Historisch Archief 1877-1940
No. 665
DE AMSTERDAMMER, "WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
.?smaak viel der leden van Vooruit", dat de heer
Ji. Berg, eveneens lid dier vereeniging, er een
gedicht b\j maakte dat, op de melodie der marsch
gezongen, het lied van Vooruit" is geworden.
Bij den Algemeeuen Muziekhandel, Spui 53, alhier,
?en büde h. h. L. Ph G. Klees, Gierstraat te
Haarlem en P. N. Sonsbeek te Zaandam is deze
opwekkende marsch a 40 ets. ook voor het publiek
?verkrijgbaar.
Dinsdag 25 Maart a. s. treedt in het Théatre
Tivoli, directie Charles de la Mar, Mevrouw Marie
Verstraeten op in de bekende Comédie met zang
De Vrouw van Papa", waarin zij de hoofdrol
^;al vervullen.
Bij deze voorstelling hebben de leden van het
Nederlandsen Tooneelverbond met hunne dames
toegang tegen den halven entreeprijs, op vertoon
van hunne diploma's.
Militaire Zaken.
DE DUIVENPOST VOOR MILITAIR
GEBRUIK.
In een Duitsch blad wordt de volgende merk
waardige africhting der postduiven vermeld. Door
kapitein Malagoli, directeur van den Italiaan.
schen postduivendienst, zijn proeven genomen om
de postduiven tot het heen en weer vliegen tus
schen twee bepaalde plaatsen af te richten. Ge
lukte dit iu voldoenden graad, dan zou zulks
natuurlijk verandering brengen in de wijze hoe
?de postduivendienst voor oorlogsgebruik zal wor
den ingericht.
Tot nog toe werd algemeen aangenomen, dat
de postduiven alleen naar ddi hok terugkeereu
waar ze te huis behooren en jongen
hebbeii. Zelfs dr. Karl Rusz iu zijn werk over »die
Brieftaube" (Hoofdstuk »die Abrichtung") be
strijdt de mogelijkheid om postduiven zóó af te
richten, dat zij tusschen twee plaatsen heen en
weer vliegen. Anderen daarentegen hielden dit
voor mogelijk, doch alleen voor twee zoo dicht
bij elkander gelegen plaatsen, dat zulks
althans voor militaire doeleiuden weiuig nut
zou hebben. Aan bovengenoemden kapitein
MaJagoli evenwel schijnt het gelukt te zijn een aan
tal postduiven zóó af te richten, dat ze van
Rome naar Civita Vecchia (tusschen welke twee
plaatsen de afstand in eene rechte lijn door
de lucht 63 kilometers bedraagt) heen en
-weer vliegen. Aan een daaromtrent door hem
zelven uitgegeven geschrift, dat iu de »Deuteche
Heeres-Zeitung" vertaald werd, ontleenen wij het
volgende: namelijk, dat hoofdzakelijk honger het
voornaamste middel is geweest waardoor bedoelde
merkwaardig» africhting werd mogelijk gemaakt
?en geslaagd is. Zoo wel ia Home als Civita
Vecchia werden duiveotillen gebouwd die het
zelfde uiterlijk aanzien hadden ten einde aan de
duiven het terugvinden van hare woning gemak
kelijk te maken. Vóórdat zij jongen hadden, werden
zij gedurende geruirnen tijd van Rome naar Cinta
Vecchia gebracht om in deze laatste plaats ge
voederd te worden, terwijl zij te Home geen
voedsel ontvingen. Toen zij jougen hadden, liet
men haar 4 il 5 dagen lang vasten ; daarna uit
gelaten, vlogen zij naar het hok in Civita Vecchia
om eten te krijgen. Na overvloedig voedsel te
hebben ontvangen, vlogen zij weder naar Rome
terug om hare jongen te voederen.
Later merkte men op, dat de duiven niet
dagelijks behoeven gevoederd te worden, daarom
liet men ze om den anderen dng vliegen, maar gaf
haar te Rome geen eten. Hierdoor werd eene
aflossing ingericht waardoor lederen dag een
geregelde duivenpost tusschen bovengenoemde
twee plaatsen werd verkregen.
Deze uitkomst, die men tot nog toe op zulke
groote afstanden voor onmogelijk had gehouden,
zal dus eene goede toepassing vinden voor de
inrichtiug van eenen vasten duivenpostdient tusschen
«ene vesting en de haar omgevende vooruitge
schoven forten, zoodat men dan veelal den kost
baren aanleg van telegraaf- ea telefoonlijnen zal
kuunen missen.
EEN IDEAAL.
Ieder mensen heeft zijn idealen.
Mijn held had ze ook, of liever, hij had er n:
n ideaal, onbereikbaar bijna, in zijn oog, maar
daarom met te vuriger verlangen nagejaagd.
Reeds jong had het hem voorgezweefd, reeds
jong had hij op het punt gestaan het te bereiken,
maar telkens was het hem ontglipt; en nu was
hij niet jong meer, en nog had hij zijn wensch
niet verkregen. Maar toch, zijn ideaal bleef hem
voorzweven: groote zielen laten zich door geen
langdurigen, hobbeligen wreg afschrikken of
moedelots maken. Mijn held had bloempjes langs
zijn weg gezien, en geplukt, maar voortdurende
moeilijkheden hadden hem belet zijn id«aal te
bereiken. Nn was hij reeds oud, en nog hoopte
hij, de arme! Hoe het kwam, dat hij zijn ideaal
telkens als onbereikbaar hem zag ontwijken?
Luister!
Hij was de oudste van het gezin. Zijn vader
was gestorven, toen hij twaalf jaar, de jongste
zijner drie zusjes n jaar ond was. De goede
man had een fatsoenlijke betrekking bekleed, en
zonder over te houden, toch goed zijn brood ge
had : hij was straatvcger. Nu hij er niet meer
was, hadden moeder en kinderen geen brood
meer. Mijn held was nog te jong om in zijns
vaders voetstappen te treden, en zijne moeder te
zwak om te werken, ook had zij do kleintjes om
te verzorgen.
Wat te doen?
Hij moest nu wat zien te verdienen, en op zijn
eerlijk gezicht, vrij van alle arglist, kreeg hij een
plaats als loopjongen bij een touwslager.
Hij bracht niet veel thuis, al hield hij zelfs
geen halven cent achter. Moeder trachtte met
breien en stoppen er wat bij te verdienen, doch
ook dit was niet veel. Wel was het oudste meisje
al zeer handig om in 't huishouden te helpen, of
boodschappen te doen, doch dit bracht niets in
De toesland bleef onhoudbaar, de diaconie moest
er aan te pas komen. Dat was hard.
Intusfchen gingen er een paar jaar onder suk
kelen en tobben voorbij. Mijn held werd sterker
en grooter. en verdiende al iets meer, de kleintjes
vorderden minder verzorging, zoodat de moeder
aansterkte en zelfs een paar werkhuizen kreeg.
De diaconie trok de handen van haar af. Nu dat
was verblijdend, dat wil zeggen dat zij het niet
meer noodig hadden; maar ook buitendien was
het verblijdend, want er zat een hoog hart in den
jongen, en in zijn moeder; do zusjes vroegen nog
alleen om brood, en keken niet waar het vandaan
kwam. Nu begon onze loopjongen met wat meer
moed om zich heen te zien, hij begon zich voor
stellingen te maken omtrent de toekomst, zonder j
zooals tot r,u toe altijd den grijnzenden honger !
erbij op den achtergrond te zien, ja hij schiep
zich een ideaal.
't Was Zondagmorgen, hij zat buiten in het
raam van liet kamertje, waar ziju moeder wconde,
in een iiict al te ruim hofje. Hij zat daar. en
floot een deuntje. Hij was opgeruimd ; het weer
was mooi, hij had geen honger, laarzen zonder
groote gaten, kleeren zonder bepaalde scheuren.
hij had het goed in n woord. Dus zat hij in
zijn raam en floot
Maar wat trekt op eens zoo zijn aandacht daar
aan de overzijde van het hofje ? Hij blijft midden
in zijn deuntje steken, zijn oogcn staren strak
voor zich. zijn mond opent zich wat wijder, zijn
hoofd buigt zich voorover: wat ziet hij 'l
Een meisje komt lachend een der kleine huisjes
uit, gevolgd door een jonkman, oen fcrmen klant,
h'ksch in de kleeren als zij, beiden welgedaan en
frisch van uiterlijk.
Aha! denkt ge. dat trok zijn aandacht, een jong
paartje '. en indien ge neiging tot 't sentimenteelc
hebt, denkt ge mogelijk aan lente, aan bloemen,
en aan een hemel op aarde, al is die herael dan
ook meest begrensd door beronkte muren, een
afgeloopen vloer en papieren gordijnen ; ge denkt
om liefde, die zelfs de armsten gelukkig kan
mak-en; en go stoft''ert hun uiurai met platen, hun
ramen met eon paar potjes bloernon, en hun leven
met gezelligheid. Of zoo ge meer pracfisch van
aard zijtj zegt ge mogelijk : nu die menschon we
ten niet wat ze zich op den hals halen ; hebben
ze niet werk om voor hun eigen onderhoud te
zorgen, en ge mort over het onverstand dier
menschen, die een huishouden opzetter, zonder te we
ten of zij het zullen kunnen onderhonden.
Zulke gedachten had echter onze loopjongen
niet; och neen. Hij zag het paartje niet eens, hij
zag allen dien man of neen ook dat niet eens,
hij zag alleen de appelbloesemkleurige broek, die
hij aanhad. Ja, die broek had zijn aandacht ge
trokken ; die broek, die met zulk een gloed van
nieuwheid schitterde in de zon, bracht hem aan
het mijmeren. Och, hij had nooit een nieuwe broek
gekend, laat staan soo'n broek. Vroeger was hij
altijd in vaders broeken gevallen, en nu hij loop
jongen was, waren zijne meesters broeken hem
altijd van pas, al viel het model niet mooi. En
hij was altijd dankbaar geweest, dat hij iets had
gehad om zich te kleeden. want wat er aan geld
inkwam was luttel, en juist genoeg, of niet ge
noeg voor voedsel en huur. Ja, hij was dankbaar
geweest en tevreden, maar nu, op dien mooien
zomerochtend, nu hij die appelbloesem-broek zag
blinken in de heldere zon, nu overviel hem on
willekeurig een gevoel van ontevredenheid, nu
bekroop hem een bijna onwederstaanbaar verlan
gen, en hij slaakte de verzuchting: hè, zoo'n
broek te kunnen koopen !
Dit was zyn ideaal, dit zou het blijven tot hij
reeds oud begon te worden, 't Is waar, de welvaart
van het gezin nam toe, of liever de armoede ver
minderde, doch aan onnoodige uitgaven was geen
denken. Had hij iets wat niet direct in de huis
houding behoefde te vloeien, dan had juist moe
der een muts, of een van zijn zusjes een paar
klompjes noodig. Zoodat een nieuwe broek een
ideaal bleef.
Hij werd eindelijk twintig jaar, en de fortuin
S'-heon hem toe te lachen. Twee van zijn zusters
dienden, zijn moeder kon met zijn kostgeld en haar
verdiensten, voor zich en de jongste zorgen. Hij zelve
was niet langer loopjongen, maar loopknecht bij
denzelfden meester. Hij kon nu aan sparen gaan
denken.
Doch nu gebeurde er iets bijzonders in zijn
leven, hij trouwde. Was dit nu geen weelde, geen
vervuld ideaal ? Ja en neen. Een illusie had hij
zich van het huwelijk nooit gemaakt; hij bad een
meisje gezien, waar hij zin in kreeg; zij kreeg
zin in hem; ze begrepen het samen te kunnen
vinden, en 't sprak van zelf dat ze trouwden.
Met het oog hierop moest nu gespaard, en toen
zij het huishouden opzetten, was er huisraad,
schoon dan ook niet veel; een bed, een tafel,
twee stoelen, een latafel, een lamp, wat vaatwerk
en een halfgcroeste kachel. Voor latafol en lamp
mocht hij ziju meester bedanken, want hij was
trouw en eerlijk.
En voor zijn huwelijk kocht hij zijn eerste pak,
maar 't moest zwart zijn, vond zijn meisje, dat
hoorde zoo. Hij zelf vond het wel r.iet zoo vrooHjk
een zwart pak; de appelliloesemkleurige broek
had hem door 't hoofd gespeeld, maar hij had het
opgegeven. Wat doet men niet uit liefde? Uit
Heide ja, al was het maar een loopknecht, ik
zeg liefde; of wilt ge liever genegenheid, aan
hankelijkheid, mij is 't o:n 't even. Maar dit daar
gelaten. Hij trouwde, en zijn gezin nam toe in
aantal, ja steeg weldra tot vier, vijf, zes zielen.
leder weet het: wiens gezin vermeerdert, diens
zorgen worden vermeerderd. Had hij voor zijn
trouwen eenige welvaart eenige ruimte van geld
middelen gaan kennen, nu waren alle sporen
daarvan verdwenen.
Hadden vroeger zijn moeder en de zn-ijcs hem
afgehouden van uitgaven voor zich zeil, nu had
hij vrouw en kinderen, en de afgedragen kleeren
van zijn baas deden dienst zonder afwisseling dan
met Paschen, Pinksteren en ais het heel mooi
vast weer was. Dan luchtte het trouwpak. Maar
dat zwarte pak vond hij niets mooi, en dikwijls,
wanneer hij een bekende met een lichte,
zomerachlige, vroolijk gekleurde broek zag
voorbijwandelen, kon hij een zucht niet onderdrukken
I lij was gelukkig met vrouw en kinderen, zeker,
maar dit beschouwde hij als een gewonen toestand;
hij deed zijn best, gaf al zijn weekloon over, hield
van de zijnen, was verheugd als hot hun goed
ging, verschafte dit hem geluk, welnu, dat was
verdiend loon. Doch evenals eer. gezeten man kan
reikhalzen naar een schilderij, evenals een huis
moeder kan verlangen naar het bezit van een
stuk porc-.H-oiü, evenals een staatsburger niet zon
der jaloezie naar het lintje in zijns imurmaiis
knoopsgat ziet, evenals een jongen onder 't hoe
pelen met begeorig oog naar den bokkunwagen
var. zijn vriend kijkt, zoo had ook deze trouwe
2de Jaargang.
Schaakspel.
16 Maart 1890.
huisvader een ideaal: voor den Zondag een
appelbloesemkleurige broek.
Doch hij kon alleen sparen vati wat hij buiten
zijn weekgeld kreeg, en dan nog als hij iets had
weggelegd, waren er weer bijzondere uitgaven voor
het huishouden, want de zes zielen breidden zich
uit tot acht, en die acht zielen -woonden in acht
lichamen, die kleeding en voedsel behoefden. En
zoo kwam het dat hij reeds meermalen begonnen
was om te sparen, maar toch altijd zyn wensch
een wensch bleef.
De geschiedenis van de verschillende teleurstel
lingen van de zich telkens opnieuw vermeerderende
zorgen te schetsen, waartoe zou dat dienen ? 't Zou
esntonig lijken. Ook moet ik bij deze gelegenheid
een bekentenis afleggen. Doch voor die bekentenis
een vraag: wie heeft bij het streven naar een
ideaal niet wel eens een oogenblik dit vergeten
om minder verheven doeleinden na te jagen, wie
heeft ziek niet wel eens laten verleiden tot
het verlaten van den kortsten weg die tot zijn
ideaal leidde V En nu mijne bekentenis. Ilüeds
meermalen had mijn held dichter bij zijn ideaal
kunnen -wezen, maar enkele malen een gang naar
de herberg, het gebruikmaken vau een goede ge
legenheid tot het overnemen van een paar laar
zen, die nog niet strikt noodig waren : deze en
dergelijke afdwalingen kon men hem ten laste
leggen. Toch, meestal wanneer hij maar even kon,
had hij wat weggelegd, met de gedachte: moge
lijk kan ik er nu eens toe komen! Maar zooals
ik zei, hij was een goed huisvader, de gevolgtrek
king is gemakkelijk te maken.
Zoo kleurde zijn blonde haardos zich reeds grijs,
en nog altijd bleef a!s een ideaal hem het bezit
van zoo'n appelbloesembroek hem voor oogen.
Hij werd ouder, maar nu kwamen ook zijn kin
deren in de verdiensten, en waarlijk, alras kon
men hem meermalen eenige guldens zien bekijken,
die hij had kunnen sparen; de guldens werden
rijksdaalders, en op eon zekeren Zaterdag-avond
stapte hij met moeder de vrouw naar een winkel,
en kocht hot kleedingstuk, dat hem al van jongs
af het hart sneller had doen kloppen.
Zoo kwam hij dus ten laatste tot zijn geluk,
zoo werd dus zijn idea:tl bereikt Maar Salomo
heeft niet vergeefs gewaarschuwd niemand ge
lukkig te noemen voor zijn dood Wij hebben mijn
held zijn ideaal zien bsreikon, maar helaas ik heb
ook do tragedie moeten aanschouwen, waarin hij
de hoofdrol vervulde.
't Was een. heldere zomeravond, en trotsch op
zijn gloednieuwe appelbloesemkleurige broek,
stapte onze vriend voorbij mijn raaui, fierder dan
een schilder, wiens schilderij voor 't eerst do
aandacht getrokken heeft, opgetogoner dan een
schooljongen, die voor 't eerst een ,.rijs gekregen
heeft, vcrgenoegder dan een dilettant-jager, die
zijn eerste stuk wild geschoten heeit, blijder
dan maar waartoe meer vergelijkingen,
ieder kan zich immers in zijn plaats denken V
kan zich zijn gevoelens verbeelden.
Doch 't begon te schemeren, en niet alleen
door 't ondergaan der zon. Zware wolken pakten
zich samen, en een regenbui plaste noer, en
mengde zich niet het vuil der straten tot een
kleverig, bruin mengsel.
Ik keek voor hot raam. Wat kwam daar voorbij
gesneld, of neen dat is 't woord niet,
voorbijgesukkold. 't Was onze vriend mot zijn ap,
elbloesembrock; zich haastend om t'huis tu komen,
doch vroezciid zich te bespatten. Dit deeJ hom
een gang aannemen, dio deed deuken aaa een
boer, die de eierdans wilde uitvoeren.
Hij was bijna het huis voorbij, toen op es. s eon
kreet klo:ik. een plons en daar lag mija held
op beide knieën, geheel bemodderd, besmcT1, ja
wat erger was, met een scheur in het vu:ig he
geerde, latiggowenschte kleedingstuk. Oi.h, ieder
spatje was hem reeds aan 't hart gegaan, en nu
lag hij daar geheel ia de modder, met een ga
pende wond in zijn nieuwe broek. Hij kwam
overeind, en liep verder, blijkbaar met pijnlijke
gewrichten, doch ik wist hot, dit was niet zijn
gr Kitste smart.
Den volgenden Zondag zag ik hom weder uit
gaan, maar de nieuwe gloed, de ongekreukfheid
van ziju broek waren verdwenen, de diepe vou
wen, zoo gewaardeerd als het merk van nieuw
heid waren met het schoon maken eruit gegaan,
«n op zijn eene knie zag ik oen toegehaalde scheur.
Wel stapte hij nog met eenigen trots voort, doch
telkens als zijn buk zich naar beneden richtte
scluuUc hij meewarig het hoofd.
LOOPERGAMBIT. ':
i'ocren :
^'inman.
10 ha h-1
11 hl X g:'
12 cl da
1;! c4 ea
-* 1 -1 < 'l
1.7
h'! X
u 7
cS
i .?,,'
hfi
g."'
(15
K*
(17
BIJ liJSMAIU'Iv AAX HUIS,
door W. Wyr,.
Onder den vorigcu Vrijdag heb ik in mijn
kaler.der een dikke roode streep gezet. Op dien
dag is een wensch van raij vervuld, dien ik meer
dan tien jaar met mij rondgedragen heb. Overal
nieuwe wereld had die wensch mij gekweld,
'?"??'t een pelgrim in de woestijn martelt.
"('"'?nié' in het warme zaml aan
de babbelende. Kuifjes