Historisch Archief 1877-1940
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 665
AMSTERDAMMER,
l
Rouwviolen, door Helene Swarth.
Amsterdam, P. N. vau Kampen
& Zoon 1839!
Febre autunnale o e lunga, o mortale.
I.
Het weemoedige Sint-Niklaas-geschenk, waar
mede roej. Swarth dezen winter Nederland heeft
verrast verleden jaar waren het de «Sneeuw
vlokken" is, eenigszius on-stelselmatig, ver
deeld in «Rouwviolen", «Sonnetten" en »Balladen".
De Rouwviolen zijn het voornaamste deel van
dezen bundel, zij vormen n geheel en zijn
variëerende melodiën op n zelfde thema, de
Sonnetten en Balladen zijn een toegift, buiten
verband met de Rouwviolen en zonder onder
ling verband.
Laten we nu beginnfn met de Rouwviolen.
Men kan dat echter niet doen zonder aarzeling.
Het is werkelijk in 't geheel niet te verwon
deren, dat er in de pers zoo getalmd is met
het leveren eener ernstige bespreking van deze
gedichten. Men staat hier voor een vraagstuk,
dat eene bijna boven-menschelijke kieschheid
in de behandeling vejeiecht en een keizer in
takt zou die letterkundige sultan mogen heeten,
die, zonder in 'l minst den goeden smaak of
den goeden toon te kwetsen, den sluijer vau
de door deze gedichten heen schemerende
vrou. wenfiguur zou weten af te lichten... Het is
moeilijk gracieus te blijven en toch aan een on
gehuwde dame te vragen: juffrouw, is u
vieren-dertig of acht-en dertig jaar? Men doet dit
ook niet in een salon, maar een officiëerende
ambtenaar van den burgerlijken stand is wel
eens verplicht zulke vragen te doen, en zóó is
het ook gesteld met den ambtenaar van dien
alles-behalve burgerlijken, van dien veel eer
vorstelijken stand, dien men kunst-kritikus noemt.
Die heeft slechts nauwkeurig te onderzoeken en
naar waarheid mede te deelen, zonder er op te
letten of de wrevel blos der bezeerde klein-men i
schelijke ijdelheid ook voor een oogenblik het
aantal rimpels vermindert dat de kritikus
konBtateert als door een lange jpugd van heeten
angstigen hartstocht in het gelaat van den kun
stenaar gesneden.
De vrouw, die spreekt en zingt in de Rouw
violen, is in dien levenstijd, dien men de
tweedejeugd der vrouw zou kunnen noemen. Dit merkt
men hieraan, dat de Geliefde, de in bevende
passie aanbeden Mannenfiguur, dien men in de
vroegere gedichten der kunstenares ontmoet, door
al de verheerlijkende vervormingen heen, waarin
haar Fantazie hem in de op-een-volgende tijden
heeft gezien, thans geworden is : een »kind" :
Maar gij waart nog een knaap en ik was a) een
vrouw,
O, kindje, mijn kindje, wat waren wij dom I
enz. Dit is het liefde gevoel, dat de paesi
ncyclus van de eerste levenshelft der vrouwen die
aan hoogere liefde doen, pleegt te besluiten, het
liefde-gevoel hunner tweede-jpugd, bevattend
eene vereenigiug van de minnaressen- en van de
moederliefde, die zij in zich hebben. Is zoo eene
vrouw daarbij een hoog-begaafde dichteres, dan
zal dat gevoel zich uiten in gedichten, als die
? welke hier besproken worden.
Dit gevoel, deze hartstocht van de minnares
moeder, deze liefde, om het nog n keer mis
schien al te gemeenzaam te zeggen, vau de vrouw
van dertig jaar voor den jongeling van twintig jaar,
ig, indien de minnares-moeder die uit in
persoonIgke lyriek, maatschappelijk-esthetisch niet
presenta'bel. De liefde van het jonge meisje vau twintig
jaar voor den jongeling van twintig en omge
keerd, van het jonge meisje voor den man van
dertig jaar, van de moeder, oud of jong, voor
haar wezenlijke, door haar ter-wereld gebrachte
kinderen, van een grootvader of -moeder voor
een 'klein-kind en omgekeerd, ook de Hef Je b. v.
van een vrouw van dertig j.iar voor e-L-n man
van veertig, verJer de meeste ongeregelde
kuisch. beid- of trouw-schendende liefden, zij» maat
schappelijk esthetisch vertoonbaar. Hiermee wordt
bedoeld, dat al die liefden elementen van gratie
en goddelijkheid (d.i. ideaal-menschelijke verheven
heid) hebben en daarbij die totale afwezigheid van
eiken zweem van komiekheid, dat zij, lyrisch, episch
en dramatisch, in de beste literaturen voortdurend
voorkomen en steeds door het aan kunst doende
gedeelte dtr maatschappij zuiver genoten zijn
(zui- ver d. i. zonder voorbehoud, zonder dat de
ge' nieter telkens te denken heeft: nu ja, dat hindert
mij wel, dat stuit mijn genot wel, maar ik wil
mij dwingen om daar aan nu geen aandacht te
geven). De liefde der minnares moeder echter
heeft, persoonlijk lyrisch geuit, elementen van
on-gracieusheid, van hatelijke komiekheid zelfs,
die, al is zij ook in nog zulke voortreffelijke verzen
omgezet, den literairen smaak van den lezer voor
een zelfde dilemma brengen als b. v. een jonge
dame bet een heer doet wanneer zij hem een on
beleefdheid zegt of zich in een weinig gracelijke
houding door hem laat verrassen.
Dit geldt natuurlijk alleen indier -1
moeder hare liefde belijdt in
r-waarin voort-durend r
waarneembare
oudere vrouw voor een veel jongeren man, daar
is alleen De Liefde, in haar essentie, brandend in.
eu beleden door wezens zouder leeftijd en zonder
geslacht in hun vergoddelijking, of zoo als de
Venus van Milo vereeiiig*ind ranke mannelijkheid
en breede vrouwelijkheid, een harmonie van het
mannelijk en vrouwelijk schoon.
II.
Beschouwt men de Rouwviolen op andere wijze
en niet meer in hun geheel, maar neemt men
den ruiker ter hand uit het .wellicht te felle licht
eener algemeene kritiek en beziet men de bloe
men afzonderlijk en meer van na-bij dan vindt
men, ja, zeer zeker gelijke schoonheden en even
hooge verdiensten als in de vroegere gedichten
dezer kunstenares werden opgemerkt en gepre
zen, het zou een happigheid op
gemeeoplaatsen verraden, die in een kritiek niet te pas komt,
als men mejufvr. Swarth in ruil harer Rouwviolen
de gebruikelijke rozenkrans van
complimenteerende adjectieven aanbood ; manr ten eerste
blijkt hare dictie hier-en-daar zwak te zijn; bv.:
Daaronder slaapt hij, koud en bleek (blz. 3).
Daar xlanpt hij in de duisternis (blz. 8).
O zijn adem was warm in mijn <jro2i.-fnd haar (blz. 26).
is herhaling van beeldspraak, die reeds zeer ver
sleten is, terwijl regels als de 3e van blz. 7 :
Toen mijn lot in uw handen nog lag
als rhetorische «dichterlijke taal" moeten worden
aangemerkt, en regels als op blz. G (die talrijk in
den bundel zijn):
En de blos, waar uif vang op kun bogen,
zonder bepaald fou'en te behelzen gelijk de
vorige, speciaal als stalen van slappe eu omslach
tige dictie kunnen dienen. Ten tweede, hoewel
het algemeen karakter der passie, dat van al de
gedichten samen n cyclus maakt, gewijzigd is ?
herhaalt de dichteres een weinig in de bizondere
sentimenten en fantaziën harer realistisch-lyrische
klacht- en weemoed-poëzie wat zij vroeger reeds
geschreven heeft. Het blijven wel altijd zeer
goede verzen, maar men kan niet zeggen, dat /ij
ons telkens verstomd doet staan door nieuwe en
onvermoedde openbaringen van haar talent.
In weerwil van al deze grieven, welke in een
naar volledigheid strevende kritiek niet onver
meld mogen blijven, is ons gemoed vóór Helene
Swarth. De Rouwviolen zijn vol van het haar
eigen echt gevoel, van den haar eigenen echten
hartstocht, die er echte poëzie van maakt. Doch
het is nuttiger te karakterizeeren dan alleen
te prijzen en dit is voor mej. Swarth nog te
weinig gedaan.
De Sonnetten zijn zuiver-symbolische gedich
ten, die, niet klagend, zacht en niet zoo innig
als de Rouwviolen, maar hooger en zwaarder vau
geluid en kalmer verheven zijn, waarin, zou men
zeggen, de aandoening niet van tranen, bloem
bladen en zucht geneurie is, maar zich veeleer
heeft vermarmerd en gemetaliseerd : tot
gedeukteekeuen gebouwd, van majestueuze smart en
kalme wanhoop. Bijna, in alle de sonnetten is de
verwantschap dezer dichteres met de nieuwere
Nederlandsen* dichterste herkennen, die haar. ech
ter alleen als sonnetten-dichteres, beïnvioedhebben.
Als citaat het meest gepassioneerde en toch te
gelijk in de breede gedrevenheid zijner lange rij
men koninklijk ingehouden sonnet :
Ik stond, bij storm, aan ze<->, verdiept in droomen,
Met vliegend haar en kleedren losgercten.
En 'k steunde op rotsen, die zich trotsch vermeten
Geen stap te wijken, als de golven komen.
En luider dan de storm sprak mijn geweten:
»W(?e wie door driften zich laat over.-itroomen !"
Toen heeft een wervelwind mij opgenomen
En in 't schuimbekkend water neergesmeten.
En in een maalstroom ben ik diep gezonken,
Verslonden door de zee, dio 'k dorst te trotsen.
Een daemon heefi me aan d' afgrond vastgeklonken.
Boven mijn hoofd hoor ik de golven klotsen :
Voor eeuwig dood, verloren en verdronken !"
En hoongelach van water, wind en rotsen.
De Balladen eindelijk missen de goede eigen
schappen zoowel van de Rouwviolen als van de
Sonnetten, het zijn proeven van een verouderde
soort poëzie, zouder bekoring voor den verbeter
den letterkundigen smaak lïf-t is waarschijnlijk
dat zij voor de. dichteres niet meer zijn dan een
tijdverdrijf, wanneer haar de stemming fap.it
uoodig voor het schrijven harer hoogere poëzie.
2li Febr. 'i"). A. J.
Noord-Brabantsche ^'Imanak voor liet
jrjtir 1S!)0. Jaarboekje voor
Noord.Brabantsche Geschiedenis, Taal- en
Letterkunde o"dr>r r^'i»"*5"
doet als bij in het maatschappelijk leven van doen
zal hebben! Wat zou hij nu nog verder behoeven?
Ook de Volksalmanak verdween van het
ondermaansche, maar om in schoener vorm te verrijzen.
liet schijnt wel of de heer Sassen intusschon zijn
Neord-Brabanters wat dieper in de ziel heeft
gelezen en ontdekt dat zij als kinderen der ne
gentiende eeuw allereerst practische lieden zijn,
die eieren begecren voor hun geld. Een soort
van provincialen Staats-ahuanak heeft iedereen
noodig, zoo heden niet dan morgen, om er in na
te slaan wie pastoor te X is, hoe de burgemeester
van IJ heet, of te Z een teleg-aafkantoor is, enz.
enz. Voor zulk een vraagbaak neemt, men gaarne
een beetje oudheden op den koop toe'. En als
rnen het hoekje dan toch bij de hand hoeft, dan
bladert men er in een verloren oogenblikje allicht
eens in en men vindt het toch eigenlijk wol aar
dig. Och, die oude tijd was nog zoo gek niet, zegt
menigeen in zich zelven, en hij neemt den Almanak
mede van kantoor of winkel naar de huiskamer,
en hij leest vrouw en kinderen van die
kaboutermonnekes voor, dat de tafel schudt van 't lachen.
Een ander maal vraagt hij de aandacht weer voor
\vat anders en men verneemt, iets van het leven
dor lieeren geestelijken op 't laatst der zestiende
eeuw binnen de veilige muren van den Bosch ge
weken, van het schoolmeestersambt tegen het
einde van den SOjarigen oorlog, of van de
doctorsplaats een kleine twee eeuwen geleden, waarmede
ook wetenschappelijke goschiedvorschers hun voor
deel kunnen doen. En als men togen \vat ernsti
ger kost niet opziet, dan vindt men zijn gading
in menig opstel over kerkelijke geschiedenis, ge
nealogie en heraldiek, oud-recht, historie vanden
boekhandel, enz., in n woord verscheidenheid
genoeg om ieder te behagen en het boek in
iedere boekerij zijn plaats te doen verdienen.
Twee prenten van de vaardige hand des redac
teurs versieren het bock.
Do heer Sassen heeft weder iets tot stand ge
bracht, dat genoemd mag worden. Moge dit vooral
door de Noord-Brabanters gewaardeerd worden
door het schenken van hun matericelcn steun
aan deze uitgaaf. X. R.
V A R I A.
PLASTISCHE KUNST.
De Engelsche schilder Herbert Schwalz is naar
Jeruzalem gereisd, om op de plaats zelve zijne
studiën te maken voor zijn schilderij de kruisi
ging van Christus".
liet niiiiiKe Eyyptisclie museum te Cuïro. Het
museum van Egyptische oudheden bevond zich
tot nu toe in een geheel ongeschikt gebouw in de
voorstad Boulaq, waar het jaarlijks door de
ovcrstroomingen van den Xijl bedreigd werd. Het is
nu overgebracht naar het in 1878 door den Khcdive
Ismacl gebouwde paleis van Giseh en den l en
Februari i. 1. voor het publiek geopend Het
paleis van Giseh, dat omringd is van een fraai
park, bestaat uit drie ineenloopertde afdeelingen
en is slechts korten tijd door den Khedivo Ismacl
bewoond geweest. Het dichtst bij den Xijl gelegen
is de zoogenaamde nieuwe Selauilik. In de ver
dieping gelijkvloers zijn de gedenkteekenen uit
het oude rijk" (len tot de lle dynastie) opge
steld; In de archaïsche zaal" zijn al de antiqui
teiten uit den tijd vóór de pyramiden vau (iisch
vereenigd, waaronder de onlangs ontdekte houten
figuren uit de onderste lagen van Memphis en
van den Sphinx. Het kolossale zittende beeld van
Chefreu is het middelpunt van deze groote hal.
De groote galerij van de nieuwe Selamlik" is
ecnig op de wereld. Hier staan do antiquiteiten
van het middclrijk"' (12e tot do 17e dynastie)
en alle beeldhouwwerken uit den tijd der Hyksos
De ruime galerij en hallen van de oude
SelamLk" herbergen het nieuwe rijk''. Beneden zijn
ai de grootere stukken, kolossen, earcophagon on
j dergelijke te zien. De oudste getuigen der 18e
j dynastie vormen cenc afzonderlijke afdoeliug ?.
eveneens hebben het Saitische tijdperk en de
Aethiopischu gedenkteekenen bier eigen zalen.
Venier is nion nog van plan een Grieksch,
Itcinieinscli, Koptisch en Byzantijnse!! museum te
j maken, maar die zijn nog niet klaar In de
i bovenhalen van het ouile Selauilik vindt men do
i lichtere voorwerpen ; er is daar een zaal voor
natuurlijke historie, een voor do numisniatiek
en een gewijd aan den eeredionst. In de laatste
vindt men, uit het l'tolemaeïschc tijdperk, de
Aesculapnsslang versierd met drrjfwerk, die bij
het orakelspreken geraadpleegd word; zij werd
verleden winter door Grébaut uit Opper-F/.'V^"
j mede gebracht. Ontelbare
voorn-r»beid en der kimstimb'"'
reeks zalen in V"-'
ken van niet meer dan 100 kilogram uit elkaar
kunnen worden genomen, om per kameelenrug
van de kust naar de hoofdstad Fez vervoerd te
kunnen worden.
Dat alles is, op het vervoer na. geschied; daar
enboven is de fontein een prachtstuk, geheel in
Moorschen stijl Zij is vior meter hoog; op den
benedenbouw rusten vier waterbassins, daarboven
eene rots, met kl-ven en grotten in
druipstecnirnitatie, dan een glazen schaal en hierboven eene
bolvormige koepel, door vier zuilen gedragen.
De koepel zelf is met spits en morgenster be
kroond ; uit de zuilen stckon armen uit, die evenals
de bogen tusschen de zuilen, acht Moorsche
hanglampcn dragen; nog oen twaalftal zijn boven aan
de boogpuntcn, binnen don koepel eu boven langs
den koepel geplaatst.
De bovenste koepel bergt het perswater voor
don waterstraal; het verbruikte water verzamelt
zich benoden en wordt weer door een perspomp
naar boven gevoerd; de benedenbouw bevat bo
vendien ook den toestel voor de dubbele
electrische verlichting, boven on beneden bet water, en
een kleinen elcctrNchcn spoorweg, die onmiddellijk
boven hot water door de grotten en tunnels van
do rots rondloopt
Ia de grotten en onder het water zijn bronzen
planten, wier bloemen uit verschillend gekleurde
gloeilampjes bestaan ; in do glazen kom, zoowel
als in do bekkens, worden goudvisschen en andere
aquariumdieren geplaatst. Alles is zoo ingericht,
dat het door op een veer te drukken, in werking
of' buiten werking kan gesteld worden. De
electrische verlichting on beweging geschieden zonder
machines, alles raet battciijen die eerst na een
jaar weer vernieuwd behoeven te worden.
Da fontein is geheel van metaal, goudbrons mot
geëmailleerde en vergulde versierselen; daaren
boven zijn er ecu paar honderd bonte geslepen
steenen in gezet, en de hanglampen, prisma's, enz.
zijn van verschillend gekleurd glas, zoodat cle
fontein ook bij dag een schitterenden indruk maakt.
Een werkman van de fabriek Schiifi'er umi Walcker,
die de fontein leverde, zal met het. Marokkaansche
gezelschap naar Fez gaan, om de fontein in orde
te brengen.
TOONEEL EN MUZIEK.
De afdeding Tooneel van het Amsterdamse!»
Genootschap voor Kunsten on Letteren'', ;geeft den
27stcn en 28sten dezer maand haar 3de en 4de
tooneelnitvoering in dit seizoen, bestaande uit
Mcineedifi, tooneolspel in 3 bedrijven, door C. A.
J. Koos en Zij wil niet trouwen, dramatische
schets door O M. Muller. Tot de voorstelling op
den 28sten Maart zijn de leden vau de
Amsterdamsche al'deeiing van het Nederlandsen
tooncelverbond elk met n damo uitgenoodigd.
Tevens bestaat het voornemen binnenkort een
gratis Volksl'-eszaal ie openen. Het bestuur houdt
zich reeds met het zoeken naar een daartoe ge
schikt lokaal bezig.
De kamerzanger Karl Hul beeft na
drie-entwintigjarigo medewerking het hottbeatcr te
Schweriii verlaten. Gisteravond zou hij het laatst
optreden, en naar wij in oen Duitsch blad lezen,
werden er groote toebemoselen gemaakt voor dit
afscheid. De heer llill vestigt zich te Vroiburg i.
Br. en zal zich voortaan nog slechts met de oplei
ding van jeugdige kunstenaars bezighouden.
'j'c St. Petersburg stierf' dezer dagen Lndovico
Viola, een der beroemdste clowns van zijn tijd,
later als leeraar in do gymnastiek zeer hokriK
in de Russische hoofdstad". In het jaar l S15 kwam
hij met het circus Gucrra te St. IVtcr-ibnrg en
hij bracht liet publiek zoo in verrukking: dat de
iniUiouair Jakrnvlew hem 200.000 roebels schonk
om zijn eigen circus te houwen. Viola was be
roemd om zijn aapaclitige behendigheid ; in den
Alexauderschouwimrg speelde hij de rol van den
aap in de coraedic de aiionbrimlegom''.
J>i-ri«iiï<i.sc7i{ sncWi'cWers. De Spaar.sc'ie litte
ratuur is in de laatste dagen zeven blijspelen te
geluk rijker geworden, als gevolg van eene
weddeifsehap, die weer bewezen heelt dat de
Spaansche schrijvers ongeloofelijk snel kunnen werken
als zij willen. Zeven der meest bekende dra
1:1.1turi'c-n to Madrid hadden voor eer.igcn tic,d gov.-ed,
dat" zij ieder binnen acht dagen een blijspel in
drie bedrijven naar een gegeven thema zo'.ubn
maken; als /ij bet verloren, zouden zijn ecu diner
«even iu hè' restaurant Lhardi". Ken onderne
mend tooneeldiiT'-i'""- kocht de zeven tukken
bii VP "'