Historisch Archief 1877-1940
ILJLD
r-kjv r
, had dat kaartje wel kunnen uitsparen»
toch geraden hebben, want bet was
van zijn gewone plagerijen.
s zoo boos, dat ik de wassen pop in
' wierp, waar ze, onmiddellijk smolt
had ik bet gedaan, of ik voelde
ik was gelukkig nog in bet bezit
dat ik zorgvuldig ia mijn, kast
beIo elk geval kan bet niet langer zoo
L; hij moet meer ontzag voor mij
hebte voelen, dat bij mij voortdurend grieft.
misschien mijn gehuld ik ben te vrij,
achtig.
een week is hij niet bij ons geweest.
bij boos zijn of spijt hebben ? Och kwam
na maar! Ik verlang zoo vurig naar zijn
en voel mij zoo ongelukkig als hij er
beeft uu niets meer te vreezen; mijn
is bijna verdwenen en heeft plaats
gevoor diepe droefheid.
k, hij heeft geschreven, dat bij
morkomt dineeren. Wat zal ik hem nu zeggen.
dat is het beste. Ik ben toch zóó blij,
ik zal er niets van toouen, want ik voel
toch nog gegriefd."
eline slaat een blad om en begint
plotsehavig te beven, een gloeiende blos bedekt
wangen,
, mijn God, wat is er met mij gebeurd! Ik
niat schrijven, mijn gedachten zijn verward.
gaf lui mij dien kus ? Ik heb een gevoel,
iedereen het mij kan aanzien. Ik kan niet
mijn hart klopt zoo ik tracht te
maar ik kan niet. Ik ben diep be
en voelde m\j een oogenblik zoo
zielsge_ Ik voel zijn kus nog; ware ik maar in
omhelzing gestorven.
?ft het ontbijt gingen wij samen in het park
Wij hadden nog over niets met elkaar
ken,, daar ik mi j zelve de gelofte had
gehem mijn ontevredenheid slechts te toonen
vww* een koele behandeling.
'*? Wfl liepen een poos zwijgende door, oom Max
-."«B Sigaar rockend en ik zenuwachtig denkende
>O»%r wat ik hem zou antwoorden als hij mij eens
"ondervraagde.
?''fijBt was zeer zonnig, zoodat wij de schaduw
t, «jpoohten en ons lievelingsplekjs bij den vijver
( tot rustplaats uitkozen. Toen begon hij eindelijk
1lwft gesprek! Eerst over onverschillige
onder?wwpen, waarop ik ternauwernood antwoordde,
tot hij op eens driftig mijn banden in de zijne
tooit en zei:
*ZJjt ge hoos op mij ?"
Ik schudde ontkennend het hoofd.
»Wat is er dan ?"
Ik' antwoordde fluisterend :
" »Ik heb verdriet."
Toen wilde hij weten waarover en hield zoo
aan dat ik niet langer kon zwijgen en hem alles
? hakende. Ik vertelde hem welk een verdriet hij
H»n aandeed met mij altijd zoo te plagen; hoe
onbillijk het was om mij altijd als een kind te
behandelen en al mijn andere grieven. Ik had
nog nooit zooveel gesproken en voelde langzamer
hand al mijn boosheid verdwijnen. Ik begon te
schreien en leunde snikkende met mijn hoofd op
zij» schouder. Hij sloeg zijn arm om mij heen,
evenals toen ik nog klein was.
>Schrei niet, lieveling, och schrei niet zoo;"
smeekte bij op bevenden toon.
»Neen," antwoordde ik, maar ik kon het niet
laten, mijn hart was overvol. Hij trok mij nog
dichter naar zich toe, hief mijn hoofd op en zei,
terwijl hij met 'zijn hand zacht over mijn
ver- Warde baren streek :
»Kom, droog spoedig die tranen en zie mij dan
weer eens vroolijk aan."
Ik sloeg mijn oogen op en trachtte te glim
lachen. Ik voelde de warmte van zijn bh'k eu
, zag hoe zijn oogen straalden met een gloed, dien
? ik er nooit in had gezien. Ik vergat alles om
" mH heen en voelde mij volmaakt gelukkig.
Op eens boog hij zich tot mij neer en drukte
KUB lippen op mijn wang, dicht bij mijn mond.
Toen duwde hij mij woest van zich en stond
bleek en bevend voor mij ; om zijn lippen lag
een booze trek, en zijn oogen, zooeven nog zoo
zacht en teeder, hadden een harde, wreede uit
drukking. Ik wilde naar hem toegaan, toen hij
mij op bevelenden toon toeriep:
«Blijf daar!" en hij ging nog verder van mij
af.. Ik bleef onbeweeglijk en verpletterend staan.
Hjj bedacht zich een oogenblik, kwam weer naar
mij toe, greep mijn polsen, drukte ze tot brekens
toe en zei op ruwen toon :
>Als ge niet wilt dat ik je haat, kind, vergeet
dan voor eeuwig dit oogenblik. Er is niets ge
beurd, hoort ge?1'
Toen verwijderde hij zich met rasscbe schreden.
Ik vluchtte naar mijn kamer en zag hem niet
weer, daar hij van mijn afwezigheid had gebruik
gemaakt, om het kasteel te verlaten.
Dat oogenblik moest ik vergeten ! Waarom ?
Wat moest dat alles beteekeuen ? Waarom kuste
hij mij, als hij mij niet liefhad? en waarom, als
bij mij liefhad, moest ik daarna alles vergeten'?
Ik zou het toch nooit kunnen ; op dat eene
oogenblik begon ik eerst te leven. En is nu
reeds alles uit? Ik heb een gevoel alsof' er iets
in mij voorgoed is gebroken, vernietigd. En
waarom waarom toch ?
Arm kind ja alles was uit. Oom Max
moesthet mooie speelpopje welbi-eken waarom?"
Dat kunt gij, onschuldig kind, nog niet be
grijpen. Toeu gij u vrouw toondet, verbraakt
gij tevens den band zijner onschuldige genegen
heid, bij het naderen van den hartstocht ver
dween de vroegere teederheid. Die kus, die het
onbestemde gevoel duidelijk maakte, was het
einde van een onschuldige verhouding.
Ea de volgende bladzijden zijn tranen niets
als tranen, bij het schrijven vau elk woord Leeft
baar hart gebloed.
»Ik weet nu dat het uit is!
Schijnbaar is hij dezelfde van vroeger, maar
zijn houding is gedwongen, hij kan er anderen
mébedriegen, maar mij niet. Als het
eeuigszins mogelijk is mijdt hij mij, met onze gezel
lige gesprekken is het ook uiten ik durf niet
meer zooals vroeger naar hem toe te gaan om
naar de waarheid te vragen."
Maanden, en maandan zijn verloopen. Oom
Max ging een groote reis maken en toen hij
terugkwam was hij zoo koal en onverschillig dat
Evehne soms twijfelde aan. de waarheid van het
gebeurde. Maar neen... zij voelde dien kus
nog, daar op baar wang bij haar lippen, zij
voelde hem nog branden.
In haar onschuld had zij de hoop nog niet
opgegeven. Zij wist zelve niet waarop zij nog
hoopte; het was dan ook meer een leven op de
herinneringen. En nu stond bet feit in al zijn
dreigende wreedheid voor haar. Oom Max ging
trouwen!
Zoo werden al hare droomen ala een broos
kaartenhuis vernietigd de droomen van het
kind, die van het jonge meisje, al de heerlijke
luchtkasteelen, die zij in haar maagdelijke on
schuld had opgebouwd, al die idealen, verdwe
nen zijn zij, verwoest door een ruwe
maunenhand.
Oom Max gaat trouwen. Ea met wie ? Nu
begrijpt zij eensklaps, zoo niet alles, dan toch
veel. Er zijn menschen die zich niet ontzien,
om in het bijzijn van jonge meisjes te spreken
over zaken, die voor haar onschuldige ooren
niet geschikt zijn, en zoo herinnerde zij zich nu
eenige gezegden, welker beteekecis haar ont
snapte.
Men sprak over Max en over mevr. de
Koncey, men knipoogde, glimlachte geheimzinnig
en haalde veelbeteekenend de schouders op.
Had het ook niet betrekking op haar wat men
fluisterde:
Er zijn banden die meer binden dan een
huwelijk i" Zij bad nooit getracht het te
begrgpen, maar nu ging haar een licht op, wel
een zeer vaag liclit, want sommige gedachten
kunnen in zulke reine zielen nief op!» omen.
In haar verbeelding had Max mevrouw de
Ronceys altijd liefgehad, maar hopeloos, omdat
zij gehuwd was. De dood van haar man ver
brak dien knellenden huwelijksband, en nu mocht
Max zijn hartewensch vervuld zien en haar tot
vrouw nemen.
Maar waarom nam hij den schijn aan Eveline
ook lief te hebben ? Waarom had hij haar zoo
gekust ? Wat ben ik dan voor hem geweest ?
vraagt zij zich af. Iets zachts, iets teers om te
streelen, zooals men een hondje liefkoost. Van
het geheele verleden blijft niets over. Slechts die
kleine geschenken, nu haar reliquieën. Met wee
moed neemt zij het paaschei uit zijn verborgen
hoek; hoe dwaas van haar om er toen zoo boos
om te zijn en hoe gelukkig dat zij het bewaard
heeft. Het doet haar denken aan haar kindsheid,
toen zij nog droomen kon van haar groote reine
liefde, 't Was nu gebleken kinderspel te zijn,
zij mocht er niet meer aan denken; 't was
voorbij !
Een plotselinge inval doet haar besluiten al
die voorwerpen van hun plaats te nemen, het
ei te openen en er ze een voor een in te leggen.
Daar rusten nu haar kostbare schatten eerst het
dagboek, dan de penhouder, het p-ogramma,
het zakspiegeltje, de verdorde kamperfueiiestek,
het bijbeltje, het balboekje en zijn portret. Alles
ligt zorgvuldig tusschen de watten. Nog n blik
vol tranen van weemoe.l werpt zij in het
rozenkleurige graf, waarin zij haar eerste liefde be
graven heeft, en sluit het met een langen kus.
Nu is zij gereed het leven in te treden, nu
heeft zij geleerd wat lijden is en dit is immers
het wachtwoord dat de poort des levens voor
ons opent.
VOOR DAMES.
Huishoudschool. De Mormoonsche.
Clairon. Kantwerk.
Te Amsterdam hebben zich eenige aanzienlijke
dames en invloedrijke heeren tot eene commissie
gevormd, met het doel hier eene Huishoudschool
op te richten.
In tweeerlei richting stellen zij zich voor, dat
deze school werkzaam zal zijn :
Vooreerst tot opleiding van inwonende leerlin
gen als huishoudsters: het onderwijs zal dan bis
trekking hebhen op het, koken, het onderhoud van
huisraad, de behandeling der wasch, do kunst van
meten en wegen, ook in figuurlijken zin,
waardoor men in staat is toe te komen met een
dikwijls schraal huishondgclu. en de beginselen
eener eenvoudige administratie en boekhouding.
Eone opleiding dus, die later het eigen gezin
ten goede zal komen of de bezoldigde betrekking
beter doen waarnemen.
Ten tweede door het honden van cursussen;
theoretisch en praktisch onderricht, zoowel voor
jonge meisjes uit den gegoeden stand als voor
kinderen uit de volksklasse, op verschillende urea
en dagen te geven.
Een avondcursus zal uitsluitend TOOI? onderwij
zeressen worden bestemd, opdat deze kennis kun
nen nemen van en zich bekwamen in een vak van
onderwijs, dat alle recht heeft later op de
Volksschool te worden onderwezen; hetzij op de school,
zooals in Engeland, Frankrijk, Duitschland en
België, hetz\j daarnevens als vervolgklaese, zooals
nu de vele naaischolen.
Die onderwijzeressen wacht een schoone taak,
want van haar zal uitgaan de bezielende macht,
die het huisgezin van den werkman een betere
toekomst zal doen tegemoet aaan. Zij zullen aan de
aankomende vrouw uit de volksklasse leeren, hoe
zij met het eenvoudigste materiaal het dagelijksch
middagmaal smakelijk kan toebereiden; hoe men
de meeste voedingswaarde tegen het minste geld
kan inruilen, hoe men gereedschappen en meubelen
dwingen kan lang dienst te doen, hoe noodzake
lijk de toevoer van zuivere lucht is. enz.
En wordt het meisje uit de volksklasse tot eene
goede huisvrouw gevormd, ongetwijfeld zal dit
ook ten goede komen aan de talrijke klasse van
aankomende dienstboden.
Voor de inrichting van zulk eene huishoud
school, waar plaats moet zijn voor inwonende
leerlingen, want huishouden leert men toch 't
best in eene huishouding; waar ruimte moet
zijn voor verschillende cursussen, waar eene
bekwame, beschaafde Directrice en onder-Direc
trice tegen behoorlijk honorarium zich geheel aan
here taak kunnen wijden ; is" eene vrij groote
som noodig. Blijkt zij eenmaal levensvatbaar te
zijn, dan zal naar de meening der Commis
sie, de school haar eigen lasten kunnen dekken.
Voorloopig echter is er behoefte aan steun.
Er kan niet begonnen worden, voordat een waar
borgfonds is gevormd, waardoor het leven der
school, zelfs ouder de ongunstigste omstandigheden
voor den tijd van drie jaar wordt gegarandeerd.
Naar de berekening zal daarvoor voldoende zijn
eene som van achttienduizend Gulden, waarvan
voor inrichtingskosten f 9000 en voor mogelijke
tekorten gedurende de eerste drie jaren telkens l
eene som van ?3000. De commissie meent dat
dan voor 't vervolg geen beroep meer op onder
steuning zal behoeven te worden gedaan.
Een aanbevelend woord voor dit nuttig streven
is onnoodig; wij vertrouwen dat de betrekkelijk
geringe som die gevraagd wordt, voor zoover de
commissieleden, overtuigd van het belang der
zaak. die zelve niet reetls gestort hebben, al heel
spoedig zal gevonden zijn.
De commissie bestaat uit de H.H. J. F. L.
Blankenburg, L. Ketjen, Prof. Dr. B. J. Stokvis,
G. Vas Visser en Mr. C. M. J. Willeumier; de
dames: mevr. Van Tienhoveti?Hacke, mevr.
Boissevam?Brugmans, mevr. Crommelin?Nolthenius,
mevr. Delprat?Rsynvaan, mevr. Jitta?Wertheim,
roejufvr. A. E. Momma, mevr. Van Ogtrop
Herckenrath, movr. Neervoort van de Poll en
mevr. Chantepio de la- Saussaye.
Tot het geven van nadere inlichtingen verklaren
zich bereid : jonkvr. -T. de Bosch Ifemper, Heeren
gracht 537. mevr. Scholten Commelin,
Tesselschadcstraat 9 en Mr. J. K. Boerlage, Keizers
gracht 193.
VOOR MINDER GEOEFENDEN.
No. 21 van Michael Speyer te Kicolajcw.
I7.V- '»2'.'T'
b c d e l' g L
WIT
Wit koning c7, kasteel dl, paard d7, looper
pions a'S, e3 en gG.
Zwart koning do, pion c3 en cl.
Wit geeft in 3 zetten mat.
In de North American Review komt een inte
ressant artikel voor van Mad. Susa Gates, een
van de 52 nog levende kinrleren van den
Morino:icnpaus Brigham Young. Zij vertelt niet, hoe
veel vrouwen haar raan heeft, maar daar haar
vader verscheidene dozijnen vrouwen vriendschap
pelijk naast elkander had, daar zij in Utah ge
boren is en er altoos heeft geleefd, is zij zeker
wel in de gelegenheid een geldig getuigenis om
trent het Mormoonsche huwelijk af te leggen. Haar
getuigenis is in 'r geheel niet ongunstig, en in de
Vercenigde Staten, waar 700,000 meer vrouwen
dan mannen zijn, vindt het wel eenige sympathie
ook.
Mrs Susa Gafes deelt mede dat haar vader 79
kinderen had; tien daarvan zijn klein gestorven,
later nog zeven. De overige 52 leven nog, en zijn
allen gezond en vroolijk, zonder gebreken of ziek
ten. Hierop wijst de schrijfster in het bijzonder,
omdat beweerd is, dat het veelvuldig vaderschap
schadelijk zou werken op de nakomelingen. Het
tegendeel is waar, zegt Mrs. Gates, bij menschen
zoowel als hij dieren. Belangrijker is hetgeen zij
zegt omtrent don gemoedstoestand der
Mormoonscho. Deze is volstrekt niet onrustig of storm
achtig, gelijk men in andere staten vermoedt.
Nergens ter wereld is de liefde der mannen voor
hiiRKC vrouwen en der vrouwen voor hare
mannoii zoo levendig, zoo oprecht en rein als in Utah.
Niets is te vergelijken inet de toederheid, die een
vader van twintig kinderen afwisselend voor ieder
zijner spruiten over heeft, of de achting,
mecte bij ieder zijner- levenegjeeelUaen behandelt.
De bestendige wensch hem aaogemwa te zftn,,
en de wedijver in lichte en toegenegenheid vos*
oorzaken aan den baard van den Mormoon elemen
ten van geluk en vreugde, waarvan
monogamisebtehuwelijken geen denkbeeld hebben. Mets is aan.
doenlijker en verheffender dan het avondgebed in
een van die gezegende buiaen, wanneer de huis
vader het uitspreekt, omgeven doer zijne tien of"
twaalf vrouwen, ieder als eeae hen te midden v*n
hare kuikens."
Dan spreekt Mrs. Gates Coverde gevolgen, waar
onder zij rekent het ontbreken van misdaad, ar
moede en krankzinnigheid in Utah; maar zij haalt
ook iets aan waarvan het verband duidelijker is :
de jonge moeders, van huishoudelijke zorgen zoo>
goed als beprijd, hebben meer tijd om zich met
hare kinderen en ook met hare eigen vorming
bezig te houden. Zij lezen, studeeren, wijdon zich
aan kunst en wetenschap gedurende de twintig
jaren dat hare kinderen klein zijn, en doen haar
uiterste best om deze met glans op te voeden :?
er zijn er die ook zelve als dokter, ambtenaar^
leeraar kunnen optreden. Uit deze laatste be
schouwingen leidt Mrs. Gates hare verwachting
af, dat er eene vrouwenbeweging ten gunste van»
het mormonisme als element van vooruitgang en
beschaving zal ontstaan.
*
* *
In het boek door Guy de Maupaesant over zijn
reis in Noord-Afrika geschreven, komt ook eea.
beschouwing voor over de Arabische vrouw in het
gebed. De Muzelmansche vrouwen, zegtMj, mogen,.
evenals de mannen, de moskee betreden, maarzij;.
doen het zeer zelden. God is haar te ver, te hoog,
te machtig. Zij zouden het niet wagen, hem al
haar zorgen te vertellen, hem al haar lijden toe
te vertrouwen, hem al de kleine diensten en ver
troostingen te vragen, die het hart der vrouw
tegenover haren man. en hare kinderen behoeft.
Zij verlangen een middelaar tusschen God, die
zoo groot is, en henzelve, die zoo klein zijn. Deze
middelaar is de marabout. Aan het graf van
deheilige dan, in d.e kleine kapel, waar zijne been
deren rusten, vindt men de Arabische vrouw in
Algeriëin het gebed verzonken. Zulk een Arabi
sche heiligenkapel en hare habituées schildert
de Maupassant in de volgende woorden:
Bij mijne nadering bedekken alle vrouwen, die
om het grafmonument saamgedrongen zijn, snel;
haar gelaat. Midden tusschen haar, in deze gol
ving van zijde, flanel, wol, linnen, slapen of kri
oelen kindaren, in groen, blauw of rood; het is.:
een bekoorlijk en zeer natuurlijk gezicht. Hier bijj
haren heilige, wiens woning zij versierd hebben,
gevoelen zij zich thuis. Nu fluisteren zij en bab
belen en vertellen den marabout baar aangelegen
heden, hare zorgen, twisten, bezwaren tegen den
man. Het is een vertrouwelijke babbelvereenigiug
rondom de heilige reliquiën. De gansche kapet
is vol van hare zonderlinge ex votos; hangklokken
in alle grootten, banieren, kroonluchters van aller
lei soort, van koper en kristal, zoo talryk van
de-zoldoring neerhangend, dat men dezo niet meer
zien kan. De muren zy'n bedekt met biscuit in
de fraaiste patronen, vooral rood en groen; de
grond is belegd met dikke tapijten, het licht valt
gedempt door de gewelfde bogen van den koepel.
Het is niet een. ernstige onversierde moskee,
waarin God alleen heer.scht, maar een boudoir,.
dat door den kinderlijken smaak van half be
schaafde vrouwen is opgesierd. Dikwijls ook komen.
hare vereerders .hierheen, om haar in het geheim
een woordje toetefluisteren. Europeanen, die Ara
bisch kennen, knoopen hier vaak ruet deze
omsluierde gestalten, wier gelaat men niet ziet,
tcedere betrekkingen aan."
*
* *
Edmond de Goncourt heeft op zijn studiën over
ds achttiende eeuw nu eene hiographie laten vol
gen van de beroemde tooneelspeelster Clairon,
die in de tragedie het antieke costuum invoerde
en esn gematigd natuurlijk spel trachtte te doea
genieten. Voltaire schreef voor haar zijn voor
naamste rollen; Diderot stelde baar als voorbeeld1
voor alle acteurs en bouwde op haar zijne theorie,
dat de tooneelspeler niets aan het toeval mag
overlaten, maar ieder effect moet berekend eu
bestudeerd hebben. Clairon trouwens was ook in
het dagelijksch leven tooneelvorstin, bij haar wa
ren dus natuur en studie n. Hare mémoires zijn
ook enkel met het oog op het publiek opgesteld,
eu daarom zeer onbetrouwbaar. Zij beginnen met
het verhaal, dat de beroemde actrice gedurende
het carnaval geboren en van een als harlekijn
verkleeden priester den nooüdoop zou ontvangen
hebben. De Goncourt bewijst dat haar geboorte
tijd geheel buiten het carnaval ligt, en dat de
doopacte, zeer regelmatig, niets van een
noodNo. 22 van K. Susholz te Delft.
Wit
+'O
Zwar
a7.
a b c d u t' g h
\.I 1
koning a'2, koningin dG, kasteel fl, looper
gü, pion a4 en o;2.
t koning cl, koning-in f5, paard h6, looper
pion af> en c,">.
Wit g; eft in 3 zetten mat.
OPLOSSINGEN.
Probleem No. 17 van H. Mendes da Costa.
l c3 _ c4 b3 X c4
2 d8 d3 t onverschillig.
3 cG geeft mat met varianten.
CORRESPONDENTIE.
Th. W. v. d. W. Uwe aanmerking omtrent
de oplossing vau probleem No. 8 is zeer juist,.
als zwart op den 2den zet d7 X d* speelt, faalt
de oplossing. Wij hadden dien zet niet opgemerkt.
K. S. te Delft. Uwe oplossing van probleem
No. 19 is zeer goed. Omtrent uwe vraag of het
geoorloofd is, bij den eersten zet schaak te geven
of een stuk te nemen, kunnen wij antwoorden,
dat de Duitsche problcemmakers, zich niet streng
aan dien regel houden, het doet er ook overigen s
weinig toe, mits de eerste zet voor alle volgende
zetten onveranderd blijve. Aan uwen wenk om de
problemen ook met letters te herhalen zal worden,
voldaan. Ouder dankzegging aangenomen.