De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 25 mei pagina 3

25 mei 1890 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

\J s niai> AISTM E R, ^w E E K B L A D v m TE I>E B L A NB. lemt haar dollen «tfefsChoOMOon op behoorlijke, noolnke maai W»«iige manier de les. Zij laat Iwm al het belactelijke ervan Imaen; over een jaar kan zij grootmoeder ziin (on pent tricher avec la vjeü'iegse, on ne la carotte pas); daaren boven houdt zij he«l veel van haar man en *h<nkt niet w»r> lichtzinnigheden. (Faire la cour iimbel]« mèi-p! Matse'**! «beurde! Au contraire, c'wt tres-moderne, tres lendemain d'Exposition). Als de r.aak heel duidelijk is, komen de kommandant m Jwwrne binnen; LP Briosard voelt wen geheel verslapen (C'est mon Waterloo!) en belooft, op raad van den kommnndant een poosje op rei» te gaan, met Jeanne. Zij zal hem rijn dwaasheden vereven »Je snis un grand «rapsMe !" »Oh ! plntöt un grand innocent! ««t Jcanne, en hierin ligt de verontschuldiging van de wel wat gewaagde toestanden van het Stuk. .. DP vertolking moet, uitmuntend geweest zijn ; Le BriasaTd de losbol die zich bijzonder »fin de siècle" vindt werd door Le Bargv zoo luchtig «ra elegant weerg-pa-pven, Hat men niet den moed hftrl. verontwaardigd te rijn over zijn verdorven heid. Mad. Jmi7ell« was de mooip Wlle Marsy, Mad. Piereen de schoonmoeder. Alle verslagge vers, Vttn, Paul Ginisty. Jules Lemaitre, Sarcey, voorspelen aan Henri Lavedan een eroote toe komst als tooneelmoralist. omdat ziin blijspel, bij de wreede ironie der schildering, nu en dan iets uiterst bekoorlijks en aantrekkelijks heeft. VIJF DICHTEKS. In het applicatie-theater van Bodinier is de vorige week ten voordeele eenfroude tragédienne door vüf dichters een soiree gesteven, waarop ifder hunner eenige zijner eigen perzen reciteerde. Jales Lemaitre schetst in zijn feuilleton de vijf vj>orte laurier s." »Alle vijf hebben ze edele, aangename gezich ten; hetzij' God zemo heeft d oen geboren worden, wetend dat zij dichters zouden ziin; hetzij het omgaan met edele gedachten en heilige visioenen "hun trekken heeft gevormd en hun bevalligheid verleend. Laat ons hen dan roemen als vrouwen, daar rij, niet minder dan de vrouwen, en op onschul diger wijze, de zoetheid des levens voor ons verhooeen. Francois Coppée heeft het onberispelijk, regelma tig masker van een Eersten Consul die op den goe den weg gebleven was en enkel welwillende, goe dertieren gedachten had gekoesterd. Demedsdlleachtiae strengheid van zijn Romeinsch profiel wordt getemperd en orgevroolijkt d»or een beetje Parijsche bebageKjkheid en blague. Cwtulle Mendes heeft, misschien door eene ironie van den Schepper, een blonden Christus kop, maar als van een Christus met een rozenkroon, pn die an dere »zalieheden" dan van het evangelie van Mattheus zou bfscreken. Jean Kichepin, met het dikke zwarte kroes van zijn astrakanhaar, y.^'n koperbronzen huid, zijn gouden oogen, ge welfde lippen, zijn regelmatigen haard en de uit drukking van zachte melancholie op zijn gelaat, heeft alles van een Saracpenschen koning, een Moorschen prins, met iets Assyrisch erdoor, en iets Topranisch bovendien. De langp. heldere oogen van Sully Priidhommp, zijn rechte fij-teneus en zijn eenigzins lijdende glimlach zonden hem op een De Musset in het bruin doen lijken, als niet het overdrijven dor overpeinzing den dichter vnn La vif intérieur?, wat te dik gemaakt had. Eindelijk worden bij Armand Sllvpstre. den wijze, den dubbelen dichter, den onkuischen Platonicus, door een uitdrukking van opgeruimdheid, van onverstoorbare goedheid, het breede voorhoofd en de monnikachtige neus en mond veredeld." Ieder der vijf las op ziine eigene wijze. Die van Coppée is den Nederlanders bekend. Wat Lemaitre ervan zegt, klopt geheel met den indruk, indertiid door zijne hoorders in de zaal van Telix Meritis verkregen. »Met eene stem van goeden klank, een weinig nasaal, met eene dictie van eenigszins dorre correctheid, las Francois Coppée ons de vloeiende verzen van ^het ruikertje violen" in Les Inlimités, het wonder van den convolvulus die zich om den degen van den woesten Proeopius kronkelt uit de Récits piqnes,en een allerliefste moderne variatie, naar ik meen uit Arrière Saisun, op het beroemde sonnet van Konsard: Quand vous serez bien vieille, un soir, a la (chandeile Maar hoe zal ik u al het vleiende, streelende, liefkoozpnde der dictie weergeven, waarmede Catulle Mendès het Miracle de Notre-Dame uit eenzette, een stichtelijk en weelderig verhaal, gelijkend op een kapittel der Gouden Legende, vertaald, met tal van verkleinwoordjes en stree lende toevoegsels, door een Latijnsch eroticus van den natijrl? Wat Jean "Rich'epin betreft.... wat een wonderbaar voordrager, om Mounet l Sully en Coquelin beiden jaloersch te maken! Hij ' las ons Le vieux Lapin voor, en LeScrn/ent.met een kracht, een juistheid, een studie, een zekerheid die zich zelfs in het vuur der voordracht niet ver loochende...! Armand Silvestre zona; met eenigszins naieve weekheid, zijn mooie, bloemrijke, har monisch breede verzen, voor de muziek gescha pen. En de goede Sully was allerinnemendst. Zijn stem was wat zwak, en gaf een accent van vertrouwelijkheiden meegevoel aan zijn goddelijke, reine, teedere. diepe verzen van Lca Chaines, Les Yeux, L'Ami.... En nu en dan eens over een lettergreep struikelend, maakte hij met de hand zonder het te merken een wanhopig gebaar als om vergeving te vragen. En dat alles zoo een voudig en natuurlijk; een cabotin is hij zeker niet!" .EEN DBOOM VAN EDWARD BELLAMY. »Docfor Ilfii'lenlioffs Proces s" by Edward Bellamy. Loudon. William lleeves. Nu reeds in dit WeclMad op Bellamy's Lool-ing Backicard is gewezen en nu mejuffrouw Mercier in het Sociaal Weekblad onze belaug- stelling inroept voor die door duizenden en tiendui zenden ia de nieuwe en oude wereld gelezen schets eener beter en gelukkiger wereld dan de onze, nu kan het niet anders, of aan Bellamy's werk zal'hier veel aandacht worden geschonken Zijn bovengenoemd boekje is geschreven in den vorm eener eenvoudige dorpsvertelling, spe lend in het dorpje Newville niet ver van Boston. Het boeiende, aardige verhaal met de fijne karak terbeschrijving en den lossen prettigen toon doet eerst volstrekt niet vermoeden, dat weer de sroote problemen des levens den schrijver de hoofdge dachte aan de hand hebben gedaan. Toch is dut hier weer even goed als in Looking Baekward het geval; alleen zijn het niet de sociale vragen en moeilijkheden, die met zienersblik (foor den schrijver als opgelost worden beschouwd, maar quaestië* van psychologischen en physiologischen aard roert hij aan eis vraagstukken, die onze geesteswerkzaamheid raken. Het verhaal leidt ons eerst binnen in een godsdienstige bijeen komst van Newville, waar de dorpsjeugd lui<terde naar de preeken en gebeden van de hoof den der vrome gemeente en soms naar de gods dienstige uitingen van hen, die aan de broeders en zusters het een of ander omtrent hun zieleleven hadden mee te deeltn, als een geval van plotselinge bekeering, van schromelijke afdwaling of vriendelijke terechtwijzing door de een of an dere openbaring of verschijning. Voor.het kleine orgel zit Madeliue Brand, het dorpsroosje, als leidster van bet gezang en laat zachtjes haar vingers over de toetsen glijden in afwachting van de sluiting der bijeenkomst, terwijl een afdwa lend straaltje der Junizou door :t gordijn gluurt, misschien door den glacéharer lieve oogen aan getrokken. De haastige beweging met haar handje voor hare oogen langs was allerbekoorlijkst, ten minste zoo dacht Henry Burr er over, die straks weer den gewonen strijd zou hebben te voeren tegen zijn eigen blooheid en tegen de vele mededingers, allen even begeerig om Made line naar huis te geleiden. Juist zou de slotzang door Deacon Tuttle worden opgegeven, toen ach ter in de kamer iemand opstond en op zachten maar helderen toon zeide: »Als het niet onge legen komt, zou ik de broeders en zusters nog gaarne even een woordje over mij zelven toe spreken." 't Was George Bayley, eens een veel belovende jon^e man, die echter omstreeks een jaar geleden als penningmeester eener kleine cor poratie in Newville een sommetje had ontvreemd, om aan zjjn eigeu geldelijke moeilijkheden te ontkomen. Hij had er diep berouw over gehad, gaf nog voor de ontdekking het ontvreemde aan het fonds terug en werd ook niet vervolgd. Zelfs had zijn berouw de algemeene sympathie gewekt en toen Parker, de drogist van het dorp, hem in zijae zaak had opgenomen, juichte iedereen dat toe. Hij was ook lid van de Erntlier/iood ge worden, maar na zijne bekeering scheen hij nu in den klatsen tijd weer wat onverschilliger voor kerkelijke zaken, zoodat het iedereen verbaasde, toen de jonge man, die er slecht uitzag, het woord vroeg, 't Leek, of hij een zwaren strijd had ge streden, maar nu tot rust was gekomen door eeu kloek besluit. »Gij weet allen", zei hij, »dat ik verleden jaar u mijne bekeering mededeelde en uu ik sedert dien tijd weinig belangstelling in de kerk heb getoond, mocht ge misschien denken, dat ik on oprecht ben geweest. Ik ga u allen spoedig ver laten en wilde niet gaarne, dat die indruk u bij bleef." En daarna ging George Bayley er toe over, om op eenen uitleggenden toon, ?%ls sprak hij over een ander, te vertellen, hoe hij zich na zijne i-chande geroeide, als een werkman, die door n ongelukkigeu slag een werkstuk heeft bedorven, dat hij toch moet voltooien; of als de bemanning van het in den roeiwedstrijd achter gebleven bootje, die den moed geheel liet zinken en naar den wal roeide, toen alle kans op eenen prijs verloren was »Ik kon," zeide hij, »iu niets n.eer belang stellen, hoopte toen nog, in den godsdienst st<>un te vinden, maar ge zoudt mede lijden met mij hebber,, als ge wist, hoe bitter ik werd teleurgesteld. O, dat vergeving onzer zon den ze ook uit ons geheugen kon doen verdwij nen ! De krenking van eigen trots, de vloek der herinnering, dat is de straf der zonde. De ouden met hun fabel van het water der L»the hadden de voorstelling van zulk eeu vergeten van wat droevig en slecht was, en hoe gelukkig- waren zij. hoe verjonad en frisch van geest, die dat bad der vergetelheid hadden genomen. Was zoo iets bestaan baar, dan konden de meest onteerden nog eens weer een gelukkig en goed leven leiden en vergeving ware inderdaad meer dan eeu klank." Op diep verslagen toon had de jongt- man ge sproken en dienzelfden nacht werd in het dorp eene tragedie afgespeeld, als er nog nooit had plaats gehad. Toen de zon door de dichte lui ken van George Bayley's kamer drong, zag zij den iongen man in zijnen stoel gezeten, met liet hoofd op do bor.-t gezonken, een kleiu blauw plekje aan de slaap van zijn hoofd eu een paar bloeddroppels op zijn gelaat. Dat was zijn weg gaan uit de gemeente, een vrij willig scheiden van het leven, dat hem door de herinnering aan be dreven kwaad,, ondragelijk was gewoiden. Dit thema werkt de schrijver uit in de geschie denis van Madeliue Brand, haar trouwen bewon deraar, Henry Burr oa den nieuwbenoemde!! op volger van Bayley, den mooien elegunten Cordis met zijn vrouwelijke trekken en beminnelijke manieren. Men raadt de geschiedenis. Madeüne is op 't punt Burr's oprechte genegs-iïheid te be antwoorden, toen zij voor de bekoorlijkheid van den steedscheu minnaar bezwijkt en hem haar harid belooft Dan volgt het altijd droeve, dik wijls herhaalde geval van verrukking- en teederheid, verveling en verlating en het arme kind, dat trots alles Henry Burr's liefde heeft behou den eu hem nog de wereld te dj k zou maken, door hem het recht te geven als haar echtgenoot haar te beschermen, schrijft hem kort voor hun huwelijk, hoe zij niet 1;im vergeten en er niet toe kan komen, hem het vertreden bloempje te laten opnemen eu hoe zij hoopt, dat een zekere koude witte hand eindelijk den schaamteblos zal uit vegen, dieu zij altijd op hare wangen voelt branden. En nu het systeem van dokter Heidenhoff? Heury droomt ervan, even voor hij Madeline's aandoenlijk afscheidsbriefje ontvangt en om de belangstelling te rechtvaardigen, waarmee de lezer er kennis van neemt en de angstige span ning te verklaren, waarin men met den dokter «?erkeert, of het meisje van dien vloek barer her innering zal worden bevrijd, meet ik u iets meer vertellen omtrent de hoofdpersonen. Luister even naar Madeliue's gesprek met Henry na die bewuste godsdienstoefening waarin Bay ley sprak. »Mag ik je thuis brengen ?" vroeg hij met een opkomende kleur. Even zag ze hem aan, alsof ze 't erg onbe-v scheiden vond en toen met een betooverend lachje: »Heel graag." Toen hij haren arm op den zijnen voelde, doortrilde hem een gevoel van extase en deed even zijn forsche leden beven. Ze apraken eerst niet, nog onder den indruk van het gehoorde en voor Henry was het een vreemd en heerlijk gevoel met Madeline die ernstige stemming te deelen en den gewonen toon van badiuage en coquetterie te laten varen. Zij : »Hoe vreeselijk voor dien armen George. Je hadt achter b,3ïn aan moeten gaan, om hem op te beuren." Hij: «Och, dan zou ik zelf evenveel opbeuring noodig gehad hebben als hij, indien ik wist, dat een ander je thuis bracht." Zij : »Hij was altijd zoo vroolijk en openhartig eu in den laatsteri tijd .... o, 't was om te schreien, zoo somber als hij was eu zoo beschaamd, als wij meisjes hsm tegenkwamen," en Madeline drukte onwillekeurig Henry's arm in haar mede gevoel voor Georgre, 't geen haar geleider alles omtrent dien engelukkigen vriend deed vergeten en zijn hart zoo onstuimig deed kloppen, dat hij bang was, dat zij 't zou bemerken en er boos om zou zijn. Weer liepen ze stil voort, tot Madeline naden kend zeide: »Hoe vreemd zou dat zijn, als men eens werkelijk kon vergeten wat men zelf wilde." Eu iets vroolijker: »Kom, biecht eens op, welk vreeselijk ding zoudt gij willen vergeten, als ge 't kondt doen ?" »Dat Will Taylor verleden Woensdag met je heeft geroeid, en 't gevoel dat ik daarover alle volgende dagen heb gehad." »Maar, meneer Henry, wie geeft je 't recht mijn gangen zoo na te gaan ? Als je 't niet al te prettig vondt, zou ik lust hebben, je te slaan." :»Dat is onredelijk. Je wilt nooit hebben, dat ik jaloerschlwid toon en je bent boos, als ik de aanleiding wil wegnemen. Maar kom, nu is uw biecht aan de beurt. Wat vreeselijks hebt gij op uw geweten, dat ge zoudt willen ver geten ?" Zij: »Je behoeft niet zoo kinderachtig tegen mij te doen. Ik denk, dat ik ook wel zou kun nen zondigen uet zoo goed als jij met je forschen knevel. Ik geloof niet, dat je een vlieg zoudt willen kwaad doeu, al zie je er uit als een zeeroover; je geweten zal wel rein en zuiver zijn als glas." «Pardon, lady Macbeth." zei hij lachend, »ik zal uw taknt in de boosheid niet onderschatten, maar welke uwer menschonteereode daden zoudt ge 't liefst vergeten, als er ten minste eene is, afgrijselijk genoeg oin uw verstokt geweten te hinderen ?" »Wel, ik moet zeggen," zei Madeline ernstig, »ik zou niets wenscheu te vergeten van wat ik heb gedaan, zelfs niet mijne dwaasheden eu fou ten, 'k Zou bfiiig zijn, dat er niets van mijn karakter overbleef, als die werden weggenomen." Hij : »Zeg niet, dat het daarom is, neen, 't is enkel ijdelheid, want je weet wel dat je fouten juist groot genoeg zijn, om als pchoonheidsvlekjes te dienen en daarom wil je ze liever houden." »Dat is een complimentje, Henry, en die heb ik liever niet van je." Ze wist niet, waarom ze dat zei. Had ze haar gevoel kunnen ontleden, dan zou ze hebben gezien dat ze in zijne tegenwoordigheid zich be vond in zulk een fijne, reine atmosfeer vau on uitgesproken toewijding, dat vleierij er volstrekt niet bij pnste. En bij liet tuinhek zei ze vriendelijk : »Goeden nacht, Henry." We doorlev-en dan nog met hen een verder stadium vau hunne liefdesgeschiedenis, een, waar in Henry het waagt, haar op een buiteupartijtje in eeu oogenblik van vervoering in zijne armen te sluiten en hartstochtelijk te kussen, half met de hoop, dat ze er niet boos om zou zijn, half ook niet den moed, om alles te trotseeren, als ze het we! was. En »Hoe durf je!" had ze vluchtende gezegd om daarna er over te gaan nadenken en zich bewust te worden, dat haar houding tegenover Henry van nu aan beslissend zou zijn voor haar toekomst 't Spelen was uit; bij had door dien kus grond gewonnen eu toch zij kon met recht boos op hem zijn. Of ze ech ter niet tevens eeu beetje bang voor hem was geworden en of ze niet juist daarom iets meer vau hem hield? 't Was een nieuw gevoelen met nieuwe belangstelling keek ze tersluiks naar hem en ze vond zijn gestalte mannelijker, zijn krullend donker haar mooier dan anders eu een nauwe betrekking tns-cbeii haar eu hem leek haar minder onmetelijk dan ooit, al wist ze niet of ze dat denkbeeld prettig vond of dat het haar an;rst aanjoeg. Kort daarna komt Harrison Cordis ten tooneele en verovert haar wankelmoedig hartje. Aangrijpend en zoo eenvoudig wordt dan Henry's smart beschreven door Bellamy; hij weet voor zich een plaatsing in Boston te verkrijgen, heeft daar groot succes in de fabriek, waar hij werkt en heeft zijn zuster die in de geheimen was, laten beloven, nooit in hare brieven Madeline's naam te noemen. Hij wil over het leed heen komen, maar juist als hij eene philosophische kalmte meent te hebben bereikt, doet een gelaat op straat, dat hem aan Madeliue herinnert of ook maar de toon eener stem of een droom, waarin hij haar aanschouwt, hem al 't verdriet opnieuw doorleven. Na acht maanden gaat hij naar huis, omdat de behoefte weer iets van haar te weten ouweerstaanbaar was geworden. Thuis praat hij eerst over onverschillige dingsn. dan op korten, afgebroken toon: »Is Madeline getrouwd?" Niet dadelijk volgde Laura's antwoord. Mijn God, zou ze dan nooit wat zeggen? »Neen", klonk bet toen zacht. Zijn hart bonsde van opwinding, gesproken, akof het «en slechte «n niet aller tijdingen was, »Is zij dood?" vroeg hij lang huiveringwekkende gedachte niet ia wa zijn lippen komen. «Neen", sprak ze weer oj> danzelfden toon. »In Gods naam, wat is er dan Laura keek uit het veDster, om zijn \ niet te zien, toen zij nauw hoorbaar antw* »Ze hebben kwaad van haar gezegd en daal gemaakt en hij heeft haar verlaten «a tam pas verleden week is zij weggegaan. "Vqyffi weet waarheen, maar ze denken naür Boston." Om twee uur hoorde Henry het .en uur was hij op de terugreis naar de stad. Daar zocht hij onafgebroken een week langii hotels en verhuurde kamers en vond haar. Jl een kleiu, ellendig vertrekje verborg zij haua schaamteblos en ... «Wat wilt ge, waarom komt ge hier?'' vroeg se Hij kon door zijne aandoening niet dadeliji antwoorden, maar zei eindelijk, terwijl in zïjj$ vochtige oogen eene oneindige teederbeid. ag: »Madeline, ik wil je zelve; ik wil je iooffl>q| tot vrouw." »O, Henry, kom je mij bespotten? Ik daoht dat je alles wist, van mij." /.' »Ja, ja, ik weet ook alles," en hij kwam » der, «vergeef mij, lieveling, dat ik er bijna U( om was, toen ik hoorde, dat je vrij was, ik iot nergens anders aan denken. En nu heb ik Ji gevonden, je bent het toch zelf, is 't nwt, ;w kan het mij niet schelen, wat er met JB'-fP beurd is." »Ik geloof wezenlijk, dat je 't meent," «n «Si flauwe glimlach maakte haar gelaat nog dss fe droeviger. »Arme man, ik ben zoo slecht tagei je geweest, dan zal ik dus nu nog niet sterwB denk ik. Neen, je moet mij niet kussen," Hij verhaastte hun huwelijk niet, altqd ke pende, dat zij iets minder onverschillig, ieti vroolijker en rustiger zou worden, 't Cont*BBl was zoo verbazend groot tusschen haar OT6* moedigen levenslust van vroeger en deze ver slagenheid. En langzamerhand ontkiemA eene echte groote liefde voor Henry in Madeline'i hart en toen werd het litteeken, dat zich rbeschermend over de wond harer «chanrle vormde wreed afgerukt. De jonkvrouw, die hare vlèke looze reinheid nog eene al te geringe gift «ch voor hem, dien zij liefheeft, zal voor .het armt kind voelen, toen de liefde met haar konink lijken aandrang tot geven in haar hart out waakte. Maar de kroon, die zij had weg % schenken, was reeds gedragen, de lelie bare' onschuld was verloren en daarom kon zij 3ei man, dien zij liefhad, niet schenken, wat u den medelijdenden weldoener zou hebben kunnet geven. Eens op een morgen had ze. bnitengewooi goed geslapen; heerlijke, gelukkige droomei hadden haar verkwikt, waarover g*>en schaduv lag van de gedachten die, haar altijd over da( vergezelden, alsof de vizioenen, bestemd voa eene gelukkige vrouw in haar brein waren var dwaalci. Toen ze eindelijk uit hare halve bewust beid ontwaakte, scheen de zon helder en vroolijl in haar kamertje en vogels hoorde ze zingen Een sering voor 't venster bewoog zijne blaadjei en wierp een sierlijk netwerk van schaduw ovw den zonnigen wand. De geest van den jonger morgen beheerechte hsar en vroolijk sprong zi in de kamer rond en stond stil met een glim lach van oprecht genot op het gelaat. Schaamte en smart waren vergeten. Zij waren uit hazei geest verdwenen, als hadden zij er nimmer eeai plaats ingenomen en voor dat oogenblik WSH baar gelaat vroolijker en onschuldiger, dan n door 't helderziende zonneoog beschenen. Toet plotseling lejrde, de herinnering haren ijskouder vinger op Madelire's hart en deed de vreugdegolven bedaren. De vroolijke lach verdween er zij wierji zich op den grond met den luider zucht: »O. God ! o, God, o, God!" Dien dag en vele dagen daarna dacht ?zij telkens aan dat eene gelukkige oogenblik. voor 't geheugen zijn slachtoffer weer had opgeeisclit. 't Was het eerste en het was zoo zoat Welk een hemel zou het leven zijn, als er veif zuïke oogenblikken in waren ! Was het mogelijk~ dat eens lang geleden zulk een leven het haie was, dat zij 's morgens kon ontwaken zondei vrees voor hare herinnering ? Dat oogenblik var geluk, dat haar was geschonken, wat was. hel vol geweest van vroolijken dank aan God er van medegevoel met het schoone leven der na tuur ! Haar hart was dun toch wel rein ; alleen hare herinnering was bedorven ! De reinen va» hart, die God zien , waren zeker enkel zij, dit altijd rein waren geweest, want diegenen, dk het worden door berouw, dacht Madeline, zagen hun eigeu fouten slechts des te duidelijker elken dag, Aan George Bayley dacht zij ook en hoe ze medelijdend naar hem had geluisterd, zonder recht te begrijpen, wat hij bedoelde, zon der eenig vermoeden ook, dat zij gedoemd was, zijne ervaring zoo spoedig te deelen. Ja, te dee len, misschien wel ten einde toe. Dit. kon zij niet langer dragen. Nu begreep ze 't verlangen naai de wateren der Lethe, die vergetelheid geven. Of het kou, dat een mensch zich van kwel lende ;redachten bevrijdde, door ze eens en voor altijd uit den geest te verdrijven, zonder dat verder de werkzaamheid der hersenen er eenig nadeel vau ondervond ? Dokter Heidenhoff van Boston gaf op die vraag een bevestigend ant woord en schreef lange artikelen over zijne nieuwe uitvinding, de uitroeiing van denkbeelden. Hij begon met eene heldere uiteenzetting van de ontdekkingen der psychologen in verband met die der physiologen omtrent den pbysischen grondslag van het denkvermogen, waardoor vol doende was bewezen, dat bepaalde zenuwbun dels onder de millioenen zenuwen in de grijze substantie der hersenen dienden om bepaalde soorten van gevoelens te geleiden, terwijl op prik kels van anderen aard weer geantwoord werd door bepaalde andere gelocaliseerde groepen van zenuwen. De proeven op levende dieren genomen, om de localisatie der hersenfunctiën aan te too

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl