Historisch Archief 1877-1940
No. 664
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
uitgevers Blom & Olivierse te Culemborg zulke
kokette pakjes voor zulke stompzinnige kinder
tjes beschikbaar stelden.
En hiermede is het stapeltje opgeruimd.
13 Maart. VON BBUCKEN FOCK.
1) Al de totnogtoe besproken werkjes zijn net
jes uitgegeven door den heer P. Koordhoff te
Groningen, van wien de lieve kleinen niet kunnen
beweren, dat hij zich hunner niet aantrekt.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
Bij Th. van Gosh in de tonaliteit van Boussod
Valadon et Cie. aan den Boulevard Montmartre
te Parijs is een tentoonstelling saaragebracht van
zes en 'twintig der laatste werken van Camillc
Pissarro. Naar modern gebruik is bij don een- (
voudig maar met een streng artistiek cachet uit- j
gevoerdon catalogus een inleiding gevoegd, waarin
Gnstave Geffroy' het werk van Camille Pissarro
karakteriseert Zoo wijst hij ook op de groote
onafhankelijkheid in Pissarro's talent. De schil
der," zegt hij, had al een mooi verleden achter zich
en bevond zich in vollen oogst van werken. De ure van
succes gekomen, opliet oogenblik dat do menschen op
den langen duur hun plaats gemaakt hebben, en
zich tevreden stellen stiptelijk te maaien wat zij
zaaiden in onzekerheid, op een tijdstip van
uitzinnige en werktuigelijke productie, waar zoovele
overwinnaars er zich bij bepalen een vast genre
te ontginnen, zuiver leverantie doen voor het
succes, en eindeloos een formule, een manier ot
een onderwerp herhalen, heeft hij, de oprechte
en hardnekkige werker, een halte gemaakt, en
een nieuwen weg ingeslagen." Van die nieuwe
phase in de ontwikkeling van den
belangwekkenden lamlsehapschilder geeft het bij van Gogh
tentoongestelde de rijpe vrucht.
Bij den Catalogus van de 6 Maart geopende
tweede tentoonstelling der reintren-Crrareurn bij
Durand-Rneïte Parijs, is ook een woord vooraf
geschreven, dit door Pb. Burty. De Hollanders
worden door de Panische beminnaren der
etskunst met onderscheiding behandeld. Burty noemt
ze 'teerst van d<* g*«tpn.~ De Hollanders," schrijft
hij, blijven de poëzie, de geheimzinnige bekoring
geven van hunne binnenhuizen, zooals bun mees
ters die vertolkt hadden in hunne schilderijen en
hnnne bewonderenswaardige etsen : de recente
algemoene Tentoonstelling is geheel ten roem ge
weest, der emotioneole noordelijke artisten, die
door de droomerige tonigheid bevangen zijn van
het licht zooals bet door hun vensters valt."
De heer A. Pit te Parijs heeft gezorgd voor
een gedeeltelijke vertegenwoordiging onzer mo
derne etskunst. door werk in te zenden van M.
van der Maarel. Jaeob Man's, Mattbijs Maris en
W. de Zwart. De hoeren Ch. Storm van 's
Gravesamle en Ph. Zilcken zonden zelf in.
Verder zijn o- a. Bracqnemond, John Lewis
Brown. Marv Cassatt. Jules Chéret. Marcellin
Desboutins. Fantin Latour, Hcnri Guérard,
Norbert Goenentte. M. A. Legros, Loon LhormUto,
Odilon Kedon, Camille Pissarro, Lucien Pissarro,
A. Sisley, S. W. Thornley en Francis Seymour
Haden van de partij.
De Brussolsche Tentoonstelling van de Portret
ten der meesters van deze eeuw, zoo bericht do
Art Moderne is jreopend met het gebruikelijke
ceremonieel der officieele openingen : het hof en
de stad, de roode tapijten, de witte dassen. Men
vindt er eenige mooie dingen, tusschen een schrik
wekkende nitpakking van viiilaardige mannetjes
en leelijke dames. Heeft waarlijk de eeuw in
plastiek niets beters voortgebracht, dan dit V Een
aantal toegezegde werken zijn niet gekomen. Men
wacht die van Manet. Raffaëlli, Puvis do
Ghavannes, die een beetje fleur zuilfin brengen onder
al dat overouds".
Do directie van hot Museum van Teyler's
Stichting te Haarlem beeft een wijzen zet gedaan
door op de tentoonstelling van ennigo latere schil
derijen van Jozef Israëls in Arti", de Verkwik- j
king" aan te koopen. Dat, in de Haarlemsehe ver
zameling Tsraëls nog heel niet vertegenwoordigd
was, werd wat te gek. en een komplooter werk
van den meester dan dit zou a,l mooieli.ik te vin
den zijn. Israëls beeft zeker zelden zoo 'n mooi
figuurtje gemaakt als dit heerlijk geschilderde
ouwe wijf. !
Onder het oere-voorzitterscliap van den hertog
van Aumale en het presidentschap van Antonin
Proust, do man die bij den koop van den A n/jelii^
en bij die van de Oh/mpin zoozeer betrokken ge
weest is. heeft zich een commissie van Franscbe
kunstminnaren gevormd, die zich ten doel stelt
belangrijke kunstwerken aan te koopen, en die
aan de staatsmusoa aan te bieden. Ook wil deze
commissie aan behoeftige artiesten hulp kunnen
verlecnen.
In Brussel is Vrijdag 14 Maart in den Cercle
artistique een tentoonstelling geopend van de
laatste schilderijen en beeldhouwwerken door den
interessanten meester Constantin Meunicr.
V.
IN MEMORIAM.
Op l Maart 11. wachtte op het naburig kerk
hof Zorgidied een kleine schaar van
belausrstellende vrienden een bescheiden begrafenisstoet,
Hij, wien men de laatste eer ging bewijzen,
was een eenvoudig nederig man, die gedurende
zijn leven veel en vruchtbaar had gewerkt end ie
slechts door den dood was afgelost van de ernstige
eu welbegrepen levenstaak.
Het was een echte Maartsche dag. Een
aschgrauwe lucht, dreigend neerhangende loodblauwe
wolken ; de snerpende Oostewind die de enkele
sneeuwvlokken voortjoeg, gierde door het dor
geboomte, eu deu nabijgelegen Amstel opzweepte
tot schuimgekroonde golfjes; de eenzaamheid eu
stilte van den doodsakker, duidelijker door de
weinigen die ze poogden te verbreken ; dat alles
was een decor zoo somber en indrukwekkend
als slechts de meesterhand van de natuur schil
deren kan.
En, zonderlinge tegenstelling, hij die ten grave
werd gebracht, had eens met kwistige fantasie,
met begaafde en zekere hand, met weelderigheid
en breedheid van kleuren, onder de vonkeling
en schittering van het kunstlicht, duizenden en
duizenden verbaasd eu meegesleept door de voor
stelling van prachtige tooverpaleizen, vol rijkdom,
gloed eu poëzie; en gespeeld met zonneglans,
goud en azuur.
Voor die echter nadacht, werd de tegenstel
ling getemperd bij de gedachte dat weinige da
gen te voren de schoone, veelkleurige doeken
knetterend eu sissend waren ondergegaan in de
vernielende gulzigheid vau de razende vlammen,
en dat Int eeij/.ame kerkhof van hooger leven
fluistert en eeuwigheid verkondigt.
De levensgeschiedenis van Jan David (leerling
Groot veld is eenvoudig, schier prozaïsch. Op
10 Mei 1S21 geboren te Amsterdam, is hij op
UI! Februari ISO') aldaar overleden.
Het is de oude, aitijd weer nieuwe geschiede
nis van den moedigen bezielden jongeling die
kunstenaar wil worden, eu van den angstvalligen
vader die hem kantoorbediende wiide maken zooals
hij zelf gedurende 50 jaren was geweest.
De strijd tusschen de kantoorkruk en het palet,
of wel tusschen de eisenen der werkelijkheid en
het- drijven naar het ideaal.
De zoon zocht heil (o wonder) in een kruide
nierswinkel en bewees daardoor de oubillijkheid
VHU het vooroordeel aan dat eerzaam bedrijf ver
bonden, want op Zondag moci't hij
teekeneu ! ; en dan haalde hij in allerlei grillige
figuren zijn hart op vau de zesdaagsche onthou
ding.
Nadat hij de lessen van den heer Van B:immel,
later schilder te Weeoeu, had gevolgd, kwam hij
achtereenvolgens als decoratie-schilder bij den
heer Duport iu de Nes, eeu der brandpunten der
tooneelspeelkunst dier dagen, daarna te Dordrecht,
om eindelijk aan de onbekendheid waarin hij
verkeerde, te worden onttrokken door Jan Eduard
de Vries, den veelzijdig ontwikkelden,
scherpzinnigen man, die het geheim bezat het talent te
ontdekken, wakker te schudden, te ontwikkelen
en tot rijpheid te brengen.
Eerst in Amsterdam in den Stadsschouwburg ;
toen met de Vries ia trouwe ballingschap naar
het gebouw Frascati in de Nes, daarna in het
Paleis voor Volksvlijt beoefende hij met geest
drift de kunst die hem lief was, eu die hij met
zeldzame, dikwijls onbaatzuchtige, toewijding
diende.
Eigenaardig is de kunst van het
decoratieschilderen. Van de fijne trekken, de zachte
nuanceeringeu, de teedere overgangen, die het werk
des kunstschilders kenschetsen, is geen sprake.
Alles is op effect, op afstand berekend.
Het doek ligt op den grond eu de schilder
staat ervóór of op, gaat met het breede pen
seel er overheen, en tint het met forsehe hand
en duidelijk sprekende kleuren, langs do lijnen,
aan de leer vau het perspectief ontleend, die er
met krijt of potlood, ruw maar toch mathema
tisch nauwkeurig, op zijn uitgemeten eu
g'«trokken.
Gij gelooft aan effect noch samensmelting van
kleinen, alles dringt op elkander of staat naast
elkander, tot bet decor, in passende omgeving
eu onder goed aangebrachte verlichting geplaatst, j
zijne begoocheling op u uitoefent ; de lijnen
worden bogen.de bogen gewelven, het vlak wordt
diepte, de buurschap wordt vergezicht. Dat
verstond GrooU'eid, ais de waardige leerling van
J. Ed. de Vries, bij uitnemend,ieid, en zijn groot
ste genoegen was uw verbazing waar te nemen
overliet seiner ongeloofelijk optisch bedrog.
Zijn bekwaamheid werd door zijn vaardigheid
geëvenaard. Bij het bezoek door Fordinand de
Lesseps aan Amsterdam gebracht, wijdden zijne
vrienden en vereerders hem een karakteristieke
hulde, ter gelegenheid van het ter zijner eere
aangerichte feestmaal.
Na een dronk op fkioz en Panama opende zich
de achtergrond eu een gezicht op liet
Suezkanaal eu op de werken in aanleg te (Jolon
begroette den geidalen ingenieur. j
Iu weinige dagen, schier uren, had Grootveld !
de invallende gedachte van het comitévan uit- !
voering, naar ruwe schetsen, op het doek verwe
zenlijkt, met een jiii-.tln.-id, een soberheid en een
.smaak,die den grooten Franschman deed wenschen
beide doeken te bezitten.
Het léven-geluk, bet hoogste, viel hem ten
deel iu het be/.it eener trouwe gade, niej. A. F.
Luder, die hem ter zijde stond in do moeielijke
uren des levens ui de vrc-ngde der blijde stonden
verhoogde, liet was zijn rrliti' vrouw, in lief en
leed.
Zijn zoon, zijn leerling, zijn kameraad, is ge
roepen zijn opvolger te worden, terwijl zijn beide
leerlingen en medewerkers, de heeren .Maandag en
Ellenberger, ziju nagedachtenis getrouw zullen
blijven, en den meester nabij zullen streven.
Maar ook sombere schaduwen vielen op ziju
levensweg, onder anderen toen hem door
vrien' denmoud, maar als oflicieelc verplichting, onder
den drang van het oogenblik, moest worden me
degedeeld dat door het opbellen der ballet-voor
stellingen, zijne betrekking als chef-decorateur in
het Paleis voor Volksvlijt, ruim l'O jaien op eer
volle wijze waargenomen, kwam te vervuilen.
Wat al triomfen had hij daar niet gevierd na
ongekende inspanning en doorgestane vrees voor
mislukken, want als echt kunstenaar, was hij
met zijn werk nooit tevreden voordat de menigte
het had aanschouwd, bewonderd en toegejuicht.
Dan werd hij met daverend handgeklap door
de opgewonden menigte ten toom eie geroepen en
ver.-cluen (laar ais de eenvoudige bescheiden
burgerim;]!, terwijl duizenden hem toeriepen en
toewnifden im-t woord en gebaar, als hun
veelgeliefde toovenaar.
Of het hart hem dan klopte vau fierheid en
weelde, gedragen als hij was door de volksgunst,
lier op ziju kun.st en haar toovormacht!
Of hij in de droeve dagen van ouderdom en
ziekte zich die zegepralen met dankbaarheid heeft
herinnerd, dan wel of ze hem diep weemoedig
stemden naar het woord van den Florentijnsclien
dichter dat niets zoo smartelijk is dan in dagen
van leed zich vervlogen geluk te herinneren ?
Tal van decors zijn, vooral in het Paleis voor
Volksvlijt, van hem gebleven.
De schoone doeken met breede ordonnantiën
en veelzijdige kleurschakeering, iu balletten als
Lorelei, Juanita, Sylvia, de overwintering op
Nova-Zembla, het voorbijtrekkend panorama in
de Gelaarsde Kat en zoovele anderen, spreken
vau zijne scheppingsgave en veelzijdigheid, waarin
verbeelding en realisme elkaar de hui.d gaven.
Zijn goede smaak verloochende zich niet bij den
feestdos, waarin hij bij plechtige gelegenheden
het Paleis wist te kleeden.
In .ISljS werd hij tot lid der Koninklijke
Academie van Beeldende Kunsten benoemd.
Zoo streefde hij als zoon der werkelijkheid naar
het in hem levend ideaal. Hij was eeu werk
zaarn nuttig arbeider, vaak een geniaal kunste
naar. Hij geloofde in zijn roeping en in zijn kunst.
De eenvoudige grafsteen dekt een goed burger
Hij ruste zucht! A. O. \V.
DE VERANDERING IN ONS VOLKSTYPE.
Voor eenigen tijd deelde een Duitsch kunst
geleerde, Dr. E. Aldenboven, directeur van het
Museum te Gotha, die van regeeringswege der
gelijke weelde schijnt de Nedcrlandsche staat zich
niet te kunnen veroorloven ons land bereisde
om de Hollandsche kunst te bestudeeren. in een
hier te lande weinig bekend tijdschrift, D'ie Nution,
eonige beschouwingen mede over hot karakter en
het type der personen, welke door on-ie groote
meesters in schutters-, regenten- eu gihlestukken
zijn vereeuwigd.
Zijne opmerkingen, hoewel zo gedeeltelijk ook
door eenigo onzer landgenooten gemaakt werden,
zijn nieuw en werden vóór dezen nooit gedrukt.
Met verrassende juistheid las de geleerde
gelaatskenner uit de troniën den toestand der
geesfosbeschaving in de maatschappij gedurende hot tijd
perk van de wording van onze natie. Wij mcenen
er hier in het kort de aandacht op te mogen
vestigen, al ware het slcchs om aan te toonen,
hoevelc bronnen voor de cultuurgeschiedenis van
ons volk nog ongebruikt bleven, hoeveel nieuws
er nog uit oiulo bekenden te trekken is wanneer
men ze uit een ander dan het gewone, vour de
hand liggende oogpunt beziet.
Na aangetoond te hebben hoe de portretten uit
denzelfdcn tijd bij globale beschouwing een zekeren
familietrek verraden, die ais het ware het
algemeeiie type van het toenmalige volk wa.s. door de
kunstenaars in hunne werken wedergcgevon, gaat
hij dat type na, gelijk het met den tijd veranderde.
Hetzelfde verschijnsel dat hij in Florontijnsche
portretten ontdekte, bespeurde hij ook hier: alleen
de veredeling van het fypo treedt bij de
Fiorcntijnen vroeger in dan bij ons Hollanders. Hier is
bet materiaal echter bij uitstek gunstig, wijl juist
de krachtige middenstand in talrijke schilderstuk
ken uit het tijdsverloop van meer dau een eeuw
voor ons staat.
De oudste stukken, omstreeks 1.r>.'!0, geven ons
dikhoofdige aangezichten met sterk uitspringende
wangbeenderen te zien. Echte bnerentypeu met
dikke neuzen, breede dichtgesloten monden,
zware onderkaken en hoekige kinnen. De kleine
ooi;cu liggen diep in hui.ne kassen en hebben
eene wantrouwende uitdrukking. Sterke rimpels
boven den neus bewijzen, dat het denken nog
moeite kost. Heel het wezen vertoont een ster
ken wil, maar slechts enkele koppen doen ver
onderstellen dat er in de hersenen iets broeit.
Eerst dertig jaren later is verandering merkbaar
De oogen zijn grooter en sprekender geworden,
de wenkbrauwen hoo:;er opgetrokken, de baard
geeft aan de reeds opene trekken iets meer be
schaafd s.
Wedcioni spreekt de vaste wil der vaderen
in het heldere oog. Het zijn de, burgers die den
strijd tegen Spanje opnamen! De beeltenissen van
twintig jaren later doen ons weder kennis maken
met een ander ypo van door en door gezonde.
krachtige, eonigzins overmoedige mannen, wie
echter nog geenc booge geus-lesontwikkeling schijnt
te bezielen. In de eerste jaren der zeventiende
eeuw treedt nu een volk op met een waar
huiilciilype. De oude kraslit spioge.lt zich nog in het
gelaat af, maar dit is gansch a:,(Iers besneden.
Vroeger hoekig is. het thans ovaal, met een. hoog
voorhoofd en eeu krachligcn meest gebogen neus.
Wel blijven die burgers er nog oenigzies beperkt
van verstand uitzien, maar toch hebben zij veel
aantrekkelijks, en de kloekheid bespeurt men in
hun wezen. Eerst omstreeks llilüverheldert de
intelligentie hunne schooiigevonnde, blozende tro
niën, die een voornamen en aristocratische.il indruk
maken, liet volk heeft, in den strijd tegen Spanje
tot toppunt van zijne geestesontwikkeling bereikt
Het mannentypc nadert dat der hovelingen van
Lodcwijk XIV.
Hoe de ontwikkeling van het volkstype hard
aan band ging met de vermeerdering van vrijheid
en welvaart in ons vaderland, toont de scherpzin
nige geleerde uit onze geschiedenis aan. in zijn
alleszins merkwaardig een zaakkundig betoog,
waarvan wij de lezing zeer aanbevelen.
N. d. R.
ZOLA'S NIECWK ROMAN.
Lll Jii'/C ilHHKiilie.
Sedert veertien dagen houdt Lu Tli'le J/iimrt/ue
do aandacht vau Zolaisten er. r.iet-Zolaisten in
spanning. Alle bladen helmen er een artikel over.
Do algemeene indruk is. dat de nieuwe roman
onder de voornaamste werken van den meester
kan gerekend worden, wat het grootsche en
verxdirikkelijke betrett Locomotieven, ronk, bloed
en moord vullen luit boek", maar do tragische
indrnk is, als in (fcriniiml en L'A.-toiumoir, aau deze
tragische middelen geëvcnredigd.
Jules I.emalire meent in Lu P,<!c Itumahic nog
beter dan in een der vroegere, het procédédui
delijk te zien, waarnaar Zola werkt. Er is in
ieder deel der serie J{i>iiijoii-I\Ln-ijiiiiff, eene Om
geving, een I!e\veegknicht en een Koor. In de
beste romans der serie is de betrekking tusschen
de drie elementen innig en natuurlijk. De han
deling van ]j Atxommoir kon onmogelijk ergens
anders plaats hebben dan in een werkmansvoorstadt,
die van Le Bonheur des dames anders dan in een
groot magazijn, die vau Germinal anders dan ia
eene mijn, van La Terre anders dan op het platte
land.
Dit is hier niet het geval; de handeling van
La Jléte humrtint behoefde niet, noodzakelijk ia
de spoorweg-wereld geplaatst te zijn ; zij kon overal
des elfde zijn. Een man vermoordt uit jaloezie
een losbandig grijsaard, die, voor het huwelijk, zijne
vrouw belaagd heeft. De herinnering aan die
bloedige daad rust zwaar op het gezin en ver
stoort er den vrede. De vrouw neemt een
niinj naar en wil dat deze haar man zal doodeu. De
l minnaar stemt toe. maar iu plaats van den man,
doodt bij de vrouw zelve. Hij lijdt aan zielsziekte,
on heeft 0]i sommige oogenblikken eeu
onweerI siaanbare behoefte om eene vrouw ie dooiie.ii
j Dau is er nog een oude man die zijne vrouw
! doodt om haar spaarpot te nemen ; een jaioersch
meisje dat den man dien zij bemin f, en zijne
l inailrosse zoeïit.ti; duode.n, e'uz. Nu komen al die
j moorden wei in wagons, in stations of langs den
spoorweg voor, maar toch met het wezen van de
spoorwercld hebben zij niets te maken.
De Omgeving is dus afzonderlijk; deu heelert
Reisgids, het Handboek voor machiuis'en en
spoor| wegwerkers, do reglementen \an den dienst kan
men er alle in vinden; maar zij zijn, met de
stations bij dag en bij nacht, bij heel en halt
licht, den trein in de sneeuw, het .spoorwegongeluk,
enkel Omgeving. Daarna de Bewecgkracht. Iu
Nun<t was dat. Nana, in (fermiiinl de mijn. in
La T>i"le lliimaiue. de locomotief. De locomotief
heet Lison; zij leett, als een monster, als eeu.
vrouw; haar machinist is verliefd op liaar; zij
sleept allen mede. Als de machinist dan i.ok op
j een werkelijke vrouw verliefd wordt, is het, niet
i meer dau natuurlijk, dat Lise.n, door een wagon
; met hardsteen verpletterd, nuk dood gaat, hetzij
dan van jaloezie of niet, als een mensen.
Vervolgens het Koor. Iu L' Axxoi/tiiioir waren
' het Coupeau's verwanten en vrienden; in
J'oiJJoiiille de dienstboden; in La Jou' /je Virre de
vis.schers en bedelaars; hier de spoorwcgbeanibtcii.
Deze nemen hier echter ook, evenals de Omgeving,
ecu afzonderlijke en vrij onbeduidende plaats in.
Maar te midden vau dat aiies heelt hel orama,
i als in Gcriitniiil en eenige andere, zijn nuve,
vroe.-;eiijke grootschhcid. Zola neemt den inensch
i nergens op de Innigste trappen van
iiitclkcuieelcj volmaking, maar hier, evc;uus in de meest,-, zeer
; verwant aan het dier, zeer diclit bij het slijk der
aarde waaruit hij is opgekomen. Zyn meuscli
heeft nog slechts weinig verstand en weiidg wil,
maar nog veel instinct en veel slimheid. Zola
i bestudeert altoos instincten; in Lu Ti.n'c de
ho.Li: zucht en sdiraapznehl. in Gtrmii,<i1 de zucht tot
zeit behoud, in ^a;ni \\eer eeu andere aandrilt;
l in JSuu'iirre de ziekelijke kunstdrii't, in dezen ro
man het verschrikkelijk en geheimzinnig instinct
van v* rwoesting en moord en zijn verborgen
ver; band met het instinct van wellu.-t.
' Nog meer dan in L' A^Hoiiuiioir of Gcnuhud
; zijn de personen hier willoos, geheel onderworpen
aan liet noodlot', aan hun temperament en aan
den invloed van uiterlijke omsiasuiighoden. Zij
moorden als in een droom, zondrr redeiioeriiig;
zij veriellen hetgeen zij volgens alle logica moes
ten ver/wij^on; zij hebben gccu van allen dui
minsten schijn van karakter, maar wreken
biji voorbeeld hetgeen, zonder dat zij het weten, aau
l hun voorvaderen misdreven is. llit alles is
onrej dciijk en onzinnig, en \\urltt daardoor juist niet
do kracht van het antieke tragische Noodlot.
Zola's grofzinnelijk pessimisme, dat den
mensclielijken wil tot zoo buitengewoon v\ei;iig reduceert,
is zeker geen mnialisecreud clemcur. maar het
trelt als iets eeinvigs. onwiikbaurs, uuijes'iUi.us. op
dezelfde wijze als de hehlen van \Yag::er's (i
iiterdammcrung. Het is, zooais Lemaifre zegt, een
voorhistorisch Cjios in den voi'in vau ceue
gc.sciiiedenis onzer dagen.''
Anatole Franco geeft inden 7V.>»;>s een geestige
canserie in den \orrn van een praa.;jo m de
rook; kamer over her boek. ilij laat, een zijiier
per.ioi nee. het werk du Jules Vorne et dn mcilleur"
i noemen, om al de beschrijvingen ; oen a.nier noemt
,.!e gram! lyriip.iüde noU'e temps:'. In ei<< geval
heelt het boek, waarvan hef schokkende eu
aau? s;ootelijke niet dat van z:jn vorige werken te
i boven gaat, eu de tragische knieht i:ie; minder
is dan van deze, aan Zola's naam geen iiwaail
gedaan ; het zal allicht zijne kansen op liet lid
maatschap der Académie vermeerderen.
DE DECADENTE LITTERATFIT-:.
Eeu decadent kan allicht een nog décadenter
vinden. Stephane Mallanuó, o\er wien w ij onlangs.
spraken, worde oveitiotien iloor (ibil. scii; ijver vau
een Tniili' iin, \'/:ilii: en uitvinder der
evohitiefinstrnnioutistiscae" poë'zie. i.'et .i/mnml <«.:
!>,'tniiüheeft er het een en ander uur.
Decadenten en symboiisien waren m^nr onze
kere voorloojiers. Zij wezen den stroom z.jii
beddiiig aau. Nu zijn ze al ouderwetsch, haa -t jij
uikerig; want de ware openbaring der htnu,:! i,-clie
poëzie is ons nu eindelijk gebracht.; mijidn-er Cliil
heeft gezongen. C'est au mois de mars IbSS
qu'il me fut dor.né, sur lie ma pensee, a
viugtc:ni[ ans d'écrire en. *<ni- in/,'//i'nli/r moïi TH:,!,'
/In \ o'li/\ en argument a mon (Envre entiêie.'1
f)it ei/ so>/, nt/.V/nr/;/," beteekei.^, d;;.t er ai
HOCgeie edities van geweest zijn. jeugdwerken, toen
mijnheer (jhil nog niet sur de sa peuséi;'' was.
Zij zijn; zooals hij zegt, videcuneut aniiulus et
n'out pins ijne va'eur historiijiie."
liet (l'Jure van (Ihil zal \oorrerst bestaau uit
ecu groot gedicht, Xuhire; vei'schei.un zijti de
twee eerste doelen van J lire du iitiiti.r, zoo.ils de
eerste cyclus van dat gedicht heet. De t'.M e
deelen dragen de namen Le mi'ilienr Jli-nuit' en Le
CiYs'/c iiiijniii. De betcekeiiis van dit alles moet
worden aigeleid uit het volgende beginsel: E; si,
se plus et plus dénaturant du eerde don; ( !le est
l'cijuivalentc translonnation se dévoloppo ';:'(1
p'lipso: plus et jilus, va a ip.uvaloir ui
oro.iel'elliptii[uc périphériu''. Zoo staat bet er. Ergens
amlers zegt (.ihil korter; Tont est c!lipfi(,,ie' CIL
deze uitpraak houdt liem gescheiden van uu.: iiiiucr
dichter, Cuistave Kalm, een snperticiel," ciie
'uo