De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 27 april pagina 1

27 april 1890 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

WEEKBLAD VOOE NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad N». 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. UitgeTtr: Tj. VAN HOLKEMA, U Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 27 April. Abonnement per 3 maanden f 1.12*, fr. p. post ? 1.27* Voor Indiëper jaar n mail O10.~ Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10 Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 *»? I H H O V Dl VAN VEKEE EN VAN NABIJ. FEUILLE TON: La Flor de Mimorsase, door Jo van Sloten, (SlotL Gemeenteraadszitting, door Nemo. KUNST EN LETTEREN: Tooneel te Amster dam, door Fr. Muziek in de hoofdstad, door Vpn Broeken Fock. Nieuwe uitgaven op mu zikaal gebied, door Von Brucken Fock. T- Aanteekeningen Schilderkunst, door V. Autographen. VARIA. Iets tot de Amsterdamsche Verscheidenheden, door Jan F. M. Sterck. Benige bizonderheden uit Stanley's leven, mee gedeeld door L. Lauraen. SCHAAKSPEL. Kronekrane. Voor Dames, door E-e. AL LERLEI. RECLAMES. .?BEURSOVER ZICHT ADVERTENTIËN. Van verre en van naby. Het is thans voor niemand een geheim meer, dat vorst Bismarck zeer tegen zrjn zin zijn ontslag heeft moeten nemen als rijkskanselier. Hij, die zoolang de machtigste van allen in Europa was geweest, zag zich die macht betwisten door den eenigen man ter wereld, die het recht had, hem bevelen te geven. Wilhelm II, jong en ondernemend, vervuld met een hoog besef van zijn plicht en zijne roeping en met een vertrouwen op zijn eigen krachten, dat waarschijnlijk slechts door zeer enkelen wordt gedeeld, wil geen keizer zijn in naam alleen. Heeft de neer Von Bismarck niet menigmaal aan hetParle. ment duideljjk gemaakt, dat in Pruisen de koning zelf regeert, en dat de ministers slechts de uitvoerders zijn van den konink lijken wil ? >Het recht van den koning" zoo luidde het in de veelbesproken, door Bismarck geïnspireerde en door hem gecon trasigneerde boodschap van het jaar 1882 »om de regeering en de politiek van Pruisen te leiden naar eigen goedvinden, is door de constitutie beperkt, maar niet opgeheven. De regeeringsdaden van den koning behoeven het contraseign van den minister en moeten, even als dit voor de uitvaardiging der grond wet geschiedde, door de ministers worden verdedigd; maar zij olijven regeeringsdaden van den koning, uit wiens beslissingen zij voortspruiten en die zijn wil door haar, over eenkomstig de grondwet, te kennen geeft. Het raag derhalve niet worden geduld, en het leidt tot verduistering der constitutioneele rechten van de kroon, wanneer de uitoefening dezer rechten zoo wordt voorgesteld, alsof zn' niet van den koning uitging, maar van den in elk geval daarvoor verantwoordelijken mi nister. De constitutie van Pruisen is deuitFeuilleton. TA TÏJÏD Til? LA lM JJÜi 3) BOOB JO VAN SLOTEN. (Slot.) Op een ochtend werd Flor de Mimorsase vergeefs gewacht in haar schoonmaakhuis. In plaats van haar goedig» opgeruimd ge zicht, verscheen er een zér klein opgevouwen, bevingerd briefje: Mevrou ! Treessie is ver hindert bij uw te kqme werke naarmate haar Man ongestelt is zijn twee hande zijn weggesneeden door de masien Die zich noemt Haar Buufvrou AAI/TJE MULDERS Het aardige jonge mevrouwtje was diep getroffen door net ongeluk van Treesje en ze sprak er over met mijnheer die juist de courant las om er zelf maar eens heen te gaan." Mijnheer vond het, al lezend, heel goed : »ze moest ze maar wat geven, een tientje of zoo, aan geld hadden die mensehen ?" het eerst oehoefte en ' ook wel zoo erg niet - ' schen maakt alweer 3 drukking der monarchale traditie van dit land, welks ontwikkeling berust op de leven dige betrekkingen tusschen zijne koningen en het volk. Deze betrekkingen kunnen niet worden overgebracht op de door den koning benoemde ministers, want zij zijn vastge knoopt aan den persoon des konings. Hare handhaving is daarom voor Pruisen eene noodzakelijkheid. Het is derhalve mijn wil, dat, zoowel in Pruisen als in de wetgevende lichamen van het rijk, geen twijfel worde toe gelaten over het constitutioneel recht van mij en mijne opvolgers tot persoonlijke leiding der politiek, en dat de meening worde tegen gesproken, volgens welke de inPruisen steeds bestaan hebbende en in art. 43 der grondwet uitgesprokene onschendbaarheid des Konings, of de noodzakelijkheid van het verantwoor delijk contraseign aan mijne regeeringsdaden het karakter van zelfstandige koninklijke be slissingen zou hebben ontnomen." Ziedaar, volgens den heer Von Bismarck zelven, den grondslag van de constitutioneele rechten der Duitsche keizers en der koningen van Pruisen. Persona grata of niet, de pre mier blijft, zoolang de monarch hem hand haaft. Maar wanneer zijne inzichten met den uitdrukkeujken wil van den souverein in strijd zijn. dan heeft hq slechts de keus tusschen gehoorzamen of aftreden. Onder de regeering van keizer Wilhelm I leverde de toepassing van deze theorie voor den rijkskanselier geenerlei moeielükheid op, daar zij zijne vrijheid van handelen slechts in theorie, en niet m de praktijk belemmerde. De oude keizer was, hetzij uit dankbaarheid, hetzij uit gebrek aan voldoende energie, hetzij uit vrees voor 'onaangename gevolgen, gewoon geworden om toe te geven en Bismark's reregeeringsdaden tot de zijne te maken of met zijn naam te dekken. En toen hij eens het bekende miemalsf' had uitgesproken, had hij zich voor goed de handen gebonden. Zijn opvolger, de ongelukkige keizer Friedrich, was door zijn lichamelijk lijden machteloos, maar wist toch nog eens, bij het ontslag van den reactionairen minister Von Puttkamer, zijn wil door te drijven tegen dien van den ijzeren kanselier. In den tegenwoordigen kei zer heeft de heer Von Bismarck, die anders zulk een goed menschenkenner is, zich be paald vergist. Met geestdrift heeft Wilhelm II als prins en kroonprins zijn leermeester verheerlijkt en geroemd, zelfs ten koste van hen, die hem het naaste stonden. Van hem verwachtte die leermeester zeker eene buiten gewone volgzaamheid. Maar de leerling heeft den leermeester eenvoudig aan diens woord gehouden. De in 1882 ontwikkelde theorie was volkomen naar den smaak van den jon gen vorst en hij zag de noodzakelijkheid niet m, om bij de toepassing daarvan voor den is iets eigenaardige van die lui, dat begrijpt niemand." In den loop van dien dag deelde mevrouw het treurige nieuws terloops aan de dienstboden mee, die zich al verwonderd hadden, dat de schoonmaakster niet verschenen was. Haar plan echter om zelf naar Trees te gaan, raakte op den achtergrond. Toen ze er met plotselingen schrik weer helder om dacht, zat ze in den trein naar Arnhem, waar _ haar va der woonde, die den volgenden dag jarig was, en haar zeker in geen week of veertien dagen zou laten gaan. »Daar heb ik heelemaal die arme Trees ver geten, Henri", zei ze met een kleur van berouwvollen schrik. »Wil je er Jacob heen sturen, geef hem maar vast iets mee, zul je er om denken?" ?Zeker, kind, zeker", antwoordde de jonge man, die op het perron staande, vol aandacht toezag, hoe een machinist de raderen van een locomotief smeerde. En toen de trein met zijn tweede ik was weggestoomd, had hij een zeer volkomen beeld van een stoommachine in zijn hersens, uaar de arme Flor de Mimorsase was daaruit jr»v verdwenen. * Er waren h°- * Trees ? " heer Von Bismarck eene uitzondering tema ken. Dat hij daarbij n met den rijkskanselier n met zich zelf een zwaren strijd heeft te _ strijden gehad, gelooven wij gaarne. En wühebben vroeger reeds de meening uitge sproken, dat de_keizer zeker wijzer had ge daan, wanneer hij op enkele punten had toe gegeven, om althans Bismarck's prestige voor de buitenlandsche politiek nog enkele jaren te behouden. Aan groote mannen mag men hooge eischen stellen. JDaarora is het een bedroevend schouw spel te zien, dat thans de heer Von Bismarck met in staat is, den slag, die hem heeft ge troffen, met waardigheid te dragen. De oude staatsman maakt er volstrekt geen geheim van, dat hij zich gegriefd, in zijne eer ge krenkt, verongelijkt acht. De bewijzen van waardeering, hem door den keizer gegeven, die alles gedaan heeft om tegenover hem niet ondankbaar te schijnen, bespreekt hij op min achtenden toon, als eene «begrafenis eerste klasse." Na die uitlating heeft de Justice wel eenifszins het recht hem een cadavre recalci trant te noemen. In de bladen, die in zijn dienst zijn gebleven (de Norddeutsche Allgemeine Zeitung en vooral de Hamburger Nachrickteri) deelt hij mede dat hij volstrekt niet voornemens is zich op den achtergrond te houden. HU zal in net Heerenhuis komen en daar oppositie voeren tegen het tegenwoor dige régime. Hij zal zich candidaat stellen voor den Rijksdag. Hij zal zijne meening niet onder stoelen of banken steken, maar haar luide verkondigen zoo dikwijls en waar het hem noodig zal schijnen. Aan eene deputatie van industrieelen, die hem op Friedrichsruhe een adres komt overhandigen, vertelt hij inter pocula, dat zijne aftreding gedwongen was, dat men tegen hem geïntrigeerd had, dat Von Bötticher den keizer tegen hem had opgezet en dat Windhorst hem in een val had gelokt. >Le rot me reven-a!" had hij reeds te Berlijn gezegd, en hij schijnt thans aan die bedrei ging geyolg te willen geven. Het zal een wonderlijk gezicht zijn, als den heer Von Bismarck op de banken der oppositie plaats neemt, en op zijn ouden dag de toevlucht neemt tot de wapenen van het door _ hem zoo gesmade en geminachte parlementarisme. Laat ons hopen, dat hij zich door de algemeene afkeuring, die de laatste uitingen zijner ongetneene prikkelbaarheid in de "Duitsche pers hebben gevonden, tot voorzichtigheid zal laten bewegen en dat hij althans niet zonder rijp en langdurig overleg tot het aannemen eener agressieve houding zal overgaan. Óók, dat de vrienden des keizers hem in het vervoLg kleine speldeprikken zullen besparen. Zulk een spefdeprik was het, dat de eichsanxeiger vorst Bismarck's dankbetuiging voor de hem bij zijne aftreding en op zijnverjaar duistere toekomst, die geen enkelen uitweg scheen te bieden. Als ze dan opstond, was ze knorrig en liehtgeraakt over de jeugdige zorgeloosheid van Tinus of het zeurig geweeklaag der oude vrouw. Dan gaf ze soms haar zoon een oor vijg en harde woorden aan de suffige groot moeder, welke deze maar half begreep. Maar dadelijk spijt gevoelend, zei ze, den knaap af zoenend: >Je mama heeft debokkepruik weer op, m'n jongen. Doet 't nog zeer? Kom er maar niet wér in der vaar water ; jij mag wel vroolijk wezen, hoor!'' En de grootmoeder zonder veerkracht, in el kander gezakt als een oude matras wat hoogerop sjorrend in haar stoel, ging ze voort, meer tot zich zelf dan tot het uitge doofde menscï»En de ouwe douarière kan er heelemaal ' aan doen, niet waar? Wil je nog een ta de café, ziel_? Haar schuld is het toch waarachtig ook niet. Zal je nou asjeblieft niet weer zoo in tweeën zakken, hè? Dat staat lang niet sjiek voor 'n ouwe dame." Toch was Trees nog nimme^- ?'dag geschonken bewijzen van belangstelling en sympathie, met eene kleine letter onder de rubriek >gemengde berichten" liet af drukken. Zij, die een groot verleden achter zich heb ben, en zij, die zich tot groote dingen geroe pen achten, behooren vóór alle dingen te zorgen, dat hunne waardigheid geen schade lijde. UIT FRANKRIJK. DE VERSTERKING DER NOORDOOSTGRENZEN. (Slot.) Niet alleen echter aan het leger, om dit op d hoogte te brengen voor hare taak in oorlogstijd, wordt de uiterste zorg gewijd, ook aan dedoode strijdkrachten, de versterkingen werden ontzaggelijk sommen besteed. den afstand «an Pruisen in 1871 van den Elzas en van een gedeelte van Lotharingen, loopt de grens tusschen Frankrijk en Duitechland van af Belfort over de Vogesen (waarvan de weste lijke helling aan Frankrijk, de oostelijke aan Pruisen behoort) en verder o. a. langs Senones, Vic, Pont-a-Mousson, Grayelotte en Longwy. De aan dien kant opgerichte verdedigingslinie is gemiddeld 40 kilometers van de grens ver wijderd. De Maaslinie vormt het noordelijk, de Moezellinie, welke zich tot Belfort uitstrekt, het zui delijk gedeelte dezer verdedigingslijn. Achter de Maas vormen het Argonnerwond en achter de Moezel de Faucillebergen eene natuurlijke verdedigingslijn. De voornaamste wegen, welke langs het noord oosten in Frankrijk voeren, zijn: lo. over Thionville de Belgische grens langs, bij Sedan de Maas over en van Mézières naar het dal der Marne of bij Hirson in het dal der Oise ; 2o. over Metz en Verdun naar Chalone-3urMarne; 3o. van Straatsburg over Nancy naar de Marne bij Vitry; en 4o. de weg over Mühlhausen en Belfort, die naar Chatillon-sur-Seine voert. Wat hebben nu de Franschen gedaan om den toegang langs deze wegen in hun land aan een vijand te beletten ? . . . Aan de Maas is eene rij versterkingen opge richt, die zich over eene lengte van 70 kilo meters van Verdun tot Toul uitstrekken. Verder loopt langs de Moezel eene linie verster kingen tot Epinal en van daar tot Belfort. Aan de uiteinden dezer liniën, alzoo bij Verdun en Toul, alsmede bij Epinal en Belfort, zijn ver schanste legerplaatsen opgericht, die de vier uit Duitschland komende spoorweg! ij nen bebeer'tWas voor 'teerst sinds vele dagen dat 't Flor de Mimorsase weer op de kleine wo ning weerklonk; bij Trees was dat een ge lukkig teeken. _ Wanneer Hannes morrend klaagde »dat hij, een kerel, nog in de kracht van zijn leven, nu niet meer waard was dan een kind", dan verklaarde ze, steunend op bijbelsche herinneringen, >dat Sara op haar negentigste nog wel een kleintje had gekregen en dat ze dus maar denken zou dat ze ook zoo'n doucenisie had gehad, 't Was in elk geval een voordeelig kind, dat niet meer gespeend hoefde". Toen zij haar werkhuis weer opzocht, ver nam ze, dat mevrouw u'og altijd in Arnhem was, omdat haar vader ziek lag, en dat mijnheer niet thuis was. En Trees begreep volkomen, dat het jonge vr^iwtje, bezw»"als ze was door eigen '' 1p eenvoudige schoont moest hebben. <"*" spreken- zo'' K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl