Historisch Archief 1877-1940
No. 668
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?groot mogelijk gewenscht worden ; maar de
eco-nomische eischen (o. B. ook de jaarlijksche uit
gaven) en de sociale eischen (o. a. ook de druk,
?die door den militairen dienstplicht op elk inge
zetene wordt gelegd), dringen er van hun kant
natuurlijk op aan om zekere grenzen niet te over
schrijden.
Resumeerende komt S. tot bet hesluit (blz.
26 en 27):
1°. dat van een nationaal standpunt de mo
gelijkheid moet verlangd worden, om in tijden
van gevaar te kunnen beschikken over alle in
den boezem der natie voorhandene krachten;
2°. dat van een sociaal standpunt moet
wor?den gevorderd een zoo gelijkmatig mogelijke ver
deeling van den op de leden der staatsgemeen
schap te leggen druk;
3°. dat van een economisch standpunt een
grens moet worden gesteld aan de te brengen
militaire offers (ten minste in tijd van vrede),
opdat er evenwicht bestaan zal tusschen die
offers en het daarmede beoogde doel;
4°. dat van het standpunt van den militair
als uitvoerder van den nationalen wil
aan al deze eischen slechts mag worden toege
geven, voor xooncr daardoor de deugdelijkheid
van het stelsel gewaarborgd blyve."
Verder wenscht S. voor de presente sterkte
van het leger op voet van vrede een zeker aan
tal pereenten van de geheele bevolking aan te
nemen, en dat cijfer vergelijkenderwijze met
andere rijken op omstreeks op l pet. of ruim
45.000 man te bepalen, fin 1888 bedroeg zij
volgens S. slechts O 04 pet. of ruim 28 000 man).
In Duitschland bedraagt die verhouding 1.1 pet.,
in Frankrijk 1.3 pet., in Belgiëbij de thans nog
van kracht zijnde wetten, die even dringend als
de onze herziening eischen, 0.8 pet. zegt S. De
Staatscommissie ging uit van het beginsel: »Wat
is het minimum (wij cursiveeren) der persoon
lijke en geldelijke lasten, die op het
Nederlandsche volk moeten gelegd worden, om niet te kort
te doen aan de eischen van 's land* verdediging."
Het woord minimum zouden wij daar liever
gemist hebben. Toch achten wij het beginsel
?om de ooHog'sterkte, die tot eene behoorlijke
verdediging noodig wordt geacht, als uitgangs
punt te nemen, doelmatiger dan om eene sterkte
van het leger op voet van vrede als basis vast
te stellen; zulks is wellicht praktischer, maar
schijnt ons minder logisch toe. De bepaling der
sterkte van het leger dat men in oorlogstijd
noodig acht, kan leiden tot een minimum sterkte
in vredestijd, die niet dalen mag beneden het
cijfer, dat eene voldoend krachtige kern levert
om de vereischte oorlogssterkte behoorlijk
geencadreerd te verkrijgen.
De hoofdzaak is toch, dat in tijd van oorlog
de geheele weerbare bevolking natuurlijk op
verschillende wijzen aan de verdediging der
onafhankelijkheid van den geboortegrond mede
werkt, en dat een zeker aantal der jongste lich
tingen volledig geiefenden, welke in die oefe
ningen ook voldoende onderhouden moeten
worden, ingelijfd bij de kern, die in vredestijd
steeds aanwezig is, een flink linie in eerste linie
(volgens S. veldleger, bezettingstroepen en
grensbataillons) vormen. Nu spreekt het van zelf, dat
hoe sterker die kern in vredestijd reeds is, des
te voordeeliger zal dit voor het gehalte van het
aangevulde geheel zijn; maar de vraag rijst ook,
wordt de fmancieele en persoonlijke druk niet
te groot als men steeds l pet. der geheele be
volking onder de wapenen heeft en is zulks
volstrekt noodig? Omtrent het verslag der Staats
commissie maakt S. verschillende belangrijke
opmerkingen.
Aan het leger in 1ste linie wenscht S. te ge
ven eene sterkte van 85.981 man, als: aan het
veldlegcr 49.777 (tegen 43.522 door de staats
commissie voorgesteld), aan het beuttingslegcr
30.950 mad (even groot als door de
staats-commissie voorgesteld) en aan 7 yrensbataillons een
sterkte van 5254 man.
S. is natuurlijke vóór persoonlijken dienstplicht
en acht in beginsel een &rjfV/sbelasting voor vrij
gestelden enz. wenschelijk en billijk. Alleen in
den uitersten nood wil hij mannelijk ingezetenen
jonger dan 20 en ouder dan 40 jaren oproepen.
Volgens zijn ontwerp worden in tijd van vrede
vrijgesteld : zij die kleiner zijn dan 1.55 M. (de
S C. spreekt van 1.00 M. en hoogstens 1.57 M.);
de liostwinner van een huisgezin en zij die min
stens 2 jaren gediend hebben. Ook wenscht S.
telkens voor-een jaar ook in tijd vaa oorlog o. a.
te ontheffen geestelijken.
De geheele duur van den dienstplicht wordt
door S. voorgesteld op 12 jaren, als :
a voor de volledig te oefenen :
jaar in de 1ste categorie (het leger 1ste linie).
2 jaar in de 2de categorie (bewakings- en
depóttroepen).
4 jaar in de 3de categorie (het leger in 2de
linie of delandweer). Hierop maken nitxondering,
de dienstplichtigen der grensbataillons, die on
middellijk na hun 2'A jarig verblijf in de 2de
categorie overgaan, en de dienstplichtigen van
den trein (ook de daarbij ingedeelde jaarklapsen
4?8 van de cavalerie), de torpedisten en de hos
pitaal soldaten welke 8 jaar bij de 1ste categorie
blijven.
b voor de verkort te oefenen :
O jaar in de 2de categorie (bij de depots der
infanterie van het leger in de 1ste linie) en
6 jaar in de 3de categorie (bij de
landweerdepots).
Na bovengenoemde 12 jaren wordt de controle
der dienstplichtigen nog b jaren aangehouden om
hen zoo noodig op te roepen.
De inlijving heeft plaats voor de bereden troe
pen en de grensbataillons in het begin van
October, voor de overigen in het begin van April.
Het verblijf onder de wapenen duurt voor
de volledig te oefenen: bij de cavalerie en
de bereden artillerie 2 jaren met herhalings
oefeningen, voor de grensbataillons 214 jaar
en voor de overige troepen l'.,'2 jaar met her
halingsoefeningen. Voor de verkort te ot-fenen
3 maanden. Door vergelijking zal men zien, dat
tusschen deze voorstellen van den schrijver en
die der Staats commissie (zie blz. 52 tot 55 van
dat verslag) nog al verschil bestaat; ons bs^tek
gedoogt evenwel niet hieromtrent in bijzonder
heden te treden.
Bovengenoemd geschrift, dat wij hier in het
kort bespraken, getuigt van veel zaakkennis en
van eene grondige studie van het behandelde
onderwerp. Het verdient gelezen en bestudeerd
te worden door allen, maar vooral door hen, die
over de nieuwe wet op den militairen dienstplicht
hebben te oordeelen. Hierdoor toch zullen, in
het belang van het vaderland en van het
Nederlandsche volk, waarschijnlijk nog nuttige wijzi
gingen kunnen worden gebracht in de bepalingen
dier wet, waarvan de aanbieding aan de beide
Kamers der Staten-Generaal binnen konen tijd
te verwachten is.
April 1890.
DE DANSKLASSEX IN DE
GROOT E OPERA.
(Slot)
Begrepen ?
Volkomen, mijnheer, volkomen.
Nu dan, op je plaats. De meester gaat
naar de piano, slaat een half dozijn accoorden
aan, pan, patapaa, patapan, pan pan. De pages
zijn op weg gegaan, hebben het tooueel overge
stapt, en gesalueerd, ieder op zijn manier.
Verkeerd, verkeerd, heel verkeerd. Over
doen, kinderen. Kom vlug, en met de hielen op
de vloer kleppen, dat het klinkt, hoor je meisjes?
Men moet een fermen tred hooren ! Een page is
geen knecht, que diable.'
Er wordt overgedaan, een beetje geregelder ,
maar bij het sa'.ueeren is alles weer in de w;ir.
De acteurs zijn bang zich te vergissen, zij
kijken allen in den spiegel en salueeren alleen
den spiegel.
Maar, tonnerrc, wat doe je dan toch ? De
jonge edelman moet gesalueerd worden, dames !
De »jonge edelman'' is in lachen uitgebarsten.
Stilte dan ! Zie je dan niet dat er tegen je
gesproken wordt, Mouret ?
De pages hebben, na het saluut, het hoofd
weer opgeheven ; hun rechterhanden zijn eenpa
rig naar hun voorhoofd gebracht, en hebben vlug
een cirkel om het hoofd beschreven. Die
kringbeweging duidt, in de beteekenisvolle taak van
den mime, den diadeem en bij uitbreiding den
persoon, die den diadeem draagt, den koning.
De rechterhanden dalen weer; zij wijzen heftig
op de bustetjes, en van daar weer heftig op den
jongen edelman ; dan worden ze, met en bene
vens de linkerhanden, op de lippen gelegd. Dat
beteekent in Neger-Engelsch?wy-u spreken;
in gewone taal: de koning heeft ons tot u ge
zonden om u te zeggen ....
Dat hij icil (een zeer gebiedend gebaar, den
rechterarm stokstijf naar den grond, de vingers
gesloten behalve de wijsvinger) ...
11 ?- (hetzelfde gebaar als hierboven)...
spreken (de armen sierlijk gerond, de vin
gers op de lippen).
Deze mededeeling brengt den jongen edelman
zichtbaar uit zijn humeur; hij geeft zich aan de
diepste wanhoop over. De wenkbrauwen worden
opgetrokken; de mond laat, wijd geopend, een
jammerlijken zucht ontsnappen, de mondhoeken
zakken, en terwijl de linkerarm strak wordt
omgewend en de linkerhand krampachtig naar ach
teren gebald, wordt de rechterhand opgeheven,
beschrijft een gracieusen boog en komt, zonder
geluid, het voorhoofd beuken. Stuiptrekkingen,
schokken. De jonge edelman kijkt naar den
spiegel en volgt er inet groote belangstelling al
de vervormingen van zijn gelaat.
Plotseling rijst hij weer in zijn volle lengte op,
maakt kunstig een demi tour, en staat dan juist
voor de pages. Zijn houding toont nu
triomfeerende, uitdagende energie! »Gij gaat
zeggen aan den koning dat ik iceiger
en dat ik hier blijf V souffieert[mijnheerHansen,
met bijzonderen nadruk op de woorden die door
gebaren moeten worden vertolkt.
En de jonge edelman steekt de hand uit naar
de pages (gij)', met een breeden zwaai laat hij
die hand smadelijk een grooten boog rechts om
schrijven, (gaat)', zijn beide armen ronden
zich en de tien vingers komen op de lippen te
recht, (zsyycn); zijn rechterhand trekt een
cirkel om zijn hoofd, (koning); zij
buigt zich naar de borst en slaat daarop (dat
il;); nu een groot gebaar, de rug recht, het hoofd
in den r.ek, een kort, afwijzend gebaar met de
rechterhand (weiger); pauze; de rechterarm
gaat dan weer omhoog, rondt zich op de hoogte
van den schouder, en valt als een bliksemstraal
neer, met den wijsvinger naar den grond (m
dat ik blijf); hoofdknik, luid gestamp met
den voet, (hier op deze plaats).
Dit krachtsvertoon heeft de vier pages met
verbijstering geslagen; zij salueeren weer, draaien
op hun hielen rond en spoeden zich weg. De
piano scandeert weer den marsch: pan, patapan,
patapar, pan, pan.
Maar de koning is niet tevreden, lang niet.
Het pan, patapan is nog aan den gang als de
pages weer terugkomen, en in het midden twee
rijen vormen. Boitm, hadnboi/ni, bom».' bromt
de piano in bastonen ; de koning ! gesticnleeren de
vier deerntjes, en Collet stapt met nuffig neusje,
ondeugend kopje en lichten tred binnen.
Sacrebleu! Collet, zoo is het volstrekt niet.
Je komt daar zoo jolig op; turlututu, turlututu!
waarom niet een mopje gezongen meteen!
Bedenk toch dat je de koning bent, dat het
volk zich voor je buigt. Een soeverein, dat is
iets majestueus; dat stapt binnen met langzame,
vaste schreden. Verbeeld je maar dat je koning
Lodewijk de Veertiende in eigen persoon bent, en
2de Jaargang*.
Schaakspel.
13 April 1890,
FRANSCHE PARTIJ,
gespeeld te Londen door de h.h.
Lord
Wit.
l e2 e4
2 (12 d4
3 bl c3
4 c4 X d5
5 fl d3
6 gl f3
7 0 0
8 h2 - h3
O c.3 e2
10 cl f4
11 e2 X f-l
12 f4 e2
13 e2 g3
14 fl el
15 c2 c4
1G -c4 X d5
17 f2 y g.3
Blackburne.
Zwart.
e7 eG
d7 do
f8 b4
eG X d5
g8 - f'G
b8 cG
O O
h7 hG
b4 dG
dG X f4
d8 dG
f8 e8
fG e4
f7 f5
cG e7
e-i X g^
dG x g3
Stand na den 19den zet van zwart.
ZWART
d 4
c.'i
f 3
cG x
gG x
eu
hG
h7
b7
h3
h4
f4
Stand na den 17den zet van zwart.
ZWART
JL
a
ii
' C
d e f
WIT
18 d3 b5
19 b5 X eS
f5 - f4
c8 X h3
20 e8
21 el X
22 dl
23 el X
24 g2 ><
25 al
2G si
27 g2 x
28 cl
2!) dl x
30 g3
!1 t'2
52 e8
53 f3
54 g8
55 c8
!G d4
57 d8
cG
3!) a8
40 f 8
41 f'2
42 c2 ~
d e
WIT
f7 j
e7 f
elf
gS X
l' 7 X
c7
dG
a8
f8
b7
17
e7
dG
g.'*
d5
f' 8
17
bG
43
44
45
4G
47
48
4!)
50
51
52
53
54
;>;>
5G
57
58
59
GO
r, l
G l h5
G 5
G G
G7
GS
G!)
70
71
f3
f4
e 5
g«
hG
cG
h7
b7
a7
b.4
h5
hG
a8 f
T
c3
c4
a3
a7
b5
c7
h7
hG
e8
g?
b7
bG f
bl
fl t
el t
eG
T
Wii
c8
c")
dl
e8 f
dS t
e'i t
di f
f8 f
f2
Cl)
f7
f 5
dG
(>5
d5
e5
f 7
cG
f'G
c 7
e7
f 7
e5
(15
e5
c7
f'G
c7
gG
- «17
f7
maken liefhebbers
pari ij. (iie meesterlijk gt
combinatien beeft aanlen
volgende partij verdiend
onzekere toestanden, waa:
lings verkeerden.
GEWON!
gespeeld door een paar
P. D.
Wit.
3 f l
c2
et
f3
c4
c3
dl c2
PARTIJ,
liefhebbers,
v. A.
Zwart.
e7 c5
b8 cG
d7 dG
gS f'G
c8 eG
de L.h.
d7 e7 f
e7 e2
f7 - e7
e2 x b2
b2 x a2
c7 _ f8
a7 a5
a2 b2
b2 - a2
a5 a4
al a3
a2 - g2 f
g2 - d2
f 8 - f7
f7 eG
(12 c2
c2 a2
cG f G
a,2 b2
f'G c5
b2 d2
e5 f5
(12 d8
f5 fG
(18 c8
fl! f' 7
c8 cG
i'7 e7
c7 f 7
opgegeven.
opmerkzaam op deze
ieeld is, en tot mooie
ling gegeven. Ook de
aandacht, om de vele
iu beide spelers
beurtcwees nobel, vooral nobel! Met waardigheid
treed je op dien rebel toe, en zegt hem met na
druk het volgende:
Hoe ? beide de armen wijd geopend;
Jij' -?en je wijst met de volkomenste
minachting op hem ;
tegenover mij.' met een handklopje op
de borst;
mij trotseeren f de andere hand in de
lucht, vol verbazing, dan laten neervallen en
beide vuisten ballen;
O.' de twee vuisten in de hoogte;
Geef me je degen af! Wijs op Mouret,
breng de hand aan den gordel, links, daar zit
de degen ; haal heftig dien degen uit.
? Wat ? Je weigert ? het hoofd in den nek,
de rechterhand op de borst slaand, de beide ar
men toornig uitgespreid.
Geef dien degen af, ik ciseh het! een
pas vooruit; de armen gebiedend uitgestrekt, nog
eens het gebaar van den gordel.
.?Jelui.' keer je naar de kleintjes.
Hem met de linkerhand aangewezen.
Neem den degen af' de rechterhand aan
de linkerzijde en trekken.
Gij, mijnheer, volg mij. Ga op weg en
wijs met een zwaai op Mouret en op de deur.
Om te sterven.' Het hoofd omhoog, met
de hand vlug langs den hals gestreken als om
hem af te houwen. Klaar ! in orde!
Nu jij, Mouret; kijk eens hier ? en de leeraar
drukt met zijn beide armen den rotting met zil
veren knop innig en radeloos aan zijn borst; dan
doet hij een grooten stap terug, buigt den linker
arm naar achteren, heft den ander, waarin de rot
ting is, omhoog, en steek deze in zijn volle lengte op,
terwijl zijn oogen verliefd er naar zien. Een laatste
omhelzing nog; een stuipachtig aan hel hart
drukken ; hij werpt zich op den wandelstok, kust
hem, en dan, dan eerst reikt hij hem met een
zucht van berusting aan den onwrikbaren kapi
tein der lijfgarde.
Welnu, Mouret, wat zeg je er van ?
Mouret bewondert oprecht; zij staat verstomd.
Nu het eind. Men grijpt je bij de kraag.
Je schudt verontwaardigd de hand af. Sterven,
dat gaat nog ! Maar geschandvlekt, dat nooit!
We zijn geen dief, sacrebleu! Laat, met een ge
baar, al die kerels naar den duivel loopen ; meer
verontwaardigd, meer verontwaardigd, morbleu!
Dan een gebaar met de hand, volgt me ' En
de armen over de borst gekruist, het hoofd om
hoog, verlaat je het tooneel als een held.
Mouret is leerzaam, en doet het over. Zij
kruist de armen, heft vlug het hoofd omhoog,
er valt een haarspeld en nu nog een, haar haren
hangen langs haar rug. Mouret let er niet op;
zij vertrekt met klinkende schreden, gevolgd door
de pages die trippelen en het uitgieren.
De piano accompagneert klagend : Malbrougli
s'en ra t'en gucrrc inironton
ntironton mirontaine. Mnlbrouyh s'en va
f en yiierrt' ; ne nais quand reeiendra.
VOOR DAMES.
Par/jiche modehmzen. - Menu's
vroeger en nu. JSntremets.
In een artikel van Ilugues Ie Roux komen
eenigo cijfers voor omtrent de zaken welke de
groote Parijsche modehuizen nog altijd maken.
L)e couturier die nog do gunst der Europoesche
hoven heeft behouden, de specialiteit der zware
kostbare presentatie-toiletten voor Londen, Berlijn
en Weetien, de rijke origineele toiletten voor de
aristocratie van het tweede keizerrijk, en, omdat hij
in de modo is. ook die van eenigc Amerikaansche
millionaircs, levert voor zes millioen klcedingstukken
per jaar af. De tweede, die beroemd is voor
straattoiletten, waar gratie, trischheid en goede smaak
hoofdvereischtc zijn, zetviermilluenom. Dan volgen
vier smaakvolle specialiteiten, maar wier stijl niet
zulk een cachet heeft, dat men met n oogopslag
hun robes herkennen kan; zij maken samen acht
millioen. Voorts is er n specialiteit voor
goedkoope clegance. schitterende toiletten, maar te
opzichtig voor de hoogste chic; hij levert voor drie
millioen af. Met twco millioen die liet eerste
huis in amazone- en reist oiletten van Engclsche
coupe maakt, en drie millioen voor den
kleerenleverancier der republikehische groote wereld,
verkrijgt men voor acht namen in de Parijsche
modewereld een totaal van 25 millioen 'sjaars.
In een aardig boekje Ma Cuisine, dezer dagen
bij Pion et Xourrit te Parijs verschenen, wijst de
schrijfster op de verandering die zelfs sedert het
begin dezer eeuw in de menu's en in den eet
lust heeft plaats gegrepen.
Ik herinner mij toch, dat bij mijne ouders op
do feestdagen het volgende werd opgedisclit; acht
hors d'oeucre. een of twee schotels visch, vier
KHtrt'cs, <lic vooruit op vier komfooren onder vier
deksels werden gereed gezet (hetgeen hun een
alleronaangenaamste!! vochtig lauwen smaak gaf)
dan een groot stuk warm gebraden vlecscli, ge
volgd door salade en sorbets van rhum of kirsch
als eind van het eerste gerecht.' liet tweede ge
recht bracht weer de vier komfooren. als dragers
van reïct't's of' entreinets. Aan do twee uiteinden
der tafel zag men groote schotels met sierlijk
opgemaakte koude spijzen, piïtc's, galantines, kreef
ten, voorts werden er twee groenten gepresenteerd,
een of twee zoete cntrcmets, ijs en dessert, alleen
dit laatste was minder overvloedig dan tegen
woordig."
.Men /at in uien tijd ook vier uren aan tafel,
hetgeen voor de twintig schotels ook niet teveel
was. Do tegenwoordige mode staat voor de groot
ste diners niet meer clan vijf kwartier, hoog-tens
anderhalf uur toe. Het aantal gerechten is met
iedere vijfjaar kleiner geworden; de gulste gast
heer /ou nu beven bij het denken aan de acht
e;i veertig entrees, die op do tafel van den prins
van Benevento verschenen en door Carêmo be
schreven worden.
Ook de groote gouden en zilveren milicux zijn
verdwenen. Een mand met bloemen, waarover
heen men zijn overbuurvrouw kan aanzien, heeft
do groote sitrtoiits vervangen; als de tafel wat
groot is. zet men drie of vijf bloemstukken.
Een andere en zeer belangrijke verandering