De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 30 maart pagina 4

30 maart 1890 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 666 TOlonté". C'est du reste la doctrine de l'Eglise Catholique dat niemand verloren gaat dan door zijn eigen schuld." L'ignorance a débitétoute espece de cominentaires sur la locution alfénzaligmakende Kerk," mais les théologiens sont d'avis que Platon, Aristote, Fythagore, Virgile, etc. sont en Paradis, et ils n'oseraient pas affirraer que Luther et Cal vin en soicnt exclus; quoique, pour moi, je ne désirerais la compagnie ni del'un ni de i'autre, quand j'aurai l'avantage de voug présenter a Vondel et a Marie Tesselschade." De speldeprikken, die hij van anonieme vijanden ondervond, hebben hem vaak verdrietige oogenblikken bezorgd. Hoe nederig klinkt het volgende, nadat ik zijne bandteekening voor mijn waaier had gekregen : N'allez pas rire, je suis sérieux : c'est une consoiation pour moi d'ótre représenté" par ma signature, sur l'éventail d'une femme de gout et de talent et, ce qui ne gate riep, qni est extrêmement aimable." In 't begin van 1889 schreef Alb. Thijm: Oui oui, 1889 va nou3 donner des jours témoins de notre bonne amitié", weinig denkende dat het ons slechts nmaal zou gege ven worden, elkander in dat jaar in gezondheid te mogen zien. Waar het een beginsel gold, dan kwam zijn ge loof tegenover het ongeloof schitterend voor den dag; nooit heeft Thijm zijn geloof als Christen verloochend. Zoo lees ik in een brief over de feesten ter eere van den heer Westerman: Le Handelsblad a eu la déloyautéde dire beancoup de mal de ma cantate, avant que l'exécution principale eüt eu lieu. L'auteur conteste a la poésie Ie droit de se railier a la grande traditiou de la Genese. La Muse est tenue de se prosterner face contre terre devant les sectaires de Darwin, et la difl' rence entre un poète et un protesseur Ie système des cellules n'est pas admise. J'étais furieux, surtout parceque Ie bon gout me défendait d'éclabousser ma botte, en crasant Ie reptile. Pardon, que je vous fasse assister a eet epilogue de rna colère". Zijn innig liefhebbend vaderhart sprak zoo teeder uit de volgende woorden: Geen grooter vreugd voor de ziel, dan een kind innig te be minnen." Prof. Thijm's gezellige natuur spreekt uit het volgende, bij gelegenheid eener tentoonstelling: II y a peu de tableaux que je préféréau plaisir d'une petite causerie avec vous, inon excellente amie!" Van het buitenleven, schijnt Prof. Alb. Thijm geen liefhebber te zijn geweest, tenminste kort vóór zjjn vertrek naar Luxemburg, waar hij een langdurig verblijf zou maken: Pour moi, qui n'aime la campagne que sous de grandes réserves, c'est tont une preuve; j'eepère y tre console par quelques surprises pistolaires de votre chère main." Vóórdat ik eindig, wil ik nog een krachtig protest van Thijm aanhalen, dat van nut kan z\jn voor degenen die soms in strijd handelen met hunne overtuiging, waar het de politieke be langen geldt van de partij waartoe zij behooren. Als men het vaste geloof had, dat God de waereld regeert, zou men geen stip, niet allén van ivaarheid en recht, maar ook van zijn eigen waardig heid ten offer willen brengen, om eenig schijnbaar voordeel te behalen." Een jaar vóór zijn dood in Maart 1888 kort voor Paschen, schreef hij Uwe vriendschap is mij een element van geluk, dat mij aan 't aardBche leven doet hechten" .... maar dadelijk doet hij hierop volgen: Een groote vriendin van mij, die op sterven ligt, herinnert mij, dat niets zekerder is dan de dood en niets waarschijnlijker dan zijne spoedige verschijning bij iemant die, zooals ik, al zoo lang geleefd heeft. Maar wij zullen moed houden tot het einde. Adieu, lieve vriendin! God zegene uwe gedach ten, bijzonder in deze week. Geloof mij'', enz. Alzoo verbeidde hij het stervensuur. Voor hem was de dood niet de koning der verschrik kingen, maar wel een engelbode tot Gods zoon. M. ZUBLI v. D. B. v. H. 'sHage, 12 Maart 1890. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Te Frankfort a/M. hield dr. Henry Thorde on langs eene belangrijke voordracht over Ilaphael. Onder meer besprak hij de cartons voor de ta pijten, welke de paus tot versiering der Sixtijnsche kapel bestemd had. De cartons, die voor zoover zy bewaard zijn gebleven, zich tegenwoor dig te Hamptoncourt in Engeland bevinden, stel len tafereelen uit het leven van de apostels Petrus en Paulus voor en bevatten schoonheden van teekening en van eene dikwijls dramatische compositie, die in de tapijten niet bereikt zijn, daar Raphael te weinig rekening had gehouden met de tech niek der tapijtweverij. Overigens werden de ta pijten niet, zooals men meestal verkeerdelijk vindt opgegeven, te Arras in Vlaanderen (waarvan de naam Arazsi afkomstig zou zijn), maar te Brussel ver vaardigd, waar de cartons ook bleven, tot zij later door Rubens ontdekc en door zijn bemidde ling naar Engeland gezonden werden, e afge werkte tapijten hingen twee jaar lang in de Sistina, maar werden later door Leo, toen hij om geld verlegen was, verpand en belandden overal, zelfs in Konstantinopel, tot zij eerst in lateren tijd met groote moeite en kosten weer alle naar Home werden gebracht;zij hangen daar nu sinds 1814 in het Vaticaan. Naar de cartons zijn later dikwijls op nieuw tapijten geweven, zulke imitaties bevinden zich te Berlijn, Dresden, Parijs, Madrid, enz. Ook bij de schilderijen der loggia's, die 52 voorstel lingen uit het Oude en Nieuwe Testament bevat ten, de zoogenaamde Bijbel van Raphael", uit sluitend door leerlingen naar de ontwerpen van den meester uitgevoerd, stond spreker langen tijd stil; hij wees er op, dat uit de hier gekozen orna menten, die naar Raphael's schetsen zeer smaakvol en sierlijkwerden uitgevoerd door Giovanni da Udine, reeds blijkt, hoe zelfstandig Rhaphael gebruik wist te maken van den antieken voorstellings- en vormeuschat; in de versiering der badkamer voor kardinaal Bibiena (1516) vindt men dit nog ster ker uitgedrukt. Verder besprak hij de voorstel ling der planeten en de kolossale figuur van den profeet Jesaia (1512) in de kerk S. Agostino, onder dun onmiddeiijken invloed van Michel Angelo ontstaan; verder de wonderlijk schoon uit gevoerde sibyllen en engelen in het gewelt der kleine kerk S. Maria de!la Pace (1514), waarin Raphael al zijn meesterschap in het fresco-schil deren toont. Daarna schetste hij op boeiende wijze welken invloed Raphael's kunst Je rijke Agostino Chigi had, die in het zaken doen een koopman, in het schenken een vorst'1 was en zelfs Loo X door de weelderige pracht zijner feesten be schaamde. In zijn beroemd landhuis, de Farnesina, schilderde Raphael in 15:4 het eerst den triumf van Galathea", waarin bevalligheid van compositie met schoonheid van koloriet wedijvert, en in 1518 als versiering der gewelven in de zuilengang de dichterlijke voorstelling dor geschie denis van Psyche, waarin men, da,ar zij door Raphaels leerlingen werd uitgevoerd, wel niet aitijd zulk oen koloriet vindt als in de fresco's van den meester zelven, rnaar waarin de karak teriseering en groepecring der figuren aan de hoogste eischen der schoonheid foldoet. John Hogers Herbert. Wie voor een jaar of tien de jaarlijkscbe tentoonstellingen der Royal Academy in Burlington House te Londen bezocht, moest vanzelf oen achttal reusachtige schilderijen opmerken, die op de beste plaats waren opge hangen. Het waren uitsluitend voorstellingen uit de christelijke legende; de dieren en figuren zagen er uit, alsof zij zoo uit een Neurenberger speelgoeddoos kwamen, eu hot gras leek op alles behalve gras; de schilder van die kunststukken was J. R, Horbfjrt. geboren in 1810, die van zijn recht van als lid der Royal Academy acht schilderijen te exposeeren, gebruik maakte, ondanks het lachen der kunstkenners en de er gernis van zijn collega's. Evenals zoovele jonge mannen, geraakte hij tusschen '40 en '50 in de zoogenaamde Oxforder strooming", die, door Newman en Pusey geleid, velen tot de katholieke kerk deed overgaan. Herbert werd katholiek, gaf het schilderen van portretten en genrestukken op en wijdde zich aan de religieuse kunst. Hij werd in 1840 lid der Royal Academy en kreeg do opdracht, een der kleedkamers te beschilderen ; hij bedekte toen de wanden met allerlei voor stellingen uit de oud-testamentische geschiedenis. Achttien jaren was hij hiermede bezig: het is zijn grootste en misschien zijn beste werk. In '69 werd hij tot corrospondeerend lid van het Institut de France benoemd, en van dien dag af sprak de oud t heer zijn moedertaal met een sterk Fransch accent! Hij was een goed, maar eenigszins excen triek man een vriend van den grand old man." LETTEREN EN WETENSCHAP. Het Journal des L>{'bata veroorlooft zich, Zola te plagen, naar aanleiding van een artikeltje dat over hem verschenen is. In zes maanden heeft de schrijver van La Terre zes en dertig pond'' verloren, en, voegt de biograaf, aan wien wij deze bijzonderheid ontleenen eraan toe, met de jeugd van het lichaam is de jeugd van den geest, terug gekomen." Dat doet dus onderstellen dat de vermogens van den meester een weinig gedaald waren; van zijn vrienden moet men het hebbon. Zola wordt dan eerst geschilderd als klein, dik, borstelige haren, steile baard, langzame gang, bijna in hieratische onbewegelijkheid," het is een vriend en geestdriftvol vereerder die spreekt. Nu echter heeft Zola: lange haren, puntbaard, smal jasje, slank, bijna elegant". Het bijna" is ook van den vereerder. Het moreel is niet minder veranderd dan het physiek. Vóór de vervorming zit de dikke Zola in zijn huis te Médan, begraven in zijn aantcekeningen, als een geheimzinnige reus die zich ver bergt", een voorwerp van schrik voor de enkele reporters die zijn donderslagen trotseeren". En welke donderslagen! De echo's van La Terre sidderen er nog van. Maar nu komt Zola, van zijn buik ontdaan, in de salons". Als een vlin der fladdert hij van de eene groep naar de an dere, vroolijk, vriendelijk, lachend, voorkomend". Dit is gebeurd bij zijn uitgever Charpentier, op een Zondag in het begin van Maart, verleden jaar. Daarna dartelde hij op de grasperken der Tentoonstelling, beklom den Eiffeltoren, die hem intiem heeft leeren kennen", en gaf zich «.eheel over aan dat leven in de wereld dat hem be koorde". Hij was Faust, A moi la jewiesse, a moi les plaisirs! Vervolgens zag men hem steeds nieuwe vermaken zoeken", eindelijk sloeg hij geen avond van het Théatre Libre over". Het schijnt dat voor Zola en zijn biograaf een avond in het Théatre Libre het toppunt van la grande ie, het uiterste van wilde orgie, vertegenwoordigt." De Di'bats is niet Zola-achtig, maar men moet zeggen dat de biograaf het hem gemakkelijk maakt. Hetzelfde blad heeft, evenals de Tcmps een tijdlang de billets du matin" van Taine en later mon petit Journal" van Jules Simon ge had heeft, ook een briefschrijver die kleine arti keltjes over ieiten van den dag schrijft. Deze S." vermeldt een verjaardagsmemorandum'' door Mme de la Roche-Guyon vervaardigd, L'Ann<'e Shükespearicnne, zooals wij ze hier ook wel zien. Aan iederen dag is een motto uit de werken van den dichter toegevoegd, maar Mevrouw de la Roche-Guyon is niet gelukkig geweest in hare keuze. Onder de aanhalingen komen voor: Alles heeft zijn waarom", Eenigen worden groot geboren, anderen verkrijgen grootheid." Wat is zijn, an ders dan zijn?" De wereld is vol ongelijkheden." Zoolang het geduld niet geprikkeld wordt, is hot niet te verwonderen, wanneer het kalm blijft." Is de waarheid niet de waarheid?" Waaraan hangt 's menschen leven?" Ik ben uitgeput en mijn geheugen is moede." O, mevrouw, mijn oud hart is gebroken, is gebroken!" .. . Een mijner vrienden", zegt S., een vurig be wonderaar van Shakespeare, wien ik deze ge dachten had voorgelezen zonder den naam des schrijvers er bij te noemen, was zoo onbeschaamd ze aan monsieur de La Palisse toe te schrijven. Toen noemde ik hem den naam; hij nam mij verbaasd het boek uit de handen, bladerde er in. maar daarna, met beminnelijke naieviteit, be gon hij deze zelfde gedachten diepzinnig en ver heven te vinden. Hij legde nu alles uit met een verbeeldingskracht, die mij verraste. Ik moest ondervinden dat in zijn oogen, evenals in die van Polonius, de wolk beurtelings den vorm van een kameel, van een walvisch eu van een wezel kon aannemen. Toch was het een wolk." Do verkooping der bibliotheek en verzamelingen van wijlen Prof. Dr. J. A. Alberdingk Thijm zal door de HH. Frederik Muller & Co., in hun ver kooplokaal, Doelenstraat 10, gehouden worden. De catalogus verdeelt de verzameling in vier afdeelingen: I. De katholieke wereld, (eene menigte kostbare prenten, II Maagden, heiligen, portret ten van pausen en prelaten, plaatwerken, hoeken over dogmatiek, kerkgeschiedenis, hagiographie, katholieke zending, kanoniuk recht, gewijde archi tectuur, liturgie, prccken); II. Genealogie, ge slacht- en wapenkunde, documenten, plaatsbeschrij ving, zeden en gewoonten, (hieronder ook ma nuscripten, teekeningen van familiewapens, ge nealogische aanteckeningen, Amsterdamsche merk waardigheden, een geheel archief van stukkou op de verschillende aanzienlijke families in Nederland betrekking hebbend); III. Littera tuur (Fransch, Duitsch, Engelsch, Nederlandsen). IV. Geschiedenis, Schoone Kunsten en muziek. (Onder de Schoone Kunsten aesthetica, kunstge schiedenis, bibliographie, tal van monographieën; onder de muziek veel belangrijke oude muziek). De orde der verkooping is : I 10?14 April; II. 21?25 April; III. 5-8 Mei; IV. 27-29 Mei. Het doorbladeren van den catalogus moet ieder doen betreuren, dat het Rijk of de stad tiiet heeft gezorgd, dat deze kostbare verzamelingen bijeenbleven. In de Brakko Grond wordt, onder leiding der heeren Roos en Co., Dinsdag l April het kabinet van Goethem verkocht, vermeerderd met stukken uit de nalatenschappen de Soere, enz. Men vindt in den catalogus de namen van Pieter Breugel, Coypel, A. Cuyp, Jan van Goyen, Jordaens, P. Molijn, Netscher, Rembrandt, Teniers. Wouwer man ; ook is er een stel de Witjes" en zeven andere stellen kamerdecoraties. Den volgenden dag verkoopen de HH. Roos eene verzameling porceloinon, antiquiteiten, edelgesteenten, gesneden stcenen, juwcelen en andere sieraden ; d3 catalogus noemt een klein Golconda van topazen, smaragden, karbonkels, opalen, saf fieren, katoogon, enz. Militaire Zaken. LA BELG1QUE ET LA GÜERRE PROCHAINE. Onder bovengeiioemden titel is kort geleden to Brussel eene brochure verschenen, geschreven door den voormaligen majoor der genie en leeraar aan de militaire school Girard. Dit werkje hectt ton doei om aan te toooen, dat de onzijdigheid van Belgiëbij een toekomstigon algemeenen oorlog eene hersenschim zal zijn en dat dit Rijk, op die onzijdigheid rekenende, zijne onafhankelijkheid zal verliezen en door de oorlogvoerenden gean nexeerd of verdeeld zal worden. Om dit te voorkomen, bestaat er volgens den schrijver maar n middel en dat is het bezit van een sterk leger. Hierdoor zou Belgiëin staat zijn aan den oorlog deel to nemen en zijne leger macht te bezigen om de overwinning te doen overslaan naar die partij, welke de zelfstandigheid van het land zou waarborgen. Tevens tracht S. te bewijzen, dat de verster kingen der Maaslinie, welke in aanbouw zijn, voor Belgiëeerder [een gevaar dan eene dekking zul len we/on. Met het oog hierop herinnert hij aan de bepalingen van het militaire protokol van Aken d.d. 15 Nov. 1818, welke door een geheim artikel der vestingovereenkonist van 14 Dec. 18.">1 (waardoor België's onafhankelijkheid erkend, maar dit Rijk tevens tot onzijdigheid verplicht werd) gehandhaafd bleven. Die bepalingen gaven aan Pruisen hot recht om bij een oorlog de vestin gen lloei. Dinittit en Namen te bezetten : deze drie vestingen werden later geslecht. Nu echter zullen Namen en Lnik de hoofdsteunpunten der nieuwe Maaslinie worden. Wij bouwen derhalve zegt S. met groote kosten weder vestingen op, die koning Leopold l sloopon liet, ten einde hij eon oorlog tusschen Frankrijk en Pruisen , de wellicht schadelijke gevolgen dor rechten eener geheime overeenkomst ten gunste der laatst ge noemde mogendheid te ontgaan. De majoor Girard, dio om dit werk fo kunnen schrijven do gelederen van het Belgische leger verlaten heeft, verklaart, dat wut hij zegt alleen geschiedt uit vaderlandsliefde, want hij is vóór alles Belg en heeft zijn land lief. Maar juist daarom wil hij het govaar vermelden en onder de oogen zien. Ten slofte stelt S. eene geheelo re organisatie van het Belgische leger en de oprich ting van een ministerie der Landsrerdedif/in-;/ voor. Als men het bovenstaande zoo leest, worden de gedachten onwillekeurig heengevoerd naar het eigen vaderland, en vraagt men zich af of ook het belang van Nederland niet meebrengt een nink leger te bezitten, dat even als de S. van bovengenoemde brochure zich uitdrukt, bij een mogelijken grooten of algemeenen oorlog een beslissenden (althans niet te versmaden) invloed op den uitslag daarvan kan uitoefenen? Ons komt dit natuurlijk zeer wenschelijk voor, maar do gel delijke en persoonlijke offers eener uatio kunnen anderzijds eene bepaalde grens niet overschrijden en daarmede dient ook rekening te worden ge houden. Bovendien moet ieder land toch ook eene defenaieee kracht bezitten, ten einde welken vijand ook het met groote overmacht zoo maar door dringen tot in het hart van het land to beletten. Belgiëen Nederland, beulen kleine rijken, hebben bij een' algemeenen oorlog in verschil lende opzichten dezelfde belangen, namelijk huune zelfstandigheid en onafhankelijkheid te bewaren en te trachten het land door den oorlog 7.00 min mogelijk to doen lijden. Wij hopen en vleien ons zelfs, dat Europa nog lang en zoo mogelijk voor altijd voor don verschrikkelijken geesel van den krijg bewaard blijve, maar mocht eeivmaal de oorlogsfakkel ont branden dan vertrouwen wij, dat ons vaderland door de aanstaande reorganisatie der levende strijdkrachten een krachtig leger zal hebben ver kregen, dat iederen vijand ontzag zal inboezemen; en tevens, dat Belgiëen Nederland in zulk een oorlog niet tegenover maar naast elkander zullen staan om met vereenigde krachten voor dezelfde rechten, de onafhankelijkheid van den geboorte grond, te strijden; want, l'union fait la force. OUD-AMSTERDAMSCHE VERSCIIEIDENHEDEN. Houtzaaflinolens te Amsterdam. Tegenwoordig hoort men er meermalen over klagen, dat door de stoommachines de handen arbeid voor een goed deel wordt weggenomen en zij, die er vroeger door leefden, broodeloos wor den gemaakt. Sommige bedrijven verkeerden in de zeventiende eeuw, toon de werktuiukunde groote vorderingen maakte, in hetzelfde geval. Zeker niet het rninst te beklagen waren de houtzagers, die hun beroep tot op het einde der zeventiende eeuw ongestoord op bruggen PU grach ten, ja zelfs op de kerkhoven paarsgewijze uitoe fenden, de eeri staande onder, de ander op een op schragen geplaatste balk, met vereende krachten de lange handzaag op en neder trekkende. Vreemd moeten zij opgekeken hebben, toen zij vernamen in 1592. dat aan de overzijde van het U, waar de houtbandel van ouds bloeiende was, door Cornelis Cornelisz. een molen was uitgevonden, die hun werk deed en nog vreemder toen zij reeds zes jaren later bemerkten, dat op een door de stad verhuurd erf buiten de St. Antonicspoort door Adriaen Cornelisz zulk een zaagmoleii was opgericht,waarvoor hij jaarlijks ter thesaurie 80 gl. huur moest brengen. Deze eerste Amsterdamsche houtzaagmolenaar moet het wel druk hebben ge had, dat hij zulk een beduidende som betalen, de kosten van den bouw van zijn molen goedmaken en nog genoeg overhouden kon om van te leven. Maar de houthaudel was ook hier van groote beteekenis en vormde een stand van welgezeten kooplui, waarvan velen tot de regenten van dien tijd behoorden. Gedurende een twintigtal jaren had Adriaen Cornelisz het monopolie. Eerst in 1(J19 wordt er van een tweetal molens melding gemaakt. De tweo eige naars gingen toan eene overeenkomst aan.waarbij de eene zich verbond uitsluitend vuren-, de an;!er uitsluitend eikenhout te zagen. De houtkoopers en timmerlieden hier ter stede hadden echter aan een tweetal molens niet genoeg. Konden zij hier niet geholpen worden zoo goed eu zoo spoedig als zij wilden, dan waren zij wol genoodzaakt hun hout te Zaandam, te Wormer en op andere plaatsen to ontschepcn en naar de talrijke molens te brengen. liet liet zich aanzien dat de Amsterdamsche honthandel daardoor ten slotte zou te gronde gaan. Het was met het oog hierop, dat do voornaamste houtkoopers nui^treoks lG;i() de hoofden bij elkaar staken, om daarin ver andering te brengen. Zij beslui un een kapitaal van 40,000 gl. bij elkaar ie brengen eu voor ge zamenlijke rekening eeuige molens op te ticliten en te exploiteeren. Zij contracteerden 5 Januari 1G30 geen andere personen dan houtkoopers in de maatschap op te nemen on octrooi aan te vra gen van burgemeesteren, waarbij do invoer binnen de stad van gezaagd hout en het laten zagen bui ten de stail zou verboden en h;in geschikte plaat sen tiit het oprichten hunner molens kosteloos van stadswegc zouden aangewezen worden Zij redeneerden, daar hun plan der stad en den handel ten goede zou komen, mochten zij van regecringswege wel een weinig worden geriefd. Burgemeestcren en vroedschap zagen he.t billijke van het verzoek in en verleenden octrooi tien 18don Juni 1(531. Tegenover het monopolie stond echter een daarbij vastgesteld tarief van het zaag'.oon. Reeds vóór het octrooi verkregen was hadden de zes bewindhebbers van de compagnie uitgezien naar personen, die hun do beste molens zouden kunnen bouwen. Zij vonden die in de gebroeders Claes Dirksz en Frans Dirksz Meulon, die doende waren, om van de Stalen-Generaal octrooi te krij gen op hunne uitvinding van eene nieuwe manier van houtzagen. Deze uitvinding bleek eone zoo danige te zijn, waarbij een tweedecis zasgniolen slechts door n knecht onder hun toezicht zou kunnen worden bediend en dat zij konden zagen zonder kloppen." Hot broetlerpaav kreeg inderdaad l Aiuustus l («O het begeerde octrooi voor 12 jaren, dat zij bij acten van 2o Februari eu 15 April I(5;i2 aan de compagnie overdroegen. Zij zelven waren reeds te voren in dienst dor compagnie gegaan, dio zooveel voortgang maakte als mogelijk was. om do molens gereed te hebben vóór het in werking treden van bet door hen uitgelokto verbod op don invoer van gezaagd hout, waarvan zij het is eigenaardig genoeg zel ven nog weuschten te prontcere'i. l K: r. blljiit dn.s, dat de goêgemeente bij de compagnie haar hout zeker niet heel goedkoop zou gezaagd krijgen'. Maar nu hadden bewindhebbers te klagen over hunne fabriekmeosters, ons brnedcrpüar. ,v;:a:-v:m zij Frans reeds voor /'75 hadden uitgekocht in Kj.'jl. Claes gaf nu voor, dat hij het ook zoovee! drukker had gekregen en het niet af kou: dat hij hovendien nu precies zooveel verdiende als vroeger, toen zij met hun heiden waren. lutusschon wer den, do aannemers van bet metsel- en surdswerk en de molenmakers Reijer en Adriaan Gerritsz aansprakelijk gesteld voor hunne traagheid en voor de leverantie van onvoldoende materieel aan de molens, ilie buiten de Haarlemmer- en buiten de Utrechtsehe poorten opgericht werden. Ofschoon de molens, zij het dan ook wat later dan bedongen was, werden opgeleverd, kon de compagnie bet ook met Claes Dirksz Ms'uieu op den duur niet vinden. Schoon voor tien jaren als fabriekmeester op een wedde van 500 gl. aange nomen, kochten zij hem reeds na drie jaren voor eene som van (iOO gl. in eens af, met behoud van zijn gereedschap, doch onder bepaling, dat hij zijne uitvinding nergens anders binnen de grenzen van het octrooi zou gaan toepassen. Het schijnt echter, dat zonder den uitvinder de compagnie maai- niet wilde bloeien. Na een bestaan van ongeveer tien jaren moest zij liqnidceren. De molens werden bij onderling goedvin den onder de participanten in het bijeengebrachte

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl