De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 11 mei pagina 3

11 mei 1890 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

-VI- ?-lf t iMn B$f cer^k UB* niet meer aanzien, hij ziet «ik eeyett *»»«!*», »wrdsg, overal, hg denkt *& * Ohrifttne raa het schilderij, dat de kruiBigiog voorstelt, hem «et die oojjen aanziet; hij govoeft een smart ais ware bet zrjn geweten dat «tv genageld i» MM bet kruis, als gilde de leui' gw waarmee hg zijn leven beeft bezoedeld het tri*, dat hij osgwaten wil worden en teruggeno men. Waede's, geheel*^ denken concentreert zich op d«ft eeae pm>t, hij bezwijkt er onder en sterft, na het schilderij.- _dat nog in zijn huis is voor bfit onderzoek, vernield te hebben. Daar is een mooie gedachte in het tooneelspel, dfe goed volgehouden is. Het is de kern van het zooveddraactecbe touw, dat door den auteur uitgeplozen is. D* verloren gedane draden wor den vertegenwoordigd door de vronw van den hoogïeeraar, die als een losse gedachte bij'de vwtooning is gehaald ; door het dochtertje Kato, dat hier en daar eens wat zegt, door tta von Sieben, die verloofd 'is met den eenen broeder en eigenlijk meer hart heeft voor den andere. JJk stel mij voor, dat de auteur zoo echt Duitsch geredeneerd heeft bij het opzetten van z\in stuk. Er moet een professor zijn, wien dit en dat overkomt; dan een zoon die officier is, officieren hebben altijd: schulden; en daartegen over een zoon, die braaf ia en ernstig. Voor Tjjf jaar zou dat een dokter geweest zijn, een schilder is echter meer modern. Om het huisgezin voltallig te maken, moet er een Prau Mama zijn, en dan een dochtertje, een Dackfisch, en eindelijk een verloofde, die bekoord i» door de uniform van den officier, en eigenlijk meer achting heeft voor den schilder. Want dit moet men ook eens opletten, Duitsehe verloofden weten (pinds Marlitt reeds) nooit recht wat zij Wilten. Dr. Doorénbos- zei het al: «Eerst loopt h§haar na, en dan wil zij niet; dan loopt zij hem na, en dan wil hij niet, en als dan de twee deelen van den roman bijna vol zijn, dan willen j^ allebei en dan is het uit". Dan is er op een gegeven oogenblik nog een feest, omdat Professor Woede in den adelstand verheven is, (niet onaardig gedacht als tegenstelling van zijn zedelijken val) en hoort roen een stem in de gang een "toast houden, maar ook hiervan bemerkt men verder niets, behalve dat de Drofêssar in een rok loopt en Lila van Sieben in een rose jurkje. Let men nu alleen op de figuur van den hoogleeraar, op zijn straf en zijn lijden, op de perBonen, die zijn zoons voorstellen, eu op Pfeiffer, den kunsthandelaar, dan is het stuk zeer aangrijpend. Nu de heer Bouwmeester de hoofdrol speelde, kon men zich ook het succes begrijpen, en de heeren Clous en De Jong onderscheidenlijk als de schilder en de officier gaven wat men van hen verwachten kan. De h^er Schoonhoven, die den kunsthandelaar voorstelde, was wat kalmer, maar oek meer bestudeerd. Zijn grime was weder uit stekend, evenals die van den heer Verenet (Ba ron v. Qrbthe). Genoegen deed het mij weer eens mevrouw Holtrop-v. Gelder (Ella von Sieberi) en ttej. Bos (Kato) op te zien treden, zij het ook in zeer bescheiden rollen; mej. Chr. Poolman speelde voor Mevr. Woede. De dames zijn echter door den auteur zoo Btiefvaderlijk behandeld, dat men eigenlijk aan het einde van het stuk half vergeten is dat zij er bij behoowm. In den Salon des Varietés ben ik Nora nog eens gaan zien. Er is een gedachte, die zich bij dévertooning steeds aan mij opdringt, en dat is het onwaarschijnlijke dat eene vrouw acht zegge acht jaren getrouwd kan zijn (zij is dan ? toch minstens vijf- of zesentwintig jaren) drie kindeien kau hebben en dan nog zoo weinig van de wereld kan hebben gehoord als het bekla genswaardige schepseltje dat Ibsen geteekend heeft. MevrouwRössing-Sablairolles voldoet uitnemend in de titelrol. In het spel met haar kinderen, in het gesprek met mevrouw Linde, telkens juicht het publiek haar toe. De heer Smith is ook als Dr. Rank zeer goed ofschoon Koyaards als zoodanig waardiger was. Nora trekt nog steeds en dat de Salon zoo goed bezet is, ondanks de nabijheid van de Rot terdammers met Vorstenschool, is een mooi ge tuigschrift n voor Nora n voor de artisteu. De zetter heeft mij in mijn vorig overzicht een zekere mej. Verbeek in Tivoli laten ver welkomen. De lezer zal wel begrepen hebben, dat ik geschreven had mej. Herbenen. Ter gelegenheid van de 20ste algeineene ver gadering van het Tooncelverbond werd in de Plan tageschouwburg, v. Lier, door het applicatietooneel van de toonelschool een voorstelling gegeven. Vertooad werd Meneer gaat naar buiten ! (Le Mari a la campagne)" een stukje, dat geheel verouderd is. Een vijfenveertig jaar geleden bestond er een tijdschrift, als ik wel 'heb getiteld: Journal des dames et des demoiselles, waarin de mode naast de bellettrie een plaats had gevonden. Daar kwa men van die tooneelstukken in voor, geschikt om door heeren en dames vertoond te worden, zooals »Meneer gaat naar buiten!" er ook een is, Een vrome indringer, een schoonmama, die haar dochter en haar schoonzoon regeert, een zusje, verliefd op een jongmensch, wien het huis is ont zegd en dan een vriend, eeu zeeofficier die alles in orde brengt, men kent die stukken. Als meneer naar buiten heet te gaan, bezoekt hij een dame, ja, maar eeu zeer deugdzame dame, die een oude vlam blijkt te zijn vaa deu zeeofficier, en bestemd is om hem nog eens gelukkig te tnaken door haar weduwstaat aan hem op te offeren. Dan is er nog een bal bij die weduwe, waar van men niets bemerkt, dan dat de gastvrouw voortdurend van het bal wegblijft om met »meoeer", den zeeofficier eu het jongemensch, dat op zusje verliefd is, booze of seutimenteele praatjes te hou den, en alles heeft men dus bij elkaar. Ik vind het eenigszins vreemd om van een applicatietooneel van de tooneelschool te spreken, als, volgens het programma, van de tien medespelenden zes de tooneelschool reeds verlieten, en nog een, mej. Klein, die weldra verlaten zal. Ik meen zelfs, dat de heer Schwab niet meer onder de «jongeren" van de Kon. vereeniging »Het Ned. Tooneel" gerekend kan worden. Wat overigens het spel aangaat, mej. Brandt en de hh. Schwab en Verenet hebben klaarblij kelijk een goede studie van hun rollen gemaakt. Mej. Brandt is nog wat strak in haar gelaat, maar zeer goed op baar plaats in de rol van een beschaafde elegante vrouw ; de heer Verenet volgt in het bizonder zijn ku&sibroeder Schulze na. Mej. Klein zag er in haar rose baltoilet aller liefst uit, maar haar spel was niet zeer verzorgd. De heer v. Dommelen moet eens opletten, dat er verschil is tusschen een jong inensch van goeden huize en een bediende uit een hotel van den tweeden rang. Hij zag er uit als een»aanneme." Mevr. Schwab?Weiman en mevr. Verenet Dusault speelden te koud. De voorstelling droeg een zeer huiselijk karak ter. Het publiek bestond voor het grootste ge deelte uit geuoodigden. De dames ten tooneele ontvingen ieder een bloemruiker m. i. te beschouwen als wat men vroeger op de lagere school noemde, prix d'eneouragement. Later kan een prix de mérite volgen. Fr. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. De muziek ligt op 't oogenblik in de laatste stuiptrekkingen, die haar langdurige zomerflauwte plegen vooraf te gaan. Men zou zelfs kunnen gelooven, dat deze flauwte werkelijk sehon da" is, tenminste van sérieuse concerten, die nog op til zouden zijn, hoor ik niets meer. De laagste uitingen van leven, die de om het leger der patiënte verzamelde vrienden waarschijnlijk voor een langen tijd geconstateerd hebben, hebben bestaan in een concert in 't Concertgebouw ten behoeve van het fonds tot kostelooze plaatsing van arme kinderen in het Israëlitisch herstellingsen vacantieoord te Wijk aan Zee" (hu, wat een conscienteuse omschrijving!) en in de uitvoering van het Utrechtsen klein gemengd koor a capella" onder leiding van den heer J. C. 31. v. E. Beide concerten vonden veel bijval. Op het eerste werkten welwillend mede : Mej. Obermeyer, alt-zangeres en de Heer Mossel, violoncel. Mej Obermeyer zong met een fraai geluid (vooral in de lagere en middeltonen), maar nog niet vol komen rustig en breed genoeg eene Aria uit La reine de Saba" van Gounod en verder liederen van Brahms en Schumann. By ontwikkeling van haar talent en grootere vertrouwdheid met het publiek meen ik deze lieve zangeres een schoone toekomst te kunnen voorspellen. De Heer Mossel schijnt vooral uit te munten in werken van Popper. In Andacht" (uit de suite lm Walde") even wel had ik in het middengedeelte gaarne wat meer hartstocht gewenscht. Voortreffelijk gespeeld was de farantella" van denzelfden componist. Op het geestelijk concert van het Utrechtsche Koor bleek de roep, die van dit koor was uitge gaan, niet overdreven. Het kenmerkt ziek door een schoon klankgehalte, groote zuiverheid en enbeid in de nuances en uitspraak en waardige opvatting. Bijzonder schoon klonken de meer eenvoudige 4-stemmige nummers; in de 6-stemmige was de eenheid niet overal geheel zoo groot, op de verschillende partijtyi telde men hier te weimg stemmen misschien, en ook is voor meer gefigureerde muziek de overigens acoustisch zeer gunstige en fraaie Luth. Kapelkerk iets te galmend. Doorgaande noten vloeien bier eenigszins inén, werken in den reinen stijl zooals b. v. het koraal van Bach (no. 6), of in 't algemeen meer een voudige nummers zooals no l, 3. 5, 10 en 11, kwamen daarom voor mijn gevoel het schoonst uit. Hoe het zij, bij alle nummers genoot men en genoot men veel, men mag hier slechts zel den en zoo voortreffelijk ensemble als dit was gehoord hebben. Wat de bezetting betreft on derscheidde men vooral zeer fraaien sopranen en ook mooie, diepe bassen. De tenorpartij scheen me, waar deze meer op den voorgrond trad, iets minder gunstig bezet, doch de klank van liet vol koor was niettemin altijd heerlijk. Als een van de glansnummers qua compositie onder de zoo schoone verzameling, die ten gchoore gebracht werd, noem ik den prachtigen iiUsten Psalm van Sweelinck, onzon grooten landgenoot, met dat mystiek-droomerig gebimbam van klok ken, die ter kerke luiden. Men moet den indruk van uit wonderbare klankeffect nooit vergoten, dunkt me. Het programma bevatte behalve de reeds genoemde namen die van Dimitri Bortuiansky (een overleden Russisch componist, dio ook wel de Russische Palestrina genoemd is geworden en van wien een zeer schoon koor Ebre sei Gott" bijzonder schoon gezongen werd), Antonio Lotti, Palestrina. Joh. Michacl IJaydn (oen jon geren broeder van den beroemden Haydn), Leonhard Schröter, Hans Leo Hasler en Michael Prae tonus. Volledigheidshalve heb ik hier ook nog te ver melden het concert gegeven door Mevr. Collin Tobiscli, a!t, rnet mcderta-king van Mej Reddingius, sopraan, en de I1H. Messchaert, Rogmang, ntgen, Cramer, 'rans Coenen eu Bosinans. De zang van den Heer Messchaert verviel dien avond, welke overigens en in de eerste plaats door de voordracht van de concertgeefster zelve (die bet geheim der eeuwige jeugd schijnt te bezitten) volgens mijn berichtgever zeer vee] schoons moet opgeleverd hebben, hetgeen bij den gunsligen klank van al de hierboven genoemde nauien niet te verwonderen is. Eindelijk zij hier nog van een concert in 't Paleis van Volksvlijt gewaagd, ter gelegenheid van het 25-jdrigjubiKi als muziek directeur van den Heer Joh. M. Coenen gegeven, en dat opnieuw onmiskenbaar getuigenis aflegde van de sympathie, waarin deze directeur zich bij velen alhier mag verheugen. En hiermede meen ik van de laatste levensteekenen van de muziek in de hoofdstad voldoend verslag te bobben afgelegd. Zonder te kort te doen aan de verdienste der zomer-uitvoeringen in het Concertgebouw, maar toch bedenkend dat deze in belangrijkheid van de winter-concerten verschillen, zullen wij de schoone slaapster nu maar kalni aan baar lot overlaten, onbevreesd dat zij, als zij weer zal wakker geworden zijn, ons biervan niet luid genoeg verwittigen en aan onzen plicht herinneren, zal al hare faits et gestes" waer nauwkeurig te gaan opteekenen! Den lezer zoo lang heil! 8 Mei. VON BHUCKEIT FOCK. NIEUWE UITGAVEN OP MUZIKAAL GEBIED. Het Vaderland" is de titel van een mannen koor, gecomponeerd door Philip Loots en Aan de Kon. Mannenzangvereeniging Zang en Vriend schap en haren directeur deu heer W. Eobert te Haarlem'' opgedragen. In het werk is talent. De mazikale uitdrukking ia levendig en daarlrij rijk gekleurd, waardoor het werk overal vermag te blijven boeien. Het is geen maakwerk deze compositie, die blijkbaar uit een warm vaderlands lievend hart is gevloeid, een hart, dat zich ge drongen moet hebben gevoeld zich te uiten en waaraan het dan ook toe te schrijven is dat het werk dien monumeutalen indruk maakt, die eigen physionomie heeft, welke een compositie tot iets mér maakt dan een toevallige combinatie van tonen, die evengoed een andere had kunnen zijn.... Dat ik een enkele quintengang aantrof (pag. 3, 2e systeem, maat 1?2 in de tenoren) en de har monisatie op een enkele plaats minder rein is (pag. 8, 3e systeem, van de Ie naar de 2e maat in de tenoren) vermeld ik slechts pour acquit de conscience". Een drukfout is misschien de minder goed zangbare overmatige seconde a?bis op pag. 7, 3e systeem, 2e maat in de 2e tenoren, en werd voor a het kruis vergeten ? Het niet gemakkelijke werk zal by een gloed volle en fijn genuanceerde voordracht naar ik me overtuigd houd een uitmuntenden indruk maken. Het doet me pleizier, dat een componist bij onzen rijkdom aan laffe, meisjesachtig-verliefde mannen koren er weer eens een de wereld ingezonden heeft, die van een mannelijker, krachtiger, gezon der gevoel getuigt. Zóó moet eeu mannenkoor zingen, dk is zijn .taak, ik zou haast geneigd zijn allen componisten van mannenkoren toe te roepen zich voortaan de stemming van dit lied tot voor beeld te kiezen. Het werk is zeer netjes en duidelijk uitgegeven door Brix von Wahlberg te Amsterdam; de prijs van de partituur is ?0.60 en van een stel zang stemmen ?0.80. 8 Mei. VON BEUCKBN FOCK. AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST. De schrijver van het artikeltje over Kunstcritiek en Kunstsmaak in de provincie" in het vorige nummer van dit blad, gaf dan raad toch niet te spoedig aan een algemeen beter begrip in zaken van schilderkunst te gelooven. In onze provinciale hoofdsteden o. a., wilde hij doen, ge voelen, heerscht nog een horribele smaak. Dit nemen vrij gaarne aan, en het tegendeel is door ons ook niet beweerd. Alleen voerden wij bier eenige staaltjes aan, hoe in korten tijd de gezindheid van een goed deel der vaderla-ndsche kritiek beslist veranderde, en het kortzichtige gokritizeer van lieverlede voor frisscher inzichten plaats maakt. In het feit dat tegen die zuivere ideën ook op bittere wijze wordt gevochten, ligt het beste be wijs dat deze denkbeelden niet zoo maar eens door enkelen worden gepousseerd; maar dat men vaag beseft hoe zij voortkomen uit een noodwendige en overal zich openbarende evolutie in den smaak. In de laatste weken alleen zag ik behalve twee 'keer een praatje in het Nieuws twee pluksels in den Nederlandschen Spectator, een ingezonden stuk en een dure advertentie in het Handelsblad, en eenige onleesbare artikelen in het Dagblad voor Nederland, allemaal tegen de nieuwste kri tiek bedoeld. Tegen de bijzondere liefhebberij van enkelen zou nooit tökeer worden gegaan op zulk een manier, zelfs nog niet eens door de gekwet sten onder deze bestrijders. Toch hoort het juist bij een blinde en angstige reactie, dat zij van etm noodzakelijke strooming- de voorstelling tracht te geven, alsof men slechts met een kunstmatige propaganda, een actie van personen te doen had. Zoo doet b. v. een inzender in den Spectator van verleden week, die den lezers van dat blad oen vriendelijk overzicht wenscht aan te bieden van wat hier ter plaatse over de verandering in den geest der knnstcritiek gezegd werd. Terwijl wij schreven dat, wat men noemen kan de campagne in de kritiek, die indertijd door eenige Amsterdammers ondernomen werd, thans wel als geëindigd mag worden beschouwd, - ? tracht de inzender in den Spectator dit aan zijn lezers over te brengen door de vermelding dat deze beweging meer zal worden georganiseerd". Het plan is, de gansche Nederlandsche pers te bezet ten met soldaten van dit nieuwe Heilsleger, die aan dit schoone doel desnoods de beoefening der kunst zelve zullen ten offer brengen" enz. Nu, als er in zulk rcfereeren een genoegen ligt, zullen we dat den schrijver van dit Pluksel in vrede gunnen. De redactie van het Haagscho Vrijdenkorsorgaan zal in het vervolg ongetwijfeld beter toezien. In den heer van der Keilen van het Nieuws heeft die plukselrafelaar een bondgenoot. Alleen zou het bij hem niet opkomen bepaald verkeerde voorstellingen te geven; hij spreekt voluit naar zijn beste verstaud. De criticus van het Nieuws is, zooals men weet, ecu gewetensvolle, werkelijk ongein tere sseorde oude heer, die de zaken met zwaarwichtige]! ernst aanziet, en liet zijn plicht vindt te spreken in naam van zijn principes. Luidt bet oordeel van een groote Amsterdamscho krant vlak anders dan het zijne, dan bekent hij naïcfweg: Ik schaam mij min of meer. Wat moet het publiek wel denken van verslagen die zoo lijnrecht tegenover elkander staan." Hij geeft uit eigen beweging toe dat men van hem zou kunnen zeggen: Die man wordt oud, hij is uit den tijd." Hij biecht royaal: Ik zie steeds met huivering op tegen het oogenblik waarop weder een kunsttentoonstelling zal geopend wor den." Maar de kunstverslaggever van onze moest verspreide volkscourant geeft ook juister inlich tingen dan de grappige opmerker in het Haagsche weekblad, in zooverre de nieuwe richting" door hem ten minste niet als een toevallige farce wordt voorgesteld. De lieer Van der Keilen beseft eigenlijk volkomen, dat er ten onzent een krachtig levende JSf ' " ' f l TB moderne schilderkunst bestaat, waar hjj nie&wj begrijpt, «n wier groote natanrüjkheid streek brengt, en dat de overwi hoogdravende ideeën" over die kunst staande al zgn gefoeter op den daurve^.-?* Maar 'daarom juist wüdeze strijder z§n in den aesthetieken oorlog niet verlaten, . geloof in de . kracht zijner «iceningen gaat: verder dan zijn vertrouwen in zichzelf Ky I in de vrees een opvolger te bekomen, die e» geheel anderen weg zou inslaan, dan mj tot hiarta» C gevolgd heeft". Ware dit niet het gerat hy aaa reeds voorlarig pen en inktkoker aan den lapstok gehangen hebben". ' .Zoo heeft deze beklagenswaardig» man, gei\jk meer oude heeren, die nooit jong waren, hetvoef over zichzelf en zijn eigen onmisbaarheid en ia al zijn klachten en zyn omslachtige onnoozelhedeit bepaalt hij zich zoo zorgvuldig tot het praten over het uiterlijke der dingen, dat men hem ia alle reverende een stoof zou geven. Trots alle bezwaren," zoo schreef de heer v. d. ~K. goedig, kan ik er zoo moeielijk toe komen, mjj geslagen te verklaren", en in. een volgend stokje: Zoolang ik niet weet wie Z. v. E. is, en ik niet beoordeelen kan of hij wezenlyk iemand i» die recht van spreken heeft (dat zou men liever/ zuiver uit het geschrevene zelf afgeleid zien; of beoordeelt de beer v. d. K. schilderyen ook liefst naar den naam van. den maker ?) kan ik mjj niet gewonnen geven." Ook de halsstarrige man, dien wy veertien da~ gen geleden onverstoorbaar noemden, schynt dog te wankelen. Ook zyn taaiheid om tegen den stroom op te worstelen schiet bykans te kort. Of het nieuwe licht" ook kracht heeft!. ' En met alle tegenkanting is dat ook niet ander» mogelijk. Kritiek schrijven is allereerst doen be- T grijpen. En terwijl in ons land een sterke, gezonde emotioneele schilderkunst, die, in haar groote meesters de heele wereld door, aldoor meer ge erd, nog voortdurend wint in kracht, moest een kritiek die ter wille van geesteloos maakwerk deze kunst brutaal bleef voorbijgaan, op dan duwt te onvoldoende blijken. Want een kritiek die, iets anders willende dan te zeggen met het woord een beginsel dat leeft in feitelijke kunst, een kritiek die blijft vast houden aan verstyfde doctrines, en zich vijandig stelt tegen het mooie wat er opbloeit in hart en hoofd van de beste tgdgenooten, zulk eene kritiek wordt anders niet dan ijdel geschreven. 8 Mei. v. MAHOMED. De burggraaf de Bornier heeft ons aan zooveel scboons gewend, dat wanneer er een nieuwe pennevrucht van hem verschijnt, men vooraf over tuigd is een meesterstuk te meer te leeren kennen» Toen de dichter van de Dochter van Roeland" dan ook zijn Mahomed" der wereld inzond, wi*t men met welk een grootschen arbeid Frankrijk'» letterkunde verrijkt zou worden; en toch werd ieders verwachting nog verre overtrofien. Di* drama is bestemd het standaardwerk van den gevierden schrijver te wezen. Wie dergelgke bladzijden heeft te boek gesteld wordt zelïs door eigen genie niet weder overtrofien. Bijna twee jaar geleden, op 28 Juni 1888, wewt Mahomed" met eenparige stemmen aangenomen door de heeren van het Théfttre francais. De: ministerraad was echter van oordeel dat de voor stelling van dit treurspel in Frankrijk aanleiding zou kunnen geven tot rnoeielijkneden met Turkjje en besloot dat het nimmer ten tooneele zou mogen worden gevoerd. Graaf de Montebello, de Fransche afgezant te Constantinopel, werd belast dit ter kennis van den sultan te brengen. Abdul-Hamid dankte in warme bewoordingen voor deze tijding en voegde er bij : Ik ben hoogst erken telijk voor dezen maatregel, waarin ik, zoowei voor mij als voor mijn onderdanen eene kiesche oplettendheid zie." Intusschen blijft daarmede het publiek verstoken van een der gelukkigst geslaagde tooneelscheppingen onzer dagen, e» mogen wy den wenseiuiten dat in andere landen, die minder rjjk aan zonen uit het Oosten zijp, het werk van' Honri de Bornier, wel degelijk tot zijn recht zal komen, en vertolkt worden door de eerste kun stenaars van dezen tijd. De twee hoofdgedachten van het drama zy'n? allereerst de vruchtelooze worsteling van Mahomed om den Christus te overtreffen, een kamp die eindigen zal met den wanhoopskreet van den ster venden profeet; en ten tweede: de invloed der vrouw : aan de eene zijde de heilzame, grootmakende, reine liefde van Khadidja, en Mahomed's zedelijke kracht zoolang hij deze alleen getrouw blijft; aan den anderen kant Ayesha, het Fatum, dat hem ten gronde zal sleepen, als hy niet langer ne vrouw, maar de vrouw bemint, en den ernst zijner zending bij uren van vrouwengrillen uit bet oog verliest. Doch oordeele de lezer zelf, waar wij vluchtig met hem het gansche stuk zullen doorloopen. Hot eerste bedrijf stelt de woning voor van Khadidja, Mahomed's echtgenoote, die, vy'ftiea jaron ouder dan de toekomstige profeet, maar toch nog altijd schoon, zich voortsleept onder de laatste stuiptrekkingen eener onherstelbare ziekte. Zij gevoelt haar lijden dubbel nu Mahomed afwe zig is; reeds sedert dagen dwaalt hij door d woestijn rond, gelijk hij reeds zoo dikwerf te voren heeft gedaari; steeds bezig zijnde naar den aartsengel Gabriel te luisteren, die, naar bft beweert, uit den hemel neerdaalt om hem toe te spreken. Het volk houdt hem voor waanzinnig; Khadidja alleen doorpeilt zijn groote ziel, en gelooft in hum. Er komt een karavaan langs hare woning en zij Iaat de reizigers uitnoodigen bij haar binnen te treden. Er volgt een woeste feest vreugde, de gasten vervallen tot brooddronkenheid, en het tooneel schetst meesterlijk de verdierlijkte zeden dier dagen. In de verte ziet men zelfs een kind wegdragen om opgeofferd te worden aan den afgod Wad; het Arabische volk telt te veel vrouwen en laat daarom telkens een zeker aantal meisjes ter dood brengen, ten einde van de zorg voor bun onderhoud Bntslagen. te zyn. Toch be vinden zich onder hen nog lieden.wien een der

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl