De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 6 april pagina 2

6 april 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 66? ion gaan subsidieeren met een bedrag gelijk staande aan het totaal der door de anderen op gebrachte belastingen. Dat dit billjjk was, kon de burgemeester ook niet beweren en daarom verdedigde hij de zaak maar op de bij schoolknapen niet ongewone wijze: j» maar. hij doet het ook i Zoo hoorden we dan zelf de cijfers noemen, die in andere landen als België, Frankrijk, Duitschland door staat en ge meente aan het tooneel werden ten offer gebracht. Marseille, Weenen en Berlijn werden er bijge haald om ons te overtuigen dat een stadsschouwIrarg iets was wat bij een groote stad behoorde. En of men al aanvoerde dat zoo dicht bij Rotterdam toch geen stads- maar wel een mooien en doelmatigen schouwburg had; dat in GrootBrittanniëen Amerika gesubsidieerde schouw burgen onbekend waren het hielp alles niets. Kijkt naar de beentjes, hoeren!" Er werden nog eenige quasi-argumenten aan gevoerd voor den herbouw, maar blijkbaar was de zaak al vooraf verzekerd. Mr. de Vries beweerde nog, dat do Stadsschouwburg zooveel vreemdelingen trok en dat we hier wel zoo iets mochten hebben, omdat het in Amsterdam nog al vervelend was. Voorts voegde hij mr. Pijnappel, die beweerd had dat een verbintenis van 100 jaar voor de stad veel te bezwarend was, toe, dat de stad er toch tes allen tyde af" kon Ja, waarachtig mr. De Vries zei dat! En mr. Rpnappel antwoordde: ja, zoo kan men van alles afkomen, indien men slechts alles betaalt tot op den laatsten cent wat er schuld is. Kijkt naar de beentjes heeren! De heer Heemskerk liet ons, tegen zijne gewoonte, nog eens lachen, toen hij niet B. en W., maar een letterkundige kring als van Tindal, v. Hall c. s. het toezicht over de optevoeren stukken wou opdragen. Op den duur. dat is voor 100 jaar had mr. Heemskerk maar weinig fldutie in het fatsoen van colleges van Dag. bestuur. Onder let terkundige kringen kon men altijd nog een keus doen en daar zou allicht een smcttelooze onder te vinden zijn. Des avonds ofschoon bij ^electrisch licht TFBS het duister in den Raad. Dr. Bern s, die al een lange nota uit Duitsch land geschreven en eene schriftelijke motie inge diend had, kwam nu weer met eene andere en wel om voorloopig de zaak maar te laten rusten en over te gaan tot de orde van den dag. In z\jne toelichting wees dr. Berns er vooral en op nieuw op, dat we geen van allen een greintje van de electische verlichting af wisten en dat we daarom eerst een erkend deskundige moeten raad plegen. Dien deskundige, men weet het, had dr. Berns in Duitschland ontmoet. Ik geloof dat dr. Berns een goede man is, maar dat hij zich gauw laat inpalmen En dat schijnt dat mannetje in den spoortrein naar Frankfort a M. hem al heel knaphandig te hebben geleverd. Dr. Berns was vol enthousiasme voor zijn denkbeeld en al hoorde hjj uit den mond van Serrurier ook, dat in Duitsch land twee meeningen heerschendo zijn, die lijn recht tegenover elkander staan en beide beweren dat zij het bij 't rechte eind hebben men kan het dr. Berns wol aanzien, dat de meening van dien Frankforter volgens zijne innige overtuiging ofschoon hij er volstrekt geen verstand van had de ware richting moest zijn. Intusschen, de moesten van des dokters mede leden dachten er niet zoo over en gingen daarom Biet over tot de orde van den dag wat in het onderhoorige geval zou zijn geweest: naar huis maar gingen gansch ordentelijk aan het praten. Amendementen waren er bij de vleet. Maar gelukkig kwamen alleen die van Mr. Pijn appel in bespreking. Het slot van de beraadslagingen was, dat de voordracht aan B en W. worde teruggezonden om in overeenstemming met de amendementen Pijnappel en Treub te worden omgewerkt. Het beginsel is nu aangenomen, dat reeds na 5 jaren de gemeente de overeenkomst, zulle kunnen op zeggen. NEMO. zoo niet veroorzaakt door de pijnlijke en ge heimzinnige positie waarin zij geplaatst is, een positie die zij maar al te diep voelt. Ik hoop dat de dag spoedig zal aanbreken, ?waarop zij, onder den op wekkenden invloed yan helderder en gelukkiger omstandigheden, in haar waar karakter zal verschijnen, en om dat te bereiken heb ik uw vertrouwen zoeken te winnen Als de intieme vriendin van Helen, en, als u mij veroorlooft om het zoo te zeggen, ge wonnen door uw zachtmoedigheid en vriende lijkheid, heb ik getracht, en naar mij voor komt niet te vergeefs, u ook tot mijn vriendin te maken en verzoek u nu mij een bewijs uwer ?vriendschap te geven. Het spijt mij dat ik u op papier moet zeggen, wat ik gedurende de laatste veertien dagen zoo menigmaal mondeling heb trachten te doen. Mijn vrouw is een wees van een goede maar onbekende familie. Mijn vader wenschte dat ik mij met een adellijke familie verbinden zou. Daar ik mij aan gee_n weigering schuldig wilde maken eri ook niet blootstellen, heb ik het zoo aangelegd, dat hij de uitvoering mijner plannen niet verhinderen kon, maar onze verbindtenis, die mijn vrouw op mijn aanhouden niet weigeren wilde, drukt nu loodzwaar op mijn hart, en. ik begeer ernstig haar de plaats te zien innemen die haar toe komt en een einde aan de onwaardige geheim houding te maken. Mijn verwachting om spoedig uit dezen ongelukkigen toestand te geraken berust op uw invloed op Helen en op den haren bij mijn vader. Aan uw vrouwelijke takt en bovenal aan uw hartelijke vriendschap vertrouw ik de leiding dezer moeilijke en kiesche onderne ming toe, hoewel ik gevoel dat ik veel van u yerg,iets waarvoor ik u mijn verontschuldiging aanbied. De uwe met de meeste hoogachting, ROG ER F-EATHEKSTONE. Kunst en Letteren. TOONEEL TE AMSTERDAM. Grand Théatre: Faust. Salon des Variétés: Marie Antoinette. Daar het mij niet gegeven is op nieer dan een plaats tegelijk aanwezig te zijn, zal men begrijpen, i dat het meermalen gebeuren kan, dat ik een benefice-voorstelling van eenig artist alleen vermeld. Al ware echter in een anderen schouwburg Z. M. de Shah te zien geweest; Dinsdagavond zou men mij nergens anders gevonden hebben dan in de Amstelstraat in het Grand Théatre, om mede den heer Veltman, die als Mephisiopheles in Faust zou optreden, te huldigen. Het was een mooi bezette schouwburg, bezet met een publiek dat eensdeels Veltman waardeerende is opgegroeid, anderdeels met hem is oud of laat ik liever zeggen is grijs geworden. Want, wie den beneticiant nu weder gezien heeft, met zooveel kunst en vuur lijn rol afspelen, zal het met mij eens zijn dat van ouderdom hier geen sprake kan zijn. Het is dan ook maar gelukkig dat kunst geen regeeringszaak is; men kon anders ook wel eens voor den artist een leeftijd voor gedwongen rust vaststellen. De kransen werden den heer Veltman bij twee of drie tegelijk tocgercikt het fraaiste vond ik wel een lier van witte bloemen en de toejui chingen en fanfares deden de zaal dreunen. Behalve de heer Veltman traden in de hoofd rollen op, de heer Tartaud als Faust, mevrouw Rössing Sablairol'es als Margaretha en mevrouw Albregt-Engelman als Martha, Deze twee dames komt een groot deel van het welslagen der voor stelling toe. Daar sints drio-en-tachtig Faust niet voor het voetlicht werd gebracht door een Amsterdatnsch tooncclgezelschap, en toen wel de heer Veltman, doch niet beide genoemde dames meespeelden, was dit in zooverre iets nieuws. Mevr. Rössing heeft getoond voor de rol van Mare/arcilta uitnemend geschikt te zijn. Haar persoonlijkheid leent zich in het bijzonder tot de voorstelling van het naïve, meegaande jonge meisje. Het is bekend, dat zij uitmunt in het zeggen van verzen, en de scène in de gevangenis deed een ademlooze stilte over de zaal komen. Mevrouw Albregt-Engelman gaf bijzonder relief aan de tuinscène door haar optreden als Martha. Het manzieke wijf met de overdaad van sieraden vond hier een zeldzame vertolkster. De heer Tartaud kon mij minder bevallen. Hij sprak vooral in de eerste tafereelen onduidelijk en met een dreun. Later, toen hij zijn grooten baard miste, werd het beter, maar zijn spel als Faust kan niet halen bij zijn creatie van Paul Astier (De strijd om liet bestaan). De voorstelling begon om half acht en eindigde om half' twaalf. Dat is een heele zit, maar toch komt de regie een woord van halde toe voor de vlugheid waarmede de 13 tafreelen elkander opvolgden. De geheele voorstelling sloot als een bus. Twee personen hebben mijn toorn opgewekt. De eene was eene dame (stalies no. 42), die zulk een vervaarlijk grooten hoed op bad, dat er voor mij, die achter haar zat en toch. niet tot het kleinste ras menschcn behoor, telkens een geheel stuk tooneel verduisterd werd De andere was iemand achter mij, die dacht dat hij bij de eerste voorstelling van een nieuw tooneelstuk was, omdat zoo hij zeido ZK (d. z. do kranten) er nog niets van geschreven hadden; hij las die dingen (d. z. de verslagen) nog wol ercs .... O! denkend doel der natio! In het programma was een circulaire ingesloten waarin Movr. Albrcgt mededeelde, dat Donderdag 10 April te harcr voordeele zal vertoond worden Talent en Geboorte van Lcgouvéen De oude doos van Zu Pütlitz. In den Salon des Variétcs wordt vertoond Marie Antoinette, het bekende drama van I'aolo Giacometti. In de titelrol treedt Mevr. Marazzi Dib'genti Tranen van vreugde en van verademing vloeiden langs mijn gelaat vóór ik het einde bereikt had, en ik hield ze niet terug. Die groote last was dus van mijn hart, die last van twijfel tusschen mij en den overledene. Ik kon hom weer achten en de bitterheid over mijn teleurstelling was opgeheven. Dienselfden dag sloot ik den kostbaren brief in een enveloppe en zond hem door mijn moeders bemiddeling aan Mrs Hoger Eeatherstone. Het was de laatste avond van mijn ver blijf te Edenhurst. Ik was alleen in mijn kamer, de familie was beneden aan tafel; ik zat met de hand voor mijn oogen in ge dachten verdiept over de gebeurtenissen der laatste weken en over den troost van dien morgen, toen de deur zachtjes openging en iemand snel naar mij toekwam. Ik zag op daar stond de jonge weduwe voor mij. Ik had vergeten de uitwendige leekenen van haar toestand met haar persoon te vereenzelvigen, en op het gezicht van den diepen rouw,die nauwsluitende kaper, dat droevige kcntecken eener weduwe, doortrildc mij een pijnlijke schok. Kcderknielende opende zij haar armen zon der een woordje spreken, en ik wierp er mij snikkend in; Een poosje hielden we elkander omarmd, beiden schreiende, en toen vroeg zij: »ik ben onrechtvaardig eu wreed jegoiis u geweest, kunt gij mij ve'-geyen? De herinne ring aan den doode is heilig. Ik durfde, ik wilde geen schaduw van afkeuring op hem werpen, en zoo trachtte ik u te haten. Maar nu zijn we vriendinnen, niet waar?" Als vriendinnen verbonden door een ster ken band van sympathie spraken we te zanien, totdat mijn moeder en Heien ons met de handen ineengeslagen en de tranen nog op onze wangen vereend vond. op, met wie wij reeds kennis maakten in wijlen den Stadsschouwburg, toen zij in Liefde zonder Achting speelde. Ofschoon zij, naar mijne meening, geen Marie Antoinette vertoont, is zij menig oogenb'ik vol komen vorstin, en wat haar het hart van hot publiek nog meer doet winnen, een liefhebbende moeder. Kaast haar komt het meeste uit de heer Poolman als La.fuyette, die dan ook hot beste den persoon vertoont dien hij voor te stellen heett. Fa. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Dikwijls pijnigt mij twijfel omtrent de waar achtigheid van de muziek als uitdrukkingsmiddel. Want het begrip van schoonheid in de muziek is geheel conventioneel; men vindt voor hetgeen men door de muziek uitdrukken wil, geenerlei voorbeelden in de natuur, maar slechts voorbeel den in de muzikale uitdrukkingsmanier van den mensch. M. a. w.. de muziek is slechts het uit vloeisel van me;ischelijke begrippen. Zij komt niet uit het hart, maar uit het hoofd. Wat schoon is in de muziek lecren wij slechts op gezag van anderen. De waarheid van hun beweren kan nooit aan de natuur zelve getoetst worden, omdat in de natuur geen muziek is, in den zin, dien wij aan dit woord hechten. Wanneer men zich in de muziek uitdrukken wil, vervalt men in de manier van anderen. Men vervalt in manier. Waarom drukken wij b. v. smart door den moldrieklank uit'? Het is niet natuurlijk, dat wij dit het eenig bruikbare middel zouden kunnen achten om smart uit te drukken, daar in de natuur geene moldricklanken voorkomen. Maar zouden wij smart door den durdrieklank willen uitdrukken, we zouden niet be grepen worden. De voorstelling, den vorm, dien we in de muziek aan onze gevoelens geven, wordt dus in werkelijkheid bepaald door de begrippen van anderen. De componist kan zich slechts uit drukken op de wijzo hem door anderen voorge schreven. Hij mag niet met zijn gevoel te rade gaan, maar slechts inet de overgeërfde begrippen zijner hoorders. Kan onder deze oinstandigliedee de muziek wel iets beteekenen '/ Bezit zij eenige innerlijke waar heid ? Maar over iets anders gesproken. Men tracht de platheid van don liefdesdrank in Wagners's Tristan und Isoldc weg te nemen, door te be weren, dat volgens Tristan en IsoWe's bekentenis in hun liefdesduet in de 2e acte, het paar elkaar vóór den drank reeds beminde. Hunne wcderkeerigc liefdesverklaring na tien drank zou vol gens deze Wagneriaanschc schriftgeleerde.-!! alleen verklaard moeten worden uit Tristan en Isoldc s behoefte om vóór zij sterve:i gingen, nog eens vrijuit met elkaar te spreken. Armzalige uitvlucht Ton eerste was dan reeds de naam ..liefdesdrank" verkeerd gekozen. Ken liefdesdrank, die geen liefde opwekt, moet geen liefdesdrank hceten. Maar gaan wij eens na wat Trista-n en Tooide eigenlijk verlangen, wanneer ze den liefdesdrank drinken. Volgens bun beweren in het liei'desduet van de :2e acte : den dood Ze hadden elkander reeds lief, doch zagen de onmo gelijkheid in elkaar op aarde toe te behooren eu wilden dus sterven. Zij dronken daartoe van den liefdesdrank, dien bcida meenden, dat een doodsdrank was. Nu had Wagiicr het bestaan «lezer wederzijdscho liefde vóór zij den liefdesdrank dronken om later alle verkeerde interpretaties van de uitwerking van dien drank te voorkomen aan het publiek te verstaan moeten geven. Maar dit doet hij niet; integendeel vóór den drank is slechts sprake van baat aan Isolde'ti en een soort van onverschillige minachting aan Tristan's zijde. Maar vervolgens, zoo men ontkent, dat het de drank was, die de liefde opwekte (of in allen gevallen deze liefde zeer sterk in hevig heid deed toenemen en dit vind ik precies even plat), hoe verklaart men dan 'J.'rixUiii's en Ixolde's hartstochtelijke houding na den drank? Men mag aannemen, dat bet, nu ze meenden te sterven (men herinnere zich, dat zij dachien een doodsdrank te bobben gedronken), een behoefte voor hen was elkander onomwonden hunne gevoelens te openbaren. Maar dit had in bet aangezicht des doods dan op hoos ernstige wijze moeten geschieden en niet op hartstochtelijke, die alleen als effect van den drank kan worden opgevat. Trouwens, wanneer ze slechts wenschton te sterven, waartoe in 't geheel dan deze liefdesverklaring'/En wordt een liefdesverklaring minder schuldig daardoor, dat men binnen kortoren of langeren tijd meent te zullen sterven'/ Wij sterven allen binnen korteren of langeren tijd en zouden hierin dm wel altijd een gemakkelijke verschuldiging kunnen vinden om maai' steeds liefdesverklaringen te doen. Waarom was het Trixtnn en [solt! e te doen, om te sterven of om liefde te verklaren'/ Men zou, dit drama ziende, haast mccnen, dat ban geloof aan een doodsdrank maar komedie was en ze Breangüne's bedrog doorgrond hadden. Zoo niet, hadden ze immers verwonderd raoeten wezen, dat zu niet stierven en opnieuw moeten trachten te sterven'/ Maar hoc kwam het, dat ze nu plot seling zeer natuurlijk schenen te vinden, dat men van een doodsdrank -nie.l doodgaat, dat ze hunne plannen, hun plicht, alles vergaten om ecu gere gelde liaison te entamacren '/.... Maar het is nutteloos, het gedrag van Trislanen Isoldc na den drank uit iets anders te willen verkla ren dat! uit den drank zelf. liet was laf van Wanner aan dien drank te gaan roeren en ons diets te willen maken, dat de liefde reeds vóór den drank in al haar kracht bestond. Let wel: in de 2e acte wordt looide ons afgeschilderd als in zeer onbegrijpclijken haat ontbrand voor Trixtai', die baar huwelijk met den afgelcetden Marke doorgedreven heeft; van Trisliin zelf krijgen wij in deze acte slechts onbepaalde indrukken (men weet niet of hij ter goeder trouw handelt, dan wel holde zonder reden ongelukkig \vcnscht te maken), in allen geval wordt nergens het vermoeden opgewekt als zou hij Tsolde beminnen. Dit paar, waarvan de eene den ander dus haat en de ander deze waarschijnlijk eveneens haat, drinkt, een drank. Wat gebeurt nu'/ Hot gelaat van Tristan neemt na het drinken langza merhand óone verheerlijkte uitdrukking aan. holde begint te worstelen tegen oen nieuw gevoel, dat haar komt overbeerscben. lieide beginnen elkaar te fixeercn, zij breiden de armen uit, steeds harts tochtelijk zien zij elkaar aan, eindelijk vallen zij elkander om den hals en verliezen spoedig zoo danig hunne bezinning, dat men hen straks met geweld moet scheiden. Is het mogelijk bij dit alles aan iets anders te denken dan aan een door den drank zelf opgewekte liefde of liever harts tocht? En nu heeft Wagner later goed praten, dat de liefde reeds bestond het is tevergeefs getracht ons het vertrouwen op onze goede oogen te willen ontnemen. Bij ons, gewone menschen, gaat dit spelletje niet op; slechts de Wagn&riaan gelooft het ge willig, wanneer de meester decreteert, dat wij een poosje blind geweest zijn. De Wagneriaan vat alles precies op zooals de meester het hebben wil, hij ziet slechts door de oogen van dezen, als zijn schaduw volgt hij hem door dik en dun; wordt de meester inconsequent, terstond is ook do discipel inconsequent, verkoopt de meester klinkklarcn nonsens, terstond verkoopt ook de disci pel klinkklaren nonsens. Het is werkelijk aandoen lijk, dit volkomen opgaan in God-Wagner Op i'un punt heb ik mij vergist, ik heb tot uogtoo gesproken van liefde die door den drank zou zijn. opgewekt, maar ik geef toe, dat het geen liefde was, bet is slechts zinnelijkheid, die in dit drama verheerlijkt wordt Blijft men, tegen bcter-kunnen-woten in, de liefdeswerking van den drank ontkennen, dan worden 'J.ri$tan en Isolde er niet sympathieker op, voerwaar ! Want nu kan men hen ten minste nog voorstellen als deerniswaardige slachtoffers, niet aansprakelijk voor hun gedrag. Doch dan wordt het gedrag van Tristan en holde, die hun nen goeden lieer en gemaal Koning Marke be driegen, afschuwelijk. Dat zij elkaar als zij in het aangezicht des doods meoneii te staan hunne liefde belijden, het wordt hun vergeven, maar dat zij biermede voortgaan als van geen dood meer sprake is, dit is leelijk! Het Tüdennotiv zoekt tevergeefs in deze leemte, dit gebrek aan ernst in het gedrag van Tristan en Isulde te voorzien. liet 'lodesmotw kan nooit de verzoenende uitwerking op den toe schouwer hebben, die alleen de uitvoering van Tristan en Isolde's plan om door den dood een einde aan hun misdadigen oingang te maken op hem had kunnen hebben. Het zoekt ons wat zand in de oogen te strooien, evenals dat verhaal van de reeds bestaande liefde voor den drank wil doen, doch iemand, die geen Wagneriaan is, blijft toch zien, En waar ziet hij dan ernst bij dit paar'/ Nergens.... Al deze venvrongenheid is het gevolg van Wagner's transigeeren om zich ten allen tijde tegen het verwijt van platheid te kunnen verdedigen en om zijne personen ook bij looc'iening van de liefdot-uitwerking van den drank nog ecnigszins sympathiek te kunnen doen zijn, alles mot behoud van het zinnelijk element, dat de liefdesdrank hem aan de hand deed. In deze moeilijke taak in alle opzichten bevredigend te voorzien, is hem niet gelukt. Zonder liefdesuitwerking van den drank is Tnstan en Ixolde's gedrag ergerlijk; met liefdesuitwerking is hunne liefde van deu platsten aard. Hun gedrag het minst ergerlijk en hunne liefde het minst plat te doen schijnen, is beurtelings Wagner's zorg. Daartoe moet gelijktijdig de liefdesuitwerkhig erkend en geloochend worden. Behalve uit al hetgeen ik reeds opnoemde, blijkt de lieidesuitwcrking van den drank ook nog onmiskenbaar uit eeii gezegde van koning Marke op het laatst, die Tristan. den Frcund, f'rei vou Schuld" noemt en uit het gezegde van. IJntiifiiine, eveneens op 't'aafsv, die praat van ibre lilir.de Schuld" die ze ge.Nuiint.'';beelt doorJvoniiiff Jlarki' baar bedrog te vertellen. Hoe kon Marke Tnsli/n z nder schuld noemen en Jiranyitiie van hare schuld spreken, zoo de drank geen uitwer king bad gehad'/ Maar ik wil hierover niet verder uitwijden; de zaak is klaar, do licfdssuitwerking van den drank is alleen met de letter, niet met den geest te loochenen. Wagner had beter gedaan met, den drank radicaal te schrappen en eene andere historie te compoiieeren, maar nu moet hij plat en onwaar worden. Nog een kort woord over de plaats gehad heb bende concerten. Er was eeu mooi concert van Minnie Ilauck on Louis \Yolff, concertmcester van het Concertgebouw-orkest, met medewerking van dit laatste. Minnie Hauck deed zich ook in du concertzaal als een eminente zangeres hennen, wier uitspraak van bet Kransen slechts niet altijd volko men was. Zij zong overigens met kolossaal, prach tig getimbreerd geluid eu in een volmaakten stijl. De beer Wolft' speelde hoogstverdienstelijk hot A mol-concert van Yieuxtemps. Li de cantilene j heeft hij zeer voel uitdrukking, docSi zijn voorj dracht kon in 't algemeen nog iets groote r, on! afhankelijker zijn. Zyu techniek is zeer belangrijk. i In Miisis Sacrum werd niet onverdienstelijk inet | pianobegeleiding Das Purcidics und die Per i van | Sclmmann uitgevoerd. Solisten waren: de dames i Reddinglus eu Wijgers (sopranen), eene onge noemde alt, en de h h. Venverloo en van Diiynou i (tenor en bariton). De heer Orelio zong als b I néficiant in de lloll. Opera den Teil en bewees opnieuw welk een hooggewaardeerd lid van dit kunstinstituut de bezoekers ervan, door zijn en zijner cc'ntgenoote om gezondheidsredenen ophan den vertrek naar buitenslands, staan te verliezen. In de Duitsche opera werd eene noviteit arwcla van den heer Visser opgevoerd. Ik zal van dit werk niets anders zeggen, dan dat bet in. i. boter in de portefeuille ware blijven rusten. Het kon het met moeite tot een succes d'estirne bren gen. De opvoering was verdienstelijk. ,'J April vos BRINKEN FOCK. W. II. NOLKXS. Do leer van den II. Thomas van At/iiiiw over liet recht. (Utrecht, 1800). Dissertatie 105 blz. Dit boek is een anachronisme; een referaat zonder woord van criüek; de cijns van een gel loovig zoon ucr moederkerk aan PuuseHjkeu j wenscb ; wetenschappelijk zouder waarde of ge\ halte; voor de faculteit, die niet haar eereforI muiier het beloonde eu bekroonde, getuigenis i eener goedhartigheid zonder weerga. Sedert Paus LeO' XIII in zijne Encyclica «Aeterni Patris'' van l Aug. 1879 de beoefening

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl