Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 66?
ion gaan subsidieeren met een bedrag gelijk
staande aan het totaal der door de anderen op
gebrachte belastingen.
Dat dit billjjk was, kon de burgemeester ook
niet beweren en daarom verdedigde hij de zaak
maar op de bij schoolknapen niet ongewone wijze:
j» maar. hij doet het ook i Zoo hoorden we dan
zelf de cijfers noemen, die in andere landen als
België, Frankrijk, Duitschland door staat en ge
meente aan het tooneel werden ten offer gebracht.
Marseille, Weenen en Berlijn werden er bijge
haald om ons te overtuigen dat een
stadsschouwIrarg iets was wat bij een groote stad behoorde.
En of men al aanvoerde dat zoo dicht bij
Rotterdam toch geen stads- maar wel een mooien
en doelmatigen schouwburg had; dat in
GrootBrittanniëen Amerika gesubsidieerde schouw
burgen onbekend waren het hielp alles niets.
Kijkt naar de beentjes, hoeren!"
Er werden nog eenige quasi-argumenten aan
gevoerd voor den herbouw, maar blijkbaar was de
zaak al vooraf verzekerd. Mr. de Vries beweerde
nog, dat do Stadsschouwburg zooveel vreemdelingen
trok en dat we hier wel zoo iets mochten hebben,
omdat het in Amsterdam nog al vervelend was.
Voorts voegde hij mr. Pijnappel, die beweerd had
dat een verbintenis van 100 jaar voor de stad
veel te bezwarend was, toe, dat de stad er toch
tes allen tyde af" kon
Ja, waarachtig mr. De Vries zei dat! En mr.
Rpnappel antwoordde: ja, zoo kan men van alles
afkomen, indien men slechts alles betaalt tot op
den laatsten cent wat er schuld is.
Kijkt naar de beentjes heeren!
De heer Heemskerk liet ons, tegen zijne gewoonte,
nog eens lachen, toen hij niet B. en W., maar een
letterkundige kring als van Tindal, v. Hall c. s.
het toezicht over de optevoeren stukken wou
opdragen. Op den duur. dat is voor 100 jaar
had mr. Heemskerk maar weinig fldutie in het
fatsoen van colleges van Dag. bestuur. Onder let
terkundige kringen kon men altijd nog een keus
doen en daar zou allicht een smcttelooze onder te
vinden zijn.
Des avonds ofschoon bij ^electrisch licht
TFBS het duister in den Raad.
Dr. Bern s, die al een lange nota uit Duitsch
land geschreven en eene schriftelijke motie inge
diend had, kwam nu weer met eene andere en
wel om voorloopig de zaak maar te laten rusten
en over te gaan tot de orde van den dag. In
z\jne toelichting wees dr. Berns er vooral en op
nieuw op, dat we geen van allen een greintje van
de electische verlichting af wisten en dat we
daarom eerst een erkend deskundige moeten raad
plegen. Dien deskundige, men weet het, had dr.
Berns in Duitschland ontmoet. Ik geloof dat
dr. Berns een goede man is, maar dat hij zich
gauw laat inpalmen En dat schijnt dat mannetje
in den spoortrein naar Frankfort a M. hem al heel
knaphandig te hebben geleverd. Dr. Berns was vol
enthousiasme voor zijn denkbeeld en al hoorde
hjj uit den mond van Serrurier ook, dat in Duitsch
land twee meeningen heerschendo zijn, die lijn
recht tegenover elkander staan en beide beweren
dat zij het bij 't rechte eind hebben men kan
het dr. Berns wol aanzien, dat de meening van
dien Frankforter volgens zijne innige overtuiging
ofschoon hij er volstrekt geen verstand van had
de ware richting moest zijn.
Intusschen, de moesten van des dokters mede
leden dachten er niet zoo over en gingen daarom
Biet over tot de orde van den dag wat in
het onderhoorige geval zou zijn geweest: naar
huis maar gingen gansch ordentelijk aan het
praten. Amendementen waren er bij de vleet.
Maar gelukkig kwamen alleen die van Mr. Pijn
appel in bespreking.
Het slot van de beraadslagingen was, dat de
voordracht aan B en W. worde teruggezonden
om in overeenstemming met de amendementen
Pijnappel en Treub te worden omgewerkt. Het
beginsel is nu aangenomen, dat reeds na 5 jaren
de gemeente de overeenkomst, zulle kunnen op
zeggen.
NEMO.
zoo niet veroorzaakt door de pijnlijke en ge
heimzinnige positie waarin zij geplaatst is,
een positie die zij maar al te diep voelt. Ik
hoop dat de dag spoedig zal aanbreken,
?waarop zij, onder den op wekkenden invloed
yan helderder en gelukkiger omstandigheden,
in haar waar karakter zal verschijnen, en
om dat te bereiken heb ik uw vertrouwen
zoeken te winnen
Als de intieme vriendin van Helen, en, als
u mij veroorlooft om het zoo te zeggen, ge
wonnen door uw zachtmoedigheid en vriende
lijkheid, heb ik getracht, en naar mij voor
komt niet te vergeefs, u ook tot mijn vriendin
te maken en verzoek u nu mij een bewijs uwer
?vriendschap te geven. Het spijt mij dat ik u
op papier moet zeggen, wat ik gedurende
de laatste veertien dagen zoo menigmaal
mondeling heb trachten te doen.
Mijn vrouw is een wees van een goede maar
onbekende familie. Mijn vader wenschte dat
ik mij met een adellijke familie verbinden zou.
Daar ik mij aan gee_n weigering schuldig
wilde maken eri ook niet blootstellen, heb ik
het zoo aangelegd, dat hij de uitvoering mijner
plannen niet verhinderen kon, maar onze
verbindtenis, die mijn vrouw op mijn
aanhouden niet weigeren wilde, drukt nu
loodzwaar op mijn hart, en. ik begeer ernstig
haar de plaats te zien innemen die haar toe
komt en een einde aan de onwaardige geheim
houding te maken.
Mijn verwachting om spoedig uit dezen
ongelukkigen toestand te geraken berust op uw
invloed op Helen en op den haren bij mijn
vader. Aan uw vrouwelijke takt en bovenal
aan uw hartelijke vriendschap vertrouw ik de
leiding dezer moeilijke en kiesche onderne
ming toe, hoewel ik gevoel dat ik veel van u
yerg,iets waarvoor ik u mijn verontschuldiging
aanbied.
De uwe met de meeste hoogachting,
ROG ER F-EATHEKSTONE.
Kunst en Letteren.
TOONEEL TE AMSTERDAM.
Grand Théatre: Faust.
Salon des Variétés: Marie Antoinette.
Daar het mij niet gegeven is op nieer dan een
plaats tegelijk aanwezig te zijn, zal men begrijpen, i
dat het meermalen gebeuren kan, dat ik een
benefice-voorstelling van eenig artist alleen vermeld.
Al ware echter in een anderen schouwburg Z. M.
de Shah te zien geweest; Dinsdagavond zou men
mij nergens anders gevonden hebben dan in de
Amstelstraat in het Grand Théatre, om mede den
heer Veltman, die als Mephisiopheles in Faust
zou optreden, te huldigen.
Het was een mooi bezette schouwburg, bezet
met een publiek dat eensdeels Veltman
waardeerende is opgegroeid, anderdeels met hem is oud
of laat ik liever zeggen is grijs geworden. Want,
wie den beneticiant nu weder gezien heeft, met
zooveel kunst en vuur lijn rol afspelen, zal het
met mij eens zijn dat van ouderdom hier geen
sprake kan zijn.
Het is dan ook maar gelukkig dat kunst geen
regeeringszaak is; men kon anders ook wel eens
voor den artist een leeftijd voor gedwongen rust
vaststellen.
De kransen werden den heer Veltman bij twee
of drie tegelijk tocgercikt het fraaiste vond ik
wel een lier van witte bloemen en de toejui
chingen en fanfares deden de zaal dreunen.
Behalve de heer Veltman traden in de hoofd
rollen op, de heer Tartaud als Faust, mevrouw
Rössing Sablairol'es als Margaretha en mevrouw
Albregt-Engelman als Martha, Deze twee dames
komt een groot deel van het welslagen der voor
stelling toe.
Daar sints drio-en-tachtig Faust niet voor het
voetlicht werd gebracht door een Amsterdatnsch
tooncclgezelschap, en toen wel de heer Veltman,
doch niet beide genoemde dames meespeelden,
was dit in zooverre iets nieuws.
Mevr. Rössing heeft getoond voor de rol van
Mare/arcilta uitnemend geschikt te zijn. Haar
persoonlijkheid leent zich in het bijzonder tot de
voorstelling van het naïve, meegaande jonge meisje.
Het is bekend, dat zij uitmunt in het zeggen
van verzen, en de scène in de gevangenis deed
een ademlooze stilte over de zaal komen.
Mevrouw Albregt-Engelman gaf bijzonder relief
aan de tuinscène door haar optreden als Martha.
Het manzieke wijf met de overdaad van sieraden
vond hier een zeldzame vertolkster.
De heer Tartaud kon mij minder bevallen. Hij
sprak vooral in de eerste tafereelen onduidelijk
en met een dreun. Later, toen hij zijn grooten
baard miste, werd het beter, maar zijn spel als
Faust kan niet halen bij zijn creatie van Paul
Astier (De strijd om liet bestaan).
De voorstelling begon om half acht en eindigde
om half' twaalf. Dat is een heele zit, maar toch
komt de regie een woord van halde toe voor de
vlugheid waarmede de 13 tafreelen elkander
opvolgden.
De geheele voorstelling sloot als een bus.
Twee personen hebben mijn toorn opgewekt.
De eene was eene dame (stalies no. 42), die
zulk een vervaarlijk grooten hoed op bad, dat er
voor mij, die achter haar zat en toch. niet tot het
kleinste ras menschcn behoor, telkens een geheel
stuk tooneel verduisterd werd
De andere was iemand achter mij, die dacht
dat hij bij de eerste voorstelling van een nieuw
tooneelstuk was, omdat zoo hij zeido ZK
(d. z. do kranten) er nog niets van geschreven
hadden; hij las die dingen (d. z. de verslagen)
nog wol ercs ....
O! denkend doel der natio!
In het programma was een circulaire ingesloten
waarin Movr. Albrcgt mededeelde, dat Donderdag
10 April te harcr voordeele zal vertoond worden
Talent en Geboorte van Lcgouvéen De oude doos
van Zu Pütlitz.
In den Salon des Variétcs wordt vertoond Marie
Antoinette, het bekende drama van I'aolo
Giacometti.
In de titelrol treedt Mevr. Marazzi Dib'genti
Tranen van vreugde en van verademing
vloeiden langs mijn gelaat vóór ik het einde
bereikt had, en ik hield ze niet terug. Die
groote last was dus van mijn hart, die last
van twijfel tusschen mij en den overledene.
Ik kon hom weer achten en de bitterheid over
mijn teleurstelling was opgeheven.
Dienselfden dag sloot ik den kostbaren
brief in een enveloppe en zond hem door mijn
moeders bemiddeling aan Mrs Hoger
Eeatherstone.
Het was de laatste avond van mijn ver
blijf te Edenhurst. Ik was alleen in mijn
kamer, de familie was beneden aan tafel; ik
zat met de hand voor mijn oogen in ge
dachten verdiept over de gebeurtenissen der
laatste weken en over den troost van dien
morgen, toen de deur zachtjes openging en
iemand snel naar mij toekwam. Ik zag op
daar stond de jonge weduwe voor mij. Ik had
vergeten de uitwendige leekenen van haar
toestand met haar persoon te vereenzelvigen,
en op het gezicht van den diepen rouw,die
nauwsluitende kaper, dat droevige kcntecken
eener weduwe, doortrildc mij een pijnlijke
schok.
Kcderknielende opende zij haar armen zon
der een woordje spreken, en ik wierp er mij
snikkend in; Een poosje hielden we elkander
omarmd, beiden schreiende, en toen vroeg zij:
»ik ben onrechtvaardig eu wreed jegoiis u
geweest, kunt gij mij ve'-geyen? De herinne
ring aan den doode is heilig. Ik durfde, ik
wilde geen schaduw van afkeuring op hem
werpen, en zoo trachtte ik u te haten. Maar
nu zijn we vriendinnen, niet waar?"
Als vriendinnen verbonden door een ster
ken band van sympathie spraken we te zanien,
totdat mijn moeder en Heien ons met de
handen ineengeslagen en de tranen nog op
onze wangen vereend vond.
op, met wie wij reeds kennis maakten in wijlen
den Stadsschouwburg, toen zij in Liefde zonder
Achting speelde.
Ofschoon zij, naar mijne meening, geen Marie
Antoinette vertoont, is zij menig oogenb'ik vol
komen vorstin, en wat haar het hart van hot
publiek nog meer doet winnen, een liefhebbende
moeder. Kaast haar komt het meeste uit de heer
Poolman als La.fuyette, die dan ook hot beste
den persoon vertoont dien hij voor te stellen heett.
Fa.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Dikwijls pijnigt mij twijfel omtrent de waar
achtigheid van de muziek als uitdrukkingsmiddel.
Want het begrip van schoonheid in de muziek is
geheel conventioneel; men vindt voor hetgeen
men door de muziek uitdrukken wil, geenerlei
voorbeelden in de natuur, maar slechts voorbeel
den in de muzikale uitdrukkingsmanier van den
mensch. M. a. w.. de muziek is slechts het uit
vloeisel van me;ischelijke begrippen. Zij komt
niet uit het hart, maar uit het hoofd. Wat schoon
is in de muziek lecren wij slechts op gezag van
anderen. De waarheid van hun beweren kan
nooit aan de natuur zelve getoetst worden, omdat
in de natuur geen muziek is, in den zin, dien wij
aan dit woord hechten. Wanneer men zich in de
muziek uitdrukken wil, vervalt men in de manier van
anderen. Men vervalt in manier. Waarom drukken
wij b. v. smart door den moldrieklank uit'? Het is
niet natuurlijk, dat wij dit het eenig bruikbare
middel zouden kunnen achten om smart uit te
drukken, daar in de natuur geene moldricklanken
voorkomen. Maar zouden wij smart door den
durdrieklank willen uitdrukken, we zouden niet be
grepen worden. De voorstelling, den vorm, dien
we in de muziek aan onze gevoelens geven, wordt
dus in werkelijkheid bepaald door de begrippen
van anderen. De componist kan zich slechts uit
drukken op de wijzo hem door anderen voorge
schreven. Hij mag niet met zijn gevoel te rade
gaan, maar slechts inet de overgeërfde begrippen
zijner hoorders.
Kan onder deze oinstandigliedee de muziek wel
iets beteekenen '/ Bezit zij eenige innerlijke waar
heid ?
Maar over iets anders gesproken. Men tracht
de platheid van don liefdesdrank in Wagners's
Tristan und Isoldc weg te nemen, door te be
weren, dat volgens Tristan en IsoWe's bekentenis
in hun liefdesduet in de 2e acte, het paar elkaar
vóór den drank reeds beminde. Hunne
wcderkeerigc liefdesverklaring na tien drank zou vol
gens deze Wagneriaanschc schriftgeleerde.-!! alleen
verklaard moeten worden uit Tristan en Isoldc s
behoefte om vóór zij sterve:i gingen, nog eens
vrijuit met elkaar te spreken.
Armzalige uitvlucht Ton eerste was dan reeds
de naam ..liefdesdrank" verkeerd gekozen. Ken
liefdesdrank, die geen liefde opwekt, moet geen
liefdesdrank hceten. Maar gaan wij eens na wat
Trista-n en Tooide eigenlijk verlangen, wanneer ze
den liefdesdrank drinken. Volgens bun beweren
in het liei'desduet van de :2e acte : den dood Ze
hadden elkander reeds lief, doch zagen de onmo
gelijkheid in elkaar op aarde toe te behooren eu
wilden dus sterven. Zij dronken daartoe van den
liefdesdrank, dien bcida meenden, dat een
doodsdrank was. Nu had Wagiicr het bestaan «lezer
wederzijdscho liefde vóór zij den liefdesdrank
dronken om later alle verkeerde interpretaties
van de uitwerking van dien drank te voorkomen
aan het publiek te verstaan moeten geven.
Maar dit doet hij niet; integendeel vóór den
drank is slechts sprake van baat aan Isolde'ti en
een soort van onverschillige minachting aan
Tristan's zijde. Maar vervolgens, zoo men ontkent,
dat het de drank was, die de liefde opwekte (of
in allen gevallen deze liefde zeer sterk in hevig
heid deed toenemen en dit vind ik precies
even plat), hoe verklaart men dan 'J.'rixUiii's en
Ixolde's hartstochtelijke houding na den drank?
Men mag aannemen, dat bet, nu ze meenden te
sterven (men herinnere zich, dat zij dachien een
doodsdrank te bobben gedronken), een behoefte
voor hen was elkander onomwonden hunne gevoelens
te openbaren. Maar dit had in bet aangezicht des
doods dan op hoos ernstige wijze moeten geschieden
en niet op hartstochtelijke, die alleen als effect
van den drank kan worden opgevat. Trouwens,
wanneer ze slechts wenschton te sterven, waartoe
in 't geheel dan deze liefdesverklaring'/En wordt
een liefdesverklaring minder schuldig daardoor,
dat men binnen kortoren of langeren tijd meent
te zullen sterven'/ Wij sterven allen binnen
korteren of langeren tijd en zouden hierin dm wel
altijd een gemakkelijke verschuldiging kunnen
vinden om maai' steeds liefdesverklaringen te doen.
Waarom was het Trixtnn en [solt! e te doen, om
te sterven of om liefde te verklaren'/ Men zou,
dit drama ziende, haast mccnen, dat ban geloof
aan een doodsdrank maar komedie was en ze
Breangüne's bedrog doorgrond hadden. Zoo niet,
hadden ze immers verwonderd raoeten wezen, dat
zu niet stierven en opnieuw moeten trachten te
sterven'/ Maar hoc kwam het, dat ze nu plot
seling zeer natuurlijk schenen te vinden, dat men
van een doodsdrank -nie.l doodgaat, dat ze hunne
plannen, hun plicht, alles vergaten om ecu gere
gelde liaison te entamacren '/....
Maar het is nutteloos, het gedrag van Trislanen
Isoldc na den drank uit iets anders te willen verkla
ren dat! uit den drank zelf. liet was laf van Wanner
aan dien drank te gaan roeren en ons diets te willen
maken, dat de liefde reeds vóór den drank in al
haar kracht bestond. Let wel: in de 2e acte wordt
looide ons afgeschilderd als in zeer onbegrijpclijken
haat ontbrand voor Trixtai', die baar huwelijk
met den afgelcetden Marke doorgedreven heeft;
van Trisliin zelf krijgen wij in deze acte slechts
onbepaalde indrukken (men weet niet of hij ter
goeder trouw handelt, dan wel holde zonder reden
ongelukkig \vcnscht te maken), in allen geval wordt
nergens het vermoeden opgewekt als zou hij Tsolde
beminnen. Dit paar, waarvan de eene den ander
dus haat en de ander deze waarschijnlijk eveneens
haat, drinkt, een drank. Wat gebeurt nu'/ Hot
gelaat van Tristan neemt na het drinken langza
merhand óone verheerlijkte uitdrukking aan. holde
begint te worstelen tegen oen nieuw gevoel, dat
haar komt overbeerscben. lieide beginnen elkaar
te fixeercn, zij breiden de armen uit, steeds harts
tochtelijk zien zij elkaar aan, eindelijk vallen zij
elkander om den hals en verliezen spoedig zoo
danig hunne bezinning, dat men hen straks met
geweld moet scheiden. Is het mogelijk bij dit alles
aan iets anders te denken dan aan een door den
drank zelf opgewekte liefde of liever harts
tocht? En nu heeft Wagner later goed praten,
dat de liefde reeds bestond het is tevergeefs
getracht ons het vertrouwen op onze goede oogen
te willen ontnemen.
Bij ons, gewone menschen, gaat dit spelletje
niet op; slechts de Wagn&riaan gelooft het ge
willig, wanneer de meester decreteert, dat wij een
poosje blind geweest zijn. De Wagneriaan vat
alles precies op zooals de meester het hebben
wil, hij ziet slechts door de oogen van dezen,
als zijn schaduw volgt hij hem door dik en dun;
wordt de meester inconsequent, terstond is ook
do discipel inconsequent, verkoopt de meester
klinkklarcn nonsens, terstond verkoopt ook de disci
pel klinkklaren nonsens. Het is werkelijk aandoen
lijk, dit volkomen opgaan in God-Wagner
Op i'un punt heb ik mij vergist, ik heb tot uogtoo
gesproken van liefde die door den drank zou zijn.
opgewekt, maar ik geef toe, dat het geen liefde
was, bet is slechts zinnelijkheid, die in dit drama
verheerlijkt wordt
Blijft men, tegen bcter-kunnen-woten in, de
liefdeswerking van den drank ontkennen, dan
worden 'J.ri$tan en Isolde er niet sympathieker
op, voerwaar ! Want nu kan men hen ten minste
nog voorstellen als deerniswaardige slachtoffers,
niet aansprakelijk voor hun gedrag. Doch dan
wordt het gedrag van Tristan en holde, die hun
nen goeden lieer en gemaal Koning Marke be
driegen, afschuwelijk.
Dat zij elkaar als zij in het aangezicht des doods
meoneii te staan hunne liefde belijden, het wordt
hun vergeven, maar dat zij biermede voortgaan
als van geen dood meer sprake is, dit is leelijk!
Het Tüdennotiv zoekt tevergeefs in deze leemte,
dit gebrek aan ernst in het gedrag van Tristan
en Isulde te voorzien. liet 'lodesmotw kan
nooit de verzoenende uitwerking op den toe
schouwer hebben, die alleen de uitvoering van
Tristan en Isolde's plan om door den dood een
einde aan hun misdadigen oingang te maken op
hem had kunnen hebben. Het zoekt ons wat zand
in de oogen te strooien, evenals dat verhaal van
de reeds bestaande liefde voor den drank wil
doen, doch iemand, die geen Wagneriaan is, blijft
toch zien, En waar ziet hij dan ernst bij dit
paar'/ Nergens....
Al deze venvrongenheid is het gevolg van
Wagner's transigeeren om zich ten allen tijde tegen
het verwijt van platheid te kunnen verdedigen
en om zijne personen ook bij looc'iening van de
liefdot-uitwerking van den drank nog ecnigszins
sympathiek te kunnen doen zijn, alles mot behoud
van het zinnelijk element, dat de liefdesdrank
hem aan de hand deed. In deze moeilijke taak
in alle opzichten bevredigend te voorzien, is hem
niet gelukt. Zonder liefdesuitwerking van den drank
is Tnstan en Ixolde's gedrag ergerlijk; met
liefdesuitwerking is hunne liefde van deu
platsten aard. Hun gedrag het minst ergerlijk
en hunne liefde het minst plat te doen
schijnen, is beurtelings Wagner's zorg. Daartoe
moet gelijktijdig de liefdesuitwerkhig erkend en
geloochend worden. Behalve uit al hetgeen ik
reeds opnoemde, blijkt de lieidesuitwcrking van
den drank ook nog onmiskenbaar uit eeii gezegde
van koning Marke op het laatst, die Tristan. den
Frcund, f'rei vou Schuld" noemt en uit het gezegde
van. IJntiifiiine, eveneens op 't'aafsv, die praat van
ibre lilir.de Schuld" die ze ge.Nuiint.'';beelt
doorJvoniiiff Jlarki' baar bedrog te vertellen. Hoe kon Marke
Tnsli/n z nder schuld noemen en Jiranyitiie van
hare schuld spreken, zoo de drank geen uitwer
king bad gehad'/ Maar ik wil hierover niet verder
uitwijden; de zaak is klaar, do licfdssuitwerking
van den drank is alleen met de letter, niet met
den geest te loochenen. Wagner had beter gedaan
met, den drank radicaal te schrappen en eene
andere historie te compoiieeren, maar nu moet hij
plat en onwaar worden.
Nog een kort woord over de plaats gehad heb
bende concerten. Er was eeu mooi concert van
Minnie Ilauck on Louis \Yolff, concertmcester van
het Concertgebouw-orkest, met medewerking van
dit laatste. Minnie Hauck deed zich ook in du
concertzaal als een eminente zangeres hennen, wier
uitspraak van bet Kransen slechts niet altijd volko
men was. Zij zong overigens met kolossaal, prach
tig getimbreerd geluid eu in een volmaakten stijl.
De beer Wolft' speelde hoogstverdienstelijk hot
A mol-concert van Yieuxtemps. Li de cantilene
j heeft hij zeer voel uitdrukking, docSi zijn
voorj dracht kon in 't algemeen nog iets groote r,
on! afhankelijker zijn. Zyu techniek is zeer belangrijk.
i In Miisis Sacrum werd niet onverdienstelijk inet
| pianobegeleiding Das Purcidics und die Per i van
| Sclmmann uitgevoerd. Solisten waren: de dames
i Reddinglus eu Wijgers (sopranen), eene onge
noemde alt, en de h h. Venverloo en van Diiynou
i (tenor en bariton). De heer Orelio zong als b
I néficiant in de lloll. Opera den Teil en bewees
opnieuw welk een hooggewaardeerd lid van dit
kunstinstituut de bezoekers ervan, door zijn en
zijner cc'ntgenoote om gezondheidsredenen ophan
den vertrek naar buitenslands, staan te verliezen.
In de Duitsche opera werd eene noviteit
arwcla van den heer Visser opgevoerd. Ik zal van
dit werk niets anders zeggen, dan dat bet in. i.
boter in de portefeuille ware blijven rusten. Het
kon het met moeite tot een succes d'estirne bren
gen. De opvoering was verdienstelijk.
,'J April vos BRINKEN FOCK.
W. II. NOLKXS. Do leer van den II.
Thomas van At/iiiiw over liet recht.
(Utrecht, 1800). Dissertatie 105 blz.
Dit boek is een anachronisme; een referaat
zonder woord van criüek; de cijns van een
gel loovig zoon ucr moederkerk aan PuuseHjkeu
j wenscb ; wetenschappelijk zouder waarde of
ge\ halte; voor de faculteit, die niet haar
eereforI muiier het beloonde eu bekroonde, getuigenis
i eener goedhartigheid zonder weerga.
Sedert Paus LeO' XIII in zijne Encyclica
«Aeterni Patris'' van l Aug. 1879 de beoefening