De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 25 mei pagina 2

25 mei 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

st n Letteren. TE AMSTERDAM. j-, t, Schouwburg Frascati: De Gon deliers. Grand Théatre: De Rotterdamsche T-P . Tooneelisten. in ons vorig nummer in het kort oning van De Gondeliers vermeld, mij gerechtigd om er nog eens op en. Deze operette toch is bestemd _ leven dan van een paar weken, btte mijne lezers op enkele grappen te wijzen. « van de Gondeliers en van den l, 'Plaxa Toro steekt meer dan een Dg of een aardig deuntje. i. ervan wordt een vrij scherpe kritiek op eigenaardigheden van de bewoners i-Engeland. lijf.: »De bnrgerlui pleizier te doen, nün smaak te voegen, ? een deftig edelman een taak van groot rar!" enz. orden kruideniers c. s. aldaar doen 1 dan pronken met een kennis met een naam, en er wordt door hen heel wat l, om eeu echten markies of een heu_ in hun salon te kunnen vertoonen. ? ;utak daar reeds jaren lang den draak best geslaagde plaat over dit zwak ' Oen salon van de bekende Mevrouw ifet Tomkms, die er in geslaagd was t» veroveren voor haar feest, al was ook een zwarte, want het was de Zoedfe destijds in Engeland vertoefde. :.&»d zijne vrouwen meegebracht en terfcbtoke en blonde Engelsche dames met kladjes en zwarte handschoenen prijkten, dte zwartje» in het wit met hooge witte snee. bode Gondeliers, die samen tijdelijk de Barataria dragen, bezingen de lui die out te ver willen drijven. Zij stellen niet voor, hooggeplaatsten omlaag te , otek de minderen te verheffen. Zij zingen een «irwtoeraat, die bekers leegt; een arissniker weegt; een aristocraat, die veegt';" van een »jonker, die het land bnrt; een jonker, die costnums verhuurt; ii.'-ltodle^ «j;e <je trappen schuurt" enz. «jten er echter op, dat als men voor een mooi postje en mooie Weeren heeft, r gwooe zaken iets bijzonders- worden. Gaat .fifir in hek finweel geklw}, dan wordt katoen ertr* fijn», en »in 't laud. waar iedereen B'ia, fcar is geen mensch meer iemand.'" Jjfe gondeliers hebben snedige opmerkingen, en l,hertogin van Plaxa Toro kan vertellen hoe f ee» huislijken tiran temt. »kt het in de liedjes dus niet aan geest, ? Muziek vertoont WB! wat erg veel overeenBst met De Mikado, zoo b. v. in het liedje: p stal den prins en 'k bracht hem hier," en \$p£ «Bundels politirice stukken," enz. /, M» d« bh. Brot een nienwe operette vertoo>?*?» sparen zij geen moeite en zorg. Dat ziet dadelijk. De operettetekst is vertaald door h Bell» Efeve, de cos'turnes zijn geteekend den heer A. Beijding en de heer Prot Jr. »r Londen geweest om daar de vooratellinbij te wwren ; bij leverde een paar decors, Wsenil uitmunten door den fraaien toon, zij geschilderd zijn. ^Stt vróolijk schreden we, na de eerste voort door den duisteren nacht, 't Was <>r we vlugger marcheerden. Was het door tC gedachte bij de soldaten van den tften officier tot den minsten tamboer vijand te naderen ? , Jk Was in druk gesprek met Cziczam Wij en aan het eind van de kompagnie. Hij evenals ik dien nacht voor het eerst zenden glimwormpjes in het kreupelhout. de schittering van dien nacht wilden deze .niet achterblijven. 'Plotseling werd er »halt'' gekommandeerd. ~^!ïe kompagnieën' moesten opmarcheeren. 'ir' ;8fchildwacnten en posten werden uitgezet. ;?' Patrouilles en voorposten in het terrein i t voor ons uitgezonden. Het bataillon 1 Kvakkeerde. Hout en stroo was niet ge Bracht. We lagen, met onze mantels toege- dekt, in een bosch. Het was warm. Spoedig i werd ik wakker: ik zag, hoe mijn kapitein, ^*-j8gen een boom geleund, naar de maan ' staarde. Zijne oogen stonden zwaarmoedig en treurig. Nooit had ik hem zoo gezien. '- Spoedig sloot ik de oogleden weer, om ze """ tSgen middernacht nog eenmaal te openen. Ik bespeurde dat er iemand bij de geweren die aan rotten stonden, heen en weer liep; de schildwacht scheen het niet te zijn. Het was ? Cziczan, die, met zijn boekje in de hand, zachtjes ;? vloekend en met verbeten woede op het ge laat, een paar niet scherp genoeg opgezette geweren behoorlijk plaatste. Soms viel het maanlicht op zijn beide witte voortanden. Weldra was ik weer vast in slaap.... Den volgenden morgen in de vroegte waren we reeds weer op weg. 't Werd on?verdraaglijk warm. Cziczan liep als een her dershond langs de beide kanten der kompagnie, nu hier, dan daar. Onophoudelijk . ? weerklonk zijne heesche, snerpende stem: opbeurend, scheldend, goede en kwade woor den gevend, al naar het noodig was. 't Werd . al warmer en warmer. De dorst, die vree«elijkste vijand van soldaten, kwelde ons. f We zagen er uit als schoorsteenvegers. Door de dikke laag stof op onze gezichten baande Bet zweet zich gleuven en voren; het drop pelde ons op schouders, nek en borst. Onze Kragen waren reeds doornat. Geweer en In de operette treden de bekende leden van het gezelschap van dezen schouwburg op en een .jong mcifje, raej. Bareibérg, debuteert er in. Mej. Bamberg is een allerliefst persoontje met veel aanleg. Zij ngt beter alleen dan ia samenspel; hieraan moet zij nog wennen. De Rotterdamsche tooneelisten hebben, na veertien dagen een volle zaal te hebben gehad bij de voorstellingen van Multatuli'a Vorstenschool, een drietal voorstel ngen gegeven van l*.va, tooneèlspel in 5 bedrijven, naar het Duitsch van Eichard Voss, vroeger in het Grand Théatre reeds vertoond. Het stuk kan mij maarniet bevallen; er wordt te veel in vertoond. De stemming moet te veelvuldig wisselen; nauwelijks kent men Eva als jong meisje, of men ziet haar terug als echtgenoote eu moeder; aan het pinde van het tweede bediijf is zij reeds gereed om haar man te verlaten; in het vierde bedrijf heeft zij ook al ongenoegen rnet haar minnaar, en doodt zij hem, omdat hij weigert haar te huwen, en in het vijfde sterft zij, juist als haar gevangenisstraf ten einde is. Twee malen springt men een tijdsverloop van ongeveer vier jaren orer. Frou-Frou, waarmede dit stuk in schema een groote gelijkenis vertoont, is handiger in elkaar gezet, en omdat er daarin niet zooveel menschen om. de hooflpersoon zich bewegen, verplaatst men zich gemakkelijker in een volgenden toestand. In Eva bemoeien te veel menschen zich met de zaak. De oude moeder Hartwig is ook misteekend. Eerst schimpt zij op Eva om haar dan met een schijn van strenge eerJijkheid te beschermen. Haar vergelijking van de grauwe musch en het kanarievogeltje in n kooi was goed, maar als zij het kanarievogeltje niet zoo bevit had, zou het waarschijnlijk niet zoo'n zfn hebben gekregen om wes; te vliegen. De Rotterdamsche artisten hebben in dit stuk echter weder geschitterd door hun spel. Vooral mevrouw Jonkers, die in de titelrol optrad, boeide het publiek. In het bedrijf in de gevangenis, als zij schuw van haar mau wegdeinst, speelde zij ongemeen fijn. Haar wegkruipen naar het venster, en die poging om zich te wikkelen in het gordijn, ten einde onzichtbaar te worden, drukten juist uit, wat de arme vrouw moest gevoelen toen zij den man terugzag, dien zij zoo beleed i gd en verraden had. Ook haar sterven was mooi. Zoo sterft een vrouw, die uit een groot leed plotseling overgaat tot een ongewachte vreugde. Haar arm hart, dat zoo veel geleden heeft, is er niet tegen be stand. Zij grijpt naar haar borst eu haar adem stokt, en 'dan is het uit. Goddank, gten gerekt gewurm, tot het publiek maar blij is dat het uit is. Mevr. Beersmans speelde met een zeer fraaie grime voor Moeder Hartwig. Vreemd kwam het mij echter voor dat een actrice als mevr. Jonkers zich nog zoo vergissen kan, dat - zij haar hand door de vensterruiten steekt en hare vingers om de sponningen slaat. Er wordt toch verondersteld, dat er glas ia het venster is. Wanneer zal men toch ook eens eindigen rnet het publiek in een donker gat te laten kijken en ous d.in wijs te willen maken d«t daar oen lentezon schijnt? Een lichtbak is toch de geheele wereld uiet! ransel drukten ons zwaar; gezang en gesprek waren reeds lang verstomd. Ieder staarde zwijgend en strak op de hielen van zijn voorman. Eenigen tijd marcheerden we door zulk een uitgestrekte zandvlakte, dat het er veel van had of we door een woestijn trokken. Plotseling werd de stilte verbroken door de opmerking van een Berlijner, die in mijn compagnie diende: »'t Zal me toch eens be nieuwen, wanneer we den eersten kameel zullen tegenkomen." Allen lachten, maar vervolgden terstond weer zuchtend hun weg door het mulle zand. Daar glinstert in het zonnelicht een dorp! Even halt gehouden. Sommige manschappen worden vooruitgezonden om te maken dat de boeren met water voor de deur staan. Daarop volgen wij. Terwijl we langzaam voorttrekken, drinkt de heele kompagnie links en rechts. Grijsaards, kinderen, man nen, vrouwen : alles staat met potten, vaten, schotels en emmers voor de huizen. Wat is in ons menschen de zucht naar zelf behoud toch groot! Dat heb ik bij het stillen van dorst menigmaal opgemerkt. Ieder ijlt op het water dat het dichtst bij de hand is toe, en grijpt haastig voor zich zelf het kopje, het glas, het tobbetje. Als bij drinkend vee, wanneer het den kop uit den kuip opheft, loopt hun het water langs de lippen, op hals en borst. De oogen staren strak, begeerig, dierlijk naar de kleine hoeveelheid water; het gezicht is vertrokken. Wat had dat ons goed gedaan! En weer ging het verder. Adjudanten en ordonnansen holden ons bijwijlen voorbij naar voren, of kwamen ons tegemoet. Eene vliegende batterij haalde ons in. De loopen der kanonnen lieten hun eigenaardig, trillend feluid hooren. De officieren wisselden een orten groet ze is ons reeds vooruit. De secties, die zich gedurende het voorbijrijden aan den eenen kant van den weg dicht op een hadden gedrongen, gaan weer meer uit elkaar. De pijpen dampen er lustig op los. Een zuurachtige tabakslucht vergezelt ons. Eindelijk slaan we een langen nollen weg in. Rechts en links bedreigen ons steile rotswand.cn. In Alphons'. van Dnm as fils, dat Dinsdagavond ging, trad mej. Vink op als Rnymonde. Deze actrice was hier in Amsterdam dezen keer nog niet aan de beurt geweest Zij werd in Alphonse overschaduwd door mevr. Beersman», die van jvffr. Ouiehard een type maakte, dat in geen enkel opzicht te verbeteren zou zijn. De wijze waarop zij telkens uit humoristische be schouwen van den toestand tot haar eigen leed overging was onvergelijkelijk goed. De heer Haspels was waardig, maar wat te oud; hij zegt wel vijftien jaren ouder te zijn dan zijne vrouw, maar als Oetave pas drie en dertig is, kan Bayrnonde niet ouder zijn, en dan is de commandant nog geen vijftig. Aan den toestand schaadde dit ouderzijn echier niet, integendeel bet verbeterde hem. Bijzonder heeft de heer de Vries in de onaan gename rol van Oetave voldaan. Hij was juist de laaghartige schelm, die hij wezen moest. De jonge juffrouw Agtersoon die voor het jonge mei»je speelde, deed dat waarlijk heel aardig. Het is jammer, dat de warmte het publiek Maandag eu Dinsdag belette trouwer op te komen. FR. UNE FAMILLE. E.en blijspel van een nieuw auteur. De heer Henri Lavedan heeft zich niet over het lot te beklagen. Terwijl oude dramaturgen, na twintig successen in kleinere thoaters, un stukken nog door de Comédie Franyaise zien uitstellen ot' weigeren, of eeu kleiuighud in n bedrijf bij gratie zien opvoeren, heeft hij, nog geen dertig jaar oud, terstond een blijspel m vier aeten zien aannemen en met de uiterste zorg opvoeren. Hij had als antecedenten niet» dan eenige novellen, Les inconsolables, la Haute, Sire, een bundel Nocturnes, een. acte Les qtearts d'heure in het Théatre Libre, en zijn kromrk in het blad La vie Parisienne, onder bet pseudo niem Mancaecourt. Maar de directeur der Comédie Francaise, J ules Claretie, heeft een goeden neus, waar het geest en moderniteit betreft; in den kroniekschrijver heeft hij den Parisieu en den satiricus ontdekt, en hij zelf hteft aan La vedan, toen deze het stuk, in n acte vervat, wilde doen opvoeren, gezegd: Hie kunt er wel vier acten van maken en dan gaat het veel ge makkelijker, het te doen spelen." De acteurs Got, Worms, Le Bargy, Le Féraudy, de dames Pierson, Mar»y, Barreita, Bar tot hebben terstond pleizier gehaa in het stuk, eu het is met de meeste animo gespeeld. Het zou eerst geheeten hebben Deux betles-fUtes, toen Une familie parisiennc; eindelijk heeft, men besloten tot Une familie. Het stuk is vol geest en ironie, inaar ook de tooneelen waar het opaan komt, zijn met kracht eu smaak geschreveu ; het eenig verwijt is eenige onevenredigheid in de constructie, zoodat het eerste bedrijf iets anders schijnt te belo ven, dan het stuk geeft. Het eerste bedrijf en de twee volgende, spelen in het huis van den kommandaiit, Chalus, een beroemd ontdekkingsreiziger, die op zijn lauwe ren rust. Hij is vroeger getrouwu geweest en heeft uit zijn eerste huwelijk eene dochter, Jeaune, die getrouwd is met een baron Le Brisaard. Le Brissard is een losbol, een dwaas, een lichtzin nige, in het inoreele bijna ontoerekeubaar, niet slecht met bedoeling, maar geheel zonder zedelijk bewustzijn. JTa Jeannes huwelijk is de comrnau Plotseling word ik door een huivering overvallen. Als we hier eens van uit de hoogte werden beschoten ? »Wat zoudt ge doen, Cziczan, als er hier van alle kan ten schoten vielen ?" De sergeant wil naar zijn boekje grijpen, maar plotseling, alsof hij zich schaamt., bezint hij zich een oosenblik, trekt zijne hand terug en ant woordt: »Rechts en links uit de flank, naar boven, jongens, flink de hoogte op. Koeraasje, kaerels, koeraasje!" Bravo! Cziczan, dat zou wezenlijk wel de eenige goede manier wezen. Maar 't zou de vraag zijn of we wel boven zouden komen. Nadat wij nog een groot half uur, altijd in denzelfden pas, zijn voortgetrokken, zien we aan het eind van den hollen weg den kommandeerenden generaal halt houden met zijn staf. Hij laat bataillon na bataillou, batterij na batterij, eskadron na eskadron hem voorbijtrekken. Zijn oogen boren ons als ijzer in het binnenste. Van tijd tot tijd wendt zijn karakteristieke kop zich eensklaps kort en bliksemsnel orn; streng en hard zijn zijne trekken. Hij en de chef van den staf die zich naast hem bevindt mochten wel vroolijker kijken: bijna het geheele legerkorps is den pas doorge trokken. Wij waren den vijand vóór geweest. Nadat ik bekennen moet ik het wel ietwat schuw den generaal voorbij ben ge gaan, denk ik: die laat :iiet los, wat hij vast heeft. Cziczan is, terwijl hij zijne beide voortanden op de onderlip vast drukt, stijf en strak met de oogen rechts Zijne Excel lentie voorbij gemarcheerd. »Die is niet bang, die lacht wat om den vijand," denk ik, als ik den braven sergeant, die zich later toch wel een beetje verlicht voelde, in zijn ijzervretersgelaat kijk. Tegen den avond houden wij halt op een bergplateau. Het uitzicht is verrukkelijk. En vóór ons zien we duidelijk Bohemen. Daarna een druk bivaldeven. Stroo en hout is nog niet gekomen; het was onmo gelijk ons zoo spoedig te kunnen volgen. Wij moeten ons weer met onze mantels be helpen. Ik word met eene afdeeling uit gezonden, om kleine boompjes en takken uit dant zelf ook hertrouwd, met een knappe wedaw^ die ook een dochter had, Marie. l>it uuwelijk door JeaffiBe sser Jcwai^jk genomen; zij b««chtnnit de tweede mevrouw Cfialiïs en Marie aWin(hing»ier», en toont aaa beiden een openlijk v^jaiidscimp. Alles draagt er toe bij, baar ie ergbren; haar vader houdt veel vau zijne stiefdochter zoodat zy jaloersch wordt; haar ruan is koel tegen haar eu zij weet niet waarom. Eindelijk, naar aanleiding van kanten van haar overleden moeder, die zij Marie ziet dragen, komt het tot een uitbarsting; haar zenuwachtige drift wordt heftig, en de acte sluit met eeue suèae, waarna de beide stiefzusters zich voornemen elkander niet meer toetespreken. De Brissard is, bij zijn losbandigheid ook zeer onbescheiden; hij vertelt aan zijii vriend d'Egrigeut, een aanbidder van Marie, en ook een Alrikareiziger, evenals Cüalus, dat bij sedert lang de amaiit is vau een der vriendinnen . van zijn vrouw, Mad. Jauzelle. (Veuve? Separée? Pire: divoicé. Ah! mie veuve laïque). Mad. Jauzelle is een vermoeieniie maitresse, met haar steeds wisselende grillen, haar zenuwachtige ge jaagdheid, haar tyranuieke coquetterie, die aaa een der patiënten vau prof. Chareot doet denken. (Une peuseuse de aiut-liuy, mou cher! Et jolie? Davantage; elle fait Ie maximum!) Le Brissard wil aan een eiüd iu«Ren aan de verhouding tot Mad. Jauzelle; er komt bij, dat hij meent verlief i te zgii op zijn stief- schoon moeder, de tweede mevrouw Cüaius. De vriend houdt hem voor, dat hij bij al die dwaasheden zijn eigen goede vrouw, Jeaune, vergeet; Le Brissard ziet het logische van die reaeneering niet in. Hij heeft eeu onderhoud met Mad. Jauzelie, tot afscheid. Ook zy tieefc genoeg van de Iwison, maar wil niet atgescaeepi watden; zij laat hem dus nog eene zatnenkoinst beloven, waarin zij zien voorneemt em zijn afscüeid te geven. Dit te meer omdat zij wel vermoedt, dat haar plaats in Le Brissard's nart aan eeu ander zal worden aangeboden euzij wil weten wie.Zij bespiedt hem, en hoort toevallig juist hoe Le Brissard aan Mad. Onalus een zeer onbeschaamde decla ratie doet eu haar een kus op den schouder drukt. Mad. Chaius is zeer verwonderd en zou gaarne Le Jirissard eens flink uitlachen, en hem de waarheid zeggen, maar men wacht haar; zij is iu baltoitet; om toeh de gelegenheid te heb ben de zaak eens goed af te audelen, zegt zij Le Brissard dat zij iieiu den volgenden dag ont moeten zal iu een nieuw huis dat de koiuuiaudani: laat inrichten. Le Brissard is overgelukkig; Mad. Jauzelie is verontwaardigd. Om zich te wreken schrijft «ij een anoniemen brief aan den koruraandaut, orn hem mee te deelen waar hij morgen ziju vrouw kan vinden. Ais de brief geschreven is, komt Jeamie binnen; Iviad. Jauzelle vertelt haar van het reudez-vtms eu den brief, en Jeaane steekt dezen zelf in het brieven kistje van den generaal. Mad. Jauzelle. vertrekt: onmiddellijk heefl Jeanne berouw, Ma rie treedt binnen, zij valt dsze in de armen, beide verzoenen zich en nemen zich voor, Mad. Chalus te redden. Een aardige scène is nu, als de kominaiidant thuiskomt, zvju brieveakistje opent, en terwijl hem het vreeselijk nieuws dui delijk wordt, zich bedwingt ea met het he«le geziu over koetjes en kalfjes doorpraat. Het laatste oedrijf speelt ia het nieuwe huis van den kommaudant. Iu plaats vaa Mad. Chalus te waarschuwen, is Jeaune er toch heen gegaan, en ook de ommaudant. /ij wonen er onge zien het gespret tutscheii LcBrissard en Mad.Chalua bij, en deze doet wat zij had voorgeuomeD, en het naastbijzijnde kreupelhout te halen. Spoe dig zijn we weer terug. De vuren knetteren, branden, de manschappen zijn aaii ;t koken en braden. De maan schijnt vol, de sterren fonkelen: een heerlijke nacht om te bivakkeeren! We zitten rond orn de vlammende takkenbossen. Zoo nu en dan waait ons de rook in het gezicht. We dririken warmen wijn. Wij officieren zitten veel bij elkaar. We spreken over niets anders dan over morgen: er is ongetwijfeld een slag op handen. En dan weer komt er eeji adjudant aanrennen, hier stijgt er een te paard, daar komt onze brigade-generaal stapvoets aanrijden. De reuzengestalte houdt bijwijlen bij de wachtvuren even stil. Hij iaat eenige officieren bij zich komen. Hij deelt ons mee, wat hij mag vertellen. Onophoudelijk gaan er sterke patrouilles in het land daar vóór ons uit, tot de grens, over de grens. Cziczan leest, nadat hij wel meer dan een uur lang met verkropte woede bezig is geweest de rotten der geweren in orde te brengen, in zijn boekje: hij leest het hoofdstuk over den dienst in het kamp. O vróolijk bivak! Met al uw gegons, met al uw geuren van brandend hout. Daar klinkt iu de verte de kreet van een schild wacht, hier hinnikt een paard, weldra hoo ren we ergens een zooveel mogelijk inge houden uitbarsting van toorn van een kapi tein, die zijne onderofficieren om zich heeft verzameld. Daartusschen het roepen van enkele namen; bevelen en vragen, als: »korporaals van de derde aantreden": »is er al water gehaald?' een gezang in de verte; plotseling een luid gelach; men legt het hoofd ter ruste op een gedeelte van het gras perk en hoort eensklaps een zacht ellenlang, gesprek van twee vrienden uit hetzelfde dorp en stiller... stiller wordt het, slechts van tijd tot tijd komt er nog een vloek, als een man bij rte beenen van het vuur wordt getrokken, die op schildwacht moet staan. Gesnurk ... Het kletteren en sissen van een omvallenden en leegloopenden ketel.. . En stiller wordt het... stil... (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl