De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 23 maart pagina 4

23 maart 1890 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 665 AMSTERDAMMER, l Rouwviolen, door Helene Swarth. Amsterdam, P. N. vau Kampen & Zoon 1839! Febre autunnale o e lunga, o mortale. I. Het weemoedige Sint-Niklaas-geschenk, waar mede roej. Swarth dezen winter Nederland heeft verrast verleden jaar waren het de «Sneeuw vlokken" is, eenigszius on-stelselmatig, ver deeld in «Rouwviolen", «Sonnetten" en »Balladen". De Rouwviolen zijn het voornaamste deel van dezen bundel, zij vormen n geheel en zijn variëerende melodiën op n zelfde thema, de Sonnetten en Balladen zijn een toegift, buiten verband met de Rouwviolen en zonder onder ling verband. Laten we nu beginnfn met de Rouwviolen. Men kan dat echter niet doen zonder aarzeling. Het is werkelijk in 't geheel niet te verwon deren, dat er in de pers zoo getalmd is met het leveren eener ernstige bespreking van deze gedichten. Men staat hier voor een vraagstuk, dat eene bijna boven-menschelijke kieschheid in de behandeling vejeiecht en een keizer in takt zou die letterkundige sultan mogen heeten, die, zonder in 'l minst den goeden smaak of den goeden toon te kwetsen, den sluijer vau de door deze gedichten heen schemerende vrou. wenfiguur zou weten af te lichten... Het is moeilijk gracieus te blijven en toch aan een on gehuwde dame te vragen: juffrouw, is u vieren-dertig of acht-en dertig jaar? Men doet dit ook niet in een salon, maar een officiëerende ambtenaar van den burgerlijken stand is wel eens verplicht zulke vragen te doen, en zóó is het ook gesteld met den ambtenaar van dien alles-behalve burgerlijken, van dien veel eer vorstelijken stand, dien men kunst-kritikus noemt. Die heeft slechts nauwkeurig te onderzoeken en naar waarheid mede te deelen, zonder er op te letten of de wrevel blos der bezeerde klein-men i schelijke ijdelheid ook voor een oogenblik het aantal rimpels vermindert dat de kritikus konBtateert als door een lange jpugd van heeten angstigen hartstocht in het gelaat van den kun stenaar gesneden. De vrouw, die spreekt en zingt in de Rouw violen, is in dien levenstijd, dien men de tweedejeugd der vrouw zou kunnen noemen. Dit merkt men hieraan, dat de Geliefde, de in bevende passie aanbeden Mannenfiguur, dien men in de vroegere gedichten der kunstenares ontmoet, door al de verheerlijkende vervormingen heen, waarin haar Fantazie hem in de op-een-volgende tijden heeft gezien, thans geworden is : een »kind" : Maar gij waart nog een knaap en ik was a) een vrouw, O, kindje, mijn kindje, wat waren wij dom I enz. Dit is het liefde gevoel, dat de paesi ncyclus van de eerste levenshelft der vrouwen die aan hoogere liefde doen, pleegt te besluiten, het liefde-gevoel hunner tweede-jpugd, bevattend eene vereenigiug van de minnaressen- en van de moederliefde, die zij in zich hebben. Is zoo eene vrouw daarbij een hoog-begaafde dichteres, dan zal dat gevoel zich uiten in gedichten, als die ? welke hier besproken worden. Dit gevoel, deze hartstocht van de minnares moeder, deze liefde, om het nog n keer mis schien al te gemeenzaam te zeggen, vau de vrouw van dertig jaar voor den jongeling van twintig jaar, ig, indien de minnares-moeder die uit in persoonIgke lyriek, maatschappelijk-esthetisch niet presenta'bel. De liefde van het jonge meisje vau twintig jaar voor den jongeling van twintig en omge keerd, van het jonge meisje voor den man van dertig jaar, van de moeder, oud of jong, voor haar wezenlijke, door haar ter-wereld gebrachte kinderen, van een grootvader of -moeder voor een 'klein-kind en omgekeerd, ook de Hef Je b. v. van een vrouw van dertig j.iar voor e-L-n man van veertig, verJer de meeste ongeregelde kuisch. beid- of trouw-schendende liefden, zij» maat schappelijk esthetisch vertoonbaar. Hiermee wordt bedoeld, dat al die liefden elementen van gratie en goddelijkheid (d.i. ideaal-menschelijke verheven heid) hebben en daarbij die totale afwezigheid van eiken zweem van komiekheid, dat zij, lyrisch, episch en dramatisch, in de beste literaturen voortdurend voorkomen en steeds door het aan kunst doende gedeelte dtr maatschappij zuiver genoten zijn (zui- ver d. i. zonder voorbehoud, zonder dat de ge' nieter telkens te denken heeft: nu ja, dat hindert mij wel, dat stuit mijn genot wel, maar ik wil mij dwingen om daar aan nu geen aandacht te geven). De liefde der minnares moeder echter heeft, persoonlijk lyrisch geuit, elementen van on-gracieusheid, van hatelijke komiekheid zelfs, die, al is zij ook in nog zulke voortreffelijke verzen omgezet, den literairen smaak van den lezer voor een zelfde dilemma brengen als b. v. een jonge dame bet een heer doet wanneer zij hem een on beleefdheid zegt of zich in een weinig gracelijke houding door hem laat verrassen. Dit geldt natuurlijk alleen indier -1 moeder hare liefde belijdt in r-waarin voort-durend r waarneembare oudere vrouw voor een veel jongeren man, daar is alleen De Liefde, in haar essentie, brandend in. eu beleden door wezens zouder leeftijd en zonder geslacht in hun vergoddelijking, of zoo als de Venus van Milo vereeiiig*ind ranke mannelijkheid en breede vrouwelijkheid, een harmonie van het mannelijk en vrouwelijk schoon. II. Beschouwt men de Rouwviolen op andere wijze en niet meer in hun geheel, maar neemt men den ruiker ter hand uit het .wellicht te felle licht eener algemeene kritiek en beziet men de bloe men afzonderlijk en meer van na-bij dan vindt men, ja, zeer zeker gelijke schoonheden en even hooge verdiensten als in de vroegere gedichten dezer kunstenares werden opgemerkt en gepre zen, het zou een happigheid op gemeeoplaatsen verraden, die in een kritiek niet te pas komt, als men mejufvr. Swarth in ruil harer Rouwviolen de gebruikelijke rozenkrans van complimenteerende adjectieven aanbood ; manr ten eerste blijkt hare dictie hier-en-daar zwak te zijn; bv.: Daaronder slaapt hij, koud en bleek (blz. 3). Daar xlanpt hij in de duisternis (blz. 8). O zijn adem was warm in mijn <jro2i.-fnd haar (blz. 26). is herhaling van beeldspraak, die reeds zeer ver sleten is, terwijl regels als de 3e van blz. 7 : Toen mijn lot in uw handen nog lag als rhetorische «dichterlijke taal" moeten worden aangemerkt, en regels als op blz. G (die talrijk in den bundel zijn): En de blos, waar uif vang op kun bogen, zonder bepaald fou'en te behelzen gelijk de vorige, speciaal als stalen van slappe eu omslach tige dictie kunnen dienen. Ten tweede, hoewel het algemeen karakter der passie, dat van al de gedichten samen n cyclus maakt, gewijzigd is ? herhaalt de dichteres een weinig in de bizondere sentimenten en fantaziën harer realistisch-lyrische klacht- en weemoed-poëzie wat zij vroeger reeds geschreven heeft. Het blijven wel altijd zeer goede verzen, maar men kan niet zeggen, dat /ij ons telkens verstomd doet staan door nieuwe en onvermoedde openbaringen van haar talent. In weerwil van al deze grieven, welke in een naar volledigheid strevende kritiek niet onver meld mogen blijven, is ons gemoed vóór Helene Swarth. De Rouwviolen zijn vol van het haar eigen echt gevoel, van den haar eigenen echten hartstocht, die er echte poëzie van maakt. Doch het is nuttiger te karakterizeeren dan alleen te prijzen en dit is voor mej. Swarth nog te weinig gedaan. De Sonnetten zijn zuiver-symbolische gedich ten, die, niet klagend, zacht en niet zoo innig als de Rouwviolen, maar hooger en zwaarder vau geluid en kalmer verheven zijn, waarin, zou men zeggen, de aandoening niet van tranen, bloem bladen en zucht geneurie is, maar zich veeleer heeft vermarmerd en gemetaliseerd : tot gedeukteekeuen gebouwd, van majestueuze smart en kalme wanhoop. Bijna, in alle de sonnetten is de verwantschap dezer dichteres met de nieuwere Nederlandsen* dichterste herkennen, die haar. ech ter alleen als sonnetten-dichteres, beïnvioedhebben. Als citaat het meest gepassioneerde en toch te gelijk in de breede gedrevenheid zijner lange rij men koninklijk ingehouden sonnet : Ik stond, bij storm, aan ze<->, verdiept in droomen, Met vliegend haar en kleedren losgercten. En 'k steunde op rotsen, die zich trotsch vermeten Geen stap te wijken, als de golven komen. En luider dan de storm sprak mijn geweten: »W(?e wie door driften zich laat over.-itroomen !" Toen heeft een wervelwind mij opgenomen En in 't schuimbekkend water neergesmeten. En in een maalstroom ben ik diep gezonken, Verslonden door de zee, dio 'k dorst te trotsen. Een daemon heefi me aan d' afgrond vastgeklonken. Boven mijn hoofd hoor ik de golven klotsen : Voor eeuwig dood, verloren en verdronken !" En hoongelach van water, wind en rotsen. De Balladen eindelijk missen de goede eigen schappen zoowel van de Rouwviolen als van de Sonnetten, het zijn proeven van een verouderde soort poëzie, zouder bekoring voor den verbeter den letterkundigen smaak lïf-t is waarschijnlijk dat zij voor de. dichteres niet meer zijn dan een tijdverdrijf, wanneer haar de stemming fap.it uoodig voor het schrijven harer hoogere poëzie. 2li Febr. 'i"). A. J. Noord-Brabantsche ^'Imanak voor liet jrjtir 1S!)0. Jaarboekje voor Noord.Brabantsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde o"dr>r r^'i»"*5" doet als bij in het maatschappelijk leven van doen zal hebben! Wat zou hij nu nog verder behoeven? Ook de Volksalmanak verdween van het ondermaansche, maar om in schoener vorm te verrijzen. liet schijnt wel of de heer Sassen intusschon zijn Neord-Brabanters wat dieper in de ziel heeft gelezen en ontdekt dat zij als kinderen der ne gentiende eeuw allereerst practische lieden zijn, die eieren begecren voor hun geld. Een soort van provincialen Staats-ahuanak heeft iedereen noodig, zoo heden niet dan morgen, om er in na te slaan wie pastoor te X is, hoe de burgemeester van IJ heet, of te Z een teleg-aafkantoor is, enz. enz. Voor zulk een vraagbaak neemt, men gaarne een beetje oudheden op den koop toe'. En als rnen het hoekje dan toch bij de hand hoeft, dan bladert men er in een verloren oogenblikje allicht eens in en men vindt het toch eigenlijk wol aar dig. Och, die oude tijd was nog zoo gek niet, zegt menigeen in zich zelven, en hij neemt den Almanak mede van kantoor of winkel naar de huiskamer, en hij leest vrouw en kinderen van die kaboutermonnekes voor, dat de tafel schudt van 't lachen. Een ander maal vraagt hij de aandacht weer voor \vat anders en men verneemt, iets van het leven dor lieeren geestelijken op 't laatst der zestiende eeuw binnen de veilige muren van den Bosch ge weken, van het schoolmeestersambt tegen het einde van den SOjarigen oorlog, of van de doctorsplaats een kleine twee eeuwen geleden, waarmede ook wetenschappelijke goschiedvorschers hun voor deel kunnen doen. En als men togen \vat ernsti ger kost niet opziet, dan vindt men zijn gading in menig opstel over kerkelijke geschiedenis, ge nealogie en heraldiek, oud-recht, historie vanden boekhandel, enz., in n woord verscheidenheid genoeg om ieder te behagen en het boek in iedere boekerij zijn plaats te doen verdienen. Twee prenten van de vaardige hand des redac teurs versieren het bock. Do heer Sassen heeft weder iets tot stand ge bracht, dat genoemd mag worden. Moge dit vooral door de Noord-Brabanters gewaardeerd worden door het schenken van hun matericelcn steun aan deze uitgaaf. X. R. V A R I A. PLASTISCHE KUNST. De Engelsche schilder Herbert Schwalz is naar Jeruzalem gereisd, om op de plaats zelve zijne studiën te maken voor zijn schilderij de kruisi ging van Christus". liet niiiiiKe Eyyptisclie museum te Cuïro. Het museum van Egyptische oudheden bevond zich tot nu toe in een geheel ongeschikt gebouw in de voorstad Boulaq, waar het jaarlijks door de ovcrstroomingen van den Xijl bedreigd werd. Het is nu overgebracht naar het in 1878 door den Khcdive Ismacl gebouwde paleis van Giseh en den l en Februari i. 1. voor het publiek geopend Het paleis van Giseh, dat omringd is van een fraai park, bestaat uit drie ineenloopertde afdeelingen en is slechts korten tijd door den Khedivo Ismacl bewoond geweest. Het dichtst bij den Xijl gelegen is de zoogenaamde nieuwe Selauilik. In de ver dieping gelijkvloers zijn de gedenkteekenen uit het oude rijk" (len tot de lle dynastie) opge steld; In de archaïsche zaal" zijn al de antiqui teiten uit den tijd vóór de pyramiden vau (iisch vereenigd, waaronder de onlangs ontdekte houten figuren uit de onderste lagen van Memphis en van den Sphinx. Het kolossale zittende beeld van Chefreu is het middelpunt van deze groote hal. De groote galerij van de nieuwe Selamlik" is ecnig op de wereld. Hier staan do antiquiteiten van het middclrijk"' (12e tot do 17e dynastie) en alle beeldhouwwerken uit den tijd der Hyksos De ruime galerij en hallen van de oude SelamLk" herbergen het nieuwe rijk''. Beneden zijn ai de grootere stukken, kolossen, earcophagon on j dergelijke te zien. De oudste getuigen der 18e j dynastie vormen cenc afzonderlijke afdoeliug ?. eveneens hebben het Saitische tijdperk en de Aethiopischu gedenkteekenen bier eigen zalen. Venier is nion nog van plan een Grieksch, Itcinieinscli, Koptisch en Byzantijnse!! museum te j maken, maar die zijn nog niet klaar In de i bovenhalen van het ouile Selauilik vindt men do i lichtere voorwerpen ; er is daar een zaal voor natuurlijke historie, een voor do numisniatiek en een gewijd aan den eeredionst. In de laatste vindt men, uit het l'tolemaeïschc tijdperk, de Aesculapnsslang versierd met drrjfwerk, die bij het orakelspreken geraadpleegd word; zij werd verleden winter door Grébaut uit Opper-F/.'V^" j mede gebracht. Ontelbare voorn-r»beid en der kimstimb'"' reeks zalen in V"-' ken van niet meer dan 100 kilogram uit elkaar kunnen worden genomen, om per kameelenrug van de kust naar de hoofdstad Fez vervoerd te kunnen worden. Dat alles is, op het vervoer na. geschied; daar enboven is de fontein een prachtstuk, geheel in Moorschen stijl Zij is vior meter hoog; op den benedenbouw rusten vier waterbassins, daarboven eene rots, met kl-ven en grotten in druipstecnirnitatie, dan een glazen schaal en hierboven eene bolvormige koepel, door vier zuilen gedragen. De koepel zelf is met spits en morgenster be kroond ; uit de zuilen stckon armen uit, die evenals de bogen tusschen de zuilen, acht Moorsche hanglampcn dragen; nog oen twaalftal zijn boven aan de boogpuntcn, binnen don koepel eu boven langs den koepel geplaatst. De bovenste koepel bergt het perswater voor don waterstraal; het verbruikte water verzamelt zich benoden en wordt weer door een perspomp naar boven gevoerd; de benedenbouw bevat bo vendien ook den toestel voor de dubbele electrische verlichting, boven on beneden bet water, en een kleinen elcctrNchcn spoorweg, die onmiddellijk boven hot water door de grotten en tunnels van do rots rondloopt Ia de grotten en onder het water zijn bronzen planten, wier bloemen uit verschillend gekleurde gloeilampjes bestaan ; in do glazen kom, zoowel als in do bekkens, worden goudvisschen en andere aquariumdieren geplaatst. Alles is zoo ingericht, dat het door op een veer te drukken, in werking of' buiten werking kan gesteld worden. De electrische verlichting on beweging geschieden zonder machines, alles raet battciijen die eerst na een jaar weer vernieuwd behoeven te worden. Da fontein is geheel van metaal, goudbrons mot geëmailleerde en vergulde versierselen; daaren boven zijn er ecu paar honderd bonte geslepen steenen in gezet, en de hanglampen, prisma's, enz. zijn van verschillend gekleurd glas, zoodat cle fontein ook bij dag een schitterenden indruk maakt. Een werkman van de fabriek Schiifi'er umi Walcker, die de fontein leverde, zal met het. Marokkaansche gezelschap naar Fez gaan, om de fontein in orde te brengen. TOONEEL EN MUZIEK. De afdeding Tooneel van het Amsterdamse!» Genootschap voor Kunsten on Letteren'', ;geeft den 27stcn en 28sten dezer maand haar 3de en 4de tooneelnitvoering in dit seizoen, bestaande uit Mcineedifi, tooneolspel in 3 bedrijven, door C. A. J. Koos en Zij wil niet trouwen, dramatische schets door O M. Muller. Tot de voorstelling op den 28sten Maart zijn de leden vau de Amsterdamsche al'deeiing van het Nederlandsen tooncelverbond elk met n damo uitgenoodigd. Tevens bestaat het voornemen binnenkort een gratis Volksl'-eszaal ie openen. Het bestuur houdt zich reeds met het zoeken naar een daartoe ge schikt lokaal bezig. De kamerzanger Karl Hul beeft na drie-entwintigjarigo medewerking het hottbeatcr te Schweriii verlaten. Gisteravond zou hij het laatst optreden, en naar wij in oen Duitsch blad lezen, werden er groote toebemoselen gemaakt voor dit afscheid. De heer llill vestigt zich te Vroiburg i. Br. en zal zich voortaan nog slechts met de oplei ding van jeugdige kunstenaars bezighouden. 'j'c St. Petersburg stierf' dezer dagen Lndovico Viola, een der beroemdste clowns van zijn tijd, later als leeraar in do gymnastiek zeer hokriK in de Russische hoofdstad". In het jaar l S15 kwam hij met het circus Gucrra te St. IVtcr-ibnrg en hij bracht liet publiek zoo in verrukking: dat de iniUiouair Jakrnvlew hem 200.000 roebels schonk om zijn eigen circus te houwen. Viola was be roemd om zijn aapaclitige behendigheid ; in den Alexauderschouwimrg speelde hij de rol van den aap in de coraedic de aiionbrimlegom''. J>i-ri«iiï<i.sc7i{ sncWi'cWers. De Spaar.sc'ie litte ratuur is in de laatste dagen zeven blijspelen te geluk rijker geworden, als gevolg van eene weddeifsehap, die weer bewezen heelt dat de Spaansche schrijvers ongeloofelijk snel kunnen werken als zij willen. Zeven der meest bekende dra 1:1.1turi'c-n to Madrid hadden voor eer.igcn tic,d gov.-ed, dat" zij ieder binnen acht dagen een blijspel in drie bedrijven naar een gegeven thema zo'.ubn maken; als /ij bet verloren, zouden zijn ecu diner «even iu hè' restaurant Lhardi". Ken onderne mend tooneeldiiT'-i'""- kocht de zeven tukken bii VP "'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl