De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 4 mei pagina 4

4 mei 1890 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 671 is de geslachtsdrift. Zoodra die overcal zfln, zal de menschheid haar doel bebben, en ophouden te bestaan. meeiungen behoeven niet weersproken -' Het mystisch evangelisch pessimisme i zeilt hier met volle vaart naar de der krankzinnigheid. Volgens Tolsto volkomen vrijheid der geslachten, het celide edelste toestand van den mensch. En bespot een jong meisje, dat niet huwt, de staat van maagdelijke reinheid het is, wat men bereiken kan. Posdnyschew van zijn huwelijk verhaalt, zeer troostrijk. Den vierden dag der .weken brak reeds de oorlog uit. De vrouw is verdrietig, weent, en begint tegen baar man uit te barsten in ver wijzelfzucht, ruwheid welke hij niet on>rd laat. Eene korte poos van rust door de herlevende zinnelijkheid, daarna we, en heviger oorlog. Beide personen staan v1.: jet volmaakt hetzelfde egoisme tegenover elkaar. : *?Bv?ij-ijdele twisten worden de normale toeHjj troost zich met de overtuiging, dat fa» de meeste (Russische) gezinnen niet anr_ gaat. tatosechen naderde het oogenblik, dat dit k echtpaar oudervreugde zou smaken. komt er nu weder eene nieuwe bedie uit het zachtmoedig hart van useman gestolen is. Het heet nu: vrouwen worden alleen opgevoed, om de te leeren mannen tot zich te trekken. die muziek of wetenschap studeeren, bét alleen, om mannen te lokken. Zoolang ideaal der vrouwen het huwelijk is, blijven slavinnen bet ideaal van alle vrouwen worden: de maagdelijke staat en de ver der geslachtsdrift. Men ziet het duimodelstaat van Tolstoïzou bevolkt met Testaalsche maagden.... en eunu bet huwelijksleven van Posdnyschew be de jaloezie komt den oorlog verscherpen. woede uit zich eerst tegen medici, die zijne s.,-;*rbnw ontraden zelf haar kind te voeden. De ^jaloezie komt van beide kanten. De man ziet ;i met weerzin, dat eene min in huis is gekomen 1 ,ep bevel van den geneesheer. Later heeft zijne Trouw al hare andere kinderen gezoogd. Hij schrijft alles toe aan de onbescheiden bemoeimcht der (Russische) artsen. En voorts, dat alles 1 ? door de medici op den breeden weg der zenuw 'riekten geworpen wordt. De vrouw is jaloersch. V omdat zij het galant verleden van haar man al ? ...te goed kent en omdat hij nu geeoe andere t ? vrouw kan aanspreken zonder dat ze hem verdenkt. Btella Oristorio di Frama zeide eens: »Mannen ? rön ellendelingen. Vrouwen zijn engelen. ' ' Onderen zijn naar!" en in dit oordeel over , ' kinderen reikt Posdnyschew haar de hand. Maar A' 'op andere gronden. De vrouwen van onzen tijd, "?-J$ft hjj, beschouwen kinderen als een schrik, .eene onrust, eene straf. Niet om de zorgen, die ze aan bare kinderen moeten besteden, maar om de i ,*$ees, dat ze ziek zullen worden of steryen. ^Moederliefde is niets anders dan eene verfijnde '' -linBelijkheid. En het huwelijksleven wordt door * jJk kinderen bedorven. Alles hangt nu van de gOCOndheid der kinderen af. Er wordt over niets ?Bders gesproken. En omdat alles van de ge,. «oudheid der kinderen afhangt, woidt ie int'y Vloed van den (Russischen) medicus belangrijker. Ir En daar de tegenwoordige (Russische) vrouwen ~'Mfeft meer gelooven in God, gelooven zij in den ;.'4,3okter; niet in de geneeskunst, maar in den ge;.' neeaheer. Bovenal in zeer dure artsen. De ontkneoping is de moord, door Posdnyschew ,1' '^ép ayne vrouw bedreven. Er is een derde per, " Büon in het gezin verschenen een violist. 1. 30e vrouw was na hare laatste bevalling ziek , i geweest. De dokter schreef haar volkomen rust *" * voor. met verbod de kans tot eene nieuwe be? valling te wagen. Zij herstelt nu geheel, en krijgt , <hare' vroegere schoonheid voor een deel terug. - ' De violist een edelman, die geruïneerd is komt als man van de wereld in deze familie. " ' Posdnyschew verklaart, dat door gezamenlijke beoefening van muziek, als vreemde mannen getrouwde vrouwen met de piano of de viool begeleiden, de meeste echtbreuk ontstaat. Het slot van den roman, de zeer uitvoerige analyse van de gemoedsaandoeningen des verbalers van dea moord, is een meesterstuk van ' Russische kunst. Tolstoïheeft in dit opzicht niet in het minst te wijken van zijn grooten land genoot Dostojewski. Beiden bezitten dezelfde - nauwkeurigheid van waarneming, dezelfde ver;.bazende kennis van het gemoedsleven, van de woede der passiëa, van de schorre kreten der driften. Maar Tolstoïheeft in deze laatste no velle zoo duidelijk de kunst aan zijne liefhebberij voor moraliseeren en polemiseeren geofferd, dat alleen het slot eenigen lof verdient. Het overige is een mislukt pleidooi voor eene wijsbegserte, die haar oorsprong vindt in de kranke hersenen van den auteur. Dr. JAN TEN BRINK. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Een oud-Vlaamsch altaarstuk. In het Louvre is onlangs, bjj de verkooping van de collectie Garrida uit Madrid, ook geveild een oud-Vlaamsch altaarsckilderij, blijkbaar afkomstig uit de slotkapel eener adellijke familie; het is er nu opgesteld, en een der bladen deelt daaromtrent het volgende mede. Zooals men weet zijn de meesters der Vlaamschool de drie van Eyks, de beide van der Weijdens, Hugo van der Goes en Hans Memling, alle tot de 15e eeuw behoorende. Van deze zeven kunstenaars komt dit meesterwerk, een schilderij in drie vakken, met zijstukken van anderhalven meter breed, Hans Memling het meest nabij; men bewondert in dit stuk een origineel van oudVlaamsche kunst in haar bloeitijd; Wat de ge schiedenis van dit schilderij betreft, het is ten tftde van keizer Karel V naar Spanje gekomen, evenals zoovele oud-Vlaamsche schilderijen, meestal waren het stichtelijke voorstellingen, in het bezit van particulieren, namelijk voor de altaren van slot- en huiskapellen; zelfs reisaltaartjes, beschil derd met donateurs en hunne wapens, waren aan de aanbidding van Maria" gewijd. Zoo ook dit meesterwerk der Vlaamsche schil derkunst. Het dateert ongetwijfeld uit de jaren 1460?1470 en draagt in alle trekken het zachte, weeke, edele karakter van Memling. De vele bij werken en uiterst kunstige versierselen, zooals de gouden met parels en edelgesteenten bezette diadeem van Maria, het Latynsche, in goud ge stikte opschrift op den mantelzoom, de met goud gewerkte gewaden der engelen, het tapijt, dat achter Maria van den steenen troonboog afhangt, de bonte marmeren zuilen met hare gouden, rijk versierde sokkels en kapiteelen, zelfs de vingerringen der donatrice, kortom, al dit ornamentale, is van die bewonderenswaardige fijnheid, zuiver heid en strengheid van uitvoering, die de schilder stukken uit heel het schitterende tijdperk der van Eijks kenmerkt. TOONEEL EN MUZIEK. De directeur der Dtiitsche Opera te Rotterdam heeft een statistisch bericht'' over het tooneeljaar 89?90 doen verschijnen, dat in verschillende combinatiën alle feiten omtrent het saizoen weer geeft. Te Rotterdam werden 105 voorstellingen gegeven (57 opera's, 47 operetten, l drama: Göthe's Egmont); te Amsterdam 31 (22 opera's, 9 operetten), voorts te s'Hage 34 en eenige te Utrecht, Arnhem, Dordrecht, Delft, Gouda, Breda, Leiden en Tiel. De noviteiten waren: Marschner's Vampyr, Ryken's Norma, Visser's Carmela en Wagner's Tristan und Isolde, opera's; voorts Göthe's Lgmont en de operetten Capitan Fracassa en Don Casar van Dellinger, Der Seecadett en Nanon van Genée, Die Jungfrau von Bellevïlle van Millöcker, Die Glocken von Corneville van Planquette, Fatinitza en Soceaccio van Suppé, Der Carnaval in Som en Der lustige Krieg van Strauss. Nieuw ingestu deerde werken waren: Bizet's Carmen, Goldmark's Königin van Saba, Meyerbeer's Roberf der Teufel en Afrikanerin, Verdi's Maskenball, Aïda en Bigoletto, Wagners' Walküre. Behalve deze voerde men nog op Fidelio, Mariha, Faust, Der Prophet, Die Hugenotten, Figaro's Hochzeit, Don Juan. Der Trompeter von Sackingen, lell, Der Troubadour, Lohengrin, TannhauserenFreischütg, en de operetten Der Hettelstudent, Die Fledermaus en Der Zigeunerbaron. Te Rotterdam heeft zich onder de HH. Jan C. de Vos en Willem van Korlaar een nieuw Tooneelgezelschap gevormd, waarvoor op den Coolsingel een nieuwe schouwburg zal gebouwd worden. De directeuren hebben zich de mede werking van de HH. Willem van Zuijlen en L. H. Chrispijn en de dames Aleida Roelofsen en Augnstine Poolman weten te verzekeren, en voorts zullen bij hen optreden de dames W. Kley, L. van Korlaar?Van Dam, Bruyn?Sablairolles, W. van der Lngt?Melsert, Ten Borden en de HH. Jan C. de Vos, A. L. van den Heuvel Jr. ,Jos. van Biene. P. J. Ruygrok, Gerard Wagemans, E. Erfmans, W. van Zuijlen Jr. en van der Horst. Onder de tooneelwerken die in studie zullen genomen worden, noemt de circulaire Shakespeare's Veel leven om niets (vertaling van Dr. Burgersdijk), Labiche's Potverteren (La Cagnotte, vertaling van Dr. Lod. Mulder), en Fatsoen, een nie»w blijspel van Marcellus Einants. De tooneelcensoren te Parijs hadden een klein drama in verzen van den jongen talentvollen auteur Porto-Riche, dat voor het Odéon bestemd was, verboden, en het ook in den Vaudeville niet willen toelaten. Het heet L'Infidèle en is nu op het applicatie-tooneel van Bodinier gespeeld, door leerlinge» van het Conservatoire; de censuur heeft dit niet belet, omdat de zaal heel klein is, en bijna geheel gevuld wordt door dames-abonnees, die in de vorderingen der leerlingen belangstellen. Het stuk heeft litteraire waarde, maar van haar kaat had de censuur zeker geen ongelijk. Te München is eene oude opera van Spohr uit 1827, Ptetro von Abano, weder opgevoerd. Het is evenals Freisehütz (IS21), Der Vampyr (1628), Hans Heiling (1833), Bobert Ie diable (1829) en vele andere uit dien tijd, een geestenopera; de tekst is door Karl Pfeiffer ontleend aan eene novelle van Tieck, en vol verwikkelin gen en gruwelen. De muziek viel niet mee. Toch was reeds in de ouverture het spook achtig karakter treffend aangegeven, en eenige koren, aria's en ensemble's der eerste acte waren zear schoon, maar gedurende de vol gende bedrijven vond men al te veel dat zwak en verouderd was. Wat moet die opera vóór 60 jaar mooi geweest zijn!" roept een criticus zonder spot uit; want Spohr's meesterschap over de toenmalige vormen, zijn rijkdom en frischheid volgens de toenmalige begrippen zijn niet te miskennen, alleen men heeft van hetgeen hij breed uitwerkt reeds genoeg zoodra het be gonnen is, en vindt zijn helden en hun avonturen niet interessant meer. In de partituur, waar men het fijne werk kan waardeeren, het vervelende overslaan en de dramatische passie en kracht ontberen kan, maakt het werk een beteren indruk dan op het tooneel; het staat dan op ge lijke hoogte met Spohr's Jessonda. LETTEREN EN WETENSCHAP. Op l Mei vierde de heer R. W. P. de Vries zijn 25-jarig jubileum als boekhandelaar on anti quaar, en mocht zich in buitengewoon veel deel neming in dit feest verheugen. Namens een groot aantal boekverkoopers en uitgevers hier te lande werd hem door een commissie, bestaande uit de HH. Van Holkema, Van Kampen, Van Beteren en Centen een zeer artistiek en goedgekozen ca deau aangeboden: twee fusains van C. Springer, zijnde de oorspronkelijke ontwerpen voor later uitgevoerde schilderijen. Het eene stelt voor het gezicht op den Vyjgendam. onzen lezers be kend, daar het Weekblad bij gelegenheid van Springer's jubileum eene steenteekening naar het zelfde schilderstuk aan Springer's portret toe voegde, en een gezicht op het huis ran Bembrandt. Beide stukken vol kunstwaarde en echt Amsterdamsch, zijn sierlijk geëncadreerd en gaan van eene oorkonde met de namen der deelnemers vergeeeld. Men weet welk een naam in de wereld der bibliographen en bibliophilen de heer de Vries heeft; de catalogen van een aantal beroemde veilingen (van boeken en prenten, zoowel als van fondsartikelen) vormen, met eene geschiedenis der firma Ten Brink en De Vries" (niet in den handel) in 1885 ter gelegenheid van het honderd jarig bestaan der firma Ten Brink en de Vries opgemaakt, het oeuvre van den jubilaris ; behalve dit tellen onder zijne werkzaamheden in niet geringe mate mede het lidmaatschap van de Commissie voor het bijeenbrengen van bouw stoffen voor de geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel en, sedert 1876 reeds, het secretariaat van het Koninklijk Oudheidkundig genootschap te Amsterdam. Voor den wedstrijd in het voordragen van ge dichten, welke vanwege de rederijkerskamer .Joost van den Vondel" op 6 Mei des avonds ten 8 ure in Odeon" zal gehouden worden, was, naar ons gemeld wordt, de aanmelding tot deelneming zeer groot. Een tiental mededingers, waaronder drie dames, konden echter slechts worden toegelaten, die alle een verschillend gedicht van Vondel zul len ten gehoore brengen. Behalve het gemeente bestuur zijn vele mannen van naam op letterkun dig gebied uitgenoodigd tot bijwoning van dezen interessanten wedstrijd en zal het publiek gele genheid worden gegeven die b\j te wonen, tegen betaling van ? l per persoon. De tooneeluitvoering door leden der kamer zal (iu plaats van 8 Mei) op 12 Mei des avonds ten 8 ure in Maison Stroucken" plaats hebben. Nadat eene korte feestrede door een der oprichters van de kamer uitgesproken is, zal ten tooneele ge voerd worden: De Jonggehuwden, tooneelspel in twee bedrijven, uit het Noorsch, van Björnstjerne Björnson, door T. Terwey, en Jean Marie, drama in een bedrijf, in verzen, van AndréTheuriet, door L. J. Wertheim. Een nieuwe roman van Feuillet. De gryze Octave Feuillet, die reeds 77 jaren telt, is nog altijd ijverig werkzaam. Bijna onmiddellijk na zijn blijspel Le divorce de Juliette", laat hij een nieuwen roman volgen, die zeer verdienstelijk moet zijn. Een arm adellijk meisje trouwt met een talentvol jong schilder, om een einde te maken aan een ondraaglijke positie bij eene grillige be schermster, die haren neef dreigt te onterven, als het meisje aan diens aanzoek gehoor schenkt. Maar hare genegenheid blijft voor den jongen aristocraat, hoeveel moeite zij zich ook geeft, de edele eigenschappen van haren echtgenoot te waardeeren. Na den dood van de oude draak, die zich tegen het huwelijk met den aristocraat verzet had, wordt de deugd van de heldin ernstig bedreigd. Het komt tot een duel tusschen de beide vrienden. Om alle opzien te vermijden, spreken zij af, dat degeen, die bij het schijfschieten de minste punten zal maken, zichzelf om het leven moet brengen. Dit lot treft den kunstenaar, die zijn woord houdt. Maar de beide schuldigen voe len zich door zijn dood voor altijd gescheiden. Zij gaat in een klooster en hij naar Amerika. Om deze sentimenteele geschiedenis een pikant smaakje te geven, heeft de geautoriseerde re presentant van den idealen roman" het niet ver smaad, er een uiterst gewaagd hoofdstukje in te vlechten, waaraan hij den hoogst modernen titel geeft: Een huwelijk fin de siècle'. De jonge echtgenoot wil eens heel origineel zijn en zegt dadelijk na de trouwplechtigheid tot zijne vrouw, dat hij den bruiloftsnacht buitenshuis zal doorbrengen. Zij vindt dat uitstekend. Maar als hij het huis verlaten heeft, krijgt hij berouw; zijne vrouw is toch zoo jong en zoo mooi. Hij keert terug en vindt het nest leeg. Dos morgens komt mevrouw terug, verklaart dat zij evenals haar man gedaan heeft en dat dit systeem van wederkeerige vrijheid haar zeer bevalt. Hij waagt het niet, be denkingen te opperen, en zoo begint het huwelijk fin de siècle met datgene, waarmee het anders placht te eindigen. Het aangroeien van de Neva-delta. De oudste Russische jaarboeken spreken in het geheel niet van de rivier de Neva. Op dit feit en zijne oor zaken is door den heer Venukoff de aandacht ge vestigd bij gelegenheid van het congres van Rus sische natuuronderzoekers, gehouden in Januari 1890. Volgens de oudste bescheiden, betreffende de Pinsche golf en het haar omringende land, stortte zich het water van het Ladoga-meer, dat door de Wolkoff en andere rivieren werd gevoed, onmiddellijk in de Oostzee. Al was deze toestand, zooals latere onderzoekingen bewdjzen, stellig al in de 10de eeuw in zoover veranderd, dat de Neva be stond, stellig baande het riviertje zich toen eenen weg door onbewoonbaren moerassigen bodem en nog in 1703 werd Petersburg, zooals men weet, op uiterst lagen, vochtigen grond gebouwd. Met het hout der in de buurt gehakte bosschen en met steenen, die van ver werden aangevoerd, liet Peter de Groote het terrein ophoogen, om er huizen te kunnen bouwen. De straten en kaden moesten mede vastheid krijgen door op grooten afstand gehaalde steenen en zandmassa's. Van dien tijd af is de bodem van Petersburg voortdurend hooger geworden, althans meer verheven boven het niveau van de omringende watervlakten, dankzij ook de kanalisatie der delta en het uitgraven van aardlagen uit de bedding der kanalen, om er de kunstmatig aangelegde eilandjes mee op te hoogen. Onlangs heeft men de van de Neva in 1743 gemaakte kaarten vergeleken met die van 1889 en men merkte, dat de delta 405 hectaren grooter was geworden. Vergeleken bij de toeneming in oppervlakte van de delta's van Hhöne, Donau en Wolga is die aangroeiing gering, maar dat is ge makkelijk te verklaren, omdat de toestroomencle riviertjes zooveel van hun slib laten bezinken in het Ladogameer. Wat de langs natuurlijken weg gevormde eilandjes betreft aan den ingang der rivier, men moet ze vooral aan de noordzijde zoe ken, omdat van de vier armen der Neva zich de waterrijkste aan den zuidkant bevindt. Eén eilandje is in 150 jaar met 175 hectaren, n met 76 hectaren toegenomen en een derde, waarop zich tegenwoordig eene groote suikerfabriek bevindt en dat 11 hectaren groot is, bestond nog niet ten tijde van Katharina II. Steeds gaat de aanslibbing voort en de lagune tusschen Sint Petersburg en Kroonstad, die nu 25 K.M. lang en 10 a 15 K.M. breed is, wordt langzaam maar zeker gevuld met zand en slijk. U. Militaire Zaken. DE NIEUWSTE PANTSERSCHEPEN DER FRANSCHE MARINE. De jongst gebouwde pantserschepen der Fransche marine zijn, evenals die der Italiaansche en als de 8 pantserschepen 1ste klasse die En geland bouwen zal, ontzaglijk zwaar en krach tig. Tot deze soort behooren: Maoenta, Marceau, Neptune, Amiral Baudin en Hoche, welke allen een deplacement van omstreeks 11,000 tonnen bezitten. Laatstgenoemd schip liep' in 1886 van stapel, heeft eene lengte van 100 M., eene grootste breedte van 10 M. en een maximum diepgang van ruim 8 M. Het deplacement be draagt ruim 10500 tonnen. De machines bezitten eene kracht van 12,000 indicateur paardekrachten waardoor 2 schroeven bewogen worden welke aan het vaartuig eene snelheid van 17 zeemijlen (l zeemijl = 1852 M.) in het uur kuunen mededeelen. Het schip kan een voorraad van 600 tonnen steenkolen bergen, en zou daarmede onverpoosd met eene snelheid van 11 zeemijlen in het uur stoomende een afstand van 3500 zeemijlen (d. i. 6482 Kilometers of ongeveer 1167 uren gaans) kunnen afleggen. De bewapening bestaat uit: a,- 2 kanonnen van 34 cM. kaliber (elk ruim 52,000 K.G. wegende); het eene vooruit, het andere achteruit geplaatst in gesloten, draaibare stalen torens, die eene dikte van 40 cM. bezitten. De projectielen dezer vutirmonden doorboren op korte afstanden eene dikte van 75 cM. smeedijzer. b. 2 kanonnen van 27 cM. kaliber (elk ruim 28,000 K.G. wegende), een in het midden van elke lange zijde van het schip, opgesteld in vaste van boven niet gedekte torens. Deze kanonnen op draaibare ramen geplaatst, vuren niet door schietgaten maar (en barbette) over den bovenkant der torens. Bovengengenoemde 4 vuurmonden (onder a en b) worden door middel van hydraulische inrich tingen geladen, gericht en verder behandeld. e. 8 kanounem van 14 cM. kaliber (elk 3300 K.G. wegende) aan stuurboordzijde door de geschutpoorten aldaar vurende. Verder 8 snelvurende kanonnen van 47 mM., een groot aantal revolverkanonnen van 37 mM. over het dek en de loopbruggen verdeeld. Van laatstgenoemde soort van vuurmonden bevinden er zich zelfs in de marsen der masten. Ten slotte is het schip voorzien van 4 onder water gelegen lanceerbuizen tot het uitschieten van torpedo's. Boven de waterlijn loopt van beide zijden en over de geheele lengte van het schip een stalen pantsering van 45 cM. dikte. Het met 8 cM. dikke staalplaten gepantserde dek beveiligt de machine en de bergplaatsen (van buskruit, pro jectielen enz.) tegen vertikaal vuur. Tot het af weren van torpedoaanvallen dienen stalen netten. Het pantserschip kan geen zeil voeren. De mas ten (twee ia getal en mats militaires genoemd) zijn van drie boven elkander geplaatste marsen voorzien, waarin zoo als reeds gezegd werd revolverkanonnen van 37 mM. zijn- geplaatst, en van waar uit het dek van een vijandelijk schip met geweervuur kan worden overstelpt. Boven genoemde masten zijn van staalplaat vervaardigd, inwendig hol en van een wenteltrap voorzien. De tegen projectielen uit licht geschut gedekte standplaats van den kommandant bevindt zich veelal betrekkelijk hoog in den grooten mast, zoodat de bevelhebber van den bodem een goed overzicht van het dek heeft, terwijl iets lager eene standplaats is gemaakt voor den torpedoofflcier, die altijd in verbinding met den kom mandant staat. De stuurtoestel is door eene pantsering beschermd. Vraagt men nu, of het bouwen van zulke zware en dus ook dure pantserschepen door Frankrijk, in navolging van Italiëen Eugeland doelmatig is te noemen, dan meenen wij hierop ontkennend te moeten antwoorden om redenen reeds vroeger in dit blad vermeld (zie No. 630 van l September 1889 bis. 4 laatste kolom v. o. en blz. 5 eerste en tweede kolom). Bij het bouwen toch van nieuwe oorlogsschepen in het algemeen legt men er zich tegenwoordig bijzon der op toe om vooral een groote snelheid te verkrijgen. Alhoewel nu de snelheid van 17 knoopen (of wat hetzelfde is van 17 zeemijlen in het uur) voor zulk een kolossaal zwaar schip als Hoche reeds groot genoemd kan worden, zoo streeft men toch naar nog betrekkelijk veel groo tere snelheid. De nieuwste kruisers der Fransche marine waartoe ook Jean Bart behoort, (die 7 millioen franken kost) loopen met eene snel heid van 19 knoopen en de nieuwste avisos der Duilsche marine (o. a. de Meteor) met eene snel heid van 23 a 24 knoopen. Hierbij moet even wel worden opgemerkt, dat de laatste soort van oorlogschepen niet tot de pantserschepen behoort. Wat de vuurmonden betreft, begint men in Engeland reeds van cie bewapening der groote pautserschepen met de zwaarste kanonnen terug te komen. Zoo wordt bijv. in het Militair Blad no. (3 van 31 Maart 1890 blz. 46 eerste kolom medegedeeld: dat de tegenspoed ondervonden met de kanonnen van 110 ton (waarvan het pro jectiel een gewicht bezit van 900 K. G. en eene buskruitlacling van 450 K. G. wordt gebezigd) aan boord der Victoria de Admiraliteit er toe gebracht heeft om van een dergelijk zwaar ka liber af te zien en voor de bewapening van nieuwe oorlogsschepen, kanonnen met een gewicht van hoogstens 67 ton (l ton 1016 K. G.) vast te stellen. Vele zeeofficieren zijn zelfs van oordeel, dat vuurmonden van 30 ton, welke in geval van nood met de hand bediend kunnen worden, aan alle eischen voldoen, terwijl alsdan zoo wel het aanvallend als het verdedigend vermogen der schepen belangrijk vergroot kan woid-sn door vermeerdering vaa het aantal kanonnen. Aan de groote kalibers zijn de volgende nadeelen ver bonden: lo. het schieten gaat te langzaam, daar slechts 4 schoten per uur kunnen gelost worden;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl