De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 20 april pagina 2

20 april 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

)OR NEDERLAND. No. 669 kenfornuis aan te steken voor en aleer hij er gewaest is om te vegen, en ook dat heerschap met zijn zwarten knecht te vergeefs op zich laten ?wftchten. "Een ongeschoren kleerkoop met een grauwen zak onder den arm, kon op geen ongeschikter oogenblik komen om over oud goed te onderhan delen, maar hij wordt te woord gestaan, omdat toch alles in de war is en overhoop ligt. Bij na dere kennismrking valt de koopman geducht mee. Hij blijkt heel anders te zijn dan zijn vakgenooten, en is in tegenspraak met zijn smerig uiterlijk in doen en laten eigenlijk een gentleman." Van lang loven en bieden zegt hij niets te moeten heboen, en nederig verzoekt hij of men zelf de prijzen maar wil bepalen, die men gelieft te ont vangen. Alles wat los en vast is wil hij koopen tégen baar geld, dat hij in zijn broekzak laat ram melen. Voor een aantal jassen en pantalons, dat hem aangeboden wordt voor de ronde som van tien gulden, kan hij nochtans tot zijn diep leed wezen niemendal geven, omdat volgens zijn be weren, naar dat artikel in den laatst en tijd hoe genaamd geen vraag meer is. Alleen uit belangeloozen ijver voor zijn vak betast liij de kleedingstukken nauwkeurig eea voor een, om ze" daarna telkens met verachting verre van zicli op den grond te werpen. Benige paren bottincs, die vervolgens ter tafel versclüjueu, vinden een beter onthaal. De koopman biedt er maar eventjes ?vier glimmende rijksdaalders voor, terwijl hij zich bereid toont om uit pure welwillendheid de jassen en pantalons mede te nemen voor vijf en dertig stuivers. Dit werkelijk royaal aanbod wordt gretig en met erkentelijkheid aangenomen, het zooitje kleedingstukken in den graauwen zak gestopt en de vijf en dertig stuivers in klinkende munt neer gelegd. Het schoeisel blijft voorloopig staan, na dat de gentleman" uit beginsel nooit andermans goed aanraakt, zonder het betaald te hebben, en Lij ongelukkig geen geld genoeg bij zich heeft om alles terstond af te doen. Hij zal zich thuis eerst van tien gulden voorzien, en daarna de sohoenenpafen komen halen. Naarmate het bij iederen dag duidelijker wordt dat deze laatste afspraak totaal in het vergeetboek geraakt is, daalt de dolle inge nomenheid met den handelsman. De schoonmaak ster, die toevallig alles afgeluisterd heeft, trekt zijn partij en spreekt er schande van dat rijke menschen die dagelijks hun brood en koffie hebben, zoo scharrelen, iu plaats van de vodden aan minder bedeelden present te doen. lu den grond zijns harten moet men de schoonmaakster gelijk geven, en is men al blijde als men door het gracieuselijk in hare handen stellen van de zuur verdiende f 1-75 haar goed humeur en zijne eigen gemoeds rust terug gekocht hteft. Hoewel nog ontzettend veel zeepsop vergoten zal moeten worden, voordat de rust en vrede in de Haagsehe veste voor goed zal wedergekeerd zijn, zoo doen zich toch reeds teekencn voor, die duide lijk wijzen op een naderend ontzet. De anemonen, die nederige voorboden van den schitterenden zomer, zijn reeds in grooten getale in het Bosch vergaderd, terwijl de treinen voortdurend hyacinten, in de opzichtigste uniformen, van buiten aanvoe ren, om nog meer luister aan de plechtigheid bij te zetten. Maar ook gezanten uit Italië, Frank rijk en Spanje, in den vorm van camelias, rozen en tulpen, zijn hier aangekomen en afgestapt aan het Gebouw, dat tijdelijk tot bazar met restauratie, .ook wel genaamd Fancy fair" ingericht is, alles om te zorgen dat dezen zomer de zon ook voor onze zieken en arme, zwakke kinderen schijnen zal. De opbrengst van deze gewaande kennis zal name lijk uitsluitend dienen tot stijviug van de kas der VGravenhaagsche vacant ie koloniën. Neemt men in aanmerking dat, liet bedienend personeel bij de kraampjes en buffetten bestaat uit gravinnen, baron nessen en freules, dan is het duidelijk dat de gou verneur-generaal van genoemde koloniën over een rnim batig slot zal kunnen beschikken, hetgeen zeker een ieder van harte zal toejuichen. Z. Kunst en Letteren. TOONEEL TE AMSTERDAM. Salon des Varietés: Bodion RnxkolniJcoff. Grand Théatre: Galeiboef en Edelman. Daar zijn twee dingen mogelijk zei mijn oude leeraar in do Duitsche taal en letteren u leert Duitsch of u leert het niet." met onnavolgbare waardigheid sprak: «Mijn heer Leur, wanneer ge me nog een enkele beleediging toevoegt, dan zal ik je bezittingen in een stoof pakken, en kun je directement vertrekken, a la Flor de Mimorsase!" Intusschen werd de jongeheer Tinus Leur geboren zóó gedoopt naar Treesjes vader, 9ie inmiddels gestorven was een jongmensch met een gezichtje zoo rood alsof hij voortdurend in zware benauwdheid zat, zon der hoofdhaar en met twee verwonderde, fletsblauwe oogenEen jaar na de geboorte van Tinus kon digde een tweede jeugdige Leur zijn komst aan; maar deze scheen zooveel haast te heb ben, dat hij twee maanden te vroeg verscheen en zijn afscheid alweer had genomen, toen »de juffrouw" juist verklaarde »dat ie percies de zwarte oogies van z'n vader had." Na dien tijd waren er geen erfgenamen meer gekomen en Trees, hoewel ze veel van kin deren hield, had gezegd: «Kinderen zijn een zegen des Heeren, maar ze houen je de noppen van de kleeren. Geen koeien, geen moeien; we moeten de lamp al schuin genoeg houen, om er te komen ; hoewel, daarom niet getreurd, k la Flor de Mimorsase!" Toch werd dit ménage a trois, al waren de inkomsten ook niet meer dan juist toereikend, weldra veranderd in een quartet. De tweede moeder van Trees was na den dood van haar man tot last van haar kin deren vervallen, maar deze hadden bitter weinig op gehad met dat legaat. Met de jaren was de bijdehande en drif tige vrouw van vroeger in een suffig oud schepsel veranderd, dat gedwee, alles goedvond wat men over haar besloot. De oude vrouw werd eerst van het kastje naar den muur gezonden en eindelijk was in een familieraad Daar zyn nog twee andere dingen mogelijk: men kent den roman van Dostoiewski Misdaad en Ver gelding, of men kent dien niet. Doch voor beido categorieën mijner lezers is het vrijwel hetzelfde als zij in den Salon des Varietés het drama Bodion Ruskolnikoff gaan zien, want dit heeft eigenlijk al bitter weinig te maken met den roman, waaraan het ontleend is. Twee Fransche tooueelspelmakers hebben met groote stappen een in hun moedertaal overgebracht Russisch boek doorgeloopen en er een uittreksel van gemaakt dat al heel weinig doet denken aan meesterlijke teekening van karakters en toestan den, aan een ongewone ontwikkeling van denk beelden, en een zeldzame vertooning van zedebeelden als waarvan in het werk van Dostoiewsky sprake is. Het lezen van het boek wekt een huivering, het zien van het drama niet veel meer spanning dan een der politie-vertooningen van het Grand Theafre. Rodion Raskolnikoff is in den Salon niet meer dan een moordenaar, door een verdwaasde in beelding tot zijn misdaad gebracht en door zijne wroeging tot don dood. Hij had even goed een Engelschman of een Griek kunnen zijn, en wie den roman van Dostoiowsky las, zal weten, dat de persoon van den naam in het boek voorko mende geen ander dan een Rus kan zijn. Doch, zooals ik zeide, men kan Rodion Raskolnikoff beschouwen als geheel op zich zelven te staan, en dan is het eeu knaphandig in elkander gezet tooneolwerk. Het werd in het vorige jaar in Parijs vertoond, en het is nu door den heer W. C Royaards voor den Salon bewerkt. Het slot onderging eenige verandering, want in plaats dat de moordenaar Bodion nanr Siberi verbannen wordt en dan vergezeld wordt van Sonia, de gevallen vrouw, zoeken zij te zamon den dood in de Newa, een slot, waarop de plaat, op het aanplakbiljet, voorstellende de Levensmoeden, toe passelijk is. De heer Royaards vervult de titelrol op zeer voldoende wijze. De jonge man, die door zijn dwaalbegrip wordt gebracht tot den moord op de woekeraarster, dan zijn daad voor zijne zuster en de politie verbergen moet, eindelijk omdat hij een mensch deelgenoot moot maken van zijn geheim, zijn hart uitstort voor Sonia, en door de bijgeloovige Russin wordt aangespoord om boete te doen, wordt op eene manier weergegeven, die waardcering verdient. De heer Blaaser heeft een type gemaakt van den dronken Marmf.ladoff. Zijne vrouw werd voorgesteld door mej. Anna Beukers; ik moet zeggen, dat ik niet van dio jonge dame verwacht had dat zij zoo goed eeuo vrouw uit de volksklasse kon weergeven. Zij scheen mij meer geschikt om in JJosia voor de jonge weduwe, in Haar Zuster voor de vrouw des huizes op te treden. Do andere medespelcnden trokken niet in het bijzonder de aandacht. Kr was ook weinig gele genheid toe. Alleen deed mej. Spoor als Véra, iu haar wit jakje en met haar loshangend haar, mij eenigszins aan Sigrid Arnolilson als Migfl'm denken; maar dit heeft noch met het drama, noch met het spel iets te maken Xaar mijne meening is uit den roman een eenigszins flinke draak, maar toch een draak te voorschijn gebracht. In het Grand Théatre heeft men weer zoo iets te pakken genomen. Paul Cltambauil, Galeiboef en Edelman heet het, groot drama in 7 tafereelen, naar het Fransch, van ugène Malteaux. Paul Chambaud is de vertrouwde van den ban kier D'Avannea; hij doet in diens afwezigheid zijne echtgenoote geweld aan en vervalscht zijne boeken. I)'Avannes koert onverwacht terug, is te edelmoedig om de misdaad op zijne vrouw to verhalen, doch bezorgt Chambaud voor twintig jaren een plaatsje in het bagno. Na het verstrijken van dien tijd is do bankier gestorven; er is een nieuwe Albert d'Aitannes, die huwen zal met mcjonkvrouw Lncienne Vallières. Chambaud is ontslagen, hectt de graaf de Tresnay vermoord, zich van zijne papieren en vijl ruülioen francs aan wissels meestor gemaakt, en leeft onder dien adellijken naam. Hij ook wenscht mej. de SaUières to huwen en besluit Albert uit den weg to ruimen. Na drie tafreelen beraadslagens en samcnspan besloten. om te zien of men haar niet in een of ander gesticht geplaatst kon krijgen. Ditplan brachtTre.es' goedhartigheid entrots in opstand. »Zoo'n wecrloozc stakkert in een gesticht?'t Was moer dan honteus, 't was een rejeele smet voor de familie." En daarom zei ze op een avond tot Havines toen er weer over dat punt geredetwist was op min of meer hakkelenden toon, omdat ze niet wist hoe deze er over zou denkeu, »Leur, ik heb zoo gedacht van avond of laat ik niet lie gen, ik heb er eigenlijk al langer over ge dacht: wat, zou je zeggen als wij nee, laat me nou eerst uitspreken als wij, al was 't maar een half jaar om te probeeren, de oue ziel eens in huis namen ?" Hannes had met een verwonderd gezicht geantwoord : »Maar Trees, ben je dan heelcmaal vergeten, hoe ze je vroeger behandeld heit? Ze kon je wat beuken, hoor, zoo suf'als ze dan nou wezen mag." En Trees met eeu toegefelijken glimlach om haar brecden mond: »Nou, ja, maar tóén zou ik er ook niet van gesproken hebben. Achteraf beschouwd moet 'n mensch nog blij wezen, dat ie zelf zoo'n ongepolitoerd humeur niet heb, want eeu iedereen krijgt toch'n aversie van je. Maar je moet bekennen dat ze nou toch zoo mak is als een kind. Nou, hoe is het, zullen we of zullen we niet?" Haar man in den grond even goedhar tig als zij had een lange poos hoofdschud dend zitten staren en eindelijk met de steel van zijn pijp in zijn dichte krullebol krab bend, had hij gezegd: =()ch, jij moet het eigen lijk weten, Trees, de last er van draait heelemaal voor jou op en wat het eten betreft, nou, in der groei is ze niet meer; zoo'n uit gedroogd rif zal zooveel wel niet eten." »Pas beaucoup," sprak zijn vrouw, »Tinus nens zal hij eindelyk zijn doel bereiken, heeft hij reeds de dolk opgeheven als hij overvallen wordt Dan hoort hij, dat hij bijna zijn zoon vermoord zou hebben. De justitie staat gereed hem, evenals zijn medeplichfige te vatten; hij kiest den dood boven de nieuwe gevangenisstraf en doorsteekt zich. In zeven tafreelen dus anderhalven moord, een zelfmoord, een diefstal van vijt millioen, enz. enz. het Grand Théatre wordt zoo langzamerhand een groote grnwelkamer. Het Panoptieum mag er jaloersch van zijn. De heer Veltman was natuurlijk weder de gruweldader. Met onverstoorbare kalmte springt hij met menschenlevens, pistolen en dolken om. De heer Smith was de jonge Albert d'Avannes; hij mag wel wat oppassen om niet te larmoycmt te worden. De heer Verhagen gaf een mooie . type van den ouden dokter JJumoulin, en de hoer [ Jurgens speelde ongewoon goed voor Courtaud; l vooral toen hij als livreiknecht optrad was zijn spel te prijzen. Mevrouw v. Beem vervulde de rol van het brave kamoniertje Mariette. Wat een kat," zei iemand uit het publiek. Mevrouw Ellenbergcr oogstte toejuichingen als Mevrouw d'Avannes, doch Mej. do Leur scheen ahLucienne de Balhères niet veel hart voor haar rol te hebben. Zij voldeed minder dan hare toilerjes. Veel van dergelijke stukken als Paul Chambaud zullen de heeren Van Lier wel niet moer voor het voetlicht in de Amstelstraat brengen. Met l Mei toch treedt voor eene maand het Rottere1 amsche tooneelgczelschap Haspels op. Dan is er een groote vorhuispartij van anisten. Men zal wel al de cornbinatiën en mutatiën in de dagbladen gelezen hebben, dus wensc'u ik er hier geen molding van te maken. Er is veel nadeel verbonden aan dat reizen en trekken der artisten, doch voor het publiek is het niet onbelangrijk weder eens andere krachten te loeren kennen, of bekende personen in een ander milieu te zien optreden. FR. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Ik wil beginnen met me de moeite te geven even iets te antwoorden op het geschrijf van den heer O., die iu het vorige Weekblad tegen me te velde trekt. . zegt dat iu Tristart mid 'holde de liefdes drank een symbool is en geen spunjicum tot op wekking van dierlijke drift. Iets vroeger ver zekert O. dat de drank geen ajihroiüswcuiii is. Dit allus klinkt buitengewoon geleerd. Mum1 het is toch onwaar. Onwaar omdat een symbool iel s abstracts niet .tegelijkertijd iets reëels kan zijn, zooals de drank, dien Tristan cu Inoli/e voor doodsdrank drinken. Deze practische beteekenis kan alleen een echte drank hebuen. Onwaar, om dat dan Bru'igan.fs belijden van hare blinde Schuld" (Br/iiif/diie heeft, zooals men weet, den drank bereid, dien ieder ander dan . zulk een noodlot tige uitwerking toeschrijft) aan het, slot onzin wordt, en eveneens het ge/egde van Koning Jft>r/ce, die na deze onthulling van Jinuigaiu.', welke het gedrag van Trislan cu Isolde juist vergefelijk maakt, Triftiin ,1'rei vou Schuld" noemt. Voor al deze personen is de drank dus mér dan een symbool, maar zeer bepaalde folgciischwcrc" rtnliU'it! Wat in hot stuk zelf realiteit is, zouden dat de toeschouwers' als symboliek moeten opvatten '! Welk een dwaasheid ! U'cik eeu top, die niet deze dwaasheid mij op vergissingen" deukt te wij zen, ,waarvan de herroeping (die O. verwacht, dat na le/.ing van die dwaasheid onmiddellijk zul plaats hebben!) voor liet prestige van deu criticus uoodelijk is"! Welk eeu pedanterie, die altijd slechts van ongenoemdeu als O. kan uitgaan! Want welke argumenten vindt uien in het stuk van O.? (jecne. liet zijn niets dan aanhalingen, die met de zaak niets uitstaande hebben, en uit vallen, die evenmin wat bewijzen. Wat, bewijst b. v. tegen mijne critiek, dat, Sdicrr Gottfricd von Strassimrg een groot dichter vindt:1 "Was de laat ste tusscheu 9 haakjes daarom zoo g-root, omdat hij den (jcschmacko seiner Zcit die .Fiuriuimung macht'' enz. Foei, iemand, een schrijver, een dichter, die zich naar deu smaak van het publiek richt! en /ij kunnen maar voor n meetellen, en zoo blijven we dus toch muur mei zijn drietjes. (J'est tres bicn, comme t;ti. Ze zeggen dat het geluk geeft als je een ouwe halve zool vindt, wat moet het dan wel geven als je twee ouwe zolen en een ouwe douarière op den koop toe krijgt, a, la T lor de Mimorsase!'' en Trees gaf' zich zelf van louter pret een klin kende slag op de knie. Zóó kwam de oude vrouw Reeling bij haar stiefdochtcr in huis en zoo ze al geen fortuin aanbracht, ongeluk bracht ze evenmin mee. Tinus bleef gezond en spande zijn jeugdige krachten in op de armenschool, Hannes dronk bijna in 't geheel niet meer en had op de fabriek een kleine verhooging gekregen, ter wijl Trees sinds een paar jaar een wekelijksche schoonmaakdienst bezat bij een jong mcvrouwtje, «dat zich compleet verveelde van louter re.jaalheid", zopals de schoonmaakster eens tot baar man zei. Weelde kwam er niet in de familie Leur, maar hut opgewekte, tevreden humeur der vrouw deed alles rui meren beter schijnen dan het was. De Zondag werd altijd een bijzondere feestdag, dan kreeg" Leur zijn borreltje men moest raissenabel zijn met een man. zei Trees en kwam er 's middags vleesch op tafel In de volkrijkc buurt, waar Flor de Mimor sase woonde, kwam Zatcruugsavonds een koop man met een handkar vol nuchter sohapeiivlccseh. Met niet onfatsoenlijk, min of meer brauwend accent galmde dan zijn roep door de straten: ->(), o, o, wat heb ik weer lekkere bouten van avond, wat zijn ze weer malsch en vc-rsch ! Als je nu geen geld had, heeren, dan zou je er toch een pandje voor makcn,_ want zoo heerrr-lijk als nu, heb je ze nog nooit geproefd. Allo, huismoeders, nu kun je je mannen trakteè-ren!" Gewoonlijk werd zulk een speech Dit puikje van alle groote dichters durfde dau toch niet das Kind beim Namen nennen", wat O. later terecht als een criterium van verhevenheid boven het Pöbel'1 doet, uitkomen. Maar genoeg vau al dit inkousekwent gebazel. Nog slechts dit. Ik zal iu het vervolg slechts antwoorden op vol uit onderteekende oritiek op mijn critiek. Al te ongevaarlijk en gemakkelijk inderdaad zijn die aanvallen van ongenoemdeu, die kunnen neerklad den alles wat hun iu hot hoofd komt, zonder vrees voor hun prestige", daar aan het prestige vau een letter of ecu cijfer zooals O natuurlijk niets te bederven valt. Tot slot van deze inlei ding nog een vermakelijk staaltje van Wagneriaanschen bombast, zooals ik dit vind in ecu mij toegezonden nummer van Ds Portefeuille (waarvoor aan den afzender dauk; ik heb er inderdaad har telijk om gelachen!). Het heet iu dit nummer: Het is toch sedert cenigeii tijd te lezen, dat de werken van liichard Wagiicr op eeu brutale mauier worden aangevallen. ' liichard Wagncr, hij de Titan, de Koning, de ontdekker vau machten en. krachten, tot nogtoc voor ons een geheim. Hij de gladiator, die met zijn renxengevocl de verplctturcndsle indrukken teweegbrengt. W'aiï'ner's hemelfanl'ares 011 bomdoiidcreiid- bïaakgescïialmei wordt aangevallen; hij, de vixioenair die als met zonuevlammen het verbeelden zijner hoorders illumi neert; hij, die als een dnizeiidknnstenaar van nitSions hoogte de eeuwen dio waren met zijn Titanstem doet herleven, en ons als slaapwandelaars meevoert om te leven 'u leveu zoo immens vol, dat 't ge moed 'u snik cu 'n lach van het lijf stoot; hij, die als een zou hoog e;i ver van het dagelijks schoengeslot' ons warmte geeft, om dau vau uit lint, lichtJaiid zijner sfeer zijn posauueu te hooren aanheffen, uu ceiis met zwateleud gesuis en dicpvolle gemocdsmelodieën, dan weer met majestueus krach tige org'claceoorden, opbruisend gelijk rythniicsch zich bewegende storingcluidcii tot ecu climax van geweldigen donder; hij Waguer, wordt aangevallen. Fu door wie'? Door iemand die laag' staat, geen groote ziel heeft: door iemand die geen ooren heeft voor de gouden wonderverhalen vau een zanger, een ziener, een heros dio als profeet ver rijzend plots een stomp dagelijks gordijn vau ons zien en voelen oplicht,en laaiende ziclsgcheimcuissen voor ons geestelijk zijn laat opleven. O! als de heer v. l!. F. bedeeld was met ecu sprankje tamboermajoorshooriihlazersgcvoel, dau zou hij knielen voor de gunst VVa^uer's seboi npoctser te nullen zijn," enz. (ieiukkig voor me, dat ik dit sprankje tainbocrmajoorshoornblazersgevoel" maar mis, daar het, ambt van schornpoetser" mij slechts matig aaulaeht'. Maar laten \ve ons nu weer met wat verstaudigs bcziu; houden. De vorig» keer beloofde ik liet, zij mij vergund hier de beoordecling te laten volgen, die ik in Do Amsterdammer Dagblad voor Nederland" vau dit werk gaf. De hool'dvenliensten van dit werk, getiteld Aan mijn vaderland' schijnen mij te bestaan in een werkelijk uitmuntende instrumentatie, mér dan iu eeu belangrijken inhoud. Ik blijf bij den indruk, dien ik verleden jaar van liet werk door zijne eerste ,'j deeleu ontving, u.l. dat het te veel uit fragmenten bestaat, die niet tot n geheel ziju verwerkt. Den kolossuleu vorm van dit, werk, dat, een geheeld! avond in beslag neemt, heeft de componist niet wel. n te beboerseheii. Daarenboven ontbreekt, mij het rechte leven in het werk. Het schijnt n eindeloos Andante; rythmisdie kracht vind meu er in 't geheel niet iu. Het. bizarre ver ken voornamelijk met. het, hoofdmotief vau het 2<; deel (?Op liet land") heeft me vooral iu dit werk gespeten. Het wild door elkaar heen gebruiken vau verschillende gehoorde motieven (waarvan ik eigenlijk alleen het'allereerste karakteristiek vind) kan volstrekt niet voor een gezonde thematische. bewerking gelden .... Als verreweg het interessantste deel blijf ik noemen het begin van het Ie : lu Ncerlauds wouden" u.l. tot, en met het crrste orgelpunt op f. Van hier af komt het niet meer tot, recht, leven. Wel krijgt men later nog een veelbelovende!! cli max, eveneens op f als orgelpunt, die weer naar het hoofdmotief voert, doch het slot van dit deel verloopt in het, zand en /onder de uitbarsting vau kracht, die alleen dit deel als geheel had kunnen begeleid door een roffel op de kar met, n tier nuchtere bouten. Trees nam ook wel eens van dit vleesch, omdat ze voor hetzelfde geld er veel meer van kreeg, dan van gewoon vleesch bij den slager, Leur maakte er dan Zaterdagsavonds met eenige houten pennen en veel dun touw een schijt' van, die, volgens getuigenis van allen die het zagen, nvei zóó yau den slager had kunnen komen" en dikwijls hoewel iederen dag kleiner wordend tot midden iu de week haar bestaan wist uit te strekken. liet eenige inconvenicnt dat dit vleesch had, was, dat er niet bijzonder veel kracht in zat en dat het, bij tamelijk groote hoeveelheden gebruikt, dezelfde werking deed, als het een of ander sterk laxeerend middel. Kalm gleden de jaren voort in blijmoedige werkzaamheid. Over de zwarte krullebol van Hannes scheen de tijd een schraal laagje wit poeder te hebben gestrooid en doordegeelblonde haren van Trees liepen zilveren draden heen. De oude grootmoeder die, zooals haav stieldochter wel voorzien had, voor goed gebleven was werd dagelijks hulpbehoevcnder^tenvyl Tinus al een heelc jongen werd, die zijn moeder 's avonds kwam afhalen van haar werkhuis. Bom?, als het wachten op straat hem begon te vervelen, gluurde hij door de ramen van het sousterrain of schelde hél zacht aan. Dan kwam zijn moeder naar voren haar luide stem lachend weerklinkend in de hooge rnannercw gang een boterham ouder de tip van haar boezelaar, gereed om mee te "aan, of wel, hij kreeg de boodschap: »liuus m'n jongen, zeg aan uws papa, dat mevrouw uw moeder nog niet gereed is met hare bezig heden, maar dat ze zich bienlót zal retireeren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl