Historisch Archief 1877-1940
-VI- ?-lf t
iMn B$f cer^k UB* niet meer aanzien, hij ziet
«ik eeyett *»»«!*», »wrdsg, overal, hg denkt
*& * Ohrifttne raa het schilderij, dat de
kruiBigiog voorstelt, hem «et die oojjen aanziet; hij
govoeft een smart ais ware bet zrjn geweten dat
«tv genageld i» MM bet kruis, als gilde de
leui' gw waarmee hg zijn leven beeft bezoedeld het
tri*, dat hij osgwaten wil worden en teruggeno
men.
Waede's, geheel*^ denken concentreert zich op
d«ft eeae pm>t, hij bezwijkt er onder en sterft,
na het schilderij.- _dat nog in zijn huis is voor
bfit onderzoek, vernield te hebben.
Daar is een mooie gedachte in het tooneelspel,
dfe goed volgehouden is. Het is de kern van
het zooveddraactecbe touw, dat door den auteur
uitgeplozen is. D* verloren gedane draden wor
den vertegenwoordigd door de vronw van den
hoogïeeraar, die als een losse gedachte bij'de
vwtooning is gehaald ; door het dochtertje Kato,
dat hier en daar eens wat zegt, door tta von
Sieben, die verloofd 'is met den eenen broeder
en eigenlijk meer hart heeft voor den andere.
JJk stel mij voor, dat de auteur zoo echt
Duitsch geredeneerd heeft bij het opzetten van
z\in stuk. Er moet een professor zijn, wien dit
en dat overkomt; dan een zoon die officier is,
officieren hebben altijd: schulden; en daartegen
over een zoon, die braaf ia en ernstig. Voor
Tjjf jaar zou dat een dokter geweest zijn, een
schilder is echter meer modern.
Om het huisgezin voltallig te maken, moet er
een Prau Mama zijn, en dan een dochtertje, een
Dackfisch, en eindelijk een verloofde, die bekoord
i» door de uniform van den officier, en eigenlijk
meer achting heeft voor den schilder. Want dit
moet men ook eens opletten, Duitsehe verloofden
weten (pinds Marlitt reeds) nooit recht wat zij
Wilten. Dr. Doorénbos- zei het al: «Eerst loopt
h§haar na, en dan wil zij niet; dan loopt zij
hem na, en dan wil hij niet, en als dan de twee
deelen van den roman bijna vol zijn, dan willen
j^ allebei en dan is het uit".
Dan is er op een gegeven oogenblik nog een
feest, omdat Professor Woede in den adelstand
verheven is, (niet onaardig gedacht als
tegenstelling van zijn zedelijken val) en hoort roen een
stem in de gang een "toast houden, maar ook
hiervan bemerkt men verder niets, behalve dat
de Drofêssar in een rok loopt en Lila van
Sieben in een rose jurkje.
Let men nu alleen op de figuur van den
hoogleeraar, op zijn straf en zijn lijden, op de
perBonen, die zijn zoons voorstellen, eu op Pfeiffer,
den kunsthandelaar, dan is het stuk zeer
aangrijpend.
Nu de heer Bouwmeester de hoofdrol speelde,
kon men zich ook het succes begrijpen, en de
heeren Clous en De Jong onderscheidenlijk als
de schilder en de officier gaven wat men van hen
verwachten kan. De h^er Schoonhoven, die den
kunsthandelaar voorstelde, was wat kalmer, maar
oek meer bestudeerd. Zijn grime was weder uit
stekend, evenals die van den heer Verenet (Ba
ron v. Qrbthe). Genoegen deed het mij weer eens
mevrouw Holtrop-v. Gelder (Ella von Sieberi) en
ttej. Bos (Kato) op te zien treden, zij het ook
in zeer bescheiden rollen; mej. Chr. Poolman
speelde voor Mevr. Woede.
De dames zijn echter door den auteur zoo
Btiefvaderlijk behandeld, dat men eigenlijk aan
het einde van het stuk half vergeten is dat zij
er bij behoowm.
In den Salon des Varietés ben ik Nora nog
eens gaan zien. Er is een gedachte, die zich bij
dévertooning steeds aan mij opdringt, en dat is
het onwaarschijnlijke dat eene vrouw acht
zegge acht jaren getrouwd kan zijn (zij is dan
? toch minstens vijf- of zesentwintig jaren) drie
kindeien kau hebben en dan nog zoo weinig van
de wereld kan hebben gehoord als het bekla
genswaardige schepseltje dat Ibsen geteekend
heeft.
MevrouwRössing-Sablairolles voldoet uitnemend
in de titelrol. In het spel met haar kinderen, in
het gesprek met mevrouw Linde, telkens juicht
het publiek haar toe.
De heer Smith is ook als Dr. Rank zeer goed
ofschoon Koyaards als zoodanig waardiger was.
Nora trekt nog steeds en dat de Salon zoo
goed bezet is, ondanks de nabijheid van de Rot
terdammers met Vorstenschool, is een mooi ge
tuigschrift n voor Nora n voor de artisteu.
De zetter heeft mij in mijn vorig overzicht
een zekere mej. Verbeek in Tivoli laten ver
welkomen. De lezer zal wel begrepen hebben,
dat ik geschreven had mej. Herbenen.
Ter gelegenheid van de 20ste algeineene ver
gadering van het Tooncelverbond werd in de Plan
tageschouwburg, v. Lier, door het
applicatietooneel van de toonelschool een voorstelling gegeven.
Vertooad werd Meneer gaat naar buiten ! (Le
Mari a la campagne)" een stukje, dat geheel
verouderd is.
Een vijfenveertig jaar geleden bestond er een
tijdschrift, als ik wel 'heb getiteld: Journal des
dames et des demoiselles, waarin de mode naast
de bellettrie een plaats had gevonden. Daar kwa
men van die tooneelstukken in voor, geschikt om
door heeren en dames vertoond te worden, zooals
»Meneer gaat naar buiten!" er ook een is,
Een vrome indringer, een schoonmama, die haar
dochter en haar schoonzoon regeert, een zusje,
verliefd op een jongmensch, wien het huis is ont
zegd en dan een vriend, eeu zeeofficier die alles
in orde brengt, men kent die stukken.
Als meneer naar buiten heet te gaan, bezoekt
hij een dame, ja, maar eeu zeer deugdzame dame,
die een oude vlam blijkt te zijn vaa deu
zeeofficier, en bestemd is om hem nog eens gelukkig
te tnaken door haar weduwstaat aan hem op te
offeren.
Dan is er nog een bal bij die weduwe, waar
van men niets bemerkt, dan dat de gastvrouw
voortdurend van het bal wegblijft om met »meoeer",
den zeeofficier eu het jongemensch, dat op zusje
verliefd is, booze of seutimenteele praatjes te hou
den, en alles heeft men dus bij elkaar.
Ik vind het eenigszins vreemd om van een
applicatietooneel van de tooneelschool te spreken,
als, volgens het programma, van de tien
medespelenden zes de tooneelschool reeds verlieten,
en nog een, mej. Klein, die weldra verlaten zal.
Ik meen zelfs, dat de heer Schwab niet meer
onder de «jongeren" van de Kon. vereeniging
»Het Ned. Tooneel" gerekend kan worden.
Wat overigens het spel aangaat, mej. Brandt
en de hh. Schwab en Verenet hebben klaarblij
kelijk een goede studie van hun rollen gemaakt.
Mej. Brandt is nog wat strak in haar gelaat,
maar zeer goed op baar plaats in de rol van een
beschaafde elegante vrouw ; de heer Verenet volgt
in het bizonder zijn ku&sibroeder Schulze na.
Mej. Klein zag er in haar rose baltoilet aller
liefst uit, maar haar spel was niet zeer verzorgd.
De heer v. Dommelen moet eens opletten, dat
er verschil is tusschen een jong inensch van goeden
huize en een bediende uit een hotel van den
tweeden rang. Hij zag er uit als een»aanneme."
Mevr. Schwab?Weiman en mevr. Verenet
Dusault speelden te koud.
De voorstelling droeg een zeer huiselijk karak
ter. Het publiek bestond voor het grootste ge
deelte uit geuoodigden.
De dames ten tooneele ontvingen ieder een
bloemruiker m. i. te beschouwen als wat men
vroeger op de lagere school noemde, prix
d'eneouragement. Later kan een prix de mérite volgen.
Fr.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
De muziek ligt op 't oogenblik in de laatste
stuiptrekkingen, die haar langdurige zomerflauwte
plegen vooraf te gaan. Men zou zelfs kunnen
gelooven, dat deze flauwte werkelijk sehon da"
is, tenminste van sérieuse concerten, die nog op
til zouden zijn, hoor ik niets meer. De laagste
uitingen van leven, die de om het leger der
patiënte verzamelde vrienden waarschijnlijk voor
een langen tijd geconstateerd hebben, hebben
bestaan in een concert in 't Concertgebouw ten
behoeve van het fonds tot kostelooze plaatsing
van arme kinderen in het Israëlitisch
herstellingsen vacantieoord te Wijk aan Zee" (hu, wat een
conscienteuse omschrijving!) en in de uitvoering
van het Utrechtsen klein gemengd koor a capella"
onder leiding van den heer J. C. 31. v. E.
Beide concerten vonden veel bijval. Op het
eerste werkten welwillend mede : Mej. Obermeyer,
alt-zangeres en de Heer Mossel, violoncel. Mej
Obermeyer zong met een fraai geluid (vooral in
de lagere en middeltonen), maar nog niet vol
komen rustig en breed genoeg eene Aria uit La
reine de Saba" van Gounod en verder liederen
van Brahms en Schumann. By ontwikkeling van
haar talent en grootere vertrouwdheid met het
publiek meen ik deze lieve zangeres een schoone
toekomst te kunnen voorspellen. De Heer Mossel
schijnt vooral uit te munten in werken van Popper.
In Andacht" (uit de suite lm Walde") even
wel had ik in het middengedeelte gaarne wat
meer hartstocht gewenscht. Voortreffelijk gespeeld
was de farantella" van denzelfden componist.
Op het geestelijk concert van het Utrechtsche
Koor bleek de roep, die van dit koor was uitge
gaan, niet overdreven. Het kenmerkt ziek door
een schoon klankgehalte, groote zuiverheid en
enbeid in de nuances en uitspraak en waardige
opvatting. Bijzonder schoon klonken de meer
eenvoudige 4-stemmige nummers; in de
6-stemmige was de eenheid niet overal geheel zoo groot,
op de verschillende partijtyi telde men hier te
weimg stemmen misschien, en ook is voor meer
gefigureerde muziek de overigens acoustisch zeer
gunstige en fraaie Luth. Kapelkerk iets te galmend.
Doorgaande noten vloeien bier eenigszins inén,
werken in den reinen stijl zooals b. v. het koraal
van Bach (no. 6), of in 't algemeen meer een
voudige nummers zooals no l, 3. 5, 10 en 11,
kwamen daarom voor mijn gevoel het schoonst
uit. Hoe het zij, bij alle nummers genoot men
en genoot men veel, men mag hier slechts zel
den en zoo voortreffelijk ensemble als dit was
gehoord hebben. Wat de bezetting betreft on
derscheidde men vooral zeer fraaien sopranen en
ook mooie, diepe bassen. De tenorpartij scheen
me, waar deze meer op den voorgrond trad,
iets minder gunstig bezet, doch de klank van liet
vol koor was niettemin altijd heerlijk. Als een
van de glansnummers qua compositie onder
de zoo schoone verzameling, die ten gchoore
gebracht werd, noem ik den prachtigen iiUsten
Psalm van Sweelinck, onzon grooten landgenoot,
met dat mystiek-droomerig gebimbam van klok
ken, die ter kerke luiden. Men moet den indruk
van uit wonderbare klankeffect nooit vergoten,
dunkt me. Het programma bevatte behalve de
reeds genoemde namen die van Dimitri Bortuiansky
(een overleden Russisch componist, dio ook wel
de Russische Palestrina genoemd is geworden
en van wien een zeer schoon koor Ebre sei
Gott" bijzonder schoon gezongen werd), Antonio
Lotti, Palestrina. Joh. Michacl IJaydn (oen jon
geren broeder van den beroemden Haydn),
Leonhard Schröter, Hans Leo Hasler en Michael
Prae tonus.
Volledigheidshalve heb ik hier ook nog te ver
melden het concert gegeven door Mevr. Collin
Tobiscli, a!t, rnet mcderta-king van Mej
Reddingius, sopraan, en de I1H. Messchaert, Rogmang,
ntgen, Cramer, 'rans Coenen eu Bosinans. De
zang van den Heer Messchaert verviel dien avond,
welke overigens en in de eerste plaats door de
voordracht van de concertgeefster zelve (die bet
geheim der eeuwige jeugd schijnt te bezitten)
volgens mijn berichtgever zeer vee] schoons
moet opgeleverd hebben, hetgeen bij den
gunsligen klank van al de hierboven genoemde nauien
niet te verwonderen is. Eindelijk zij hier nog
van een concert in 't Paleis van Volksvlijt gewaagd,
ter gelegenheid van het 25-jdrigjubiKi als muziek
directeur van den Heer Joh. M. Coenen gegeven,
en dat opnieuw onmiskenbaar getuigenis aflegde
van de sympathie, waarin deze directeur zich bij
velen alhier mag verheugen.
En hiermede meen ik van de laatste
levensteekenen van de muziek in de hoofdstad voldoend
verslag te bobben afgelegd. Zonder te kort te doen
aan de verdienste der zomer-uitvoeringen in het
Concertgebouw, maar toch bedenkend dat deze in
belangrijkheid van de winter-concerten verschillen,
zullen wij de schoone slaapster nu maar kalni
aan baar lot overlaten, onbevreesd dat zij, als
zij weer zal wakker geworden zijn, ons biervan
niet luid genoeg verwittigen en aan onzen plicht
herinneren, zal al hare faits et gestes" waer
nauwkeurig te gaan opteekenen! Den lezer zoo
lang heil!
8 Mei. VON BHUCKEIT FOCK.
NIEUWE UITGAVEN OP MUZIKAAL GEBIED.
Het Vaderland" is de titel van een mannen
koor, gecomponeerd door Philip Loots en Aan
de Kon. Mannenzangvereeniging Zang en Vriend
schap en haren directeur deu heer W. Eobert te
Haarlem'' opgedragen. In het werk is talent. De
mazikale uitdrukking ia levendig en daarlrij rijk
gekleurd, waardoor het werk overal vermag te
blijven boeien. Het is geen maakwerk deze
compositie, die blijkbaar uit een warm vaderlands
lievend hart is gevloeid, een hart, dat zich ge
drongen moet hebben gevoeld zich te uiten en
waaraan het dan ook toe te schrijven is dat het
werk dien monumeutalen indruk maakt, die eigen
physionomie heeft, welke een compositie tot iets
mér maakt dan een toevallige combinatie van
tonen, die evengoed een andere had kunnen zijn....
Dat ik een enkele quintengang aantrof (pag. 3,
2e systeem, maat 1?2 in de tenoren) en de har
monisatie op een enkele plaats minder rein is
(pag. 8, 3e systeem, van de Ie naar de 2e maat
in de tenoren) vermeld ik slechts pour acquit de
conscience". Een drukfout is misschien de minder
goed zangbare overmatige seconde a?bis op pag.
7, 3e systeem, 2e maat in de 2e tenoren, en werd
voor a het kruis vergeten ?
Het niet gemakkelijke werk zal by een gloed
volle en fijn genuanceerde voordracht naar ik me
overtuigd houd een uitmuntenden indruk maken.
Het doet me pleizier, dat een componist bij onzen
rijkdom aan laffe, meisjesachtig-verliefde mannen
koren er weer eens een de wereld ingezonden
heeft, die van een mannelijker, krachtiger, gezon
der gevoel getuigt. Zóó moet eeu mannenkoor
zingen, dk is zijn .taak, ik zou haast geneigd zijn
allen componisten van mannenkoren toe te roepen
zich voortaan de stemming van dit lied tot voor
beeld te kiezen.
Het werk is zeer netjes en duidelijk uitgegeven
door Brix von Wahlberg te Amsterdam; de prijs
van de partituur is ?0.60 en van een stel zang
stemmen ?0.80.
8 Mei. VON BEUCKBN FOCK.
AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST.
De schrijver van het artikeltje over
Kunstcritiek en Kunstsmaak in de provincie" in het
vorige nummer van dit blad, gaf dan raad toch
niet te spoedig aan een algemeen beter begrip in
zaken van schilderkunst te gelooven. In onze
provinciale hoofdsteden o. a., wilde hij doen, ge
voelen, heerscht nog een horribele smaak.
Dit nemen vrij gaarne aan, en het tegendeel is
door ons ook niet beweerd. Alleen voerden wij
bier eenige staaltjes aan, hoe in korten tijd de
gezindheid van een goed deel der vaderla-ndsche
kritiek beslist veranderde, en het kortzichtige
gokritizeer van lieverlede voor frisscher inzichten
plaats maakt.
In het feit dat tegen die zuivere ideën ook op
bittere wijze wordt gevochten, ligt het beste be
wijs dat deze denkbeelden niet zoo maar eens
door enkelen worden gepousseerd; maar dat men
vaag beseft hoe zij voortkomen uit een noodwendige
en overal zich openbarende evolutie in den smaak.
In de laatste weken alleen zag ik behalve twee
'keer een praatje in het Nieuws twee pluksels
in den Nederlandschen Spectator, een ingezonden
stuk en een dure advertentie in het Handelsblad,
en eenige onleesbare artikelen in het Dagblad
voor Nederland, allemaal tegen de nieuwste kri
tiek bedoeld. Tegen de bijzondere liefhebberij
van enkelen zou nooit tökeer worden gegaan op
zulk een manier, zelfs nog niet eens door de gekwet
sten onder deze bestrijders. Toch hoort het juist bij
een blinde en angstige reactie, dat zij van etm
noodzakelijke strooming- de voorstelling tracht te
geven, alsof men slechts met een kunstmatige
propaganda, een actie van personen te doen had.
Zoo doet b. v. een inzender in den Spectator van
verleden week, die den lezers van dat blad oen
vriendelijk overzicht wenscht aan te bieden van
wat hier ter plaatse over de verandering in den
geest der knnstcritiek gezegd werd.
Terwijl wij schreven dat, wat men noemen kan
de campagne in de kritiek, die indertijd door
eenige Amsterdammers ondernomen werd, thans
wel als geëindigd mag worden beschouwd, - ? tracht
de inzender in den Spectator dit aan zijn lezers
over te brengen door de vermelding dat deze
beweging meer zal worden georganiseerd". Het
plan is, de gansche Nederlandsche pers te bezet
ten met soldaten van dit nieuwe Heilsleger, die
aan dit schoone doel desnoods de beoefening der
kunst zelve zullen ten offer brengen" enz.
Nu, als er in zulk rcfereeren een genoegen ligt,
zullen we dat den schrijver van dit Pluksel in
vrede gunnen. De redactie van het Haagscho
Vrijdenkorsorgaan zal in het vervolg ongetwijfeld
beter toezien.
In den heer van der Keilen van het Nieuws
heeft die plukselrafelaar een bondgenoot. Alleen
zou het bij hem niet opkomen bepaald verkeerde
voorstellingen te geven; hij spreekt voluit naar
zijn beste verstaud. De criticus van het Nieuws
is, zooals men weet, ecu gewetensvolle, werkelijk
ongein tere sseorde oude heer, die de zaken met
zwaarwichtige]! ernst aanziet, en liet zijn plicht
vindt te spreken in naam van zijn principes.
Luidt bet oordeel van een groote Amsterdamscho
krant vlak anders dan het zijne, dan bekent hij
naïcfweg: Ik schaam mij min of meer. Wat
moet het publiek wel denken van verslagen die
zoo lijnrecht tegenover elkander staan." Hij geeft
uit eigen beweging toe dat men van hem zou
kunnen zeggen: Die man wordt oud, hij is
uit den tijd." Hij biecht royaal: Ik zie steeds
met huivering op tegen het oogenblik waarop
weder een kunsttentoonstelling zal geopend wor
den." Maar de kunstverslaggever van onze moest
verspreide volkscourant geeft ook juister inlich
tingen dan de grappige opmerker in het Haagsche
weekblad, in zooverre de nieuwe richting" door
hem ten minste niet als een toevallige farce wordt
voorgesteld. De lieer Van der Keilen beseft eigenlijk
volkomen, dat er ten onzent een krachtig levende
JSf ' " ' f l TB
moderne schilderkunst bestaat, waar hjj nie&wj
begrijpt, «n wier groote natanrüjkheid
streek brengt, en dat de overwi
hoogdravende ideeën" over die kunst
staande al zgn gefoeter op den daurve^.-?*
Maar 'daarom juist wüdeze strijder z§n
in den aesthetieken oorlog niet verlaten, .
geloof in de . kracht zijner «iceningen gaat:
verder dan zijn vertrouwen in zichzelf Ky I
in de vrees een opvolger te bekomen, die e»
geheel anderen weg zou inslaan, dan mj tot hiarta» C
gevolgd heeft". Ware dit niet het gerat hy aaa
reeds voorlarig pen en inktkoker aan den
lapstok gehangen hebben". '
.Zoo heeft deze beklagenswaardig» man, gei\jk
meer oude heeren, die nooit jong waren, hetvoef
over zichzelf en zijn eigen onmisbaarheid en ia
al zijn klachten en zyn omslachtige onnoozelhedeit
bepaalt hij zich zoo zorgvuldig tot het praten
over het uiterlijke der dingen, dat men hem ia
alle reverende een stoof zou geven.
Trots alle bezwaren," zoo schreef de heer v. d.
~K. goedig, kan ik er zoo moeielijk toe komen, mjj
geslagen te verklaren", en in. een volgend stokje:
Zoolang ik niet weet wie Z. v. E. is, en ik
niet beoordeelen kan of hij wezenlyk iemand i»
die recht van spreken heeft (dat zou men liever/
zuiver uit het geschrevene zelf afgeleid zien; of
beoordeelt de beer v. d. K. schilderyen ook liefst
naar den naam van. den maker ?) kan ik mjj niet
gewonnen geven."
Ook de halsstarrige man, dien wy veertien da~
gen geleden onverstoorbaar noemden, schynt dog
te wankelen. Ook zyn taaiheid om tegen den
stroom op te worstelen schiet bykans te kort.
Of het nieuwe licht" ook kracht heeft!. '
En met alle tegenkanting is dat ook niet ander»
mogelijk. Kritiek schrijven is allereerst doen be- T
grijpen. En terwijl in ons land een sterke, gezonde
emotioneele schilderkunst, die, in haar groote
meesters de heele wereld door, aldoor meer ge
erd, nog voortdurend wint in kracht, moest een
kritiek die ter wille van geesteloos maakwerk
deze kunst brutaal bleef voorbijgaan, op dan duwt
te onvoldoende blijken.
Want een kritiek die, iets anders willende dan
te zeggen met het woord een beginsel dat leeft
in feitelijke kunst, een kritiek die blijft vast
houden aan verstyfde doctrines, en zich vijandig
stelt tegen het mooie wat er opbloeit in hart
en hoofd van de beste tgdgenooten, zulk eene
kritiek wordt anders niet dan ijdel geschreven.
8 Mei. v.
MAHOMED.
De burggraaf de Bornier heeft ons aan zooveel
scboons gewend, dat wanneer er een nieuwe
pennevrucht van hem verschijnt, men vooraf over
tuigd is een meesterstuk te meer te leeren kennen»
Toen de dichter van de Dochter van Roeland"
dan ook zijn Mahomed" der wereld inzond, wi*t
men met welk een grootschen arbeid Frankrijk'»
letterkunde verrijkt zou worden; en toch werd
ieders verwachting nog verre overtrofien. Di*
drama is bestemd het standaardwerk van den
gevierden schrijver te wezen. Wie dergelgke
bladzijden heeft te boek gesteld wordt zelïs door
eigen genie niet weder overtrofien.
Bijna twee jaar geleden, op 28 Juni 1888, wewt
Mahomed" met eenparige stemmen aangenomen
door de heeren van het Théfttre francais. De:
ministerraad was echter van oordeel dat de voor
stelling van dit treurspel in Frankrijk aanleiding
zou kunnen geven tot rnoeielijkneden met Turkjje
en besloot dat het nimmer ten tooneele zou
mogen worden gevoerd. Graaf de Montebello, de
Fransche afgezant te Constantinopel, werd belast
dit ter kennis van den sultan te brengen.
Abdul-Hamid dankte in warme bewoordingen voor
deze tijding en voegde er bij : Ik ben hoogst erken
telijk voor dezen maatregel, waarin ik, zoowei
voor mij als voor mijn onderdanen eene kiesche
oplettendheid zie."
Intusschen blijft daarmede het publiek verstoken
van een der gelukkigst geslaagde
tooneelscheppingen onzer dagen, e» mogen wy den
wenseiuiten dat in andere landen, die minder rjjk
aan zonen uit het Oosten zijp, het werk van'
Honri de Bornier, wel degelijk tot zijn recht zal
komen, en vertolkt worden door de eerste kun
stenaars van dezen tijd.
De twee hoofdgedachten van het drama zy'n?
allereerst de vruchtelooze worsteling van Mahomed
om den Christus te overtreffen, een kamp die
eindigen zal met den wanhoopskreet van den ster
venden profeet; en ten tweede: de invloed der
vrouw : aan de eene zijde de heilzame,
grootmakende, reine liefde van Khadidja, en Mahomed's
zedelijke kracht zoolang hij deze alleen getrouw
blijft; aan den anderen kant Ayesha, het Fatum,
dat hem ten gronde zal sleepen, als hy niet
langer ne vrouw, maar de vrouw bemint, en
den ernst zijner zending bij uren van
vrouwengrillen uit bet oog verliest. Doch oordeele de
lezer zelf, waar wij vluchtig met hem het gansche
stuk zullen doorloopen.
Hot eerste bedrijf stelt de woning voor van
Khadidja, Mahomed's echtgenoote, die, vy'ftiea
jaron ouder dan de toekomstige profeet, maar
toch nog altijd schoon, zich voortsleept onder de
laatste stuiptrekkingen eener onherstelbare ziekte.
Zij gevoelt haar lijden dubbel nu Mahomed afwe
zig is; reeds sedert dagen dwaalt hij door d
woestijn rond, gelijk hij reeds zoo dikwerf te
voren heeft gedaari; steeds bezig zijnde naar den
aartsengel Gabriel te luisteren, die, naar bft
beweert, uit den hemel neerdaalt om hem toe te
spreken. Het volk houdt hem voor waanzinnig;
Khadidja alleen doorpeilt zijn groote ziel, en
gelooft in hum. Er komt een karavaan langs hare
woning en zij Iaat de reizigers uitnoodigen bij
haar binnen te treden. Er volgt een woeste feest
vreugde, de gasten vervallen tot brooddronkenheid,
en het tooneel schetst meesterlijk de verdierlijkte
zeden dier dagen. In de verte ziet men zelfs een
kind wegdragen om opgeofferd te worden aan den
afgod Wad; het Arabische volk telt te veel
vrouwen en laat daarom telkens een zeker aantal
meisjes ter dood brengen, ten einde van de zorg
voor bun onderhoud Bntslagen. te zyn. Toch be
vinden zich onder hen nog lieden.wien een
der