Historisch Archief 1877-1940
)OR NEDERLAND.
No. 669
kenfornuis aan te steken voor en aleer hij er
gewaest is om te vegen, en ook dat heerschap met
zijn zwarten knecht te vergeefs op zich laten
?wftchten.
"Een ongeschoren kleerkoop met een grauwen
zak onder den arm, kon op geen ongeschikter
oogenblik komen om over oud goed te onderhan
delen, maar hij wordt te woord gestaan, omdat
toch alles in de war is en overhoop ligt. Bij na
dere kennismrking valt de koopman geducht mee.
Hij blijkt heel anders te zijn dan zijn
vakgenooten, en is in tegenspraak met zijn smerig uiterlijk
in doen en laten eigenlijk een gentleman." Van
lang loven en bieden zegt hij niets te moeten
heboen, en nederig verzoekt hij of men zelf de
prijzen maar wil bepalen, die men gelieft te ont
vangen. Alles wat los en vast is wil hij koopen
tégen baar geld, dat hij in zijn broekzak laat ram
melen. Voor een aantal jassen en pantalons, dat
hem aangeboden wordt voor de ronde som van
tien gulden, kan hij nochtans tot zijn diep leed
wezen niemendal geven, omdat volgens zijn be
weren, naar dat artikel in den laatst en tijd hoe
genaamd geen vraag meer is. Alleen uit
belangeloozen ijver voor zijn vak betast liij de
kleedingstukken nauwkeurig eea voor een, om
ze" daarna telkens met verachting verre van zicli
op den grond te werpen. Benige paren bottincs,
die vervolgens ter tafel versclüjueu, vinden een
beter onthaal. De koopman biedt er maar eventjes
?vier glimmende rijksdaalders voor, terwijl hij zich
bereid toont om uit pure welwillendheid de jassen
en pantalons mede te nemen voor vijf en dertig
stuivers. Dit werkelijk royaal aanbod wordt gretig
en met erkentelijkheid aangenomen, het zooitje
kleedingstukken in den graauwen zak gestopt en
de vijf en dertig stuivers in klinkende munt neer
gelegd. Het schoeisel blijft voorloopig staan, na
dat de gentleman" uit beginsel nooit andermans
goed aanraakt, zonder het betaald te hebben, en
Lij ongelukkig geen geld genoeg bij zich heeft om
alles terstond af te doen. Hij zal zich thuis eerst
van tien gulden voorzien, en daarna de
sohoenenpafen komen halen. Naarmate het bij iederen dag
duidelijker wordt dat deze laatste afspraak totaal
in het vergeetboek geraakt is, daalt de dolle inge
nomenheid met den handelsman. De schoonmaak
ster, die toevallig alles afgeluisterd heeft, trekt
zijn partij en spreekt er schande van dat rijke
menschen die dagelijks hun brood en koffie hebben,
zoo scharrelen, iu plaats van de vodden aan minder
bedeelden present te doen. lu den grond zijns
harten moet men de schoonmaakster gelijk geven,
en is men al blijde als men door het gracieuselijk
in hare handen stellen van de zuur verdiende
f 1-75 haar goed humeur en zijne eigen gemoeds
rust terug gekocht hteft.
Hoewel nog ontzettend veel zeepsop vergoten
zal moeten worden, voordat de rust en vrede in de
Haagsehe veste voor goed zal wedergekeerd zijn,
zoo doen zich toch reeds teekencn voor, die duide
lijk wijzen op een naderend ontzet. De anemonen,
die nederige voorboden van den schitterenden
zomer, zijn reeds in grooten getale in het Bosch
vergaderd, terwijl de treinen voortdurend hyacinten,
in de opzichtigste uniformen, van buiten aanvoe
ren, om nog meer luister aan de plechtigheid bij
te zetten. Maar ook gezanten uit Italië, Frank
rijk en Spanje, in den vorm van camelias, rozen
en tulpen, zijn hier aangekomen en afgestapt aan
het Gebouw, dat tijdelijk tot bazar met restauratie,
.ook wel genaamd Fancy fair" ingericht is, alles
om te zorgen dat dezen zomer de zon ook voor
onze zieken en arme, zwakke kinderen schijnen zal.
De opbrengst van deze gewaande kennis zal name
lijk uitsluitend dienen tot stijviug van de kas der
VGravenhaagsche vacant ie koloniën. Neemt men
in aanmerking dat, liet bedienend personeel bij de
kraampjes en buffetten bestaat uit gravinnen, baron
nessen en freules, dan is het duidelijk dat de gou
verneur-generaal van genoemde koloniën over een
rnim batig slot zal kunnen beschikken, hetgeen
zeker een ieder van harte zal toejuichen.
Z.
Kunst en Letteren.
TOONEEL TE AMSTERDAM.
Salon des Varietés: Bodion RnxkolniJcoff.
Grand Théatre: Galeiboef en Edelman.
Daar zijn twee dingen mogelijk zei mijn
oude leeraar in do Duitsche taal en letteren
u leert Duitsch of u leert het niet."
met onnavolgbare waardigheid sprak: «Mijn
heer Leur, wanneer ge me nog een enkele
beleediging toevoegt, dan zal ik je bezittingen
in een stoof pakken, en kun je directement
vertrekken, a la Flor de Mimorsase!"
Intusschen werd de jongeheer Tinus Leur
geboren zóó gedoopt naar Treesjes vader,
9ie inmiddels gestorven was een
jongmensch met een gezichtje zoo rood alsof hij
voortdurend in zware benauwdheid zat, zon
der hoofdhaar en met twee verwonderde,
fletsblauwe
oogenEen jaar na de geboorte van Tinus kon
digde een tweede jeugdige Leur zijn komst
aan; maar deze scheen zooveel haast te heb
ben, dat hij twee maanden te vroeg verscheen
en zijn afscheid alweer had genomen, toen
»de juffrouw" juist verklaarde »dat ie percies
de zwarte oogies van z'n vader had."
Na dien tijd waren er geen erfgenamen meer
gekomen en Trees, hoewel ze veel van kin
deren hield, had gezegd: «Kinderen zijn een
zegen des Heeren, maar ze houen je de noppen
van de kleeren. Geen koeien, geen moeien;
we moeten de lamp al schuin genoeg houen,
om er te komen ; hoewel, daarom niet getreurd,
k la Flor de Mimorsase!"
Toch werd dit ménage a trois, al waren de
inkomsten ook niet meer dan juist toereikend,
weldra veranderd in een quartet.
De tweede moeder van Trees was na den
dood van haar man tot last van haar kin
deren vervallen, maar deze hadden bitter
weinig op gehad met dat legaat.
Met de jaren was de bijdehande en drif
tige vrouw van vroeger in een suffig oud
schepsel veranderd, dat gedwee, alles goedvond
wat men over haar besloot. De oude vrouw
werd eerst van het kastje naar den muur
gezonden en eindelijk was in een familieraad
Daar zyn nog twee andere dingen mogelijk: men
kent den roman van Dostoiewski Misdaad en Ver
gelding, of men kent dien niet.
Doch voor beido categorieën mijner lezers is het
vrijwel hetzelfde als zij in den Salon des Varietés
het drama Bodion Ruskolnikoff gaan zien, want
dit heeft eigenlijk al bitter weinig te maken met
den roman, waaraan het ontleend is.
Twee Fransche tooueelspelmakers hebben met
groote stappen een in hun moedertaal overgebracht
Russisch boek doorgeloopen en er een uittreksel
van gemaakt dat al heel weinig doet denken aan
meesterlijke teekening van karakters en toestan
den, aan een ongewone ontwikkeling van denk
beelden, en een zeldzame vertooning van
zedebeelden als waarvan in het werk van Dostoiewsky
sprake is.
Het lezen van het boek wekt een huivering,
het zien van het drama niet veel meer spanning
dan een der politie-vertooningen van het Grand
Theafre.
Rodion Raskolnikoff is in den Salon niet meer
dan een moordenaar, door een verdwaasde in
beelding tot zijn misdaad gebracht en door zijne
wroeging tot don dood. Hij had even goed een
Engelschman of een Griek kunnen zijn, en wie
den roman van Dostoiowsky las, zal weten, dat
de persoon van den naam in het boek voorko
mende geen ander dan een Rus kan zijn.
Doch, zooals ik zeide, men kan Rodion
Raskolnikoff beschouwen als geheel op zich zelven te
staan, en dan is het eeu knaphandig in elkander
gezet tooneolwerk. Het werd in het vorige jaar
in Parijs vertoond, en het is nu door den heer
W. C Royaards voor den Salon bewerkt.
Het slot onderging eenige verandering, want in
plaats dat de moordenaar Bodion nanr Siberi
verbannen wordt en dan vergezeld wordt van Sonia,
de gevallen vrouw, zoeken zij te zamon den dood
in de Newa, een slot, waarop de plaat, op het
aanplakbiljet, voorstellende de Levensmoeden, toe
passelijk is.
De heer Royaards vervult de titelrol op zeer
voldoende wijze. De jonge man, die door zijn
dwaalbegrip wordt gebracht tot den moord op de
woekeraarster, dan zijn daad voor zijne zuster en
de politie verbergen moet, eindelijk omdat hij een
mensch deelgenoot moot maken van zijn geheim,
zijn hart uitstort voor Sonia, en door de
bijgeloovige Russin wordt aangespoord om boete te
doen, wordt op eene manier weergegeven, die
waardcering verdient.
De heer Blaaser heeft een type gemaakt van
den dronken Marmf.ladoff. Zijne vrouw werd
voorgesteld door mej. Anna Beukers; ik moet
zeggen, dat ik niet van dio jonge dame verwacht
had dat zij zoo goed eeuo vrouw uit de volksklasse
kon weergeven. Zij scheen mij meer geschikt om
in JJosia voor de jonge weduwe, in Haar Zuster
voor de vrouw des huizes op te treden.
Do andere medespelcnden trokken niet in het
bijzonder de aandacht. Kr was ook weinig gele
genheid toe. Alleen deed mej. Spoor als Véra,
iu haar wit jakje en met haar loshangend haar,
mij eenigszins aan Sigrid Arnolilson als Migfl'm
denken; maar dit heeft noch met het drama, noch
met het spel iets te maken
Xaar mijne meening is uit den roman een
eenigszins flinke draak, maar toch een draak te
voorschijn gebracht.
In het Grand Théatre heeft men weer zoo iets
te pakken genomen.
Paul Cltambauil, Galeiboef en Edelman heet
het, groot drama in 7 tafereelen, naar het Fransch,
van ugène Malteaux.
Paul Chambaud is de vertrouwde van den ban
kier D'Avannea; hij doet in diens afwezigheid
zijne echtgenoote geweld aan en vervalscht zijne
boeken. I)'Avannes koert onverwacht terug, is
te edelmoedig om de misdaad op zijne vrouw to
verhalen, doch bezorgt Chambaud voor twintig
jaren een plaatsje in het bagno.
Na het verstrijken van dien tijd is do bankier
gestorven; er is een nieuwe Albert d'Aitannes,
die huwen zal met mcjonkvrouw Lncienne
Vallières. Chambaud is ontslagen, hectt de graaf
de Tresnay vermoord, zich van zijne papieren en
vijl ruülioen francs aan wissels meestor gemaakt,
en leeft onder dien adellijken naam. Hij ook
wenscht mej. de SaUières to huwen en besluit
Albert uit den weg to ruimen.
Na drie tafreelen beraadslagens en
samcnspan
besloten. om te zien of men haar niet in een
of ander gesticht geplaatst kon krijgen.
Ditplan brachtTre.es' goedhartigheid entrots
in opstand. »Zoo'n wecrloozc stakkert in een
gesticht?'t Was moer dan honteus, 't was een
rejeele smet voor de familie." En daarom zei
ze op een avond tot Havines toen er weer
over dat punt geredetwist was op min of
meer hakkelenden toon, omdat ze niet wist
hoe deze er over zou denkeu, »Leur, ik heb
zoo gedacht van avond of laat ik niet lie
gen, ik heb er eigenlijk al langer over ge
dacht: wat, zou je zeggen als wij nee,
laat me nou eerst uitspreken als wij,
al was 't maar een half jaar om te probeeren,
de oue ziel eens in huis namen ?"
Hannes had met een verwonderd gezicht
geantwoord : »Maar Trees, ben je dan
heelcmaal vergeten, hoe ze je vroeger behandeld
heit? Ze kon je wat beuken, hoor, zoo suf'als
ze dan nou wezen mag."
En Trees met eeu toegefelijken glimlach
om haar brecden mond: »Nou, ja, maar tóén
zou ik er ook niet van gesproken hebben.
Achteraf beschouwd moet 'n mensch nog blij
wezen, dat ie zelf zoo'n ongepolitoerd humeur
niet heb, want eeu iedereen krijgt toch'n aversie
van je. Maar je moet bekennen dat ze nou
toch zoo mak is als een kind. Nou, hoe is
het, zullen we of zullen we niet?"
Haar man in den grond even goedhar
tig als zij had een lange poos hoofdschud
dend zitten staren en eindelijk met de steel
van zijn pijp in zijn dichte krullebol krab
bend, had hij gezegd: =()ch, jij moet het eigen
lijk weten, Trees, de last er van draait
heelemaal voor jou op en wat het eten betreft,
nou, in der groei is ze niet meer; zoo'n uit
gedroogd rif zal zooveel wel niet eten."
»Pas beaucoup," sprak zijn vrouw, »Tinus
nens zal hij eindelyk zijn doel bereiken, heeft hij
reeds de dolk opgeheven als hij overvallen wordt
Dan hoort hij, dat hij bijna zijn zoon vermoord
zou hebben.
De justitie staat gereed hem, evenals zijn
medeplichfige te vatten; hij kiest den dood boven
de nieuwe gevangenisstraf en doorsteekt zich.
In zeven tafreelen dus anderhalven moord, een
zelfmoord, een diefstal van vijt millioen, enz. enz.
het Grand Théatre wordt zoo langzamerhand een
groote grnwelkamer. Het Panoptieum mag er
jaloersch van zijn.
De heer Veltman was natuurlijk weder de
gruweldader. Met onverstoorbare kalmte springt
hij met menschenlevens, pistolen en dolken om.
De heer Smith was de jonge Albert d'Avannes;
hij mag wel wat oppassen om niet te larmoycmt
te worden. De heer Verhagen gaf een mooie
. type van den ouden dokter JJumoulin, en de hoer
[ Jurgens speelde ongewoon goed voor Courtaud;
l vooral toen hij als livreiknecht optrad was zijn
spel te prijzen.
Mevrouw v. Beem vervulde de rol van het brave
kamoniertje Mariette.
Wat een kat," zei iemand uit het publiek.
Mevrouw Ellenbergcr oogstte toejuichingen als
Mevrouw d'Avannes, doch Mej. do Leur scheen
ahLucienne de Balhères niet veel hart voor haar
rol te hebben. Zij voldeed minder dan hare
toilerjes.
Veel van dergelijke stukken als Paul Chambaud
zullen de heeren Van Lier wel niet moer voor het
voetlicht in de Amstelstraat brengen.
Met l Mei toch treedt voor eene maand het
Rottere1 amsche tooneelgczelschap Haspels op.
Dan is er een groote vorhuispartij van anisten.
Men zal wel al de cornbinatiën en mutatiën in
de dagbladen gelezen hebben, dus wensc'u ik er
hier geen molding van te maken.
Er is veel nadeel verbonden aan dat reizen en
trekken der artisten, doch voor het publiek is het
niet onbelangrijk weder eens andere krachten te
loeren kennen, of bekende personen in een ander
milieu te zien optreden.
FR.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Ik wil beginnen met me de moeite te geven
even iets te antwoorden op het geschrijf van den
heer O., die iu het vorige Weekblad tegen me te
velde trekt.
. zegt dat iu Tristart mid 'holde de liefdes
drank een symbool is en geen spunjicum tot op
wekking van dierlijke drift. Iets vroeger ver
zekert O. dat de drank geen ajihroiüswcuiii is. Dit
allus klinkt buitengewoon geleerd. Mum1 het is
toch onwaar. Onwaar omdat een symbool iel s
abstracts niet .tegelijkertijd iets reëels kan zijn,
zooals de drank, dien Tristan cu Inoli/e voor
doodsdrank drinken. Deze practische beteekenis kan
alleen een echte drank hebuen. Onwaar, om
dat dan Bru'igan.fs belijden van hare blinde
Schuld" (Br/iiif/diie heeft, zooals men weet, den drank
bereid, dien ieder ander dan . zulk een noodlot
tige uitwerking toeschrijft) aan het, slot onzin
wordt, en eveneens het ge/egde van Koning Jft>r/ce,
die na deze onthulling van Jinuigaiu.', welke het
gedrag van Trislan cu Isolde juist vergefelijk maakt,
Triftiin ,1'rei vou Schuld" noemt. Voor al deze
personen is de drank dus mér dan een symbool,
maar zeer bepaalde folgciischwcrc" rtnliU'it! Wat
in hot stuk zelf realiteit is, zouden dat de
toeschouwers' als symboliek moeten opvatten '!
Welk een dwaasheid ! U'cik eeu top, die niet
deze dwaasheid mij op vergissingen" deukt te wij
zen, ,waarvan de herroeping (die O. verwacht, dat
na le/.ing van die dwaasheid onmiddellijk zul
plaats hebben!) voor liet prestige van deu criticus
uoodelijk is"! Welk eeu pedanterie, die altijd
slechts van ongenoemdeu als O. kan uitgaan!
Want welke argumenten vindt uien in het stuk
van O.? (jecne. liet zijn niets dan aanhalingen,
die met de zaak niets uitstaande hebben, en uit
vallen, die evenmin wat bewijzen. Wat, bewijst
b. v. tegen mijne critiek, dat, Sdicrr Gottfricd von
Strassimrg een groot dichter vindt:1 "Was de laat
ste tusscheu 9 haakjes daarom zoo g-root, omdat
hij den (jcschmacko seiner Zcit die .Fiuriuimung
macht'' enz. Foei, iemand, een schrijver, een
dichter, die zich naar deu smaak van het publiek
richt!
en /ij kunnen maar voor n meetellen, en
zoo blijven we dus toch muur mei zijn drietjes.
(J'est tres bicn, comme t;ti. Ze zeggen dat
het geluk geeft als je een ouwe halve zool
vindt, wat moet het dan wel geven als je twee
ouwe zolen en een ouwe douarière op den
koop toe krijgt, a, la T lor de Mimorsase!'' en
Trees gaf' zich zelf van louter pret een klin
kende slag op de knie.
Zóó kwam de oude vrouw Reeling bij haar
stiefdochtcr in huis en zoo ze al geen fortuin
aanbracht, ongeluk bracht ze evenmin mee.
Tinus bleef gezond en spande zijn jeugdige
krachten in op de armenschool, Hannes dronk
bijna in 't geheel niet meer en had op de
fabriek een kleine verhooging gekregen, ter
wijl Trees sinds een paar jaar een
wekelijksche schoonmaakdienst bezat bij een jong
mcvrouwtje, «dat zich compleet verveelde van
louter re.jaalheid", zopals de schoonmaakster
eens tot baar man zei.
Weelde kwam er niet in de familie Leur,
maar hut opgewekte, tevreden humeur der
vrouw deed alles rui meren beter schijnen dan
het was. De Zondag werd altijd een bijzondere
feestdag, dan kreeg" Leur zijn borreltje men
moest raissenabel zijn met een man. zei Trees
en kwam er 's middags vleesch op tafel
In de volkrijkc buurt, waar Flor de Mimor
sase woonde, kwam Zatcruugsavonds een koop
man met een handkar vol nuchter
sohapeiivlccseh. Met niet onfatsoenlijk, min of meer
brauwend accent galmde dan zijn roep door de
straten: ->(), o, o, wat heb ik weer lekkere bouten
van avond, wat zijn ze weer malsch en vc-rsch !
Als je nu geen geld had, heeren, dan zou je
er toch een pandje voor makcn,_ want zoo
heerrr-lijk als nu, heb je ze nog nooit geproefd.
Allo, huismoeders, nu kun je je mannen
trakteè-ren!" Gewoonlijk werd zulk een speech
Dit puikje van alle groote dichters durfde dau
toch niet das Kind beim Namen nennen", wat O.
later terecht als een criterium van verhevenheid
boven het Pöbel'1 doet, uitkomen. Maar genoeg
vau al dit inkousekwent gebazel. Nog slechts dit.
Ik zal iu het vervolg slechts antwoorden op vol
uit onderteekende oritiek op mijn critiek. Al te
ongevaarlijk en gemakkelijk inderdaad zijn die
aanvallen van ongenoemdeu, die kunnen neerklad
den alles wat hun iu hot hoofd komt, zonder
vrees voor hun prestige", daar aan het prestige
vau een letter of ecu cijfer zooals O natuurlijk
niets te bederven valt. Tot slot van deze inlei
ding nog een vermakelijk staaltje van
Wagneriaanschen bombast, zooals ik dit vind in ecu mij
toegezonden nummer van Ds Portefeuille (waarvoor
aan den afzender dauk; ik heb er inderdaad har
telijk om gelachen!). Het heet iu dit nummer:
Het is toch sedert cenigeii tijd te lezen, dat de
werken van liichard Wagiicr op eeu brutale
mauier worden aangevallen. ' liichard Wagncr, hij de
Titan, de Koning, de ontdekker vau machten en.
krachten, tot nogtoc voor ons een geheim. Hij
de gladiator, die met zijn renxengevocl de
verplctturcndsle indrukken teweegbrengt. W'aiï'ner's
hemelfanl'ares 011 bomdoiidcreiid- bïaakgescïialmei
wordt aangevallen; hij, de vixioenair die als met
zonuevlammen het verbeelden zijner hoorders illumi
neert; hij, die als een dnizeiidknnstenaar van nitSions
hoogte de eeuwen dio waren met zijn Titanstem
doet herleven, en ons als slaapwandelaars meevoert
om te leven 'u leveu zoo immens vol, dat 't ge
moed 'u snik cu 'n lach van het lijf stoot; hij,
die als een zou hoog e;i ver van het dagelijks
schoengeslot' ons warmte geeft, om dau vau uit lint,
lichtJaiid zijner sfeer zijn posauueu te hooren aanheffen,
uu ceiis met zwateleud gesuis en dicpvolle
gemocdsmelodieën, dan weer met majestueus krach
tige org'claceoorden, opbruisend gelijk rythniicsch
zich bewegende storingcluidcii tot ecu climax van
geweldigen donder; hij Waguer, wordt aangevallen.
Fu door wie'? Door iemand die laag' staat, geen
groote ziel heeft: door iemand die geen ooren
heeft voor de gouden wonderverhalen vau een
zanger, een ziener, een heros dio als profeet ver
rijzend plots een stomp dagelijks gordijn vau ons
zien en voelen oplicht,en laaiende ziclsgcheimcuissen
voor ons geestelijk zijn laat opleven. O! als de
heer v. l!. F. bedeeld was met ecu sprankje
tamboermajoorshooriihlazersgcvoel, dau zou hij
knielen voor de gunst VVa^uer's seboi npoctser
te nullen zijn," enz. (ieiukkig voor me, dat ik
dit sprankje tainbocrmajoorshoornblazersgevoel"
maar mis, daar het, ambt van schornpoetser"
mij slechts matig aaulaeht'.
Maar laten \ve ons nu weer met wat verstaudigs
bcziu; houden. De vorig» keer beloofde ik
liet, zij mij vergund hier de beoordecling te laten
volgen, die ik in Do Amsterdammer Dagblad voor
Nederland" vau dit werk gaf.
De hool'dvenliensten van dit werk, getiteld Aan
mijn vaderland' schijnen mij te bestaan in een
werkelijk uitmuntende instrumentatie, mér dan
iu eeu belangrijken inhoud. Ik blijf bij den indruk,
dien ik verleden jaar van liet werk door zijne
eerste ,'j deeleu ontving, u.l. dat het te veel uit
fragmenten bestaat, die niet tot n geheel ziju
verwerkt. Den kolossuleu vorm van dit, werk, dat,
een geheeld! avond in beslag neemt, heeft de
componist niet wel. n te beboerseheii. Daarenboven
ontbreekt, mij het rechte leven in het werk. Het
schijnt n eindeloos Andante; rythmisdie kracht
vind meu er in 't geheel niet iu. Het. bizarre ver
ken voornamelijk met. het, hoofdmotief vau het 2<;
deel (?Op liet land") heeft me vooral iu dit werk
gespeten. Het wild door elkaar heen gebruiken
vau verschillende gehoorde motieven (waarvan ik
eigenlijk alleen het'allereerste karakteristiek vind)
kan volstrekt niet voor een gezonde thematische.
bewerking gelden ....
Als verreweg het interessantste deel blijf ik
noemen het begin van het Ie : lu Ncerlauds
wouden" u.l. tot, en met het crrste orgelpunt op
f. Van hier af komt het niet meer tot, recht, leven.
Wel krijgt men later nog een veelbelovende!! cli
max, eveneens op f als orgelpunt, die weer naar
het hoofdmotief voert, doch het slot van dit deel
verloopt in het, zand en /onder de uitbarsting vau
kracht, die alleen dit deel als geheel had kunnen
begeleid door een roffel op de kar met, n
tier nuchtere bouten.
Trees nam ook wel eens van dit vleesch,
omdat ze voor hetzelfde geld er veel meer van
kreeg, dan van gewoon vleesch bij den slager,
Leur maakte er dan Zaterdagsavonds met
eenige houten pennen en veel dun touw een
schijt' van, die, volgens getuigenis van allen
die het zagen, nvei zóó yau den slager had
kunnen komen" en dikwijls hoewel iederen
dag kleiner wordend tot midden iu de week
haar bestaan wist uit te strekken.
liet eenige inconvenicnt dat dit vleesch had,
was, dat er niet bijzonder veel kracht in zat
en dat het, bij tamelijk groote hoeveelheden
gebruikt, dezelfde werking deed, als het
een of ander sterk laxeerend middel.
Kalm gleden de jaren voort in blijmoedige
werkzaamheid. Over de zwarte krullebol van
Hannes scheen de tijd een schraal laagje wit
poeder te hebben gestrooid en doordegeelblonde
haren van Trees liepen zilveren draden heen.
De oude grootmoeder die, zooals haav
stieldochter wel voorzien had, voor goed gebleven
was werd dagelijks hulpbehoevcnder^tenvyl
Tinus al een heelc jongen werd, die zijn
moeder 's avonds kwam afhalen van haar
werkhuis.
Bom?, als het wachten op straat hem begon
te vervelen, gluurde hij door de ramen van
het sousterrain of schelde hél zacht aan.
Dan kwam zijn moeder naar voren haar
luide stem lachend weerklinkend in de hooge
rnannercw gang een boterham ouder de
tip van haar boezelaar, gereed om mee te
"aan, of wel, hij kreeg de boodschap: »liuus
m'n jongen, zeg aan uws papa, dat mevrouw
uw moeder nog niet gereed is met hare bezig
heden, maar dat ze zich bienlót zal retireeren.