De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 9 maart pagina 3

9 maart 1890 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 663 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Als er ooit een typisch Amsterdamsen blijspel in een bedrijf is geschreven, is het wel Ik heb iets vergeten". En dan moet men onder de spe lers ook den heer Bigot en den heer Püger heb ben. Zij zijn wel de personen om een dergelijk stukje te releveeren. Het publiek heeft er dan ook tet grootste pleizier bij. Die Heideveld, de meubelmaker, (Bigot) roet zijn huoge zijden pet, en Sitïk (Pilger) met zijn eigendommt'fjes" in de Jordaan en zijn nieuwen strooien hoed worden aldus onbetaalbare types. Tusschen heu staat het hoedenmaakstertje (Ninv) (mej. Spoor). Och ! waren de hoedeuiaaaistertjes altijd maar zoo braaf en zoo verstandig. Mej. Spoor vervult deze rol op bedaarde, welbedachto wijze, evenals zij in Vriend Ifritz de rol van 8u>e speelt. Zij is juist het persoontje, om een eerlijke, reine liefde, een onschuld, wier hart is ontwaakt, te vertolken. Geen hartstocht, geen diepe tonen vrage men van naar, maar een lief, gemoedelijk Duitsch of Hollandsche meisje van wat men hier in Amster dam noemt goeie burger familie", dat kan zij voorstellen, en wel zoo naïef, zoo on geknutseld, dat men onwillekeurig zegt, zoo ken ik er meer". Zoo speelt mej. Spoor b.v. ook in Janus Tulp, dat ik onlangs zag vertoonen in den Salon, en in den Schouwburg zal haar, hoop ik, de gelegen heid worden gegeven meer in dit type op te treden. In Tivoli wordt vertoond een blijspel in drie bedrijven door A. de la Cour en A Hcnnequin dat de titel draagt van Het proces Veaurndieux. Dit proces nl. nemen twee jonge getrouwde, doch nog vrij lichtzinnige advocaten als voorwendsel om 's avonds vrij te zijn, samen fijne dinertjcs te gaan gebruiken en verder den avond genoegelijk te kunnen passeeren". Hoe alles in de war loopt, en hoe alles weder in orde komt, kan ik hier niet vertellen. Ik kom dan wat veel aan de hypoteiuisa, de schuine zijde. Ik meen echter verplicht te zijn te moeten vermelden op welk een sobere wijze de heer Thünissen als Gutinet, de halt' versufte oude snoeper, optreedt. In. het voorstukje de Advocaat van den duivel" ver vulde dd heer Thönissen eene knechtsrol, doch reeds bij zijn eerste optreden is hij daarin weer te komiekig", te veel die Thönissoir'. In het proces Veanradteux is hij een artist, die een rol, zij hot dan ook een minder sympa thieke, vertelkt. De lustige advocaten, maitres Tauvinard en Tardivaut werden voorgesteld door de hb. v. 01lefen eu Harrns. De laatste beviel ons beter dan de eerste, want de heer v. Ollefen doet maar niets geen moei-.e om zijn zegswijze te verbeteren Mevrouw Kley stelde een zeer besliste schoon moeder voor. Verder zijn do optredende personen van weinig belang. Fu. IBSEN'S NORDISCIIE HEEEFAHRT. In het Deutsche Theater te Berlijn is een treur spel uit Ibcns jeugd die Nordische Iherfahrt, vier bedrijven in verzen, opgevoerd. Ibsen is daarin nog niet de leider van het naturalistisch pessi misme, dat hem later JVora, de Wilde Eend en Spaken zou ingeven, maar tccli is reeds de trek naar het droevige, de blik op al de ellende der wereld erin te herkennen. De Nordische Jleerfakrt is Ib-sen's eerste drama van beteekenis; hij was toen dertig jaar oud, en bekleedde de be trekking vau moester in de voordracht aan het theater te Christiania. De sagen van zijn land hebben hem hier geïnspireerd, en reeds tooiien zich zijn latere eigenschappen, zijn krachtig deu ken en ziju kunst om door waarheid, eenvoud, be langrijkheid der voordracht den toehoorder te boelen Ibsen heeft bij het behandelen der stof, die met het Nibelungen lied en de Wülsunger-sagc in ver band staat, zich de grootst mogelijke vrijlicid ver oorloofd. Hij heeft er ook IJslamlsche lamiliotraditiëi bij gebruikt, die aan de legende, een ge heel ander karakter geven, dan dat wij uit de sago kennen. Alleen een stuk leven ui r den ouden tijd heel't hij op het touneel willen brengen, mensclien iu mensclielijke betrekkingen, niet huif go den, half dieren, voor welke wij niets gevoelen kunnen. Aau de sage heeft hij eenige motieven voor zijn gedicht ontleend: het bedwingen der ontem bare jonkvrouw door den sterken hu!d, die in de vermomming van zijn vriend haren trots buigt en haar dun vriend als vrouw overgeeft, zonder dat zij van het bedrog wist; den twist der vrouwen en het verraden van het geheim door de vrouw van den waren bedwinger; het bevestigen van deze onthulling door den ring; de wraak der be drogene en vernederde door het dooden van don sterken held. Niet echter in het stoffelijke ligt do eigen aardigheid en waarde van Ibscn's gedicht," zegt Paul Liudau. »IIet werkelijk belangrijke en poëti sche is ve.eleer de gvoudstemming; het wonder bare halfduister, waarin zich do gebeurtenissen uit het verleden voor ons hullen. liet is een merkwaardig schilderij in spookachtige donkerroode verlichting, als het noorderlicht zelf, een licht als van brand en bloed, als het huivering wekkend schijnsel der walmende fakkels van harsig dennenhout. Moord en bloedwraak zijn de voornaamste, haast de eenige drijfveeren der han deling, welke Ibsen in de tiende eeuw, in den laatsten tijd der Vikings, kort vóór de invoering van liet Christendom, plaatst". De intrige is de volgende: Jokul, de vader der woeste Ujördis (iu de Duitsehe sage Briinliilde) is door den raadsbestuurder in IJsland, Oernulf, in eerlijken strijd gedood geworden. Toen Jökul onder den doodenden slag viel, zong hij : Jökul's telg zal Jökul's tnoord'naar Wee bereiden allerwegen! Deze telg is do hartstochtelijke Hjördis, aan ?wie haar vader een stuk vau een wolfshart te eten heeft gegeven; zij wordt door de bloedver wanten van den vermoorde naar IJsland gezon den, en in het gezin van Oernulf opgenomen. Zij groeit er op met Oernulfs zeven zonen en ziju dochter Dagny (de Kriemhild van de Nibelungen). A's zeevaarders komen nu naar IJsland Sigurd, de sterke held (Siegfried) en Gunnar (Gnnther) zijn wapenbroeder. Bij het feestgelag zweren zij, door de meede verhit, dat zij niet naar huis zul len keeren, zonder een meisje van het eiland mee te voeren. Hjördis echter drinkt hun bescheid, en doet van haar kant de belofte, dat die karnpvcchtcr haar do zijne zal, kunnen noemen, die haar uit den berenloreii zal halen en op zijn arm wegdragen. In dien toren nu wordt HjörJis door een vrecselijk monster, een ijsbeer, die de kracht van twintig mannen heeft, bewaakt. Gunnar, die iu hevige liefde voor de trotsche jongvrouw ontvlamd is, is wel een moedig man, maar thans hecht hij aan het leven, juist om de ongenaakbare vrouw, die gai.sch zijn hart heeft ingenomen. Nu biedt zijn wapenbroeder Sigurd aan, in Gunnars stalen hemd iu den toren te dringen en de jonkvrouw te ontvoeren. Signrd doodt den ijsbeer en brengt den nacht bij Hjördis door. Tusscheu hen echter rust zijn scherp zwaard (Nothung in de Siegfried-sage) ju do nachtelijke duisternis draagt hij Hjöidis naar Gunnar's schip, en Gunnar roeit met haar weg, zonder dat zij van het bedrog iets gemerkt heeft. Sigurd echter rooft Oernulfs dochter, de zachte Dagny, eu neemt haar als vrouw mede. Vijf jaren zijn verloopen. Gunnar leeft met Hjördis op zijn kasteel iu het noorden \an Noor wegen. Een knaapje is uit dien echt gesproten, Egil, die nu vier jaar oud is. Plotseling verspreidt zich hot gerucht, dat Oernulf met zijn zonen ge land is, en Gunnar vermoedt terecht, dat de oude wegens de nog altoos ongewroken schuld van den vroiiwenroof komt. Hij laat dus zijn zoon, den kleinen Egil, naar hst zuiden in veiligheid bren gen, en maakt zicli gereed om deu aanval af te we ren. Hier in het hoogo noorden ontmoeten elkan der ook dicht bij Gunnar's kasteel zijn vriend Sigurd, die met zijn vrouw Dagny uit Engeland komt, en Oernulf, Da_>,ny's beleedigde vader. Tus schen hen beiden komt het tot een eervolle ver zoening. Sigurd betaalt de verlangde boete, en Oernulf legt verzoend zijn rechterhand in die'vau zijn schoonzoon. Maar met Gunnar heeft hij nog af te rekenen. En daartoe verlangt hij hulp vau Sigurd, maar Sigurd kan die niet verleenen ; hij heeft zijn wapenbroeder trouw en bijstand gezwo ren tot in den dood. Een andere bondgenoot komt echter voor den wraakzuchtigen Oernulf opdagen, liet is do boer Kare, die wegens veediefstal met Gunnar's knech ten in twist geraakt is, eu een van die knechten heeft gedood. Hjördis heel't hem daarvoor met den dood bedreigd, hij is dus gevlucht en zoekt nu bondgcnooten to krijgen, zijn leven te redden, | en dan wraak te nemen op Gunnar en Ujördis. Oernulf wijst dit laag en onwaardig bondgenoot schap af, en Kare (rekt weg met de huivering wekkende bedreiging: Deze avond zal Hjördis zich niet meer om huar kind behoeven te ver heugen." lutusielven ontmoeten elkander ook Gunnar en Oeriiulf'. Gunnar is niet afkecrig van verzoening. Maar Hjördis, die niet vergelen heelt, dat haar vader dooi1 Oenuili gedood is, en y.ich door Gun nar heelt laten beloven, dat hij wegens dien moord bloedwraak zal nemen, wil niets van verzoening weten, c-n /.et haren man tot den strijd aan. In de hitte van den twist laat Oernulf zich ontval len, dat Gunnar's geroofde vrouw nooit tot ecro zal geraken; zoolang niet de boete betaald en zijne toestemming verkregen i*, is zij Gunnar's wettige gemalin niet. Dit smadelijk- antwoord kwetst Ilj rdis zeer, maar zij verbergt haren toorn en \veerstveei't de verzoening niet langer. Zoo noodigt dan Gunnar zijn vriend Sigurd en diens vrouw Dagny., zijn vronws pleegvader Oernulf en diens bloedverwanten tot eer. feestgelag in zijn burcbthal. Bij dit feestgelag verschijnen echter, behalve Si-nrd en Dagny, van al cniulfs bloedverwanten alleen zijn jongste zoon, Tliorolf. Oernulf zelf is met ijn andere zonen naar het Xuiden getrok ken, wmit hij heeft begrepen, dat Gunnar's zoon Egil daarheen gebracht is, en vreest voor de be dreiging van den beer Kare. Dien onwaardige mag men zijn wraak niet laten; hij gaat dan scheep om den boer voor te komen. Ooit Sigurd heeft Gunnar's uiinoodiging slechts aarzelend aangenomen. Onheilspellend schijnt hem het ontmoeten met Hjördis onder haar dak. En hij vertrouwt aan Dagny, zijne vrouw, het geheim van den roof in de;: (oren. Dagny is trotich op haren gemaal, den dapperen, sterken held. en ruimt zijn bezwaren uit den weg. Zoo verschijnen zij dan voor het feestmaal in Gimnar's hal. Si gurd zit op liet eergcsfoelto. en de horens, met meede gevuld, giian rond. lljördis, in wier ade ren 'net wilde bloed van het retize-iigcslacht brnischt, ontevreden op dit eenzaam shit, gekrenkt door het gemis aau roem en aan daden, ni«t eens ge lukkig in haar moederschap, want ha;.i zoon is haar te week en te teer, deze manvrouw, die in verbinding staat mot gcheiiue'm.ichtcn en 's naciits zonderlinge liederen zingt, gevoelt een zondeiliiigo gewaarwording, als zij Signrd voor zich ziet. Zij bemint hen;, zonder het te weten, en vindt er een uitbundig genoegen in, hem te kwetsen. Naar oud gebruik vordeit zij dat de helden hun roemvollc daden zullen bezingen, voor die van Signrd heeft zij .slechts spottenden bijval over. Nu zal Gunnar spreken; ook de/e vermeldt ccne moedige daad uit zijn leven. Jlaur niet van deze wil Hjördis hooren ; Gunnar moet vertellen, hoe hij haar uit den bcrentorcn heel't bevrijd. En ter wijl zij Gunnar tot dezen zang uitdaagt, spreekt zij honende en scherpe woorden over Oernulf, welke zijn zoon UoroH 'niet kalm kan aanhooren. Het komt. tot een heftige woordenwisseling, en ten slotte stormt Tliorolf heen, en zegt, dat de smaad, Oernulf in dit huis aangedaan, ook gewroken zal word.-n; want Oernulf is naar het Zuiden gegaan, om Egil op te zoeken, en aan het strand heeft iemand gezegd, dat Gimnar's zoon dien dag niet overleven zal. Dan ijlt Gunnar, door l.'jördis ge prikkeld, hem n-:, en doodt Thorolf, omdat hij mee; v t dat Oenv.v.f den jongen Egil is gaau dooden. Dugny, <i\!::i;s liefstou broeder men gedood Leeft, baist in i\iSdüwiinhoe.p Ion, en om de overmoe dige Hjiirdis te krenken en den moorder.aar van haren broeder to schandvlekken, slingert zij hem de waarheid in het gezicht: dat Hjördis niet door Gunnar maar door Sigurd vermeesterd werd. Dagny wijst op het zegeteeken, den ring, dien Si gurd in den nacht in den toren aan Hjördis heeft ontnomen en dien nu zij, Dagny, Sigurd's vrouw, aan den arm draagt. To midden van dit tooneel keert Oernulf terug. Hij heeft wraak genomen, maar op edele wijze. Hij bezorgt Gunnar het knaapje Egil terug, dat hij aan Kare's lagen heeft weten te ontworstelen. liet is een harde strijd geweest. Met zes zonen is Oernulf uitgetrokken, hij keert alleen terug. Als hij nu verneemt, dat door een vreeselijk mis verstand ook zijn zevende en jongste, zijn lieve ling Tliorolf gedood is, staart hij in dolle smart voor zich uit. Hij zegt slechts weinig woorden. Hij laat zich Thorolfs lijk geven, en gaat heen, onverzocrd. ongehogen. lljördis zelve wordt door de smart van den oude niet getroffen. Al haar gevoelen en denken gaat op in hot innig verlangen naar wraak, v raak j om den haar aangedanen smaad. Signrd moet sterven! Uit haar lange lokken vlecht zij de pees voor den boog. Zij maakt schachten voor de pij len en scher;,t de puuteu ervan Sigurd moet sterven! En niets brengt verandering in haar besluit, zelfs niet de bekentenis, die zij zich zelve doet, dat zij Sigurd liefheeft eu eens zijn geliefde geweest is. Sigurd daagt nu Gunnar, die den broeder van zijne vrouw gedood heeft, bij het aanbreken van den dag tot een tweegevecht. Hoe ook het lot mag beslissen, en wie ook vallen moge, Sigurd en ik blijven tezamen", zegt lljördis. Intusschen heeft de oude Oernulf hot lijk van Thorolf aan het strand begraven, en hij zit daar, ondanks den vreeselijken storm, dio de golven op zweept, en wil niet vaa do plaats wijken, wil zich niet gaau verwarmen, wil het avondmaal niet gaan gebruiken. Hij wil daar siil blijven zitten, tot hij, door de stormen van den nacht nederjeworpen, voor eeuwig zal rusten. Plechtig en grootsch staat hij op en zingt voor zijn gestorven zotten het doodslied; eu als hij zoo de dooden geëerd heeft, gevoelt hij zich verlicht en betreedt raet de zij nen de hut. Aan het strand ontmoeten elkander nu, terwijl nog steeds de storm woedt, do wind huilt, de gol ven schuimen en de wolken spookachtig jagen, lljördis, als een Walküro prachtig getooid, met wapenrusting', helm en schild, pijlkoker en boog, en Sigurd. /ij wisselen nog slechts weinige woorden, Zij weten, dat zij voor elkander bestemd zijn, en dat het noodlot hen voor eenwig van elkander gescheiden heeft. Een pijl fluit door de lucht eu en Sigurd zinkt ineen. lljördis omvat hem juichend: Signrd, mijn broeder, nu behooren wij elkander!'1 Neen," antwoordt do doodciijk gewonde Sigurd, nu minder dan ooit! Hier scheiden zich onze wegen! Ik ben een Christen. Ken kwelling was mijn leven van het oogenblik af. dat ik u uit mijn hart, scheurde < n n aan Gunnar gaf. Dank, Hjördis, nu is het mij licht, nu ben ik vrij !" En terwijl hij den geest geeft, ttort lljördis zich in de zee. Intusschcn heeft de boer Kare Gunnar's kasteel in brand gestoken en diens knechten gedood. Oernulf schenkt den rampzaligon Gunnar vergiffe nis en trekt niet hem en zijne dochter Dagny, Sigurd's weduwe, naar JJslami. Ibscn's drama maak't, gespeeld, niet den indruk dier, het gelezen of verteld maakt. Hei is in zijn ont zetting en vvreedcn eenvoud te somber.te eenvormig huiveringwekkend voor het toonce'pubüek, Gun nar's persoonlijkheid, -- ofschoon niet zoo zwak en laf als de Gunther van het Nibolungeniied, is ook hier te dubbelzinnig om te bevredigen; Sigurd en Dagny zijn niet zoo imposant als dio u het Gormaausch epos. Daarentegen behooren Oernulf en lljördis tot de imposantste scheppingen, dio het nieuwe drama heefc voortgebracht. Zij schijnen inderdaad van het fabelachtig geslacht der Noord-:cho renden af to stammen, en ziju als uit jj.rain.et gehuiuvüti. In het scheppen van deze twee figuren schijnt de dichter grooischer dan in zijn latere drama's, waarin de sombere wereldbeschouwing en bittere ondervinding het werk hebben gcïulluenceord. Men kan zelfs beweren d.tt menigeen, die door Hjalmar en Oswaid van Ibsen is afgeschrikt, hem dooi de vreeseiijko Hjördis en den epischen Oeriiull weer zal toe^evoerd worden. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Ditmaal valt er te bespreken: een concert vau Dyna Beniner (zanirl, Zriie M'.iri.-imé(piano) en J. Mossel /violoneu); ti-i;e oiivoeiing van Lucia fan LaiitiiicniH;'»' iu de Hollamlsche Opera eu eene van Dun Jtutn, niet France'Co 'Andrude iu de titelrol, in de DuuSc-he. Vervolgens «il ik hier nog' een woord wijden aan de noviteit: de ouverture van de opera (l/crn<li>liiir van den FraüseUen componist E. Cuabner, zoools ik deze uit de partituur eu op eene repetitie in het Concertgebouw- leerde kennen. (De uitvoering er van ??liedcu avond (j Maart iu het C'.mcertgt.bi/mv zal ik niet kunnen bijwonen, daar ik het mijn plicht acht in den Piiikschomvburgdcu Franse-hen tenor Dereims, die iu Cüi uien op treedt, in de strikken van de Hoüamlsche Gitann Albers-Jahii te gaau zien vallen.) Het ci.nceit vau Dyna Ileuuiei1 verschafte veel genot door de voordracht vau deze zangeres zelve iu de eerste plaats, en in <]e tweede duor oie vau J. .Mossel. De pianiste Zélie Moiianu' daarentegen leverde weinig stof tot tevredenheid oj). Haar -pièce de ré-iisuinec", de G mol BulInde vau Chopin stoud niet boven liet peil der middelmatigheid; verscheiden leerlingen vau con servatoriums of muziekscholen zoudeu haar even gin d kunnen spelen. Behalve door overmatig pedaalgebruik werd het werk ontsierd door ver schillende slordigheden eu eene opvatting, waar aan waarheid en alle orjrinuliteit ontbraken. Den uaü.-dag van deze pianiste vond ik evenmin te lovc-n. Ik vond hem stijf en hard, hetgeen voor namelijk een gevolg kan zijn va.u .'! /aken, t. w. oiiiiiu/ikaliltrit, zc;iuwachii.;iieid en een onvoldoend ontwikkeld polsgewricht. Ik wiet uirt welke van deze cliie oorzaken bij Moriaméde ware is, maar constateer slechts het feit. Een zeer middelmatig instrument was aan de schoon heid van deze ea haar andere praestatie niet be vorderlijk. Dyvia Beumer zong met haar gewoon meester schap eerje aria. uit Dan Juaii, en verschillende meer op eoloratuur dan op stemming berekende liederen. Behalve door teu wet k geluid ea een uiterst gemakkelijke loonvorming, onderscheidt zich Dyna Beumer door eeu groot e techuische ontwikkeling. Hare trillers o. ;i. ziju vau eeu. ongewone zuiverheid. Al hare zangnuinuiers zija iu den vollen zin des wuords nitCfterstukkeu; tot in de kleinste oi/derdeelen it> alles bij haar geschikt. Voor spontaan gevoel wordt bij deze manier van kunstopvatting weinig phriU over gelaten ; hoort men Dyna Beniner duizendmaal hetzelfde lied zingen, In-t zal ook dni/;ei;d.awal precies hetzelfde klinken. Men knu zich voorr-lelleu dat een volmaakte plionografif. wanneer zij ns baar ifpertoi.'e daarin uitgs «.-iigen had, Dyna Beunier voor goed zou kunnen veivanii't'n : ik bedoel hiermede gien blaam, maar deze onveranderlijkheid bei ft toch i e U konds, iets i'.).-sielachti.L'*, dat zieh met het war me meu'Chenlevei! slecht venliaajjt. Hoe iïiarne zou men na Dyna Be timer's voordrachten iemand ue.uoods tamelijk dilettantisch, maar niet ziel het een of ander gloeiend uitsch lied van Sehuinann of Jansen hooren uit^aluidn! Doch de Fransuiie kunst van Dyna Beniner is zoo koel in hare Oüberispelijkheid, rneii denkt daarbij onwillekeurig aan de Ga-tou's en Gontnui's uit het Journal Ainimaitt met. hunne strenge aangezichten, waarvan elke uitdrukking teu stïcugsto geweerd is. Dit is allrs zeer gfcdisUiigutevd, vuai'.r mijn Hemel '. isme.v dan ook de. kunst tegenwoordig (iarftonljo en Goutranlja spelen ? . . De heer Mossel behaalde een groot s-ueoes, vooral met zijn kleine .solonurnmerr', waarvan weder de Mtr.urktt- van Pup|.>tr mi.! l.ct «lanspunt toe&elieeu. Deze werd c/iin gedeeld zonder er eonigszins minder (Iegelijk ooi ie wezen ; er wa.s geen spoor van eenig.syJ!,s lordigeii bombast iu te ontdekken, waartoe dit genre aau minder solide spelers dan de heer Mos-el is, overigens eenige gelegenheid geeft. Na deze 3ïa \ urka zal liicnumd, die ter goeder troir.v is, Mossel gioole eigenschappen kum.en ontzeggen, want 'het komt in dit nummer volstrekt niet alleen op vingervaardigheid aan, maar ook en vooral op stijl en ook hierin muntte de beer Mossel uit. Nu den Si'rlii'jlinnnifn van Davidoff {dio in. i. iets lichter ge.-peeld ban moeten zijn) mofvt de lieer .Mo.-se!, toegevende mm de vele toejuichingen nog reu extra nummer spelen. J Iet publiek, dat Zaterdag f .Maait de zaal vaa Odéou vn'.ie, zat voortaan tot de besliste voorstanders vau Mossel behooren. Ik ben al weer op weg oiu te la'ig te worden, bespeur ik. Daarom maar een kort woi.rd over de Lii'-ia fn:i Lniiiiin'1-inoui- eu den Dim Ji/tni, om nog eenige ruimte voor de (jtrri/</i;l/nc te kuüiien overhouden, l'e Mollain'^che Opera daii geeft mot h:uu- Lii<-iii Wijken VHU ernstig vo<>vtgezit streven. Mcj. do \Vuitl' {Lucia} h:ui verd. Kerkhoven (Kl;)«i' Iï(in'ii.-nr<i<,t/), wit!'.» uit spraak van het Nederlandsen .schijnt t verhetcr.,'ü, muur de II11. vnn Bexem (>'//? Artlmri en Dt.'rickx ((lilLfi't/ koedeu me niet iu de waan brengen, (lat deze ^caotteüiets uti'i.-r.s d;:;; vcrkleede Ylaming-eu waren. L'e heer l'oons (llf.iiri Af ion] was eeuiL's/.ius zwak maar be-'eiiuaf'd v «.u stem; zeer nobel was ook de Ie. er Nobel (I'ni/,'iniii/'). Orkest en koren waren iu 't ;.'U:cmeêii verdienstelijk. De Dun J,:an gut' or.:iieu v ge legenheid om d'Andrade a's zanger en als tooneelspeler te bewonderen; ik zul over deze opvoering met iiagenoes,; dezelfde hezt i vaa de vorige, die ik echter maar kort zjiu. In vooral door d'Audrudo'.s verdien s t el ijk, ofschoon da.ir (o a. iu bet M<:it«i' overiieten. Juniiiioi' is ook. dat de iaakte (üe nu alti in liechstuiveiiue publiek len kii.Mieii genieten. oe modern is de muziek van laat.-t'oedoelüe scène met l:uro iiiilieiinixdie" vernuiukrde sepiiu deze scèue Don Juat) is al dramatUeii genoeg der vau orkestratie en stemm kan er gieno beslaan. Ten slot Ie een woord over de (liccn-lolinc vaa Ch.-ibrier. Kende men dit werk als liet voortl)r',-ug>el vau feu jong cmnniüust, i:\ drt volk1 kr;;.e!a vau ue :-Sturrn umi Drui:g'!-j>i-i'iode verkeereude, meu zou het een gerd.ilc pogiii;r kunnen ;'.oe;n;-M, die vee!, zeer Veel voor livie-r b^luot'de. jh-e.r uu Chabrier als volwus.-en meester schijnt beoor deeld te moeten wor'.ee, kan men hei \veil; ai. i. niet ander;; aU mislukt, be>ch>imvyu. H .'t ;i;iü.stornieiide beyin (het hoof'dnjoiu-1' da uvaa willen we I noemen) doet u'e! is waar veéi ver\vaehteii; ook het gedrag-eu tKeiua iu e mol (II) : . e eis d e' b g . j enz. is ze;-r mooi en wordt door een groote iiiiiiubeid gekeiiiiie:kt. Het is ecu iniiu vuu ziel. die s'.oo spreekt. Ma.u' van het orgelpunt op bes en de clari'." iso'o l thema II) af, verloopt de veelbelovende stroom voor mij ii; hè', zand. De intrede van dit t hem.", i.-, v.x'i i.-o i ;;,;>? g.-:liikkig (het doet denken aan de intttde vau de hoboe iu bet Amlante van de Ie .synij honic vuu. lirulmis) muur spoedig daarna wordt de conceptie mij onklaar en de harmonie gezocht. Natuurlijk klinkt het uu volgeud iltel (Des dur, tlieiiia IV j. ofselioou meu voor de eenigszins triviale o;;i,,',i:;keliug van dit deel ook \vedcr weinig kun ge voelen. Er treedt nu weder een nieuw motief in Des op (V), afgebroken door het in M'xioleu gevarieerde hoofdmotief (1) gesjieeid ibior de bazuinen en een ]);\ar nieuwe en /oud,- ii?u; gerytiimeerde, met yrooteu nadruk e'pl ed':;::e. intervallen, waarvan men zich tevergec.i's cifv^uig1.. waarvoor ze dienen lses ca a . . 5a l'ue;; ' ' des . . enz.). Dit duurt eeu poo.-je, totdat men \veder hei

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl