Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEXDAMMEB, VEEKBLAD VOOR NED&RLAND.
l aangevuurd door den geest van V
B nur origineelen, daartoe
Sarïngar Ie Leeuwarden %
;k ;
3n
ad
r «»en beide afbeeldsels van den
21jariw goed beeiet, zal mee aanstonds
be/ dat man in e dagen niet altijd rekening
gehouden met de juistheid der gelijkenis,
aert -wanneer het groote portret goed is en
kunnen we veilig aannemen is het kleine
r of meer een caricatunr van den jongen held.
ht hebban we bier te doen met een
neoiionistisch product uit die dagen en is alleen
i geestvan Van Spejjk die eenigszins op de
van de tegenwoordige vexirplaatjes is
aant de meeste zorg besteed. Op het eerste
jad men van Spey'k's geest niet
ontdek, maar by nauwkeurig zien zal het p har toom
lelijk verschijnen. Als kunstroortbrengsel uit
1831 heeft het plaatje in 't minst geen, als
ateit daarentegen ongetwijfeld wél eenige
ie. Voor hen die den geest niet aanstonds
Itltekken, diene dat hij zich tusschen de boomen
at: niet in het gebruikelijke lang golvende
ngewaad maar non of meer in ochtendtoilet
Uit het Haagje.
ditdc ea vroolijk «Is het 's winters toegaat
t OuderwetBcbe, maar nog steeds gewilde
i-pension", Lange Voorhout No. 5, genaamd
?"~t zoo doodsch en verlaten wordt
dieinU het naderen van den zomer.
iweUjks zien de fiere dochters van Jupiter
mor h*re ramen het groen der boomen en
blauw der sciuttemmiformen om het hardst
), of met maagdelijken schroom laten zij
vallen «i hare kort geleden nog zoo
woning voor iedereen sluiten. Het luide
dat ome brave schutters in het
ntt bun langen winterslaap tot een nieuw
en exerceer-leven opwekt, is voor de
nmder brave pensionnaires van Düigentia
Min om bare kofterg te pakken en eenige
i" in directe verbinding met den
té'bespreken. Zelfe in breeder zin opgevat,
de dames nooit me* stille trom; alty'd
g een gexelKg afecheidspartijtje aan magen
leen, opgeluisterd door bal, concert,
voori, een comedievertooning, een soupeetje of
Mi dergelijk*.
Jto muzikale Polyhymnia besluit bare
overwinin óe residentie altijd met een fraai
conn de danslustige Terpsiehore met een
schitbal, tenryl haar stemmiger zusters Calliope,
. -_^t Eaterpe, Tbalia en Melpomene meestal te
«??men n groot festijn aanrichten, onder het
pavan burgemeester en wethouders der
letidige gemeente Oefening.
?
r
jpjjjf "Bit jaarlijks wederfceerende feest nu heeft den
?"?*"? April 11. begunstigd door een niet al te
temperatuur in de gestucadoorde
converttl van Diligentia plaats gegrepen. De orde
gelukkig niets te wenneten over, aangezien
tot voetspoor van bijna alle kleine gemeenten,
, «mbt van veldwachter, hier ceremoniemeester
in plaats van aan verscheid«ne jonge
mannen, bij voorkeur aan n enkelen der
den opgedragen wordt. Dank zy een
loterij-systeem en een streng verbod
samenscholingen van meer dan vier personen
n bespreek bil jet. bekomt iedereen, naarmate
___ «en gelukkiger of ongelukkiger nommer trekt,
'S-:'*vi> «j»! heter of een slechter plaatsje De hoogste
n, vlak vooraan, kan men echter nooit
trek"aar <tie vooruit klaar gemaakt zijn voor het
r, de «ereburgers en andere uitverkorenen,
den den aanzienlijken vrouwenstoet, dien
satrapen altijd in hun gevolg hebben. De
n voor de gewone leden zijn, om maar ruimte
r ?winnen, zoodanig met gesloten gelederen
op"t, dat men om ey'ne plaats te bereiken,
algevaarlyke loopgraven passeeren moet, die
' met knieën gepalissadeerd zy'n. Is men
geceteh, dan bevindt men zich als in een
fis, gevormd door de schouders em
ellebovan ey'ne neventnenschen; de kraag van de
heidekruid en kunstbloemen.
Daartusii lag een enkele natuurlijke ruiker, want
was m dezen tijd van het jaar zoo
moeiomfrissche bloemen te krijgen.
"Omniddenijk achter de dragers gingen
JBïuvold en de predikant. De laatste nam
ajjn toga hoog op, toen hij over het gr as moes t
' «aan om bij het graf te komen. De hooge
?fcoeden werden afgenomen, en allen hielden
,»«en oogenblik voor het gelaat, maar
slaak? «tem een zucht van verlichting, toen zij ze
-H«êr konden opzetten want er woei een koude
Tfind, en de meesten hadden weinig haar
aeer op het hoofd.
Toen werd er pp gedempten toon een psalm
gezongen ; het ging niet van harte, want
nieinend gevoelde of dacht er bij, maar het
bede nu eenmaal zoo- De wind deed af en
zijn best de tonen van het gezang mede
te voeren, omhoog, tot in de wiegelende
kruiW» der naakte boomen ; maar zij waren te
traag, te slepend, en hielden zich angstvallig
kinnen het kleine kringetje, dat daar dicht
«imeengesloten om de geopende groeve stond.
Torn trad de predikant naar voren; hij was
Van de goede oude school, en hield van
beeld?mreken en fraaie zinwendingen. Bij deze
' fdegenheid deed hij vooral uitkomen hoe wél
»et der zwakke vrouw is, zich te kunnen
zich veilig te mogen weten in den
van de beschuttende, lommerlijke
-dee mans. Een samenleven in heide,
het thema waarop hij telkens terugkwam,
waarover hij zeer schoon wist uit te weiden ;
NE was zjjn geliefkoosd onderwerp, en hij
3fa»B.%et veelal ;bij gelegenheden als deze,
?l»ar %et zoo goed te pas kwam. Maar de
?>wbd woei zoo scherp, en hij had er zich niet
twafloenfle op gekleed; hij meende al een
«teek m de zijde te voelen. »Dat zou wat
anoois geven," zuchtte hij bij zichzelven.
g -maakte 'het dus slechts kort ; ten -slotte
'flen enkel, -welgemeend woord yan lof tot
edbtgenoot, den goeden, waarlijk
mannejas of het kapsel van zy'n voorbuur zou bepaald
bedwelmend dicht op de oogen drukken, als men
niet den verkoetenden adem van zijn achterbuur ge
zellig ia den nek voelde spelen.
Boor toevallige openingen in den uitgestrekten
bergketen van hooge en lage, van meer en minder
begroeide toppen, rijkelijk afgewisseld door maje
stueuze Jonkvrouwen en kale gletschers, ziet men
den gouden morgenglans doorschemeren van het
nanking gordijn, dat het tooneel van de zaal af
scheidt.
Muziek is geen regeeringszaak in oefening. Der
halve wordt de plechtige stilte, die alom heerscht,
alleen onderbroken door het gemurmel van aller
lei fluisterend gevoerde gesprekken en een geheim
zinnig belgeklingel, dat af en toe van achter het
gele uitspansel hoorbaar wordt. De gevaarlijke
Alpenjagers toestand, waarin men verkeert, maakt
dat men zich niet de minste beweging kan gun
nen, zonder de kans te loopen van ongelukken
te veroorzaken. Men geeft daarom zijn oogen maar
den kost. Bg' afwisseling vergast men zich nu eens
op het bewonderen van eene schoone Jonkvrouw,
dan weder op het waarnemen van een gletscher,
die wegens de toenemende warmte het grootsche
schouwspel aanbiedt van te ontdooien. Eindelijk,
als men op het punt is zich gruwelijk te gaan
vervelen, verschijnen door eene opening terzijde,
de .oude vertrouwe gidsen, die gedurende langer
van eene halve eeuw het genootschap langs diepe
afgronden en over kwaadaardige klippen heen ge
voerd hebben, en die met iedereen goed overweg
kunnen, behalve natuurlijk met de nieuwe gidsen.
Nauwelijks hebben de stoere mannen zich aan het
hoofd van het gezelschap geplaatst, of het nan
king gordijn komt in hevige beroering, om zich
weldra in twee helften te splitsen of hetgeen
ook wel gebeurt halverwege te blijven haken.
Het tooneel wordt echter goed of kwaadschiks
zichtbaar gemaakt, en een fijn dramatisch maal
voorgediend, by die gelegenheid meestal door
eigen koks gereed gemaakt, dit verdient op zich
.zelf reeds de grootste waardeering, omdat in Oe
fening wel verbazend veel bestuurs-, werkende en
eereleden rondhuppelen, die lange messen dragen,
maar slechts weinigen in staat zijn een smake
lijke en letterkundigen schotel toe te bereiden of
nieuwe taalkundige gerechten uit te denken. Op
de gewone leesavonden wordt bijna alles netjes
bezorgd door bekwame koks van buiten de stad,
terwijl men zich bovendien dikwijls behelpt met
het entameeren van verduurzaamde poëten, die
de versche in malschheid soms verre overtreffen,
maar toch altijd een beetje naar het blik smaken.
Het gewicht van de sluitingsavond des
genootschaps laat zich daaruit gemakkelijk verklaren.
Dat feest doet namelyk precies hetzelfde wat de
Nijl in Egypte verricht, door jaarlijks buiten zyn
eentonige oevers te treden om het land voor
algeheele uitdroging te behoeden.
Dezen keer werd het nieuwe blijspel van den
heer Lodewijk Malder vertoond door de vereenigde
Botterdamsche tooneelisten.
Mejuffrouw Marie Vink en Willem van Zuijlen
om kortheidshalve de andere acteurs en. actri
ces niet te noemen hebben echter een Ge
vaarlijken vriendendienst" aan den acteur bewe
zen door diens werk zoo onberispelijk uit te voe
ren, dat men om strijd hulde bracht aan hun
meesterlijk spel, terwijl men voor den opzet en
inhoud van het stuk zelf slechts op- en aanmer
kingen over had. Algemeen vond men de hande
ling te gezocht en den dialoog te onbeduidend,
om voortdurend van de vertooning te kunnen ge
nieten.
Veel wordt tegenwoordig gepraat over acht
uren ontspanning daags. Ook in ons veendistrict,
ongeveer ter plaatse waar Spui-, Vlaming- en Wa
genstraten te zamen vloeien, zijn voor deze her
senschim op den In Mei slagen gevallen en zelfs
bebloede koppen gehaald. Men kan er zeker van
zyn dat onder de vechtersbazen geen enkel lid
van Oefening gescholen heeft, want zij welen by
ondervinding hoe ontzettend moeilijk het soms is,
om slechts een paar uurtjes in ledigheid aange
naam door te brengen.
Z.
lijken vriend, dien zij tot steun had gehad in
den strijd des levens; en een woord van dank
tot hem van de afgestorvene, uit wier naam
hij zich overtuigd hield te mogen spreken,
voor al de warme, beschermende, koesterende
liefde, welke hij op haar levenspad had uit
gestrooid. _ Zij was een van de stillen, van de
zwakken in den lande geweest, voegde hij
er nog bij, en had aan zulk een liefde
dus te meer behoefte gevoeld.
Bruvold had al dien tijd zijn
zwartbehandschoende handen gevouwen gehouden, en er
zedig op neérgezien. Het was hem zoo ge
rustgesteld, zoo wél voldaan te moede; hij
nam zich zoo veel goeds voor; zóó braaf als
op dit oogenblik had hij zich nog nooit te
voren gevoeld, en in het vervolg bleef hij
altijd dit half uurtje aan het graf zijner vrouw,
als het beste oogenblik zijns levens rekenen.
Hjj had van haar gehouden, ja zeker, veel
van haar gehouden, en zij, zij had het goed
bij hem gehad, en had als een rechte vrouw
gedaan wat haar taak was. Wel is waar,
in den laatsten tijd kon zij zoo best n iet meer
voort, maar toen had onze lieve Heer haar
tot zich genomen; ja, het was toch maar
het beste, zooals het gegaan was.
De buren en kennissen gingen huiswaarts,
blijde dat het afgeloopen was; maar ze hadden
toch ook moeilijk thuis kunnen blijven.
De wind zette zij u spel voort met de dorre
bladeren; zij dwarrelden en huppelden de
lange laan af, maar aan het einde bij de
schutting, waar de wind geen vat op hen
had. stapelden zij zich op. Gedurende den
nacht begon het te vriezen en te sneeuwen,
en eer het morgen wae lag er een dik, zacht
sneeuwkleed over het graf van juffrouw
Bruvold.
?De wind stak op, en loeide en gierde door
de struiken en over de graven; maar de kleine
juffrouw Bruvold lag veilig bewaard voor al
de ruwe stormen dezer wereld.
SIGNALEMENTEN UIT DEN TJTRECHTSCHEN
GEMEENTERAAD,
door JAN VAK 'T STICHT.
Wethouder mr. J. J. Uytw-erf Sterling,
In de achterste, tevens meest verheven ry' zetels
van de twee rijen, die zich in onze raadszaal als
in elkaar passende hoefijzers bevinden, is de heer
Uytwerf Sterling gezeten tnsschen de b«ide
rustende en rustige doctoren Templeman van der
Hoeven en Van Eeten. En de kalmte dier beide
buren is ongetwijfeld de oorzaak, dat des wet
houders onrust, om niet te zoggen zennwachtiglaeid,
nog meer in het oog springt dan anders het geval
zou zyn. Stilzitten behoort zoo min in letterlijken
als in figuurlyken zin tot de gewoonten van den
heer U. S. Ik zou er op durven wedden, dat hy
het bekleedsel van zynen stoel zeker in het tiende
gedeelte van den tyd verslyt, dien de burgemeester
daarvoor aan den zynen besteedt. Nu draait hij links,
dan rechts, en ook als hij schijnbaar kalm de cou
rant zit te lezen, terwijl zijne medeleden bezig zijn
fraaie redevoeringen af te steken, is hy onophou
delijk in beweging.
Met een plotselingen, haast zou men zeggen,
onwillekeurigen schok, werpt hy' de courant neer
en grijpt met de hand in den Unnenzak van zyn
jas, waaruit die weder te voorschijn komt met een
kleine portefeuille, tegen welks buitenkant door
een elastiekje een stukje papier gekneld gehouden
wordt. Met den nagel van den duim tusschen de
tanden leest hy dan peinzend de notitiën na,'die
hy op dat papiertje gemaakt heeft, legt de porte
feuille eensklaps voor zich neer, neemt eene pen
op, krast er iets op door, dat vermoedehjk reeds
afgedaan is, of schrijft er iets by, dat hem juist
weer te binnen schoot. Dan verdwijnt de porte
feuille weer met bliksemsnelheid want al zy'ne
bewegingen zijn gejaagd in den jaszak en een
paar lange brieven komen daaruit te voorschyn.
Weer gaat de duim dan tnsschen de tanden en
met ernstig nadenkend gelaat worden ook die
epistels nagelezen' en telkens van een haastige
kantteekening voorzien.
Nu eens grypt hy een strookje papier, bukt
zich dicht over de tafel en schrijft er snel
eenige regels op, die hy aan eenen bode ter
bezorging geeft; dan weer nygt hy zich rechts
of links om een der beide heeren, die hem be
grenzen, met een glimlachend gelaat iets toe te
luisteren, of hy' springt met een geheel
onverwachten wip overeind, schuift met beide handen
den stoel een eindje achteruit en loopt
metvluggen tred naar een der raadsleden met wien hy
een gesprek begint.
Alles doet hij even snel! Tien verschillende
dingen doet hij in ne minuut, men zou bijna
zeggen op hetzelfde oogenblik; hij denkt, hy
spreekt, hy noteert, hij schrijft en als hij ge
dacht, gesproken, genoteerd en geschreven heeft,
dan denkt, spreekt, noteert en schryft hij opnieuw,
maar dan weer over wat anders. Zoo kan men
hem ook zien op de straat, waar hy', die zoo
vele betrekkingen bekleedt, onophoudelijk menschen
ontmoet, die in eenigerlei relatie tot hem staan.
A propos, meneer A., hoe staat het hiermee ?"
En nauwelijks heeft meneer A. de noodige in
lichtingen gegeven of tjip, tjip, tjip, daar snelt de
heer Sterling weer voort om vijftig passen verder
meneer B. de vraag te doen, hoe het toch eigen
lijk daarmee staat. Zoo gaat hij op nen enkelen
tour door de stad een geheel Abc van meneeren
langs. Niemand is zijn leven een oogenblik zeker
als bij zich op hetzelfde uur als de heer Uytwerf
Sterling op de straat bevindt en toch komt deze
nooit te laat aan den trein, wat een geheim is
tusschen hem en de stationchefs, die gewoonlijk
vooraf zijn ingelicht met welken trein Z E.A. zal
gelieven te reizen.
Maar laten we hem in den Eaad beschouwen.
De deur der antichambre gaat open, de heer
Sterling treedt binnen, niet alsof zijn stoel
zooaJs in werkelijkheid het geval is slechts op
twee passen afstand van die deur staat, maar of
hy nog wel een kwartier te loopen heeft om er
te komen.
In minder tijd dan men een, twee kan zeggen
heeft hij de leuning van den stoel gegrepen, dezen
een eind ter zijde gerukt en zich, ook al haastig,
daarop laten nederzakken. Een paar vlugge
wendingen van het hoofd naar alle zijden en men
kan er zeker van zijn dat niemand en niets van
hetgeen er in de zaal aanwezig is, aan zijn aan
dacht is ontsnapt. Is er iets wat zijne bijzondere
belangstelling gaande maakt, men kan het
onmiddellyk op zyn gelaat lezen. Want, ig de gebeele
persoon van dezen wethouder beweeglijk, zijn
gelaatstrekken zijn het zeker allermeest.
Er ligt een zekere ironie over dat gezicht, eene
ironie, die zich niet laat terugdringen, maar telkens
in scherpe lijnen en blikken te voorschijn springt, zelfs
onder het ernstig peinzen of schrijven, wanneer er iets
gezegd of gedaan wordt, wat zijne goedkeuring niet
wegdraagt want ook onder andere bezigheden
ontgaat hem het gesprokene niet. Dan heft hij
eensklaps het gebogen hoofd op en staart met
zoo'n oaverholen spot naar den spreker, dat men
wel zou wenschen dat de wethouder, hetgeen er
op die oogenblikken in zyn gemoed omgaat, wat
meer onder woorden bracht ..., men kon dan
eens met hem meelachen, zooals hy dan waar
schijnlijk inwendig van ganscher harte doet.
Vooral is hij iu dit opzicht merkwaardig om
gade te slaan, wanneer de burgemeester, als voor
zitter, zich zóó stipt aan de reglementen poogt
te houden, dat hij haast al wat reglement heet
met voeten dreigt te treden. Dan zet U. S. zyn
lorgnet natuurlijk weer haastig op den neus
en kijkt met zoo'n vermakelyken glimlach zijn
twee-en-dertig kameraads rond, alsof hij hun vragen
wilde: hoe vin je dat? laat jelui je dat nu maar
zoo welgevallen V"
Lange redevoeringen tot zijnen lof kan ik
het verklaren houdt de heer U. S. niet. Helder
van geest, vlug van opvatting, begaafd met een
zeldzame werkkracht, weet hy zich spoedig in
alle zaken intewerken en behoeft hij geen grooten
omhaal van woorden om zijne denkbeelden uit
te spreken.
Van hem zou men kunnen Beggen, wat eens de
heer M. C. van Hall in 1853 als levensbeschrijver van
zg'nen in dat jaar overleden vader
(procuiaur-generaal aan het gerechtshof in Noord-Holland) ver*
klaarde: Anéere* raegea hen in eoogooaanüa
mterlyke welsprekendheid overtreffen; onopge
smukt en even krachtig als taüelyk isKynvtaal^
in welke hg zich alt|d zuiver en met gepaste
klem weet nit te irukien."
Zeker, onopgesmukt en zonder eenige pretentie,
zooals de geheele persoon; maar ook, zich zelva
voelende, zich bewust van de macht en invloed,
die zijne talenten en de positie, welke hy zich
daardoor wist te verwerven, hem verzekeren.
Het schrander gelaat door oen zwaren donkeren
baard omzoomd, die zich slechts net («gewon,
en als het ware, door van tyd tot tyd een klein
grijzend vlokje te vertoonen, onder protest, laat
dwingen om zoo donker te blyven; steeds een
tlimlach om de lippen; de kaarsrechte gestalte
er overeind mét de borst vooruit, staat hij daar
en zegt op de meest eenvoudige wijze wat hy' te
vertellen heeft, zonder naar mooie woorden te
zoeken (of die vooraf gezocht te hebben), zonder
met zijn potlood te draaien of papiertjes te ver
schuiven, of in vervelende herhalingen te treden,
of dergelijke rethorische verstrooidheden en
aanwendsels meer.
Dat men den heer Uytwerf Sterling tot wet
houder verkoos is een z«er verstandige daad van
onzen raad geweest. En om zynen leeftgd, a
om zyne werkkracht en begaafrtheden behoort fcg
volkomen bij zijne collega's, die met iem hst
dagelijksch bestunr vormen; en als hy' straks l^j
het te verwachten nederleggen ey'raer betrekking
als directeur van den Rijnspoorweg zflne kracatea
meer geheel aan de gemeente kan wijden, ówn
zal ongetwijfeld blijken dat de stad onzer inwo
ning in den heer Uytwerf Sterling ee» «er be
langrijke aanwinst toeft gedaan.
Maar hij moet in den Raad s. v. p. een beetje
stil zitten, want die stoelen
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL (TE AMSTERDAM.
Kon. Vereeniging Het Ned.
Tooneel: Het sohilSery van
Siynorclli.
Het applicatietooneel: Meneer
gaat naar buiten!
Tot sluiting vaa het winterseizoen werd doer
de Kon. Vereeniging Het Nederlandseh Tooneel
vertoond Bet schüdery van Signorelli, een too
neel spel, dat in Duitschland een groot suoose
verwierf. Of dit het geval was omdat het ?een
eersteling van een laadsman, den beer Eiehaïd
Jaffe, was, dan wel om de uitmuntende be
zetting en monteering, zal ik niet beslissen,
doch wel moet ik verklaren, dat ik niet den
indruk kreeg van «en succeastuk te Kien, toea
ik , de vertaling in den Plantage-schouwburg
vertoonen zag.
Het stuk doet mij denken aan «en jongen,
die zijn zak vol met knikkers had en telkens
u knikker verloor, totdat hij tehuis gekomen
bemerkte, dat er maar twee of drie over waren
gebleven.
Zoo is het met (ie personen, optredende ia
Bet schilderij van Signorelli; sofa mist op faet
einde verscheidene personen van wie men ge
dacht had, dat zij iets zouden doen of beweren.
Het ia als een zooveeldraads touw, dat uit
geplozen wordt, en als er eenige draden ver
loren zijn gegaan, zegt men: hé, is dat zoo dna
geworden ?
Na de première ia Duitschland gaven wij een
overzicht van het stuk en brengen dus nu aQeea
bel hoofdmotief in herinnering.
Professor Woede is een kunstkenner; dooreen
leven van studie en onderzoek heeft hij zich «en
wereldberoemden naam verworven van kunde en
eerlijkheid; al* men dus met een pas ontdekt oud,
schilderij bij kern komt en hij zegt: »het is
echt", dan is het een kapitaal waard, en verklaart
hij het voor een copie van een meesterstuk, dan
kijkt niemand het meer aan.
Nu beeft de hoogkeraar, behalve een lief
dochtertje, twee zonen. De een Is schilder, een
ernstig talentvol man, wiens richting hem echter
van zijn vader vervreemdde; de ander is vroolqk
en lichtzinnig, officier en speler.
De officier heeft speelschulden, de kleinigheid
van 30.000 mark, en bad zich voorgesteld die te
leenen bij den heer Pfeiffer, kunsthandelaar.
Pfeiffer heeft zijn vermogen gestoken m een
oud doek, toegeschreven ?an den meester Sig~
norelli en dit hoopt hij te verkoopeu aan den
landsvorst. Alleen is daartoe noodig dat Profes~
sor Waede het voor echt verklaart, en deze ia
juist van meening, dat het niet echt kan zijn,
omdat hij overtuigd is, dat het origineel zich
bevindt in zekere kerk.
Maar als het niet echt is, kan Pfeiffer den
officier het geld niet leenen. en deze, zijn
speelschuld niet kunnende betalen, is onteerd «n cal
zich een kogel door het hoofd moeten jagen.
Wat doet het er echter toe of Professor Waede
overtuigd is dat het schilderstuk een oopie is ?
Iedereen houdt het voor echt, laat Waede zwijgen,
en niemand zal er iets bij verliezen. Integendeel,
de kunsthandelaar heeft een mooi zaakje gemaakt,
de officier is geholpen en de landsvorst heeft een
kostbaar stuk in zijn galerij.
Waede redt dan de eer van zijn zoon tegenover de
buitenwereld, alleen heeft bij met aijn eigen «er,
met zijn geweten een beetje te smoezen. Dat
redmiddel, het transigeeren wordt hem door
Pfeiffer aangeraden, maar de zuivere verhouding
wordt hem door zija zoon, den schilder, voorge
houden.
Zoo komt de strijd. Aan den eenen kant staat
het schrikbeeld, zijn zoon de officier onteerd,
dood misschien! aan de and-ere zijde, de
strenge, eerlijke oogen van den schilder, die hem
verwijtend en medelijdend aanzien. De schilder
biedt Pfeiffer zelfs aan de schuld VAB 30,000 Mark
op zich te nemen,, en door zijn werkaftebetale»,
maar daarmede is de kunsthandelaar niet ge
holpen -en eindelijk stemt Prof. Woede toe; Mj
verklaart aan een afgezant van zijn vorst, dat
de schildeiij echt is, ontvangt het geld om de
speelschuld te betalen «n helpt eqjn jongeten.
zoon.
Maar data komt ook de vergeldfflg. Prof.