De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 11 mei pagina 1

11 mei 1890 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Het auteurarocht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. UitgeTcr: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 11 Mei. Abonnement per 3 maanden ...... ?1.12', fr. p. post ? U87' Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . , 0.10 Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . < . , 0.20 Reclames per regel 040 I H H O V Dl ', VAN VERRE ER VAN NABIJ. FEUILLEON: Een alledaagsche geschiedenis, naar het Soorsch, door E.JV (Slof). Jaqob Hobein, (bij ? >m plaat). UIT HET HAAGJE, door Z. N Ignalementen uit den Utrechtschen Gemoemte\ SjdTdoor Jan van 't Sticht. KUNST EN LETTEREN: Tooneel te Amsterdam, door Fr. MuI ek in de hoofdstad, door Von Brucken Fock. J euwe uitgaven op muzikaal gebied, door Von Smeken Fock. Aanteekeningen Schilderkunst, tyor V. Mahomed. door Claudius. VARIA. MILITAIRE ZAKEN: Het nieuwe Belgische Wpeteergeweer. WETENSCHAP: De beweging der vliegende visschen door de lucht, door B. Ben p&aschei, naar het Fransch. SCHAAEfPEL. Voor Dames, door E-e. ALLERtEL INGEZONDEN. RECLAMES. BEURSOVERZICHT. ADVERTENTIËN. IV.., Van verre en van nabij. De Duitsche Rijksdag is door den keizer .nopend met eene troonrede, die weder veel ' Sgenaardigs bevat. Natuurlijk is het grootste .gedeelte van de rede gewijd aan de sociale .'wetgeving, voor welke de keizer in zijne be? kende rescripten het initiatief heeft genomen. "Pat het hem met de bedoelde hervormingen .ernst is, blqkt uit "het feit, dat reeds een Wetsontwerp betredende de arbeidersbescher ming, in den vorm eener uitbreiding en aanVulling van de bestaande Reichsgewerbeordfiimg,~im den Rijksdag is ingediend, en dat met de behandeling daarvan onverwijld een aanvang zal worden gemaakt Met erkente lijkheid wjjst de keizer op de groote bereid willigheid, waarmede alle mogendheden aan liet onlangs te Berlijn gehouden congres hare medewerking hadden verleend, niet het minst de Zwiteersche republiek, die, ofschoon zij zelve reeds in het vorige jaar en ook ditmaal weder de uitnoodiging voor zulk eene confe rentie had verzonden, welwillend genoeg was om aan Duitschland den voorrang te laten. De betrekkingen met alle buitenlandsche mo gendheden zqn van zeer vriendschappelijken aard, en de keizer schrijft dit toe aan het vertrouwen, dat de vredelievend heid xgner politiek ailerwege inboezemt. In deze en der gelijke zinsneden blijkt, dat de keizer duide lijk wil laten uitkomen, hoe veel waarde hij ; Hecht aan het persoonlijk régime; zijn afkeer Taa .én constitutioneel scnijnkpningschap, ?dat het zwaartepunt der regeering in de volks;: ^Vertegenwoordiging verlegt, is zóó groot, dat -.r'hj| zelfs den gebruikelijken pluralismajestotis J.«niet gebruikt, misschien uit vrees, dat men ' daarbij aan eene zekere coöperatie in de lei?? Sding der regeeringszaken zou kunnen denken. ,vDe overtuiging dat »zijne" politiek overal ? ^'vertrouwen wekt, doet hem echter de eischen .'der landsverdediging niet uit het oog verlie: ;- -zen. Zonder zich er om te bekommeren, dat ,v.; Feuilleton. fflALLEDAi&SCIE «HIIDINIS. Naar het Noorsch, door E. F. (Slot.) Bruvold stond er altijd sterk op, dat zijn vrouw met hem naar de kerk ging. Het stond anders zoo vreemd voor de menschen. Het was wel moeilijk om in tijds gereed te komen. Maar wanneer zy dan door de ochtendwerkzaamheden heen was, en de woning zoowel als de kinderen een extra Zondagspeurt ge had hadden, wachtte haar een heerlijk, rustig uurtje in de kostersbanken achter den breeden rug van hare wederhelft. Zij hield veel van het kerkgezang, het liefst wanneer er gezongen werd van vrede en liefde en rust. Zy gevoelde zich dan zoo wonderlijk wel te moede, alsof de tonen zich zachtkens, koeste rend om haar heen sloten, en haar afzon derden van al wat daarbuiten in de woelige wereld, met al haar moeiten en zorgen, voor viel- En later, wanneer de predikant het woord nam, gebeurde het wel dat de onge wone stilte om haar heen, en ook het gemak kelijke plaatsje, haar te machtig werden; dat haar oogen zich allengs sloten, het hoofd haar op de borst zonk en juffrouw Bruvold een rustig dutje deed, tot groot vermaak van de menschen, die elkander aanstieten, om haar aan te wijzen. Maar men was er onbewust van hoe zij reeds om vijf uur was opgestaan; dacht niet om al haar kinderen, en wist zeker niet hoe druk ztf het altijd had. Tegen den herfst begon juffrouw Bruvold te sukkelen. Niet dat men iets aan haar kon zien, zij was altijd zoo mager en schraal geweest, dat zij weinig of niets te missen had; maar tóch, het was tot tweemaal toe voorvan het laatst gesloten compromis _ tusschen de regeering en de vertegenwoordiging, het militair septennaat, nog niet de helft van den termijn is verstreken vraagt hij eene aan zienlijke versterking van het leger, Om met de uitbreiding der wapening in de naburige landen gelijken tred te houden. Voorts wordt geld gevnaajjfd voor de koloniale ondernemin gen m Afnka en voor de verbetering der ambten aars traktementen. En de socialisten wet: Daarover geen enkel woord. De keizer hoopt de arbeidende bevol king te overtuigen, dat zij de behartiging hun ner belangen gerust aan hem kunnen overla ten; alleen tegen hen, die trachten de bestaande rechtsorde omver te werpen, zal hij met onverbiddel'jke gestrengheid te werk gaan. Doch terwijl in de vorige troonrede nog gewezen werd op de noodzakelijkheid om over buiten gewone middelen te beschikken, ten einde den binnenlandschen vrede te handhaven, wordt thans van eene uitzonderingswèt niet meer gesproken. Dit wettigt de onderstelling, dat de keizer voor goed heeft afgezien van het gebruik van een wapen, waarmede tot nu toe veel meer kwaad dan goed is gedaan. Het opmerkelijkste is het zwijgen der troon rede over de aftreding van den heer Von Bisraarck. Het is natuurlijk maar e_en praatje voor de vaak, wanneer enkele gedienstige or ganen, zooals de Weener Presse beweren, dat net geen pas geeft, van de hoogte van den troon over eene ministerieele crisis te spreken. Vorst Bismarck was mér dan een minister. In 1888, bij Bismarck's vijftigjarig militair jubileum, vergeleek de tegenwoordige keizer den toestand van het rijk met dien van een regiment, dat ten storm oprukt. »De konunandant is gevallen', de naaste in het kommando, schoon zwaar verwond, rijdt koen vooraan. Alle blikken zijn gericht op het vaandel, dat door den drager omhoog wordt gehouden. Zoo houdt Uwe Doorluchtigheid de rijksbanier. Moge het u nog lang vergund zijn, in vereemging met den geliefden en vereerden kei zer (Friedrich) die rijksbanier omhoog te houden!" Het aftreden van een man, dien de keizer zelf zoo hoog had geprezen en gewaardeerd, had toch wel met een enkel woord herdacht mogen worden. Zou de keizer in eenig op zicht aan zijne waardigheid hebben te kort gedaan, wanneer hij had gezegd: Ik betreur het, dat een verschil van meening over za ken, omtrent welke ik mijn geweten geen ge weld mocht aandoen, heeft geleid tot de af treding van den staatsman, aan wien Duitschland en mijn Huis zoo groote verplichtingen hebben ?" Het is waar, de heer Von Bismarck heeft het den keizer niet gemakkelijk gemaakt door de houding, die hij na zijn ontslag heeft aange nomen. Hij heeft duidelijk bewezen, dat groote mannen, als zij zich verongelijkt achten, soms heel klein kunnen zijn. Hij heeft aan zijn ontevredenheid en zijne gekrenktheid lucht gekomen dat zij flauw was gevallen, na eenige keeren achtereen de trap op en af te hebben feloopen. Men hoorde haar niet klagen, maar e kinderen hadden opgemerkt dat zij dik wijls de hand op haar nart hield alsof het haar pijn deed. Dat moeder ziek zou kunnen worden, niet altijd en overal te vin den zou zijn, om hen in alles te helpen en voor allen te zorgen; dit was iets zoo buitengewoons, dat zij er zich geen voorstelling van konden vormen. Bruvold zag niets ; maar toen het een paar maal was voorgekomen dat hij des morgens op zijn bed, zeer lang op zijn gebruikelijk kop koffie en de gestopte pijp had moeten wachten, zag hij er alles be halve genadig uit. Wat, drommel, scheelde haar toch ? Wat had zij anders te doen dan voor hem te zorgen? Maar juffrouw Bruvold was op, en kon niet meer. Eens op een namiddag stond zij te strijken. Het was een nare dag voor haar geweest; Bruvold had den geheelen dag ge grauwd en gesnauwd omdat er van den ont vanger een dringende aanmaning was geko men, tot het voldoen van achterstallige be lasting ; en Maja zat in de keuken te schreien, omdat zij zoo vast op de nieuwe japon had gerekend die haar beloofd was, en het daar toe bestemde geld nu weer heenging aan die verwenschte belasting! Buiten was het guur en somber; de regen kletterde tegen de ruiten. Het begon donker te worden; zij stak een licht aan, om nog voort te gaan met haar werk, en tegelijk viel haar blik op haar eigen beeld, zooals het van den donkeren achtergrond door de venster glazen werd weerkaatst. Wat zag zij er ellen dig uit! Hoe veranderd! Was zij het, die zij daar zag, zoo oud en vervallen, met diepe kringen onder de oogen ? Op eens kwam er over haar een wilde, ontembare begeerte, om er een eind aan te maken; om weg te loopen naar buiten in de duisternis, zoodat men haar niet zou kunnen vinden; ver, ver weg, gegeven op eene wijze, die ongepast en zijn eigen verleden niet waardig was, om niet eens te zeggen, dat zij lijnrecht in strijd was met dévroeger door hem verkondigde beginselen omtrent de rechten der kroon en zijn eigen >yazallentrouw". Maar de jonge keizer, die zich zelf op zulk een duizelingwekkend hoog standpunt stelt, had juist daarom des te gemak kelijker de leer kunnen toepassen, dat hem, die veel heeft liefgehad, OOK veel zal verge ven worden. Wat de ingediende ontwerpen betreffende de arbeidersbescherming betreft, kan men zeggen dat zij, bij veel dat als een onmis kenbare vooruitgang beschouwd en hoog ge waardeerd moet worden, ook enkele bepalin gen bevatten, die bewijzen, dat de reactio naire geest nog machtig is- Zeker, men kan geen ijzer met handen breken, en men moet soms, als het hondje van Van Alphen, al dankbaar zijn voor »beenljes en voor brood." Het >hoen in den pot" van Henri IV zal yoorloopig nog wel tot de vrome wenschen behooren. Van de zijde der sociaalzijn dan ook reeds ontwerpen inie veel verder gaan dan die der regeêring. Merkwaardig is het, dat onder de dcsideraia der sociaal-democratische fractie in den Duitschen Rijksdag de achtuurs-arbeidsdag niet voorkomt- Voorloopig stellen zij zich tevreden met een arbeidsdag van 10 uren; later kan dan de verkorting volgen tot 9 en 8 uur. Op dit punt heeft dus de intransigentie plaats gemaakt voor een in deze netelige quaestie zeker niet onverstandig opportunisme. De Duitsch-vrijzinnigen, thans in den Rijksdag weer tot eere gekomen, hebben zich reeds dadelijk beijverd om de leemten der troonrede aan te vullen. En dit was geen overbodig werk, want over wijzigingen in de financieele en economische politiek, die tot nu toe door den heer Von Bismarck is doorgezet, over het stelselmatig protectionisme, dat alleen den agrariërs ten goede kwam, een der eerste levensbehoeften steeds duurder maakte, is tot nu toe niets verluid. In een aantal voorstellen hebben nu de Duitsch-vrijzinnigen, in ver scheiden opzichten, gesteund door de ZuidDuitsche democraten, die in den nieuwen Rijksdag weer de >Volkspartij" van vroegere dagen vormen, verbeteringen aan de hand ge daan, die door de tegenwoordige Regeering wel niet zullen worden aangenomen, maar die haar toch zullen noodzaken tot een dui delijke verklaring omtrent de door haar toe te passen economische politiek. _ Het zal dan tevens blijken, of Bismarck's jongste liiforgaan, de Hamburger Nachrichten, gelijk had, toen het beweerde, dat de afgetreden kanse lier nog geen reden had om zich weer op den voorgrond te plaatsen, daar in z;jne politiek geenerlei wijziging zou worden gebracht. om vrij te worden van al dit getob, van zich zelve, van den geheelen rommel! Maar op deze korte opwinding volgde weder een be zwijming, en den volgenden morgen moest zij blijven liggen. Bruvold gevoelde zich onaangenaam ver rast. Hoe moest het nu gaan ? Waar bleef hij nu ? Het heele huishouden was in rep en roer: men wist niet waar men het eene zoe ken, wat men met het andere doen zou. Maar de vrouw des huizes bleef dien dag te bed, en de volgende dagen evenzoo. Meestal lag zij alleen. Af en toe kwam een der jongens binnenvliegen om haar een gat in zijn kous, of een scheur in zijn buis te laten zien. Het was nu reeds de veertiende dag dat zij bedlegerig was, een Zondag. Bruvold was des morgens in de kamer geweest en had alles overhoop gehaald, om naar een zakje met klontjes te zoeken dat nergens te vinden was, en dat hij altijd in de kerk gebruikte. Zijn vrouw had op al zijn gekijf niet geant woord, maar had alleen het gelaat naar den muur gekeerd en was zoo blijven liggen. Het was wél de eerste maal in hun huwelijk dat zij het had durven wagen, zoo onverschillig te zijn; geen wonder dan pok dat hij een gramstorig verwonderden blik op haar had geworpen, en bij het verlaten der kamer de deur met geweld achter zich dicht had gesla gen. Na kerktijd kwam Maja, stralend van blijdschap en met een kleur als vuur, aan haar bed, met den uitroep : »Moe, moe, ik ben geëngageerd met Rozen !" Dit was de bewuste student met het lange, golvende haar. Juf frouw Bruvold voelde liaar hart ineenkrim pen. »Maja, doe het toch niet!', bracht zij eindelijk uit, »Je weet niet wat ie tege moet gaat, kind!" Maja begon te schreien, en zeide dat zij het lang niet mooi vanhaar moeder vond, zoo iets te zeggen, nu zij zoo gelukkig was. Want zij hield zoo heel veel van hem. De zieke richtte zich met inspanning een JACOB HOBEIN. . . (Sy de plaat). Te Vlissingen is Vrijdag 9 Mei het gedeukte»ken op het graf van Jacob Hobein plechtig ont-i huid en aan de gemeente overgedragen. Het gedenkteeken bestaat uit een liggendeaea ., staanden steen, uit hardsteen gehouwen.' ? ?' Op het staande stuk is eene sloep gebeiteld, " met het opschrift: . Hier ligt Jacob Hobein, die als matroos 2e klasse op den 19n Maart 1831 onder een herig . vijandelijk geweervuur de Nederlandsche vlag «w [ 's vyands hand redde, en zwemmende terugbracht- . aan boord der kanonneerboot No. 30." * Op de platliggende zerk leest men: Hulde van de Koninkl. Ned. Marine aan den dapperen Jacob Hobein voor zy n heldenfeit op de Schelde verricht. Geboren 1810-1888 te VJJi. . singen overleden, als gepensionneerd Opper-stuurman der Militaire Willemsorde." De ontwerpers-architecten van het gedenktee ken zijn de heeren Van Rossum & Vuyk te Am sterdam, terwijl het te Brussel is vervaardigd. Een lange stoet, bestaande uit schuttery, infan terie, Vlissingsch Mannenkoor, staf muziek van het 3e regiment infanterie van Bergen op Zoom, Ma rine, Corporatie van de Militaire Willemsorde, Corporatie van het Metalen Kruis, familiebetrek kingen van Jacob Hobein, Corporation van oudmilitairen, Belgisch loodswezen, burgervereeniging Amicitia", Koninkl. Handboog-schuttery Willem III" en deputatën van het Indische Kruis" van Amsterdam, Rotterdam en Helder trok, be geleid door een groot deel der Vlissingsche be volking naar de stedelijke begraafplaats. v Daar werd het gedenkteeken plechtig onthuld door twee ridders der Militaire Willemsorde, de heeren Van den Berg en Slot. Vervolgens hield de voorzitter der Hobein-commissie de vice-admiraal F. L. Geerling een toe spraak, waarin hij met vuur en kracht, in ronde, eenvoudige zeemanstaai nogmaals het door Jacob Hobein verricht heldenfeit verhaalde; daarna bracht spreker hulde en dank aan allen die tot de oprichting vau het gedenkteeken hadden h\j- ? gedragen en de onthulling door hunne tegenwoorheid opluisterden. Verschillende sprekers voerden nog het woord: o. a. voor de vereeniging Van Speyk" de heer Bos en voor de vereeniging De Ruyter" de heer Gershagen, ridder der Militaire Willemsorde;. daarna gaven anderen in proza en in dichtmaat uiting aan hunne yereering en brachten hulde aan de nagedachtenis van den wakkeren matroos. De schoonzoon van Jacob Hobein dankte in welgekozen worden voor de eer aan den overle dene bewezen. Ten slotte nam de burgemeester van Vlissingen het woord om aan al de aanwezigen een woord van dank te brengen, en de plechtigheid was afgeloopen. , Wij geven onzen lezers heden het facsimilévan een lithographisch portret uit de dagen van 1831, benevens dat van een tegelijkertijd verschenen prentje voorstellende Jacob Hobein tot zyn. hel weinig omhoog. »Nu. als je veel vttn ,hem houdt, gaat het, misschien beter dan ik denk maar, lieve kind, liefde is niet alleen elkan der te kussen en vriendelijk aan te zien zoo lang men jong is, och, er komt later zoo heel veel meer kijken!" Maja bleef nog een poosje pruilen, en ging toen naar beneden. Een uurtje later kwam zij nog eens naar hare moeder zien. De onder gaande zou wierp nog een laateten schitte renden stralenbundel over het hoofdeneinde van het bed, waarop juffrouw Bruvold met ge vouwen handen, en het gelaat naar buiten gekeerd, met strakken blik lag te staren in het volle zonlicht. Zij was dood. Enkele dagen daarna werd zij begraven. Het was een vochtige, koude herfstdag; de grond was doorweekt, de lucht kil. Dagen achtereen had het zonder ophouden geregend, niet met stortbuien, maar met doordringende motregens. Doch nu begon het_ weer een weinig op te helderen. De wind, die van den zeekant kwam opzetten, kondigde verandering van weder aan, en oude lieden voorspelden dat het spoedig voorgoed winter zou zijn. Het kerkhof was laag gelegen en moerassig. De paden waren nauw begaanbaar na al de fevallen regens ; er. hingen nog enkele blaeren aan de lage boomen en struiken, zwartgespikkelde, yaalbruine bladeren, die met een droefgeestig geklepper een laatsten wanhopigen tegenstand boden aan de najaars vlagen. Het graf, dat men voor juffrouw Bruvold had gereed gemaakt, lag in een der het verst van den ingang gelegen hoeken van het kerkhof, bijna tegen de schutting aan. De lijkstoet, welke zich langzaam voortbewoog tusschen de dubbele rij van statige, reeds van allen bladerentooi ontdane ahornen, be stond alleen uit mannen, in het zwart gekleed en met hooge zijden hoeden op het hoofd. De kist was bedekt met kransen van half ver

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl