Historisch Archief 1877-1940
VOOR
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitteren IJ. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag IS Mei.
Abonnement per 3 maanden f 1.12', fr. p. post f
Voor Indiëper jaar * . . . mail W.
Afzonderlijk e. Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . , t).
Advertentiën van t?5 regels ?1.10, elke regel meer . . , , O
Reclames per regel O.
I H H O B Dl
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON: Kusswalzer, een schets door Have.
Gemeentezaken, door Nemo. August de Domme
op de Kattententooostelling, door August
KUNST EN LETTEREN: Tooneelte Amsterdam,
door Fr. Tooneel. De collectie Spitzer.
Levenslicht, door J. van Merweateyn. VARIA.
MILITAIRE ZAKEN: De manoeuvres bjj
duunpigny. SCHAAKSPEL. Droomen en
wakker worden, door C. Nolen. Voor Dame?,
door E-e. ALLERLEI. RECLAMES.
INGEZONDEN. BEURSOVERZICHT.
ADVERTENTIEN.
Van verre en van naby.
Eene redevoering van den ouden veldmaar
schalk Moltke in den Duitschen Rijksdag
behoort tot de zeldzaamheden en verdient
«enigszins uitvoerig te worden geresumeerd.
Zij kan bijzonder worden aanbevolen in de
aandacht van onze Kamerleden, die het vol
maakt overbodig vinden, een of twee lichtin
gen van onze miliciens iets langer onder de
wapenen te houden, en die onder verwijzing
naar de uitermate groote vredelievendheia van
den Duitschen keizer het bestaan van zooge
naamde «bijzondere omstandigheden" op de
meest besliste wijze ontkennen. «Men zal het
misschien vreema vinden", zoo begon Von
Moltke »dat nieuwe en belangrijke offers
voor de militaire aangelegenheden worden ge
vraagd, juist nu de politieke horizont schijn
baar vrij is van dreigende wolken, en veel
meer dan ooit te voren; juist nu de
buitenlandsche mogendheden ons de verzekering
hebben gegeven van hare vredelievende be
doelingen. Gij zult mij desniettemin veroorlo
ven, in enkele woorden nauwkeuriger den
graad van veiligheid aan te wijzen, die uit deze
omstandigheden voor ons kan voortvloeien."
Aan de linkerzijde van den Rijksdag, zoo
ging Moltke voort, had men beweerd, dat deze
steeds voortgezette militaire toerustingen al
leen geschiedden ten bate van de bezittende
klassen, dat het de vorsten zijn. die de oor
logen uitlokken en dat zonder hen de volke
ren in vrede zouden leven. De bezittende
klassen stonden voor Moltke gelijk met de
geheele natie, want Mj een oorlog (in een land
waar algemeene dienstplicht bestaat) had ieder
wat te verliezen. In onze dagen werden de
oorlogen niet _ meer uitgelokt door de vorsten
en de regeeringen, maar door de volkeren
zelven- De elementen, die den vrede versto
ren, zijn, in het binnenland, de neiging van
Feuilleton.
KUSSWALZER.
Een schets door HAWÉ.
Het liep tegen elf uur. In de gezellige
kamer was het lekker warm, buiten lachte
de winterzon over de besneeuwde daken en
straten en vulde het vertrek met haar weer
schijn op het blinkend wit. Frisch en
vroolijk zag de wereld er uit; een echte, zonnige,
vorstige winterdag.
De heer Frank Rheeve zat in een
easychair en keek met landerige blikken naar
de aanstalten voor zijn ontbijt, zonder eenige
neiging te gevoelen om er aan te beginnen.
Thee?... bah! brood ?... bah! een ei ?...
baaah!
Hij draaide zich half om en keek in den
spiegel. Bah! wat zag hij bleek. Hij leunde
achterover in zijn stoel, strekte de beenen
uit en gaapte, gaapte dat hij er pijn van
kreeg in zijn onderkaak. De heer Rheeve
gevoelde zich zeer ongelukkig en lusteloos,
de heer Rheeve had wat hij noemde een
bal-kater.
Brr! wat had hij beroerd geslapen. Onop
houdelijk had hij die muziek gehoord, nu
eens dreunende, dan weer als uit de verte,
zij had geen oogenblik opgehouden hem door
zijn half slapenden, half soezenden toestand
heen in de ooren te klinken en hij scheen
steeds nog méte draaien op de maat:
»Und ieh hab sie ja nur... ", waarachtig
daar had je 't weer, die eeuwige wals, die
verwenschte Kusswalzer!
de misdeelden om door geweld eene lotsver
betering te verkrijgen, in het buitenland het
antagonisme der rassen en de nationale
aspiratiën. Hier heeft men dus te doen met
ontevredenheid onder verschillende vormen,
die een oorlog kan doen uitbarsten, ook tegen
den wil der regeering, indien deze laatste ten
'minste nies zeer sterk is. Daarom kan men
de beteekenis eener sterke regeering niet te
hoog schatten; alleen zulk eene regeering kan
heilzame hervormingen invoeren en den vrede
waarborgen. Een oorlog onder de tegenwoor
dige omstandigheden zou met geen der vorige
te verzelgken zjjn. Het zou daarbij niet
slechts net leven gelden van honderdduizen
den en het bestaan des rijks, maar misschien
de gansche maatschappelijke orde, de gansche
beschaving. Zeker zou het zonder de
oorlogstoebereidselen met Duitschland's financiën
beter zyn gesteld, maar als eens de vijand in
het land is, baten de beste financiën niet.
Dat heeft men gemerkt, toen de Franschen
zes jaren lang heeren en meesters waren in
Pruisen: evenmin als toen zouden zij thans
onderscheid maken tusschen particuliere ban
ken en rüksbanken. Alleen een Duitschland,
dat sterk is door zijne wapenen, heeft gedu
rende lange jaren den vrede kunnen bewaren.
Alle regeeringen, zoo besloot de grijze veld
maarschalk, staan in haar eigen land tegen
over eischen van het hoogste maatschappelijk
belang. Dit zijn levensquaestiën, die nooit
door een oorlog kunnen worden opgelost,
maar wier oplossing integendeel door een
oorlog slechts zou kunnen worden verscho
ven. »Ik geloof, dat alle regeeringen ernstig
trachten den vrede te handhaven; het is slechts
de vraag of zij sterk genoeg zullen zijn om
dit te doen. Ik geloof, dat in alle landen de
Oyergroote meerderheid des volks den vrede
wil, maar niet zij is geroepen_ hierover te be
slissen, het zijn de partijen die zich aan haar
hoofd stellen, die dit doen. Mijne heeren, de
vredelievende verzekeringen, die wij van onze
oostelijke en westelijke naburen ontvangen,
terwijl zij hunne oorlogstoebereidselen steeds
voortzetten, zijn evenals alle ander» dergelijke
manifestatiën zeker zeer te waardeeren; maar
de veiligheid zullen wij slechts in ons zelven
vinden".
De leider der vrijzinnige oppositie, de heer
Richter, begon met te zeggen, dat hij het met
de denkbeelden van den heer Von Moltke in
het algemeen geheel eens was. Maar het nood
zakelijke verband tusschen die denkbeelden
en de thans voorgestelde verhooging van
Duitschland's strijdKrachten was hem niet
gebleken. Nog onlangs hadden de militaire
autoriteiten verklaard dat geen verdere uit
breiding van het leger voorloopig noodig was.
Het zou ons te ver voeren, den heer Richter
te volgen in zijne uitvoerige finaneieele en
retrospectieve beschouwingen. Slechts willen
wij wijzen pp de door hem duidelijk aange
toonde onjuistheid van den maatstaf ter
ver
En met een vloek opent hij de oogen, die
langzaam waren dichtgevallen, springt op
van zijn stoel en loopt de kamer op en
neer.
Maar wat is dat? Een glimlach breekt
door en speelt om zijn lippen, even als een zon
nestraal door een onweerswolk dringt. En
waarlijk, hij wordt weer mensch, zijn stap
herkrijgt veerkracht, hij rammelt met de sleu
tels in zijn zak en hij neuriet, ja, hij neuriet
die eeuwige wals: »Und ich hab sie ja nur
auf die Schulter geküsst."
Hoe is 't mogelijk dat hij daar nu pas
aan denkt, dat het hem nu eerst weer te
binnen schiet, nu hij al een half uur wak
ker is. Wakker ? daar heb je 't, hij soesde
nog, maar nu het hem weer voor den geest
komt, is hij wakker, klaar wakker. Zelfs de
kater neemt de wijk voor die herinnering.
En de heer Rheeve maakt een klappend ge
luid met zijn tong en zijn verhemelte alsof
hij aan iets heel lekkers denkt.
't Was dan ootf een aardig geval, verdui
veld aardig! Hij staat stil voor het raam en
lacht hartelijk en overluid. Maar en zijn
wenkbrauwen trekken zich te zamen wat
was ze boos, groote goden, wat was ze boos!
En hij hervat zijn wandeling en schudt de
breede schouders, als om die boosheid van
zich af te schudden en lacht weer. Wat was
dat vermakelijk! en prettig, heel prettig!
Wat is het, waaraan de heer Rheeve met
zooveel genoegen terugdenkt, wat was zoo
prettig en waarom was zij zoo boos ?
Hij danste met freule van Duren, in de
wandeling freule Amy genoemd, een polka,
een heerlijke polka. De muzikanten streken
met een vuur, een entrain, zooals zelden bij
die ongelukkige wezens voorkomt, en zij
wiegden en draaiden zich op den gladden
gelijking van het Duitsche met het Fransche
leger. Reeds voor de derde maal beroept de
Duitsche regeering zich op ne en dezelfde
legerwet, om verhooging te verkrijgen van
eigen effectief in vredestijd. Dit is geschied
in 1887, toen de bedoelde legerwet was inge
diend, in 1888, toen zij in behandeling was
genomen, en thans opnieuw, nu zij sedert
ruim twee jaren geldig is, Het hoofdargument
was en is nog, dat de sterkte van het Fransche
leger op voet van vrede, volgens de begroe
ting van 1891, 520,548 man bedraagt en dus
52,000 man meer dan die van het Duitsche
leger. Dit verschil lijkt werkelijk zeer groot,
maar bij de berekening van het effectief worden
in Duitschland niet medegeteld: 1°de offi
cieren ; 2°de njarig-vrijwilligers; 3°de am
bulance ; 4°de militaire ambtenaren; 5°de
gendarmes; 6°de manschappen der
Ersatzreserve. Het Fransche effectief wordt bruto,
het Duitsche netto opgegeven. Werd voor
beiden het bruto-effectief eenomen, dan zou
den tegenover 520,000 Franschen 575,000
Duitschers staan.
Niet te ontkennen is het, dat de Duitsche
artillerie zwakker is dan de Fransche. Doch
ook hier kan men zich niet bepalen tot een
bloot naast elkander stellen van de cijfers.
Elk groot nationaal leger vormt een eigen
aardig type en heeft zijn eigen verhoudingen
voor de getalsterkten van de verschillende
wapenen. Het Fransche leger en het Duitsche
zijn ongelijksoortige grootheden en dergelijke
grootheden kan men, zooals een der aller
eerste voorschriften van de rekenkunde leert,
niet zonder meer optellen of aftrekken.
Het is in dit, verband niet overbodig te ver
melden, dat de heer Crispi, bij het begin der dis
cussie over de begrooting van buitenlandsche
zaken, weder eene rede heeft gehouden ter
verheerlijking der triple-alliantie, die, zooals
hij met verheffing van stem verklaarde, van
zuiver defensieven aard was. Het was niet
zijn eigene politiek, maar die van Mancini,
Robilant en Depretis, welke hij toepaste, en
toen hij in het Kabinet-Depretis was opgeno
men, had hij eerst inzage verlangd van het
alliantie-traktaat en zich overtuigd, dat dit
voor Italiëniets nadeeligs bevatte. Het is
waar, de politiek der laatste jaren heeft
schatten gekost, maar volgen s den heer Crispi
heeft Italiëdaarvoor eer en roem en macht
geoogst en dus goede zaken gedaan.
Of deze laatste overtuiging bij de meerder
heid der Italianen zoo sterk gevestigd is, be
twijfelen wij zeer.
GEMEENTERAAD.
Dat de stad aan iemand een stuk grond ver
koopt voor ?450 en aan dien verkoop de voor
waarde verbond dat de kooper eene boete van
?10,000 zou moeten betalen, indien hij niet
binnen zekeren tijd dat terrein had bebouwd,
vond de heer Korthals Altes erg dwaas. Toch
vloer alsof hun geheele ziel in die polka lag.
Frank Rheeve en freule Amy konden het
goed met elkaar vinden. Zij mochten elkaar
gaarne lijden en hadden nooit gebrek aan
discours, zij kenden elkaar genoeg om ook
op een bal of andere feestelijkheid iets anders
te bepraten dan de gewone beuzelingen. De
heer Rheeve was er zich ook van bewust
dat hij liever naar freule Amy keek dan
naar de andere schoonheden, maar daarbij
bleef het; hij was geen man die spoedig ver
liefd werd en had genoeg ken -is van het
schoone geslacht opgedaan, of althans ver
beeldde zich dat, om met philosophische
kalmte met de leden ervan om te gaan, zich
bij haar aangenaam te maken of, wanneer hij
't wenschelijk achtte, haar rondweg zijn opinie
mede te deelen, zonder dat het eenigszins
zijn gemoedsrust verstoorde.
Dezen avond vond hij het bijzonder aan
genaam om naar freule Amy te kijken, want
zij zag er uit.... te drommel, wat zag dat
kind er lief uit! Hij had belangstellend haar
toilet beschouwd en veel aandacht gewijd aan
haar hals en armen, zoo blank als de pas
gevallen sneeuw buiten en zoo rond en fijn
als... Frank keek de zaal rond maar zag
niets, waarmee hij dat vergelijken kon.
In die polka dan, die goddelijke polka,
liet zij hem eensklaps los en met een
gesmoorden angstkreet greep haar rechterhand
naar haar schouder, waar een bandje of
een lintje of een strikje gesprongen was,
dat.... bij een gedecolleteerd toilet niet
gemist kan worden. In een oogwenk had
de heer Bheeve den toestand overzien.
»Wat moet ik doen ? wat moet ik doen ?"
fluisterde zij in den grootsten angst, beurte
lings rood en bleek wordende, terwijl het
kleine handje krampachtig het verraderlijke
werd de voordracht met die voorwaarde
goedgskeurd, omdat, zooals de heer Serrurier zeute, «$j
maar eene formaliteit was maar eene dwace
formaliteit. ? :
Dat er op de Muideigracht nu tuaachênfije
Badlaan en Lepellaan eene openbare school
worden gebouwd ruimte aanbiedend voor,
kinderen vonden de heeren Den Tex «n
Wall Bake niet goed, hetgeen evenmin
dat de bouw van die ruime school werd
gekeurd.
En dat, bij de groote kwestie van den
Mr. Heineken zich heftig verzette tegen
handeling der overeenkomst met de..'
Omnibus-Maatij. terwijl de heeren Treubto
ritsen afwezig waren, die met de heeren H
en Becker zulke ingrijpende voorstellen
gedaan, mocht ook al wat baten. De Raad
met 19 tegen 11 stemmen de behandeling
voorttezetten. '-'?' ''
Vóór de behandeling begon sprak de hflBr
De Vries namens al zjjne medeleden der Raads
commissie ad hoc (uitgenomen den voorzitter)
een nadrukkelijk protest uit tegen de beschul
diging in zake de tramkwestie" van den heer
Sanders. Volgens dat protest had de heer San
ders eene onware voorstelling van zaken gegeten,
(o. a. had de voorzitter niet allén de onder
handelingen met de A. O. M. gevoerd, doch 4*
geheele commissie) zoodat de daarop gegrond*
insinuatiën van partijdigheid en oneerlijkheifl, al
mede kwamen te vallen.
De heer Jitta bracht zijne medeleden in een .
moeilijk parket door, nadat bij den staf gebro
ken had over de verdachtmakingen, waaraan het
bewind bloot stond, alsof dit de belangen dor
gemeente zou achterstellen bij die vau particu
lieren, te verklaren en nog wel p lechtig t«
verklaren, dat hij geen enkel aandeel in de
A. O. M. bezit.
Zoo'n plechtige verklaring heeft volstrekt
geen meerdere waarde dan de ambtseed,
dien hij en de andere heeren bfl de
aanvaarding van hun lidmaatschap hebben
afgelegd. Maar nu hij het bij deze gelegenheid
zoo pertinent-plechtig verklaard heeft, zal het
zeker aan verdachtmakers dat heel leelijke
menschen zijn aanleiding geven om de heeren,
die niet verklaren dat zij geen aandeelhouders in
de A. O. M. zijn, met hunne rijke fantasie maar
dadelijk als zoodanig te noteeren. En al zegt
men dan ook als de heer Jitta ? zooals da
waard is, vertrouwt hij zijn" gasten l dan i»
zoo'u verdachtmaker in staat daarop ook met
een oud spreekwoord (die verwensen.!» spreek
woorden hebben al wat een dwalingen vertterkt)
te antwoorden : bet hemd is nader dan de rok.
Het debat bepaalde zich Woensdag lot de al
gemeene beschouwingen, die natuurlijk nog niet
ten einde ziju gebracht en als a.s. Woensdag de
heeren : Treub, Gerritsen, Heineken en Becker
met nieuwe gezichtspunten komen, natuurlijk
weer van voren aan zullen beginnen. Heden
namen er voornamelijk aan deel de heeren Wit
leumier, Berns, Jitta Sn., Dijkmans, Muysken,
stukje tulle omklemde, »o, mijnheer Rheeve,
breng me naar mama".
»Onzin", zei mijnheer Rheeve, wien de
spanning van het oogenblik tot kort hande
len en spreken dwong, »die zit aan den
aaderen kant van de zaal, midden tusschen de
heeren. Onmogelijk! Kom maar mee, freule,
ik zal u hiernaast brengen, daar kan u met
een paar spelden het ongeval herstellen".
En voor zij het zelf recht wist zat freule
Amy in de nevenzaal, veilig en wel achter
een groep heesters en herademde weer.
»Heeft u spelden ?" vroeg Frank en keerde
haar den rug toe, niet zonder een
innerlijken onwil te gevoelen, dat hij zulks aan de
convenance verschuldigd was.
»Ja, dank u wel." En na een oogenblik,
toen zij weer vrij in hare bewegingen was:
«Mijnheer Rheeve, u moet me even helpen,
door dit eindje moet nog een speld, wil u 't
even vasthouden ?"
Gehoorzaam plaatste hij zich achter haar
en hield het eindje vast. »Neen, zoo niet, een
beetje links, als u blieft."
Hij boog zich wat dieper om zich beter
van zijn taak te kunnen kwijten. »Nu eea
beetje rechts, zoo zal 't gaan."
De punt van de speld verdween in de
zachte stof, maar het ging langzaam. En
de heer Rheeve kon er niets aan doen, maar
zijn aandacht dwaalde telkens van de speld
naar haar hals en schouders. O, die krulle
tjes in haar nek, die kleine, wilde, speelsche,
gouden krulletjes ! Zij deden hem zijn gewone
koelbloedigheid verliezen en een vermetele ge
dachte in hem opkomen, een gedachte, die hem
met onweerstaanbare kracht dwong het hoofd
nog dieper te buigen; die zijn denkvermogen
verdreef, die de geheele wereld met een
floers omhulde, dat hem niets meer deed zien