Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 666
TOlonté". C'est du reste la doctrine de l'Eglise
Catholique dat niemand verloren gaat dan door
zijn eigen schuld." L'ignorance a débitétoute
espece de cominentaires sur la locution
alfénzaligmakende Kerk," mais les théologiens
sont d'avis que Platon, Aristote, Fythagore,
Virgile, etc. sont en Paradis, et ils n'oseraient
pas affirraer que Luther et Cal vin en soicnt exclus;
quoique, pour moi, je ne désirerais la compagnie
ni del'un ni de i'autre, quand j'aurai l'avantage
de voug présenter a Vondel et a Marie Tesselschade."
De speldeprikken, die hij van anonieme vijanden
ondervond, hebben hem vaak verdrietige
oogenblikken bezorgd. Hoe nederig klinkt het volgende,
nadat ik zijne bandteekening voor mijn waaier
had gekregen : N'allez pas rire, je suis sérieux :
c'est une consoiation pour moi d'ótre représenté"
par ma signature, sur l'éventail d'une femme de
gout et de talent et, ce qui ne gate riep, qni est
extrêmement aimable." In 't begin van 1889 schreef
Alb. Thijm: Oui oui, 1889 va nou3 donner des
jours témoins de notre bonne amitié", weinig
denkende dat het ons slechts nmaal zou gege
ven worden, elkander in dat jaar in gezondheid
te mogen zien.
Waar het een beginsel gold, dan kwam zijn ge
loof tegenover het ongeloof schitterend voor den
dag; nooit heeft Thijm zijn geloof als Christen
verloochend.
Zoo lees ik in een brief over de feesten ter
eere van den heer Westerman: Le Handelsblad
a eu la déloyautéde dire beancoup de mal de
ma cantate, avant que l'exécution principale eüt
eu lieu. L'auteur conteste a la poésie Ie droit
de se railier a la grande traditiou de la Genese.
La Muse est tenue de se prosterner face contre
terre devant les sectaires de Darwin, et la difl'
rence entre un poète et un protesseur Ie système
des cellules n'est pas admise.
J'étais furieux, surtout parceque Ie bon gout
me défendait d'éclabousser ma botte, en crasant
Ie reptile. Pardon, que je vous fasse assister a eet
epilogue de rna colère".
Zijn innig liefhebbend vaderhart sprak zoo
teeder uit de volgende woorden: Geen grooter
vreugd voor de ziel, dan een kind innig te be
minnen."
Prof. Thijm's gezellige natuur spreekt uit het
volgende, bij gelegenheid eener tentoonstelling:
II y a peu de tableaux que je préféréau
plaisir d'une petite causerie avec vous, inon
excellente amie!"
Van het buitenleven, schijnt Prof. Alb. Thijm
geen liefhebber te zijn geweest, tenminste kort
vóór zjjn vertrek naar Luxemburg, waar hij een
langdurig verblijf zou maken:
Pour moi, qui n'aime la campagne que sous
de grandes réserves, c'est tont une preuve;
j'eepère y tre console par quelques surprises
pistolaires de votre chère main."
Vóórdat ik eindig, wil ik nog een krachtig
protest van Thijm aanhalen, dat van nut kan
z\jn voor degenen die soms in strijd handelen
met hunne overtuiging, waar het de politieke be
langen geldt van de partij waartoe zij behooren.
Als men het vaste geloof had, dat God de waereld
regeert, zou men geen stip, niet allén van
ivaarheid en recht, maar ook van zijn eigen waardig
heid ten offer willen brengen, om eenig schijnbaar
voordeel te behalen."
Een jaar vóór zijn dood in Maart 1888
kort voor Paschen, schreef hij Uwe vriendschap
is mij een element van geluk, dat mij aan 't
aardBche leven doet hechten" .... maar dadelijk doet
hij hierop volgen:
Een groote vriendin van mij, die op sterven
ligt, herinnert mij, dat niets zekerder is dan de
dood en niets waarschijnlijker dan zijne spoedige
verschijning bij iemant die, zooals ik, al zoo lang
geleefd heeft.
Maar wij zullen moed houden tot het einde.
Adieu, lieve vriendin! God zegene uwe gedach
ten, bijzonder in deze week.
Geloof mij'', enz.
Alzoo verbeidde hij het stervensuur. Voor
hem was de dood niet de koning der verschrik
kingen, maar wel een engelbode tot Gods zoon.
M. ZUBLI v. D. B. v. H.
'sHage, 12 Maart 1890.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Te Frankfort a/M. hield dr. Henry Thorde on
langs eene belangrijke voordracht over Ilaphael.
Onder meer besprak hij de cartons voor de ta
pijten, welke de paus tot versiering der
Sixtijnsche kapel bestemd had. De cartons, die voor
zoover zy bewaard zijn gebleven, zich tegenwoor
dig te Hamptoncourt in Engeland bevinden, stel
len tafereelen uit het leven van de apostels Petrus
en Paulus voor en bevatten schoonheden van
teekening en van eene dikwijls dramatische compositie,
die in de tapijten niet bereikt zijn, daar Raphael
te weinig rekening had gehouden met de tech
niek der tapijtweverij. Overigens werden de ta
pijten niet, zooals men meestal verkeerdelijk vindt
opgegeven, te Arras in Vlaanderen (waarvan de naam
Arazsi afkomstig zou zijn), maar te Brussel ver
vaardigd, waar de cartons ook bleven, tot zij
later door Rubens ontdekc en door zijn bemidde
ling naar Engeland gezonden werden, e afge
werkte tapijten hingen twee jaar lang in de
Sistina, maar werden later door Leo, toen hij
om geld verlegen was, verpand en belandden overal,
zelfs in Konstantinopel, tot zij eerst in lateren tijd
met groote moeite en kosten weer alle naar Home
werden gebracht;zij hangen daar nu sinds 1814 in het
Vaticaan. Naar de cartons zijn later dikwijls op
nieuw tapijten geweven, zulke imitaties bevinden
zich te Berlijn, Dresden, Parijs, Madrid, enz. Ook
bij de schilderijen der loggia's, die 52 voorstel
lingen uit het Oude en Nieuwe Testament bevat
ten, de zoogenaamde Bijbel van Raphael", uit
sluitend door leerlingen naar de ontwerpen van
den meester uitgevoerd, stond spreker langen tijd
stil; hij wees er op, dat uit de hier gekozen orna
menten, die naar Raphael's schetsen zeer smaakvol
en sierlijkwerden uitgevoerd door Giovanni da Udine,
reeds blijkt, hoe zelfstandig Rhaphael gebruik wist
te maken van den antieken voorstellings- en
vormeuschat; in de versiering der badkamer voor
kardinaal Bibiena (1516) vindt men dit nog ster
ker uitgedrukt. Verder besprak hij de voorstel
ling der planeten en de kolossale figuur van
den profeet Jesaia (1512) in de kerk S. Agostino,
onder dun onmiddeiijken invloed van Michel
Angelo ontstaan; verder de wonderlijk schoon uit
gevoerde sibyllen en engelen in het gewelt der
kleine kerk S. Maria de!la Pace (1514), waarin
Raphael al zijn meesterschap in het fresco-schil
deren toont. Daarna schetste hij op boeiende wijze
welken invloed Raphael's kunst Je rijke Agostino
Chigi had, die in het zaken doen een koopman,
in het schenken een vorst'1 was en zelfs Loo X
door de weelderige pracht zijner feesten be
schaamde. In zijn beroemd landhuis, de
Farnesina, schilderde Raphael in 15:4 het eerst den
triumf van Galathea", waarin bevalligheid van
compositie met schoonheid van koloriet wedijvert,
en in 1518 als versiering der gewelven in de
zuilengang de dichterlijke voorstelling dor geschie
denis van Psyche, waarin men, da,ar zij door
Raphaels leerlingen werd uitgevoerd, wel niet
aitijd zulk oen koloriet vindt als in de fresco's
van den meester zelven, rnaar waarin de karak
teriseering en groepecring der figuren aan de
hoogste eischen der schoonheid foldoet.
John Hogers Herbert. Wie voor een jaar of
tien de jaarlijkscbe tentoonstellingen der Royal
Academy in Burlington House te Londen bezocht,
moest vanzelf oen achttal reusachtige schilderijen
opmerken, die op de beste plaats waren opge
hangen. Het waren uitsluitend voorstellingen uit
de christelijke legende; de dieren en figuren
zagen er uit, alsof zij zoo uit een Neurenberger
speelgoeddoos kwamen, eu hot gras leek op alles
behalve gras; de schilder van die kunststukken
was J. R, Horbfjrt. geboren in 1810, die van zijn
recht van als lid der Royal Academy acht
schilderijen te exposeeren, gebruik maakte,
ondanks het lachen der kunstkenners en de er
gernis van zijn collega's. Evenals zoovele jonge
mannen, geraakte hij tusschen '40 en '50 in de
zoogenaamde Oxforder strooming", die, door
Newman en Pusey geleid, velen tot de katholieke
kerk deed overgaan. Herbert werd katholiek,
gaf het schilderen van portretten en genrestukken
op en wijdde zich aan de religieuse kunst. Hij
werd in 1840 lid der Royal Academy en kreeg
do opdracht, een der kleedkamers te beschilderen ;
hij bedekte toen de wanden met allerlei voor
stellingen uit de oud-testamentische geschiedenis.
Achttien jaren was hij hiermede bezig: het is zijn
grootste en misschien zijn beste werk. In '69
werd hij tot corrospondeerend lid van het Institut
de France benoemd, en van dien dag af sprak de
oud t heer zijn moedertaal met een sterk Fransch
accent! Hij was een goed, maar eenigszins excen
triek man een vriend van den grand old man."
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Het Journal des L>{'bata veroorlooft zich, Zola
te plagen, naar aanleiding van een artikeltje dat
over hem verschenen is. In zes maanden heeft
de schrijver van La Terre zes en dertig pond''
verloren, en, voegt de biograaf, aan wien wij deze
bijzonderheid ontleenen eraan toe, met de jeugd
van het lichaam is de jeugd van den geest, terug
gekomen." Dat doet dus onderstellen dat de
vermogens van den meester een weinig gedaald
waren; van zijn vrienden moet men het hebbon.
Zola wordt dan eerst geschilderd als klein, dik,
borstelige haren, steile baard, langzame gang,
bijna in hieratische onbewegelijkheid," het is een
vriend en geestdriftvol vereerder die spreekt. Nu
echter heeft Zola: lange haren, puntbaard, smal
jasje, slank, bijna elegant". Het bijna" is ook
van den vereerder.
Het moreel is niet minder veranderd dan het
physiek. Vóór de vervorming zit de dikke Zola
in zijn huis te Médan, begraven in zijn
aantcekeningen, als een geheimzinnige reus die zich ver
bergt", een voorwerp van schrik voor de enkele
reporters die zijn donderslagen trotseeren". En
welke donderslagen! De echo's van La Terre
sidderen er nog van. Maar nu komt Zola, van
zijn buik ontdaan, in de salons". Als een vlin
der fladdert hij van de eene groep naar de an
dere, vroolijk, vriendelijk, lachend, voorkomend".
Dit is gebeurd bij zijn uitgever Charpentier, op
een Zondag in het begin van Maart, verleden
jaar. Daarna dartelde hij op de grasperken der
Tentoonstelling, beklom den Eiffeltoren, die hem
intiem heeft leeren kennen", en gaf zich «.eheel
over aan dat leven in de wereld dat hem be
koorde". Hij was Faust, A moi la jewiesse, a moi
les plaisirs! Vervolgens zag men hem steeds
nieuwe vermaken zoeken", eindelijk sloeg hij geen
avond van het Théatre Libre over". Het schijnt
dat voor Zola en zijn biograaf een avond in het
Théatre Libre het toppunt van la grande ie, het
uiterste van wilde orgie, vertegenwoordigt."
De Di'bats is niet Zola-achtig, maar men moet
zeggen dat de biograaf het hem gemakkelijk maakt.
Hetzelfde blad heeft, evenals de Tcmps een
tijdlang de billets du matin" van Taine en
later mon petit Journal" van Jules Simon ge
had heeft, ook een briefschrijver die kleine arti
keltjes over ieiten van den dag schrijft. Deze
S." vermeldt een verjaardagsmemorandum'' door
Mme de la Roche-Guyon vervaardigd, L'Ann<'e
Shükespearicnne, zooals wij ze hier ook wel zien.
Aan iederen dag is een motto uit de werken van
den dichter toegevoegd, maar Mevrouw de la
Roche-Guyon is niet gelukkig geweest in hare keuze.
Onder de aanhalingen komen voor: Alles heeft
zijn waarom", Eenigen worden groot geboren,
anderen verkrijgen grootheid." Wat is zijn, an
ders dan zijn?" De wereld is vol ongelijkheden."
Zoolang het geduld niet geprikkeld wordt, is hot
niet te verwonderen, wanneer het kalm blijft."
Is de waarheid niet de waarheid?" Waaraan
hangt 's menschen leven?" Ik ben uitgeput en
mijn geheugen is moede." O, mevrouw, mijn oud
hart is gebroken, is gebroken!" .. .
Een mijner vrienden", zegt S., een vurig be
wonderaar van Shakespeare, wien ik deze ge
dachten had voorgelezen zonder den naam des
schrijvers er bij te noemen, was zoo onbeschaamd
ze aan monsieur de La Palisse toe te schrijven.
Toen noemde ik hem den naam; hij nam mij
verbaasd het boek uit de handen, bladerde er
in. maar daarna, met beminnelijke naieviteit, be
gon hij deze zelfde gedachten diepzinnig en ver
heven te vinden. Hij legde nu alles uit met een
verbeeldingskracht, die mij verraste. Ik moest
ondervinden dat in zijn oogen, evenals in die van
Polonius, de wolk beurtelings den vorm van een
kameel, van een walvisch eu van een wezel kon
aannemen. Toch was het een wolk."
Do verkooping der bibliotheek en verzamelingen
van wijlen Prof. Dr. J. A. Alberdingk Thijm zal
door de HH. Frederik Muller & Co., in hun ver
kooplokaal, Doelenstraat 10, gehouden worden.
De catalogus verdeelt de verzameling in vier
afdeelingen: I. De katholieke wereld, (eene menigte
kostbare prenten, II Maagden, heiligen, portret
ten van pausen en prelaten, plaatwerken, hoeken
over dogmatiek, kerkgeschiedenis, hagiographie,
katholieke zending, kanoniuk recht, gewijde archi
tectuur, liturgie, prccken); II. Genealogie, ge
slacht- en wapenkunde, documenten, plaatsbeschrij
ving, zeden en gewoonten, (hieronder ook ma
nuscripten, teekeningen van familiewapens, ge
nealogische aanteckeningen, Amsterdamsche merk
waardigheden, een geheel archief van stukkou
op de verschillende aanzienlijke families in
Nederland betrekking hebbend); III. Littera
tuur (Fransch, Duitsch, Engelsch, Nederlandsen).
IV. Geschiedenis, Schoone Kunsten en muziek.
(Onder de Schoone Kunsten aesthetica, kunstge
schiedenis, bibliographie, tal van monographieën;
onder de muziek veel belangrijke oude muziek).
De orde der verkooping is : I 10?14 April;
II. 21?25 April; III. 5-8 Mei; IV. 27-29 Mei.
Het doorbladeren van den catalogus moet ieder
doen betreuren, dat het Rijk of de stad tiiet heeft
gezorgd, dat deze kostbare verzamelingen
bijeenbleven.
In de Brakko Grond wordt, onder leiding der
heeren Roos en Co., Dinsdag l April het kabinet
van Goethem verkocht, vermeerderd met stukken
uit de nalatenschappen de Soere, enz. Men vindt
in den catalogus de namen van Pieter Breugel,
Coypel, A. Cuyp, Jan van Goyen, Jordaens, P.
Molijn, Netscher, Rembrandt, Teniers. Wouwer
man ; ook is er een stel de Witjes" en zeven
andere stellen kamerdecoraties.
Den volgenden dag verkoopen de HH. Roos
eene verzameling porceloinon, antiquiteiten,
edelgesteenten, gesneden stcenen, juwcelen en andere
sieraden ; d3 catalogus noemt een klein Golconda
van topazen, smaragden, karbonkels, opalen, saf
fieren, katoogon, enz.
Militaire Zaken.
LA BELG1QUE ET LA GÜERRE PROCHAINE.
Onder bovengeiioemden titel is kort geleden to
Brussel eene brochure verschenen, geschreven door
den voormaligen majoor der genie en leeraar aan
de militaire school Girard. Dit werkje hectt ton
doei om aan te toooen, dat de onzijdigheid van
Belgiëbij een toekomstigon algemeenen oorlog
eene hersenschim zal zijn en dat dit Rijk, op die
onzijdigheid rekenende, zijne onafhankelijkheid
zal verliezen en door de oorlogvoerenden gean
nexeerd of verdeeld zal worden.
Om dit te voorkomen, bestaat er volgens den
schrijver maar n middel en dat is het bezit van
een sterk leger. Hierdoor zou Belgiëin staat
zijn aan den oorlog deel to nemen en zijne leger
macht te bezigen om de overwinning te doen
overslaan naar die partij, welke de zelfstandigheid
van het land zou waarborgen.
Tevens tracht S. te bewijzen, dat de verster
kingen der Maaslinie, welke in aanbouw zijn, voor
Belgiëeerder [een gevaar dan eene dekking zul
len we/on. Met het oog hierop herinnert hij aan
de bepalingen van het militaire protokol van
Aken d.d. 15 Nov. 1818, welke door een geheim
artikel der vestingovereenkonist van 14 Dec. 18.">1
(waardoor België's onafhankelijkheid erkend, maar
dit Rijk tevens tot onzijdigheid verplicht werd)
gehandhaafd bleven. Die bepalingen gaven aan
Pruisen hot recht om bij een oorlog de vestin
gen lloei. Dinittit en Namen te bezetten : deze
drie vestingen werden later geslecht. Nu echter
zullen Namen en Lnik de hoofdsteunpunten der
nieuwe Maaslinie worden. Wij bouwen derhalve
zegt S. met groote kosten weder vestingen op,
die koning Leopold l sloopon liet, ten einde hij
eon oorlog tusschen Frankrijk en Pruisen , de
wellicht schadelijke gevolgen dor rechten eener
geheime overeenkomst ten gunste der laatst ge
noemde mogendheid te ontgaan.
De majoor Girard, dio om dit werk fo kunnen
schrijven do gelederen van het Belgische leger
verlaten heeft, verklaart, dat wut hij zegt alleen
geschiedt uit vaderlandsliefde, want hij is vóór
alles Belg en heeft zijn land lief. Maar juist
daarom wil hij het govaar vermelden en onder de
oogen zien. Ten slofte stelt S. eene geheelo re
organisatie van het Belgische leger en de oprich
ting van een ministerie der Landsrerdedif/in-;/ voor.
Als men het bovenstaande zoo leest, worden de
gedachten onwillekeurig heengevoerd naar het
eigen vaderland, en vraagt men zich af of ook
het belang van Nederland niet meebrengt een
nink leger te bezitten, dat even als de S. van
bovengenoemde brochure zich uitdrukt, bij een
mogelijken grooten of algemeenen oorlog een
beslissenden (althans niet te versmaden) invloed op
den uitslag daarvan kan uitoefenen? Ons komt
dit natuurlijk zeer wenschelijk voor, maar do gel
delijke en persoonlijke offers eener uatio kunnen
anderzijds eene bepaalde grens niet overschrijden
en daarmede dient ook rekening te worden ge
houden.
Bovendien moet ieder land toch ook eene
defenaieee kracht bezitten, ten einde welken vijand
ook het met groote overmacht zoo maar door
dringen tot in het hart van het land to beletten.
Belgiëen Nederland, beulen kleine rijken,
hebben bij een' algemeenen oorlog in verschil
lende opzichten dezelfde belangen, namelijk huune
zelfstandigheid en onafhankelijkheid te bewaren
en te trachten het land door den oorlog 7.00 min
mogelijk to doen lijden.
Wij hopen en vleien ons zelfs, dat Europa
nog lang en zoo mogelijk voor altijd voor don
verschrikkelijken geesel van den krijg bewaard
blijve, maar mocht eeivmaal de oorlogsfakkel ont
branden dan vertrouwen wij, dat ons vaderland
door de aanstaande reorganisatie der levende
strijdkrachten een krachtig leger zal hebben ver
kregen, dat iederen vijand ontzag zal inboezemen;
en tevens, dat Belgiëen Nederland in zulk een
oorlog niet tegenover maar naast elkander zullen
staan om met vereenigde krachten voor dezelfde
rechten, de onafhankelijkheid van den geboorte
grond, te strijden; want, l'union fait la force.
OUD-AMSTERDAMSCHE
VERSCIIEIDENHEDEN.
Houtzaaflinolens te Amsterdam.
Tegenwoordig hoort men er meermalen over
klagen, dat door de stoommachines de handen
arbeid voor een goed deel wordt weggenomen en
zij, die er vroeger door leefden, broodeloos wor
den gemaakt. Sommige bedrijven verkeerden in
de zeventiende eeuw, toon de werktuiukunde groote
vorderingen maakte, in hetzelfde geval.
Zeker niet het rninst te beklagen waren de
houtzagers, die hun beroep tot op het einde der
zeventiende eeuw ongestoord op bruggen PU grach
ten, ja zelfs op de kerkhoven paarsgewijze uitoe
fenden, de eeri staande onder, de ander op een
op schragen geplaatste balk, met vereende krachten
de lange handzaag op en neder trekkende. Vreemd
moeten zij opgekeken hebben, toen zij vernamen
in 1592. dat aan de overzijde van het U, waar
de houtbandel van ouds bloeiende was, door
Cornelis Cornelisz. een molen was uitgevonden, die
hun werk deed en nog vreemder toen zij reeds
zes jaren later bemerkten, dat op een door de
stad verhuurd erf buiten de St. Antonicspoort
door Adriaen Cornelisz zulk een zaagmoleii was
opgericht,waarvoor hij jaarlijks ter thesaurie 80 gl.
huur moest brengen. Deze eerste Amsterdamsche
houtzaagmolenaar moet het wel druk hebben ge
had, dat hij zulk een beduidende som betalen, de
kosten van den bouw van zijn molen goedmaken
en nog genoeg overhouden kon om van te leven.
Maar de houthaudel was ook hier van groote
beteekenis en vormde een stand van welgezeten
kooplui, waarvan velen tot de regenten van dien
tijd behoorden.
Gedurende een twintigtal jaren had Adriaen
Cornelisz het monopolie. Eerst in 1(J19 wordt er van
een tweetal molens melding gemaakt. De tweo eige
naars gingen toan eene overeenkomst aan.waarbij
de eene zich verbond uitsluitend vuren-, de an;!er
uitsluitend eikenhout te zagen.
De houtkoopers en timmerlieden hier ter stede
hadden echter aan een tweetal molens niet genoeg.
Konden zij hier niet geholpen worden zoo goed
eu zoo spoedig als zij wilden, dan waren zij wol
genoodzaakt hun hout te Zaandam, te Wormer
en op andere plaatsen to ontschepcn en naar de
talrijke molens te brengen. liet liet zich aanzien
dat de Amsterdamsche honthandel daardoor ten
slotte zou te gronde gaan. Het was met het oog
hierop, dat do voornaamste houtkoopers nui^treoks
lG;i() de hoofden bij elkaar staken, om daarin ver
andering te brengen. Zij beslui un een kapitaal
van 40,000 gl. bij elkaar ie brengen eu voor ge
zamenlijke rekening eeuige molens op te ticliten
en te exploiteeren. Zij contracteerden 5 Januari
1G30 geen andere personen dan houtkoopers in
de maatschap op te nemen on octrooi aan te vra
gen van burgemeesteren, waarbij do invoer binnen
de stad van gezaagd hout en het laten zagen bui
ten de stail zou verboden en h;in geschikte plaat
sen tiit het oprichten hunner molens kosteloos
van stadswegc zouden aangewezen worden Zij
redeneerden, daar hun plan der stad en den
handel ten goede zou komen, mochten zij van
regecringswege wel een weinig worden geriefd.
Burgemeestcren en vroedschap zagen he.t billijke
van het verzoek in en verleenden octrooi tien
18don Juni 1(531. Tegenover het monopolie stond
echter een daarbij vastgesteld tarief van het zaag'.oon.
Reeds vóór het octrooi verkregen was hadden
de zes bewindhebbers van de compagnie uitgezien
naar personen, die hun do beste molens zouden
kunnen bouwen. Zij vonden die in de gebroeders
Claes Dirksz en Frans Dirksz Meulon, die doende
waren, om van de Stalen-Generaal octrooi te krij
gen op hunne uitvinding van eene nieuwe manier
van houtzagen. Deze uitvinding bleek eone zoo
danige te zijn, waarbij een tweedecis zasgniolen
slechts door n knecht onder hun toezicht zou
kunnen worden bediend en dat zij konden
zagen zonder kloppen." Hot broetlerpaav kreeg
inderdaad l Aiuustus l («O het begeerde octrooi
voor 12 jaren, dat zij bij acten van 2o Februari
eu 15 April I(5;i2 aan de compagnie overdroegen.
Zij zelven waren reeds te voren in dienst dor
compagnie gegaan, dio zooveel voortgang maakte
als mogelijk was. om do molens gereed te hebben
vóór het in werking treden van bet door hen
uitgelokto verbod op don invoer van gezaagd hout,
waarvan zij het is eigenaardig genoeg zel
ven nog weuschten te prontcere'i. l K: r. blljiit dn.s,
dat de goêgemeente bij de compagnie haar hout
zeker niet heel goedkoop zou gezaagd krijgen'.
Maar nu hadden bewindhebbers te klagen over
hunne fabriekmeosters, ons brnedcrpüar. ,v;:a:-v:m
zij Frans reeds voor /'75 hadden uitgekocht in Kj.'jl.
Claes gaf nu voor, dat hij het ook zoovee! drukker
had gekregen en het niet af kou: dat hij
hovendien nu precies zooveel verdiende als vroeger,
toen zij met hun heiden waren. lutusschon wer
den, do aannemers van bet metsel- en surdswerk
en de molenmakers Reijer en Adriaan Gerritsz
aansprakelijk gesteld voor hunne traagheid en voor
de leverantie van onvoldoende materieel aan de
molens, ilie buiten de Haarlemmer- en buiten de
Utrechtsehe poorten opgericht werden.
Ofschoon de molens, zij het dan ook wat later
dan bedongen was, werden opgeleverd, kon de
compagnie bet ook met Claes Dirksz Ms'uieu op
den duur niet vinden. Schoon voor tien jaren als
fabriekmeester op een wedde van 500 gl. aange
nomen, kochten zij hem reeds na drie jaren voor
eene som van (iOO gl. in eens af, met behoud van
zijn gereedschap, doch onder bepaling, dat hij zijne
uitvinding nergens anders binnen de grenzen van
het octrooi zou gaan toepassen.
Het schijnt echter, dat zonder den uitvinder
de compagnie maai- niet wilde bloeien. Na een
bestaan van ongeveer tien jaren moest zij
liqnidceren. De molens werden bij onderling goedvin
den onder de participanten in het bijeengebrachte