Historisch Archief 1877-1940
triester. Be soldaten komen aan, de officier eiacht
ftnisroriting, maar niemand vertoont zich dan een
meisje en- een geestelijke.
? Het detachement vertrekt, de communeman is
gered, en Rosa btrigt hare knieën en spreekt het
Onze- Vader" in al zy'n lavende, sterkende kracht
met vertrouwen uit.
De ver'aling van Prof. A. H. M. Ruijter kon.
riet op elk punt voldoen. Regels als: n weet:
gg dat gansch zeker en gewis", behooren niet tot!
de schoone.
Wat de vertooning aangaat, had het zonnige"
tuintje voor het huis, waarvan herhaaldelijk sprake
s, ook helder verlicht moeten zijn. Nu viel alleen
het licht uit de kamer op het achterdoek.
Mej. Anna Beukers, die de hoofdrol zeide, heeft
my°niet voldaan. Wei was zij in de eenvoudige
phrasen goed, doch zoodra haat, wraakzucht en
hartstocht haar moesten beroeren, kwam zij te
kort. Ik heb het gezegd na de vertooning van
<fe Florent-ijnsehe Zanger, na die van de Meinacht,
en ik herhaal het hier, het voordragen van
dergelijke dramatische schetsen, ligt niet op haar
weg. Haar stem wordt heesch, baar actie maakt
geen voldoenden indruk en haar spreken laat aan
duidelijkheid te wenschen over. Ik spreek hier
alleen van het geval als zij een grooten hartstocht
moet vertolken, verder ga ik niet.
Veel meer ben ik voldaan door den heer
Blaaser als de pastoor van Belleville. Hy was een
waarlijk edele rustige figuur; een van die geeste
lijken voor wien geen geloofshaat bestaat, doch
die hun geloof verkondigen om der lydende
menschheid wille; die redden willen en overtuigd
«jjn dat zy redden kunnen.
De heer Blaaser zeide de verzen zeer mooi, en
hoewel mej. Blankenstein als Zelie, de dienstbode
v»n mej. Rosa, niet in gebaren uitmuntte, ook
gfl sprak helder en wel overdacht, met goede
fltembuigingen haar kleine rol uit.
Toen ik de vertooning in Tivoli van het
blyBpel Zonder vrouw op reis had bijgewoond, was
ik een oogenblik in de war, want den geheelen
avond had ik geen enkele verdachte toespeling
gehoord. Men kan dit stuk met zijn schoonmama
en zyn kleindochter gaan hooren, en zelf harte
lijk lachen zonder eenig voorbehoud, ik moet my
echter onthouden te vertellen wat vertoond wordt,
omdat het zoo ineengevlochten is dat ik geen kans
zie het in het kort neer te schryven.
Mej. Herberïch, mej. v. Biene en mevr. de la
Mar vervullen de damesrollen. De eerste moet
oppasseli, dat zij het zetten van groote oogen en
het vertrekken van haar mond niet overdrijft. De
hh. Potnarst, v. d. Heuvel en Harms droegen
voornamelijk het stuk. De heer v. d. Heuvel
beeft ongelukkig al over even weinig schoone
stem te beschikken als de heer Malherbe. In zijn
spel is hij echter ook even beschaald, en voor
blijspelen is hij als geknipt. De heer Harms was
m. i. het best in zijn rol. De heer Kremer is als
steeds een modelkellner en mevr. Kiehl een dienst
meisje, om een paar dozijn slagers en bakkers het
hoofd op hol te brengen. FB.
De Gondeliers", een nieuwe operette in 2 be
drijven van W. J. Gilbert, muziek van Sir Arthur
Sullivan, componist van de Mikado, werd 11. Don
derdag voor het eerst in den Frascati-Schouwburg
onder directie van de H.H. Prot & Zoon, voor
een volle zaal opgevoerd.
Sullivans opgewekte en melodieuse muziek en
de aardige tekst der verschillende coupletten en
zangnmnmers, hielden het publiek den geheelen
avond in een aangename stemming. De fraaie
costumes en prachtige decoratiën lokten herhaalde
bijvalsbetuigingen uit en bij het 2o bedrijf werd
de heer Prot ten tooneele geroepen; de decoratie
daarvan is dan ook in waarheid uitmuntend.
Bijzondere lof voor hun grime en spel verdienen
de H.H. Kreeft en Kelly, Mevr. Buderman en
de H.H. van Beem en de Keukelaere. Mej. C.
Bamberg, debutante, zingt niet onaardig, maar het is
zeer merkbaar dat zij nog geen tooncelroutine
heeft, haar spel zal by een volgend optreden zeker
meer indruk maken.
De Caehuca en de Gavotte door den heer
E. Witt gearrangeerd en door de hoofdvertooners
II.
Tik, tik.
»Ja!"
De heer Rheeve, die op zijn gemak, onder
het genot van een sigaar, de courant zit te
lezen en zich ergert over de jongste berichten
uit Atjeh, kijkt zijn hospita vragend aan.
«Zeker weer een invitaasje voor mijnheer,''
zegt juffrouw Stoete, en reikt hem een
cou?vert over, 't voelt zoo dik an."
Juffrouw Stoete koestert groote vriendschap
voor haar mijnheer en stelt veel belang in
zijn doen en laten, »want mijnheer is zoo
door en door een net en ordentelijk mensch."
Zij is dan ook zeer trotsch op de
vele»invitaasjes", die hij ontvangt, en heeft zich lang
zamerhand een groote handigheid eigen ge
maakt om die gewichtige stukken op gezicht
en gevoel van buiten te herkennen.
Ja, 't was een invitatie van den heer en
mevrouw van Meervelt om te komen dineeren
op dag, den zooveelsten a.s. Frank heeft
niet veel tijd noodig om een besluit te
nenemen. »Meervelt, natuurlijk freule Amy
ook, aannemen! Und ich hab sie ja nur
auf die Schulter .... "
»Heer, wat zingt mijnheer vroolijk," zegt
juffrouw Stoete, en knikt goedkeurend,
»mijnheer heeft er zeker pleizier an."
Van tijd tot tijd neemt zij de vrijheid zich
een kleine opmerking te veroorloven, betref
fende mijnheer's meer intieme zaken en de
welwillendheid, waarmede hij steeds deze
blijken van moederlijke belangstelling beant
woordt, doet haar goedig gezicht glimmen en
versterkt haar steeds meer in de overtuiging,
dat zoo'n best mensch en zoo'u beste huurder
als mijnheer nergens te vinden zijn.
en het kqorpersoBeel uitgevoerd viel buitengewoon,
in den smaak des publieks, zóó zelfs dat eender
No's gebisseerd werd.
Wij gelooven dat de Gondeliers in Prot's schouw
burg wél zullen varen.
r ? [
TOONEEL.
'-"" Den volgenden winter zal Berlijn twee: >Freie
Bühnen" bezitten. Eeu aantal schrijvers heeft de
handen ineengeslagen en eene vereeniging
«Deutsche Bühiie" gesticht, die zich tot laak
stelt om slechts Duitsche werken op te voeren,
die tot dusver door de schouwburgdirecties vol
komen genegeerd werden. Dezer dagen heeft het
bestuur eene circulaire verzonden, onderteekend
door Karl Bleihtreu, Max Kretzer, Georg
Zimmermann. In dit schrijven heet het o. a.: »wij
zijn van meening, dat de dramatiek in
Duitschland zich in de laatste jaren krachtig genoeg
ontwikkeld heeft om den bovenmatigen invloed
van stukken uit den vreemde te kunnen
or.tberen, stukken menigmaal of vau zeer twijfel
achtige waarde, of zoo zonderling, dat zij voor
ons, Duitschers, onverstaanbaar zijn. Het plan
der «Deutsche Bühne" is derhalve slechts wer
ken van Duitsche schrijvers op te voeren, messt
van jongere, die reeds eenen g-evestigden naam op
literarisch gebied bezitten. Wij zijn verder van
oordeel, dat zeer zeker de dichtkunst (üichtung)
van onze dagen een spiegel moet zijn van de
beschouwingen en denkbeelden van onzen tijd
en op de hoogte moet staan der tegenwoordige
letterkundige techniek, doch aan den anderen
kant meenen wij dat de beginselen van het
realisme zich geenszins beperken tot het weer
geven der kleine nietigheden van het gewone
dagelijksch leven en der ruwste uitspattingen,
evenmin tot de slaafsche naaperij van de jacht
op sensatie, waaraan zoovele buitenlanders zich
schuldig maken. Wij gelooven veeleer, dat de
taak van het realistisch drama in de eerste plaats
bestaat in het petrouw weergeven van groote
menschelijke handelingen en hartstochten, en dat
deze meestal onafhankelijk zijn van het kleed,
dat de figuren, die de dichter schiep, dragen.
Daarom zal naa«t zoogenaamde salonstukken de
«Deutsche Bühne" ook eenige
historisch-realistische drama's opvoeren.
Wij willen geenszins vijandig optreden tegen
de bestaande schouwburgen te Berlijn, doch deze
integendeel helpen bij de keuze van een réper
toire dat aan de eischen vau de kunst en dezen
tijd voldoet, en wij houden ons daarom voor
hunne ijverige medewerking aanbevolen."
Van 'l Sept. 1890?91 zullen 10 voorstellingen
in het Wallner-theater gegeven worden. De eerste
vijf zullen gewijd zijn aan: Karl Bleihtreu:
Weltgerieht; MHX Stempel: M.nrphium ; Conrad
Alberti: Broi; Max Kretzer: Wankcnde Mauern;
Wolfgang Kirchbach: Der Ingenieur.
Verder heeft het bestuur plan te doen op
voeren: Hermann Bahr: Die grosse Sünde; H.
Bulthaupt: Eine neue Welt; M. G. Conrad;
Firma Goldberg (met Maria Eamlo in de hoofd
rol) ; F. Dernburg: Die Parlementariër; Max
Halbe : Ein Emporkömmling ; Franz Held : Ein
Fest auf A'r astitle ; F. Klimmer: Tarquin ;
Fritz Lienhard: Naphihali; Adam M
ller-Guttenbrunn : Irma.
DE COLLECTIE SPITZER.
De spreuk der Oostersche wijsheid: Als het
huis gereed is, treedt de dood erbinnen", is van
toepassing geweest op den schatrijken antiquaar
Spitzer, die voor veertien dagen te Parijs overle
den is. De heer Spitzer had juist voor zijn col
lecties een prachtig hotel doen bouwen, in de rue
de Villejust; van don catalogus, zoo uitmuntend
als geen vorstelijk museum hem bezit, was het
eerste deel verschenen en het tweede ter perse,
toen de dood hem plotseling aan zijn kunstschat
ten en oudheden kwam ontrukken.
Spitzor was een originecle figuur, en zal in de
annalen van het Parijscke leven, evenals andere
rijke collectionneurs en Maeconcn, Sauvageot,
Uheeve's gedachten hadden zich in den
laatsten tijd meer met freule Amy bezigge
houden, dan hij eigenlijk noodzakelijk vond
tegenover een meisje, dat hem op zulk een
beleedigende wijze behandelde als zij deed.
Na dat bal was er in hunne verhouding een
zeer merkbare verandering gekomen, die niet
aan hem te wijten was. Van de vroegere
cameraderie geen spoor meer. Op straat een
stijve groet; als hij haar ontmoette wist /.ij
een afstand te bewaren, dien zelfs zijn bru
taliteit niet overschrijden kon ; elke poging
van zijn kant om een gesprek in 't leven te
roepen werd door haar, met een tot wanhoop
brengende onverschilligheid voor 't geen
hij zeide, in de geboorte verstikt door een
van die uitdrukkingen, welke het zwakke
geslacht zoo handig weet te pas te brengen
om de heeren der schepping de reeds op de
tong liggende woorden weer te doen inslik
ken. En als ze ten minste nog maar eens
boos wilde worden eii gloeien van veront
waardiging ; maar neen! ook dat had hij
reeds beproefd en de pijlen, door liet dui
veltje toch behoorlijk gescherpt, waren af
gestuit op het harnas van hare koelheid
en hadden geen ander resultaat gehad,
dan dat hij zijne onmacht te dieper voelde !
Dat kon zoo niet langer! Dat was hem
nog nooit gebeurd! Dat was dwaasheid,
overdreven preutschhcid! Had hij dan wer
kelijk zoo'n grove misdaad begaan ? Bah!
n kus gestolen en nog wel volstrekt niet
oneerbiedig Frank, jongen, 't was toch
een prettig oogenblik !
De heer Kheeve klapt weer met zijn tong
en hoe hij de zaak ook bekijkt, hij is zich
geen zware schuld bewust en kan geen be
rouw voelen. Maar toch, aan dien
tegeriRévoil, du Sonnnerard, prins Soltykoff, herdacht
blijven. In 1852 was hij, een Oostenrijker van ge
boorte, naar Parijs gekomen, juist op den t\jd toen
het publiek begon belang te stellen in curiositei
ten, en vele nieuwelingen aan het verzamelen van
bibe/ots gingen; hij begon toen een handel in
kunstvoorwerpen". Hy voltooide daarin tegelijk
zijn fortuin en zyne artistieke opvoeding. Maar
terwy'l hij zich verrijkte met het verkoopen van
meesterstukken van zeer ongelijke waarde, behield
hy voor zyn eigen kabinet de zeldzaamste en
kostbaarste stukken en vormde aldus stuk voor
stuk een van de merkwaardigste particuliere
musea.
Het hotel in de rue de Villejust borg eerst in
zijn ouden toestand al die schatten. Spitzer's
werkkamer had vier-en-vijftig Itaüaansche portret
ten uit de vijftiende eeuw, een tiental behangsels
van Italiaansche en Vlaamsche kunst, deuren van
Spaansch houtsnijwerk, den schoorsteen van het
kasteel Arnay-le-Duc, een juweel van vroegen
Renaissancestijl, en bevatte voorts eenige van de
kostbaarste emails, faiences, statuettcn, stukken
goudsmidswerk in het volle licht geplaatst. De
eigenlijke collectie echter begon eerst in de
volgende zaal, die van boven verlicht werd. Spit
zer had er bij serieën, geheel naar tijd en school
verdeeld, zijn emails en smeedyzer, zijn tapijten
en opgewerkt leder, zijn buffetten, zijn tafels,
dresseren, bahuts, stoelen enz. Een volgende klei
nere kamer borg terra-cotta's en brouzen ; eene
reeks galerijen bevatte een waar museum van ker
kelijke kunst, in ivoor en goud: reliquieënkastjes,
hostiekastjes, miskelken, kruisen, mijters, bis
schopsstaven, altaarkleeden; voorts Byzantijnsche
kerkschilderijen, tryptieken, rozekransen, kande
laren, allerlei wonderbaars van bewerking en
practt. Op deze galerijen volgde de beroemde
galerij der wapenrustingen, eene reeks van rid
derfiguren .in gedamasceerd, gegraveerd, verguld
staal, met al wat tot de plechtigheden der toer
nooien behoorde. Spitzer wandelde daarin rond
met den een of anderen kenner en genoot in
stilte van diens bewondering; hij sprak niet
veel, Fransch sprak hij met eenige moeite, maar
ook in zijn eigene taal -was hij stilzwijgend. Met
een blik vol liefde streelde hij zijne schatten, hij
zelf had er het grootste genot van.
Spitzer wist dat zijn collectie na zijn dood ver
kocht zou worden; daarom werkte hij aan den
catalogus die een monument zou worden. Hij had
ieder deel ervan aan een specialist toevertrouwd,
aan Eugène Muntz de tapijtbehangsels, aan
Darcel de ivoorwerken, aan Léon Palustre het ker
kelijk goudsmidswerk, aan Bunnafc do meubels,
aan Popelin de emails, enz. De beschrijving der
voorwerpen on de hoofdredactie waren toevertrouwd
aan den onder-conservator van het Louvre, PJmile
Molinier, die er de noodige kennis en smaak voor
bezat. Deze heeft ook gezorgd, dat behalve de
werken der specialisten, er ook een volledige in
ventaris, de eigenlijke catalogus, is opgemaakt,
die in twee doelen zal uitgegeven worden.
De catalogus, zooals Spitzer hem gedroomd had,
zou heel iets anders geweest zijn. Ieder artikel
van den meest bevoegde, maar ook, als illustratie,
de meest volkomone reproductie van do voorwer
pen. Het eerste doel is daarvan verschenen, bij
Quantin, en overtreft al wat in dit genre gele
verd is. De platen in kleuren zijn meesterstukken;
eerst photographio op steen, en dan, door een
honderdtal proeven omtrent de opeenvolging van
tinten, de volledigste reproductie van kleur en
schakeering. Het ivoor met zijn patina, zijn ver
guldsel, zijn schilderwerk, bet email met zijn diep
blauw, turkooisblauw, paarsblauw, groeublauw,
Iazuliblauw,zijn doorschijnend purper en bordeaux
rood, zijn verschillende tinten van groen, alles is
zoo weergegeven, dat men meent de voorwerpen
te zien. Het zou zeer te bejammeren zijn, indien
hetgeen reeds voor de volgende deelcn gereed is,
geheel verloren ging, men hoopt dat erfgenamen,
uitgever en medewerkers, zij het ook met eenige
wedcrzvjdïche opofferingen, de handen zullen
iueenslaan om het werk te voltooien.
De collectie zelve zal naar alle waarschijnlijk
heid verspreid worden. Gambetta had indertijd
gehoopt haar voor Frankrijk te kunnen winnen.
woordigcu toestand moet een eind komen. Om
de waarheid te zeggen, hij verlangt naar het
herstel van den vrede, naar eeii oudcrwetsch
vriendelijk knikje en naar ceii gezellig
praatje over 't meer en minder goede in de
wereld en in den mensch en meer diepzin
nige onderwerpen, die freule Amy en hij
vroeger dikwijls tot wederzijdsch genoegen
plachten te behandelen. Hij moet zich be
kennen dat hij in den laatsten tijd eeii vaag
gevoel heeft, alsof hij iets mist.
Frank denkt niet moer aan Atjeh maar
blaast met groote kunstvaardigheid kringe
tjes en ziet peinzend aan, hoe zij zich lang
zamerhand verwijden en verdunnen om zich
eindelijk op te lossen in het niet.
Het uitvloeisel van deze overpeinzingen
is, dat hij dien middag op de sociëteit den
jongen Meervelt in een hoek trekt en
hem na afloop van een fluisterend gevoerd
gesprek een borrel presenteert.
Freule Amy heeft even gebloosd, toen zij
gewaar werd wie haar als buurman is toe
gewezen en ofschoon de heer Rheeve, wiens
vorschenden blik dit niet is ontgaan, zijn
best doet om het als een gunstig teeken te
beschouwen, bevindt hij zich in het voor hem
zeer zeldzame geval, dat hij eenige beklemming
gevoelt en het niet met zich zelf eens is,
hoe hij de zaak zal aanpakken. Hij heeft
den gerokten knecht op 's mans beleefd aan
bod: »madeira, meneer ?'' »muscaat, meneer ?"
reeds tweenuilen met een knikje beantwoord
en nog steeds keert freule Amy zich met
ontmoedigende volharding tot haar rechter
buurman en wendt vruchtelooze pogingen
aan, om een geanimeerd gesprek met den
jongeling gaande te houden, op wiens niet
Hij zon er een Petit Lowre van
ben, met Spitzer zelf als consdr.__
van den koop was pp twaalf mlUioeB
paald. Maar Frankrijk kon het deatij<
talen, en na nog niet. Er is dus een ...
wachten waarbij die van San Donato een
gerrwinkel mag heeten.
Spitzer heett niet, als kardinaal
zich stervend door zijn galerijen liet
betastte en telkens uitriep: Hoe
alles te moeten achterlaten!" de smart
langzame scheiding gekend. ~ Hy' is ia
dagen aan zijne schatten ontrukt; veertien .
vóór zyn dood leidde hy zelf in zijne galerij
genoodigden rond.
LEVENSLICHT.
Levenslicht. Uit vroeger eenwe
door P. H. Hugenholtz J r., me
medewerking van Ph. B. Hogen
holtz, W. Jesse, J. van Laena
Martiuet, H. U. Meyboom. AJD
sterdam, Tj. van Holkema, : /
In 1879 zag een boekje het licht, getiteld
»De Godsdienst der Menschheid, Spreuken ui
Geschriften van Chineezen, Indiërs, Perzen, Jo
den, Christenen, Grieken, Komeinen, Germanen,
De verzamelaar, de heer F. Doméla Nieuwer
huis oordeelde zeer terecht, dat zulk een geschrif
wenschelijk was. Van dit boekja verscheen late
nog een tweede druk en tot kort gelede
was het, zoo ik mij niet bedrieg, de eenige ver
zameling die wij op dit gebied in onze taal \x
zaten.
Is daardoor «Levenslicht" overbodig? Integen
deel. Wat de heer Nieuwenhuis ons op- zei
kleine schaal (en dan nog dikwijls onnauwfew
rig) gaf, wordt ons in Levenslicht'' op gróót*
schaal aangeboden. ; .
Toen in 1882 de eerste deuk van «Levens
licht, eene stichtelijke bloemlezing uit nieuw«p
schrijvers en dichters" verscheen, sprak dénee
P. H. Hugenholtz Jr. ia de voorrede reeds lue
verlangen uit «naar eene verzameling van h
schoonste en beste dat de oudheid ons op gade
dienstig gebied heeft nagelaten." Aan de vei
wezenlij kin g van dat verlangen waren allerk
bezwaren verhouden. Doch het denkbeeld Ii<
deu heer Hugeuholtz geene rust, en nu ligt d
fraai gebonden, met kloeke letter gedrukte bun
del vóór ons, waarin de heer Hugenholtz me
zijne medewerkers heeft bijeengegaard wat d
geschriften der ouden ons aan keur van. rel
gieuze en ethische gedachten hebben nagelatei
Het is, zegt de heer Hugenholtz met.besehei
denheid in zijn naschrift", «niet dan eene eetst
gebrekkige proeve van eenen Nederlaudscbei
Bijbel der menschheid." Gebrekkig is dit boel
duukt ons, slechts voorzoover alle menschenwer
onvolkomen is Zeer zeker zal het voor aanvu
ling, voor verbetering vatbaar zijn, doch zooal
bet daar vóór ons ligt, is het reeds een uitne
niend boek.
Het werk bevat 433 stukken, in 8 afdeelingei
verdeeld. Elke afdeeling wordt voorafgegaan doe
eene inleiding, waarin, zoo beknopt en eenvoi
dig mogelijk, de noodzakelijkste toelichting ge
geven wordt.
In de eerste afdeeling (Indiërs) vindt mei
stukken uit de Veda's, Manu, de Upanishad
uit epische en andere geschriften. benevensBud
dliistische fragmenten ; '.
m de tweede afdeeling (Chineezen) stukktt
uit Kougfu tse, Meng-tee, Lao-tse;
in de derde afdeeling: stukken uit lofzangei
en geschriften van Egyptenaren, Babyioniërs
Assyriërs, Perzen en Germanen;
in de vierde afdeeling ^Grieken) stukken ui
dichters en wijsgeeren; evenzoo in de vijfde ai
deeling (Romeinen); . '
ia de zesde afdeeling stukken uit Christelijk
kerkvaders;
in de zevende afdeeling (Joodsche en Arabisch
literatuur) stukken uit den Talmud, uit de
Koran, uit de Arabisch-Perzische poëzie;
en ten slotte iu de achtste afdeeling (Middel
van geest en verstand getuigend gelaat dui
delijk eenige verbazing over die onderschei
ding te lezen staat. Met wreedaardige vo
doening merkt Frank de steeds grooter wor
dende gapingen op en als freule Amy eirj
delijk de onmogelijkheid schijnt te beseffe)
om het nog langer vol te houden, versterk
hij zich met een glas wijn en opent hei
vuur.
»Als u een beetje tijd over heeft, ijeul
Van Duren, dan zal 't uw anderen buurmai
ook zeer aangenaam zijn, wat van, uw g&
zelschap te mogen profiteeren."
Hij schrikt zelf van den plechtigen toon.
waarop hij deze kleine hatelijkheid er uii
brengt.
»Oh ! Pardon ?" zegt freule Amy op vra
genden toon, ofschoon hij verzekerd js da
zij hem uitstekend verstaan heeft
Waarachtig, daar heb je 't weer, zoo'n e'
lendig gezegde! Maar nu blijft het zonde:
uitwerking. De heer Rheeve heeft met h
eerste schot al zijn moed teruggekregen ei
het duiveltje wordt wakker en loert om eej
hoekje.
»Ik hoop dat 't u geen al te groote opof
fering zal zijn, om een oogenblik uw hoogs
interessant discours te staken" freule Amj
werpt hem een verontwaardigden blik. toe
die hem doet glimlachen van voldoening
»ik wilde u gaarne een vraag doen, die il
zelf niet kan beantwoorden."
Met een afgemeten hoofdbeweging, di<
eenigszins in tegenspraak is met een opko
menden blos, geeft zij hem te kennen dat zJ
luistert.
Het duiveltje slaat den stormmarsch.
»AVaarom behandelt u me in den laatstt,
tijd op zoo'n barbaarsche, wreedaardige m*