plooien een wijd rnw-wollen kleed om het
mooderlijf, terwijl zij wijdarms met achteloos ge
vouwen handen, plechtig al.- ten offer, een naar
oud gebruik stijliugobakcrde zuigeling als een
magere hiëratisclie statuet recht op laat staan in
haar grooten schoot : onder tegen opgezien is
bet slapend kopje n licht van onschuld.
Met grootscher soberheid is dieper emotie zel
den gezegd in schilderij. Pieiuer kunst hebbon
zelfs niet de ondoorgrondelijke gothieke
geloovigen gegeven, omdat zij het leven niet konden
aangrijpen in die geweldige ware meiiM'holijkhoid.
Want even stellig als die primitieven, vermocht
Millet in bet bizondere hot algo-ineeno te vertol
ken. Reinbrandl heeft bet triviale zeil niet niet
«rooier adel aangezien. Voor den ernst van zulk
een breed gesteld schild.'rij valt elke bizondere
opvatting van schoonheid weg. want in het stille
beeld van die. door de ongekende oorzaak van
alle zijn. lot lijden bestemde moeder met haar
sluimerend onbowti-4 kind. i.- een eeuwigheid ge
legd van het edel-i verst, ziend monM'hengevoel.
dat meer is dan welke schoonheid ook. die ledig.
en van welke bevalligheid ook die logen schijnt
tegenove^ liet eeuig onvergankelijke.
In de af.lecling voor moderne kunst van het
Stedelijk Museum dj) d:-n Vijverborg- (e '* Haga
waarom vond men behalve een mooi strand van
.1. Maris. een ;-cer goeden Mauve, en oen en
ander wat misschien voor de ge.-chiedciiis onzer
kunst in een afgeslote:; tijdperk van belang i.-,
in deze collectie zoo weinig belangrijk.-': -- in
liet Stedelijk llaayseii Museum Js een kleurig lijn
l\aaixlei-tje van Josef 1-raèls gekomen, dat als het
bij de collectie stukken van Israëls in Arti ge
xposeerd was, weer een kant van zijn groot
talent zou laten zien waarvan daar eigenlijk een
specimen gemist wordt.
Naar men wil zal eerlang, in denzelfden geest
als de voortreffelijke Daubigny-tentoonstelling die
er nu is, in Pulchri Studio te 's Ilagc ook een
Corot-expositie worden ingericht, die van evenveel
betcekenis zou kunnen worden.
Onder het bestuur van den heer Mesdag mag
Pulchri zich waarlijk in ecu zcldzamcn artistieken
bloei verheugen. Arti" mocht het voorbeeld van
het Haagsche Kunstgenootschap wel eens deugde
lijk tor harte nemen.
In het Mauritshuis heeft kort geleden zijn plaats
gevonden: ecu gezicht vau Jan van Cioyen op
Dordrecht maar dat waarschijnlijk nooit als
een eigenlijk portret bedoeld is, ecu schilderij
dat, zoover ik nagaan kan, zoo fraai is als eenige
van OJoyon dien men in ons land vindt.
Aan hetzelfde Museum is door den geleerden
directeur, die verzekert dat het een Rembrandt
is van omtrent 1034, een portret van een jonge
vrouw in leen gegeven, dat, aks het op een der
Rembraudts uit bet, Mauritshuis moest lijken,
nog het meest aan de schilderij der Huzaana iu
liet l>:id zou doen denken. De meeningeu over dit
schilderij, dat, naar het ons toeschijnt, bij een
herstelling althans in de onderste helft geleden
hoeft, loopen uiteen.
De firma Boussod Valadon et Cie te
'sGravcnhage exposeerde deze week een frisch fruitstuk
van Kamerlingh Oniies.
27 Febr. '90. ' V.
DE JONGE MEISJES IN MOLIEHE'S WERKEN.
De ornle Legouvé, die den naam beeft van de
beste voorlezer en conféreiicier van Frankrijk te
zijn, en tevens een der beste kenners vau Moliére's
werken, gaf dezer dagen in een blad een opstel
over dit onderwerp. Het is to interessant omdat
voor do Fransche jonge meisjes vau onzen tijd
de jonge meisjes uit Moliére's werken ongeveer
verboden kennissen zijn, wier gevoelens en
woorden zij gecenseerd worden voor geen tiende
part te begrijpen. Legouvédenkt er anders over.
Wij laten een deel van zijn opstel volgen.
Twee of drie jaar geleden reisde ik in Zwit
serland en bleet' eeoige dagen stil op een dier
plaatsjes in de Alpen, waar men onder zich de
groote meren, tegenover zich den gletscher heeft,
eu waar de lucht, die men inademt zoo goed zijn
mooieii Latijnscheu naam, a'èr pub aluin nlae, voed
sel des levens, verdient.
Hot kleine hotel waar ik logeerde had op dat
oogenblik een uitgezocht reizigers personeel ; een
paar Elzassers, een predikant, ecu professor,
eenige jongelieden en jonge meisjes met hunne
ouders, een mengsel van Zwitsersche en Parijschc
gezinnen, welke laatste tot do intelligente, ge
letterde bourt/coisie behoorden, getrouwe bezoekers
vau de matinees der Comédie Francaise.
's Morgens barstte een dier onweders in de
bergen los. die tweemaal vier en twintig uur
duren en de bewoners van het hotel tot een ko
lonie wanhopige gevangenen maken. Mijn gezel
len vroegen mij, hen te helpen do verveling te
bestrijden, door eene conférence voor beu te
houden.
Gaarne, antwoordde ik, dan verveel ik mij ook
niet; daarenboven heb ik een zeer kiesche dra
matische studie in voorbereiding, die ik wel gaarne
eens zou willen beproeven op oen beperkt en
verschillend samengesteld auditorium, zooals dit.
Maar ik maak er eene conditie bij. Onze con
férence zal een gezamenlijk werk zijn, waar ik
niet alleen praat. Ik wil gaarne ondervraagd.
iu de rede gevallen, bestreden worden door do
jonge dames; ik zal u een onderwerp aanbieden,
dat wij samen zullen uitkiezen. \Yeest genist:
gij zijt er ook al lang op voorbereid, zonder het
te weten. Güzijt zoo vaak naar den schouwburg
geweest, en hebt, er onze meesterstukken zien
vertoünen. Ik wil u dus sproken over den meester
der meesters; ik stel u dit onderworp, voor: De
joiif/-: j;/c(.-;yV.s bij 3loli!i'e.
iH-ze titel bracht verschillende glimlachjes op
verschillende gezichten.
Tot morgen dan, om n uur!
Den volgenden dag-, om n uur, te midden van
rukwinden eu regenvlagen, trad ik tien kleinen
salon binnen, die al vol was. Geen cstrado, geen
professoraio leunstoel, geen traditioneel glas water;
ik had al wat naar deftigheid zweemde verboden.
Ik ging dus op een gewonen stoel zitten, evenals
de andere dames en hoeren, naast hen, fnsschen
ben, met de jonge meisjes dicht bij in ij, en ik
begon.
Ciij hebt mijn onderwerp goedgekeurd en daaraan
hebt ge wel gelijk. Nergens vertoont zich Molières
genie frisscher, menscheiijker en ook nergens komt
krachtiger te voorschijn a! wat zijne wijsbegeerte
edels. vrijzinnigs heelt. Nemen we dus in Moliére's
werken vier j mgo meisjes, die typischer zijn dan
de andere, waarin de anderen als 't v,-are gere
sumeerd zijn: en, om (cr.-totid samen te werken,
\\olkc kiest gij bet eerst?
Henriette.' ilenrietto !
Een uitmuntende keus. En als nummer twee'.'
Armaude.
Neen, antwoordde ik. Armande niet. Zij is
niet anders dan een tegenstelling voor Ilenrielte;
de eene dient als definitie voor de andere.
Daarenlioven wil ik niet ei.kei bij de l'riiiii/cti Xannttex
blijven. Kiest dus een andere, iu een heel anderen
toestand, met een heel ander karakter.
Agués, zeide eene dame van veertig jaar
ongeveer.
Haar buurman keerde zich verwonderd tot haar.
Bravo! hernam ik. Hot contrast is volkomen.
Nu do derde. Gij antwoordt niet? Dan stel ik u
( r een voor, voor welke ik een zeker zwak ge
voel: Angélique in den Jlalade nii'iyinaii'e: ik
breng haar in stemming.
Aangenomen, met algemeenc stemmen.
de vierde nog. Wie zuilen we kiezen?
""iiige onzekerheid. Ik zag op de lippen
dw:alen de namen van Marianne, Elise, Lucile....
Daarop zeide ik :
Kom, dan doe ik ecu voorstel: Isabelle uit \
de Ucole des mans.
Bij dezen naam een algemeen protest, vooral
onder de jonge meisjes; een gefluisterd protest,
een gemompel van afkeuring.
Neen, neen !
- Zij is al te sluw. Zij is al te handig. Zij is
te vol leugens.
Ah, zoo! riep ik lachend. Mijn motie heeft
niet veel succes. Isabelle _ is u erger dan onbe
haaglijk; zij kwetst u, zij krenkt u.
Ja zeker!
Wel nu, ecu reden te meer om haar te
nemen. Het is een samengesteld karakter, een
curieus personnago, dat tot allerlei opmerkingen
s of geelt. Ik maak dus gebiuik van mijn gezag
en voeg 1-abelle aan de drie anderen toe.
Zoo hadden we dus onze vier meisjes bijeen.
Hoe zullen we ze nu bestudeeren? We
zouden achtereenvolgens van ieder van haar een
portret kunnen schetsen, zooals men ze bij La
Bruyére vindt, waarin de verschillende trekken
van'het model beurt om beurt onder de pen van
den schrijver U recht komen, evenals de trekken
van het gezicht onder het penceel van den schil
der. Die manier heeft zeker iets voor, en toch
denk ik aan een andere.
Die soorten van portretten hebben wel iets erg
didactisch, vormclijks. Waarom niet te zoeken
hetgeen wij, tooneelschrijvers, een knoop noemen,
dat wil zeggen een middelpunt, waarom de vier
personen been wentelen als om een spil ? Zoo
worden ze niet enkel goedgelijkendo
photographieën, maar ook werkende, levende wezens.
Laat ons dan eens zien. en zoeken ! Zoeken naar
een feit, dat op alle vier van toepassing is.
Zou het kunnen zijn, zeide een mijner hoor
ders, dat het allen burgermeisjes zijn V
De opmerking is juist, maar zou alleen aan
leiding geven tot een kleine aanmerking. Ik wensen
iets meer innerlijks, belangwekkenders ....
Zij zijn alle verliefd, zeide de dame, die
Agnés had voorgesteld.
Ah, juist. Nooit beoordeelt men beter een
mcnschelijk wezen, dan wanneer men het onder
den invloed vau een machtig gevoel ziet. Het
innerlijke dor natuur komt dan voor den dag;
de liefde vooral brengt de ziel te vooi>chijn. Maar
de liefde is slechts een gevoel, ik zou een feit
willen, eene daad die aan allen gemeen is.
Zij trouwen.
l Ia, uu zijn wij er. liet huwelijk, dat is ons
middelpunt. Alle vier zijn dus verliefd. Alle vier
trouwen, en hoe trouwen zij 'i Tegen den wil, of
althans tenen den wensch, vau hare ouders.
Wij zullen ze dus alle vier uit een dubbel ge
zichtspunt zien. dat wil zeggen tegenover
dengeen dien zij liefhebben, en tegenover degenen,
waarvan zij afhankelijk zijn, Hoe zullen zij haar
kinderplicht cu haar gevoelen overeenbrengen?
Hoe zal hare liefde zich uitspreken? lioe zullen
zij er in slagen die te doen zegepralen V Wij zijn
zooals gij ziet, midden in het leven, midden in
de actie. Haar karakter, haar geest, haar hart,
alles is tegelijk in beweging. Het is de strijd
om het huwelijk.
Aan het werk dus. wij beginnen met. . . .
Henriette! riepen allen.
Ik beu het met u eens. En waarom? Omdat in
dien strijd Henriet te het meest te duen heeft.
Merk eens op. dat zij toch niet minder dan vier
tegenstanders te overwinnen heeft; het geheele
hui.-gezin is tegen haar: moeder, zuster, tante,
vader. Tiissotin. Al die inenscheu te bestrijden
en to overreden, zonder nog te rekenen haar
Clitandre zelf, dien zij moet leiden eu besturen
om tot het doel te komen. Eu hoe komt zij tot
het doel? Door behendigheid, diplomatie V Noen,
enkel door openhartigheid, gezond verstand een
goed hart en een (linken geest. Eerbiedig tegen
over Plülaminte, spottend en vinnig tegenover
Armande, dapper in vastberaden tegenover
Trissotin, o)) wien zi.i regelrecht toetreedt als op een
vijand, teeder, ik zou bijna zeggen toegevend
tegenover haar vader, wiens weekheid zij niet
durft misprijzen, en dien zij verontschuld'gt en
liefheeft.
11 a rccu du cie! ceriaine bonféd'aino
y.ii Ie sonniet d'abord a ce que vent sa femme.
Zij beeft trouwens wel gelijk, van hem te honden
en hem te verdedigen, want van hem heeft zij het
gezond verstand en den practischcn geest die haar
tegen al de dwaasheden waarvan zij omringd is,
behoed hebben.
Zeer juist, zeide de een of ander zacht.
--- Haar omgang met Clitar.dre ten slotte heeft
iets heel bijzonders en aaiidoeulijks. Zij is het
eerst tot hem gekomen, uit medelijden, zooals
gij weet.
D'tui regard pitoyable olie a téchémos larmes.
Welnu, het is of men dat begin in het geheele
verloop van hare liefde wecrvindt. Zij is eene
bruid, die iets van eene zuster heeft Wat is er
vriendelijkers denkbaar, dan de raad dien zij hem
geelt:
Jiivqu'au cliien du logis il s'efforce de plaire.
Wat kiescliers dan dit:
Je voiulrais bieu vous voir pour elle et pour
ma tante
l'ne iinie. je l'avouc. u n. pen plus complaisante.
Onder het spreken bemerkte ik op het gelaat
van eene nog jonge dame iets ongeduldigs
\\"at is er? vroeg ik. Eene tegenwerping':'
,)a.
Welke ?
Ik vind dat Clitandre niet genoeg van
Ileuriette houdt. In zijne scène met haar praat hij
enkel over Tri.-.sotin Ik hen hang dat hij veel
meer van Armande heelt gehouden.
Wees gorust, llenrieitc zal wel revanche
nemen.
Wanneei ?
Na het trouwen. Stel u eens voor. wat
Henriette in hel huishouden zijn zal. Wat zullen
haar kinderen goed opgevoed worden; wal zal
het alles ordelijk en net zijn; v.'üt zal hare
vroolijkheid de dioeve dagen in zoiuiigc doen verkeeren!