De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 18 mei pagina 3

18 mei 1890 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

triester. Be soldaten komen aan, de officier eiacht ftnisroriting, maar niemand vertoont zich dan een meisje en- een geestelijke. ? Het detachement vertrekt, de communeman is gered, en Rosa btrigt hare knieën en spreekt het Onze- Vader" in al zy'n lavende, sterkende kracht met vertrouwen uit. De ver'aling van Prof. A. H. M. Ruijter kon. riet op elk punt voldoen. Regels als: n weet: gg dat gansch zeker en gewis", behooren niet tot! de schoone. Wat de vertooning aangaat, had het zonnige" tuintje voor het huis, waarvan herhaaldelijk sprake s, ook helder verlicht moeten zijn. Nu viel alleen het licht uit de kamer op het achterdoek. Mej. Anna Beukers, die de hoofdrol zeide, heeft my°niet voldaan. Wei was zij in de eenvoudige phrasen goed, doch zoodra haat, wraakzucht en hartstocht haar moesten beroeren, kwam zij te kort. Ik heb het gezegd na de vertooning van <fe Florent-ijnsehe Zanger, na die van de Meinacht, en ik herhaal het hier, het voordragen van dergelijke dramatische schetsen, ligt niet op haar weg. Haar stem wordt heesch, baar actie maakt geen voldoenden indruk en haar spreken laat aan duidelijkheid te wenschen over. Ik spreek hier alleen van het geval als zij een grooten hartstocht moet vertolken, verder ga ik niet. Veel meer ben ik voldaan door den heer Blaaser als de pastoor van Belleville. Hy was een waarlijk edele rustige figuur; een van die geeste lijken voor wien geen geloofshaat bestaat, doch die hun geloof verkondigen om der lydende menschheid wille; die redden willen en overtuigd «jjn dat zy redden kunnen. De heer Blaaser zeide de verzen zeer mooi, en hoewel mej. Blankenstein als Zelie, de dienstbode v»n mej. Rosa, niet in gebaren uitmuntte, ook gfl sprak helder en wel overdacht, met goede fltembuigingen haar kleine rol uit. Toen ik de vertooning in Tivoli van het blyBpel Zonder vrouw op reis had bijgewoond, was ik een oogenblik in de war, want den geheelen avond had ik geen enkele verdachte toespeling gehoord. Men kan dit stuk met zijn schoonmama en zyn kleindochter gaan hooren, en zelf harte lijk lachen zonder eenig voorbehoud, ik moet my echter onthouden te vertellen wat vertoond wordt, omdat het zoo ineengevlochten is dat ik geen kans zie het in het kort neer te schryven. Mej. Herberïch, mej. v. Biene en mevr. de la Mar vervullen de damesrollen. De eerste moet oppasseli, dat zij het zetten van groote oogen en het vertrekken van haar mond niet overdrijft. De hh. Potnarst, v. d. Heuvel en Harms droegen voornamelijk het stuk. De heer v. d. Heuvel beeft ongelukkig al over even weinig schoone stem te beschikken als de heer Malherbe. In zijn spel is hij echter ook even beschaald, en voor blijspelen is hij als geknipt. De heer Harms was m. i. het best in zijn rol. De heer Kremer is als steeds een modelkellner en mevr. Kiehl een dienst meisje, om een paar dozijn slagers en bakkers het hoofd op hol te brengen. FB. De Gondeliers", een nieuwe operette in 2 be drijven van W. J. Gilbert, muziek van Sir Arthur Sullivan, componist van de Mikado, werd 11. Don derdag voor het eerst in den Frascati-Schouwburg onder directie van de H.H. Prot & Zoon, voor een volle zaal opgevoerd. Sullivans opgewekte en melodieuse muziek en de aardige tekst der verschillende coupletten en zangnmnmers, hielden het publiek den geheelen avond in een aangename stemming. De fraaie costumes en prachtige decoratiën lokten herhaalde bijvalsbetuigingen uit en bij het 2o bedrijf werd de heer Prot ten tooneele geroepen; de decoratie daarvan is dan ook in waarheid uitmuntend. Bijzondere lof voor hun grime en spel verdienen de H.H. Kreeft en Kelly, Mevr. Buderman en de H.H. van Beem en de Keukelaere. Mej. C. Bamberg, debutante, zingt niet onaardig, maar het is zeer merkbaar dat zij nog geen tooncelroutine heeft, haar spel zal by een volgend optreden zeker meer indruk maken. De Caehuca en de Gavotte door den heer E. Witt gearrangeerd en door de hoofdvertooners II. Tik, tik. »Ja!" De heer Rheeve, die op zijn gemak, onder het genot van een sigaar, de courant zit te lezen en zich ergert over de jongste berichten uit Atjeh, kijkt zijn hospita vragend aan. «Zeker weer een invitaasje voor mijnheer,'' zegt juffrouw Stoete, en reikt hem een cou?vert over, 't voelt zoo dik an." Juffrouw Stoete koestert groote vriendschap voor haar mijnheer en stelt veel belang in zijn doen en laten, »want mijnheer is zoo door en door een net en ordentelijk mensch." Zij is dan ook zeer trotsch op de vele»invitaasjes", die hij ontvangt, en heeft zich lang zamerhand een groote handigheid eigen ge maakt om die gewichtige stukken op gezicht en gevoel van buiten te herkennen. Ja, 't was een invitatie van den heer en mevrouw van Meervelt om te komen dineeren op dag, den zooveelsten a.s. Frank heeft niet veel tijd noodig om een besluit te nenemen. »Meervelt, natuurlijk freule Amy ook, aannemen! Und ich hab sie ja nur auf die Schulter .... " »Heer, wat zingt mijnheer vroolijk," zegt juffrouw Stoete, en knikt goedkeurend, »mijnheer heeft er zeker pleizier an." Van tijd tot tijd neemt zij de vrijheid zich een kleine opmerking te veroorloven, betref fende mijnheer's meer intieme zaken en de welwillendheid, waarmede hij steeds deze blijken van moederlijke belangstelling beant woordt, doet haar goedig gezicht glimmen en versterkt haar steeds meer in de overtuiging, dat zoo'n best mensch en zoo'u beste huurder als mijnheer nergens te vinden zijn. en het kqorpersoBeel uitgevoerd viel buitengewoon, in den smaak des publieks, zóó zelfs dat eender No's gebisseerd werd. Wij gelooven dat de Gondeliers in Prot's schouw burg wél zullen varen. r ? [ TOONEEL. '-"" Den volgenden winter zal Berlijn twee: >Freie Bühnen" bezitten. Eeu aantal schrijvers heeft de handen ineengeslagen en eene vereeniging «Deutsche Bühiie" gesticht, die zich tot laak stelt om slechts Duitsche werken op te voeren, die tot dusver door de schouwburgdirecties vol komen genegeerd werden. Dezer dagen heeft het bestuur eene circulaire verzonden, onderteekend door Karl Bleihtreu, Max Kretzer, Georg Zimmermann. In dit schrijven heet het o. a.: »wij zijn van meening, dat de dramatiek in Duitschland zich in de laatste jaren krachtig genoeg ontwikkeld heeft om den bovenmatigen invloed van stukken uit den vreemde te kunnen or.tberen, stukken menigmaal of vau zeer twijfel achtige waarde, of zoo zonderling, dat zij voor ons, Duitschers, onverstaanbaar zijn. Het plan der «Deutsche Bühne" is derhalve slechts wer ken van Duitsche schrijvers op te voeren, messt van jongere, die reeds eenen g-evestigden naam op literarisch gebied bezitten. Wij zijn verder van oordeel, dat zeer zeker de dichtkunst (üichtung) van onze dagen een spiegel moet zijn van de beschouwingen en denkbeelden van onzen tijd en op de hoogte moet staan der tegenwoordige letterkundige techniek, doch aan den anderen kant meenen wij dat de beginselen van het realisme zich geenszins beperken tot het weer geven der kleine nietigheden van het gewone dagelijksch leven en der ruwste uitspattingen, evenmin tot de slaafsche naaperij van de jacht op sensatie, waaraan zoovele buitenlanders zich schuldig maken. Wij gelooven veeleer, dat de taak van het realistisch drama in de eerste plaats bestaat in het petrouw weergeven van groote menschelijke handelingen en hartstochten, en dat deze meestal onafhankelijk zijn van het kleed, dat de figuren, die de dichter schiep, dragen. Daarom zal naa«t zoogenaamde salonstukken de «Deutsche Bühne" ook eenige historisch-realistische drama's opvoeren. Wij willen geenszins vijandig optreden tegen de bestaande schouwburgen te Berlijn, doch deze integendeel helpen bij de keuze van een réper toire dat aan de eischen vau de kunst en dezen tijd voldoet, en wij houden ons daarom voor hunne ijverige medewerking aanbevolen." Van 'l Sept. 1890?91 zullen 10 voorstellingen in het Wallner-theater gegeven worden. De eerste vijf zullen gewijd zijn aan: Karl Bleihtreu: Weltgerieht; MHX Stempel: M.nrphium ; Conrad Alberti: Broi; Max Kretzer: Wankcnde Mauern; Wolfgang Kirchbach: Der Ingenieur. Verder heeft het bestuur plan te doen op voeren: Hermann Bahr: Die grosse Sünde; H. Bulthaupt: Eine neue Welt; M. G. Conrad; Firma Goldberg (met Maria Eamlo in de hoofd rol) ; F. Dernburg: Die Parlementariër; Max Halbe : Ein Emporkömmling ; Franz Held : Ein Fest auf A'r astitle ; F. Klimmer: Tarquin ; Fritz Lienhard: Naphihali; Adam M ller-Guttenbrunn : Irma. DE COLLECTIE SPITZER. De spreuk der Oostersche wijsheid: Als het huis gereed is, treedt de dood erbinnen", is van toepassing geweest op den schatrijken antiquaar Spitzer, die voor veertien dagen te Parijs overle den is. De heer Spitzer had juist voor zijn col lecties een prachtig hotel doen bouwen, in de rue de Villejust; van don catalogus, zoo uitmuntend als geen vorstelijk museum hem bezit, was het eerste deel verschenen en het tweede ter perse, toen de dood hem plotseling aan zijn kunstschat ten en oudheden kwam ontrukken. Spitzor was een originecle figuur, en zal in de annalen van het Parijscke leven, evenals andere rijke collectionneurs en Maeconcn, Sauvageot, Uheeve's gedachten hadden zich in den laatsten tijd meer met freule Amy bezigge houden, dan hij eigenlijk noodzakelijk vond tegenover een meisje, dat hem op zulk een beleedigende wijze behandelde als zij deed. Na dat bal was er in hunne verhouding een zeer merkbare verandering gekomen, die niet aan hem te wijten was. Van de vroegere cameraderie geen spoor meer. Op straat een stijve groet; als hij haar ontmoette wist /.ij een afstand te bewaren, dien zelfs zijn bru taliteit niet overschrijden kon ; elke poging van zijn kant om een gesprek in 't leven te roepen werd door haar, met een tot wanhoop brengende onverschilligheid voor 't geen hij zeide, in de geboorte verstikt door een van die uitdrukkingen, welke het zwakke geslacht zoo handig weet te pas te brengen om de heeren der schepping de reeds op de tong liggende woorden weer te doen inslik ken. En als ze ten minste nog maar eens boos wilde worden eii gloeien van veront waardiging ; maar neen! ook dat had hij reeds beproefd en de pijlen, door liet dui veltje toch behoorlijk gescherpt, waren af gestuit op het harnas van hare koelheid en hadden geen ander resultaat gehad, dan dat hij zijne onmacht te dieper voelde ! Dat kon zoo niet langer! Dat was hem nog nooit gebeurd! Dat was dwaasheid, overdreven preutschhcid! Had hij dan wer kelijk zoo'n grove misdaad begaan ? Bah! n kus gestolen en nog wel volstrekt niet oneerbiedig Frank, jongen, 't was toch een prettig oogenblik ! De heer Kheeve klapt weer met zijn tong en hoe hij de zaak ook bekijkt, hij is zich geen zware schuld bewust en kan geen be rouw voelen. Maar toch, aan dien tegeriRévoil, du Sonnnerard, prins Soltykoff, herdacht blijven. In 1852 was hij, een Oostenrijker van ge boorte, naar Parijs gekomen, juist op den t\jd toen het publiek begon belang te stellen in curiositei ten, en vele nieuwelingen aan het verzamelen van bibe/ots gingen; hij begon toen een handel in kunstvoorwerpen". Hy voltooide daarin tegelijk zijn fortuin en zyne artistieke opvoeding. Maar terwy'l hij zich verrijkte met het verkoopen van meesterstukken van zeer ongelijke waarde, behield hy voor zyn eigen kabinet de zeldzaamste en kostbaarste stukken en vormde aldus stuk voor stuk een van de merkwaardigste particuliere musea. Het hotel in de rue de Villejust borg eerst in zijn ouden toestand al die schatten. Spitzer's werkkamer had vier-en-vijftig Itaüaansche portret ten uit de vijftiende eeuw, een tiental behangsels van Italiaansche en Vlaamsche kunst, deuren van Spaansch houtsnijwerk, den schoorsteen van het kasteel Arnay-le-Duc, een juweel van vroegen Renaissancestijl, en bevatte voorts eenige van de kostbaarste emails, faiences, statuettcn, stukken goudsmidswerk in het volle licht geplaatst. De eigenlijke collectie echter begon eerst in de volgende zaal, die van boven verlicht werd. Spit zer had er bij serieën, geheel naar tijd en school verdeeld, zijn emails en smeedyzer, zijn tapijten en opgewerkt leder, zijn buffetten, zijn tafels, dresseren, bahuts, stoelen enz. Een volgende klei nere kamer borg terra-cotta's en brouzen ; eene reeks galerijen bevatte een waar museum van ker kelijke kunst, in ivoor en goud: reliquieënkastjes, hostiekastjes, miskelken, kruisen, mijters, bis schopsstaven, altaarkleeden; voorts Byzantijnsche kerkschilderijen, tryptieken, rozekransen, kande laren, allerlei wonderbaars van bewerking en practt. Op deze galerijen volgde de beroemde galerij der wapenrustingen, eene reeks van rid derfiguren .in gedamasceerd, gegraveerd, verguld staal, met al wat tot de plechtigheden der toer nooien behoorde. Spitzer wandelde daarin rond met den een of anderen kenner en genoot in stilte van diens bewondering; hij sprak niet veel, Fransch sprak hij met eenige moeite, maar ook in zijn eigene taal -was hij stilzwijgend. Met een blik vol liefde streelde hij zijne schatten, hij zelf had er het grootste genot van. Spitzer wist dat zijn collectie na zijn dood ver kocht zou worden; daarom werkte hij aan den catalogus die een monument zou worden. Hij had ieder deel ervan aan een specialist toevertrouwd, aan Eugène Muntz de tapijtbehangsels, aan Darcel de ivoorwerken, aan Léon Palustre het ker kelijk goudsmidswerk, aan Bunnafc do meubels, aan Popelin de emails, enz. De beschrijving der voorwerpen on de hoofdredactie waren toevertrouwd aan den onder-conservator van het Louvre, PJmile Molinier, die er de noodige kennis en smaak voor bezat. Deze heeft ook gezorgd, dat behalve de werken der specialisten, er ook een volledige in ventaris, de eigenlijke catalogus, is opgemaakt, die in twee doelen zal uitgegeven worden. De catalogus, zooals Spitzer hem gedroomd had, zou heel iets anders geweest zijn. Ieder artikel van den meest bevoegde, maar ook, als illustratie, de meest volkomone reproductie van do voorwer pen. Het eerste doel is daarvan verschenen, bij Quantin, en overtreft al wat in dit genre gele verd is. De platen in kleuren zijn meesterstukken; eerst photographio op steen, en dan, door een honderdtal proeven omtrent de opeenvolging van tinten, de volledigste reproductie van kleur en schakeering. Het ivoor met zijn patina, zijn ver guldsel, zijn schilderwerk, bet email met zijn diep blauw, turkooisblauw, paarsblauw, groeublauw, Iazuliblauw,zijn doorschijnend purper en bordeaux rood, zijn verschillende tinten van groen, alles is zoo weergegeven, dat men meent de voorwerpen te zien. Het zou zeer te bejammeren zijn, indien hetgeen reeds voor de volgende deelcn gereed is, geheel verloren ging, men hoopt dat erfgenamen, uitgever en medewerkers, zij het ook met eenige wedcrzvjdïche opofferingen, de handen zullen iueenslaan om het werk te voltooien. De collectie zelve zal naar alle waarschijnlijk heid verspreid worden. Gambetta had indertijd gehoopt haar voor Frankrijk te kunnen winnen. woordigcu toestand moet een eind komen. Om de waarheid te zeggen, hij verlangt naar het herstel van den vrede, naar eeii oudcrwetsch vriendelijk knikje en naar ceii gezellig praatje over 't meer en minder goede in de wereld en in den mensch en meer diepzin nige onderwerpen, die freule Amy en hij vroeger dikwijls tot wederzijdsch genoegen plachten te behandelen. Hij moet zich be kennen dat hij in den laatsten tijd eeii vaag gevoel heeft, alsof hij iets mist. Frank denkt niet moer aan Atjeh maar blaast met groote kunstvaardigheid kringe tjes en ziet peinzend aan, hoe zij zich lang zamerhand verwijden en verdunnen om zich eindelijk op te lossen in het niet. Het uitvloeisel van deze overpeinzingen is, dat hij dien middag op de sociëteit den jongen Meervelt in een hoek trekt en hem na afloop van een fluisterend gevoerd gesprek een borrel presenteert. Freule Amy heeft even gebloosd, toen zij gewaar werd wie haar als buurman is toe gewezen en ofschoon de heer Rheeve, wiens vorschenden blik dit niet is ontgaan, zijn best doet om het als een gunstig teeken te beschouwen, bevindt hij zich in het voor hem zeer zeldzame geval, dat hij eenige beklemming gevoelt en het niet met zich zelf eens is, hoe hij de zaak zal aanpakken. Hij heeft den gerokten knecht op 's mans beleefd aan bod: »madeira, meneer ?'' »muscaat, meneer ?" reeds tweenuilen met een knikje beantwoord en nog steeds keert freule Amy zich met ontmoedigende volharding tot haar rechter buurman en wendt vruchtelooze pogingen aan, om een geanimeerd gesprek met den jongeling gaande te houden, op wiens niet Hij zon er een Petit Lowre van ben, met Spitzer zelf als consdr.__ van den koop was pp twaalf mlUioeB paald. Maar Frankrijk kon het deatij< talen, en na nog niet. Er is dus een ... wachten waarbij die van San Donato een gerrwinkel mag heeten. Spitzer heett niet, als kardinaal zich stervend door zijn galerijen liet betastte en telkens uitriep: Hoe alles te moeten achterlaten!" de smart langzame scheiding gekend. ~ Hy' is ia dagen aan zijne schatten ontrukt; veertien . vóór zyn dood leidde hy zelf in zijne galerij genoodigden rond. LEVENSLICHT. Levenslicht. Uit vroeger eenwe door P. H. Hugenholtz J r., me medewerking van Ph. B. Hogen holtz, W. Jesse, J. van Laena Martiuet, H. U. Meyboom. AJD sterdam, Tj. van Holkema, : / In 1879 zag een boekje het licht, getiteld »De Godsdienst der Menschheid, Spreuken ui Geschriften van Chineezen, Indiërs, Perzen, Jo den, Christenen, Grieken, Komeinen, Germanen, De verzamelaar, de heer F. Doméla Nieuwer huis oordeelde zeer terecht, dat zulk een geschrif wenschelijk was. Van dit boekja verscheen late nog een tweede druk en tot kort gelede was het, zoo ik mij niet bedrieg, de eenige ver zameling die wij op dit gebied in onze taal \x zaten. Is daardoor «Levenslicht" overbodig? Integen deel. Wat de heer Nieuwenhuis ons op- zei kleine schaal (en dan nog dikwijls onnauwfew rig) gaf, wordt ons in Levenslicht'' op gróót* schaal aangeboden. ; . Toen in 1882 de eerste deuk van «Levens licht, eene stichtelijke bloemlezing uit nieuw«p schrijvers en dichters" verscheen, sprak dénee P. H. Hugenholtz Jr. ia de voorrede reeds lue verlangen uit «naar eene verzameling van h schoonste en beste dat de oudheid ons op gade dienstig gebied heeft nagelaten." Aan de vei wezenlij kin g van dat verlangen waren allerk bezwaren verhouden. Doch het denkbeeld Ii< deu heer Hugeuholtz geene rust, en nu ligt d fraai gebonden, met kloeke letter gedrukte bun del vóór ons, waarin de heer Hugenholtz me zijne medewerkers heeft bijeengegaard wat d geschriften der ouden ons aan keur van. rel gieuze en ethische gedachten hebben nagelatei Het is, zegt de heer Hugenholtz met.besehei denheid in zijn naschrift", «niet dan eene eetst gebrekkige proeve van eenen Nederlaudscbei Bijbel der menschheid." Gebrekkig is dit boel duukt ons, slechts voorzoover alle menschenwer onvolkomen is Zeer zeker zal het voor aanvu ling, voor verbetering vatbaar zijn, doch zooal bet daar vóór ons ligt, is het reeds een uitne niend boek. Het werk bevat 433 stukken, in 8 afdeelingei verdeeld. Elke afdeeling wordt voorafgegaan doe eene inleiding, waarin, zoo beknopt en eenvoi dig mogelijk, de noodzakelijkste toelichting ge geven wordt. In de eerste afdeeling (Indiërs) vindt mei stukken uit de Veda's, Manu, de Upanishad uit epische en andere geschriften. benevensBud dliistische fragmenten ; '. m de tweede afdeeling (Chineezen) stukktt uit Kougfu tse, Meng-tee, Lao-tse; in de derde afdeeling: stukken uit lofzangei en geschriften van Egyptenaren, Babyioniërs Assyriërs, Perzen en Germanen; in de vierde afdeeling ^Grieken) stukken ui dichters en wijsgeeren; evenzoo in de vijfde ai deeling (Romeinen); . ' ia de zesde afdeeling stukken uit Christelijk kerkvaders; in de zevende afdeeling (Joodsche en Arabisch literatuur) stukken uit den Talmud, uit de Koran, uit de Arabisch-Perzische poëzie; en ten slotte iu de achtste afdeeling (Middel van geest en verstand getuigend gelaat dui delijk eenige verbazing over die onderschei ding te lezen staat. Met wreedaardige vo doening merkt Frank de steeds grooter wor dende gapingen op en als freule Amy eirj delijk de onmogelijkheid schijnt te beseffe) om het nog langer vol te houden, versterk hij zich met een glas wijn en opent hei vuur. »Als u een beetje tijd over heeft, ijeul Van Duren, dan zal 't uw anderen buurmai ook zeer aangenaam zijn, wat van, uw g& zelschap te mogen profiteeren." Hij schrikt zelf van den plechtigen toon. waarop hij deze kleine hatelijkheid er uii brengt. »Oh ! Pardon ?" zegt freule Amy op vra genden toon, ofschoon hij verzekerd js da zij hem uitstekend verstaan heeft Waarachtig, daar heb je 't weer, zoo'n e' lendig gezegde! Maar nu blijft het zonde: uitwerking. De heer Rheeve heeft met h eerste schot al zijn moed teruggekregen ei het duiveltje wordt wakker en loert om eej hoekje. »Ik hoop dat 't u geen al te groote opof fering zal zijn, om een oogenblik uw hoogs interessant discours te staken" freule Amj werpt hem een verontwaardigden blik. toe die hem doet glimlachen van voldoening »ik wilde u gaarne een vraag doen, die il zelf niet kan beantwoorden." Met een afgemeten hoofdbeweging, di< eenigszins in tegenspraak is met een opko menden blos, geeft zij hem te kennen dat zJ luistert. Het duiveltje slaat den stormmarsch. »AVaarom behandelt u me in den laatstt, tijd op zoo'n barbaarsche, wreedaardige m*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl