Historisch Archief 1877-1940
\J
s niai> AISTM E R, ^w E E K B L A D v m TE I>E B L A NB.
lemt haar dollen «tfefsChoOMOon op behoorlijke,
noolnke maai W»«iige manier de les. Zij laat
Iwm al het belactelijke ervan Imaen; over een
jaar kan zij grootmoeder ziin (on pent tricher
avec la vjeü'iegse, on ne la carotte pas); daaren
boven houdt zij he«l veel van haar man en
*h<nkt niet w»r> lichtzinnigheden. (Faire la cour
iimbel]« mèi-p! Matse'**! «beurde! Au contraire,
c'wt tres-moderne, tres lendemain d'Exposition).
Als de r.aak heel duidelijk is, komen de
kommandant m Jwwrne binnen; LP Briosard
voelt wen geheel verslapen (C'est mon Waterloo!)
en belooft, op raad van den kommnndant een
poosje op rei» te gaan, met Jeanne. Zij zal hem
rijn dwaasheden vereven »Je snis un grand
«rapsMe !" »Oh ! plntöt un grand innocent!
««t Jcanne, en hierin ligt de verontschuldiging
van de wel wat gewaagde toestanden van het
Stuk. ..
DP vertolking moet, uitmuntend geweest zijn ;
Le BriasaTd de losbol die zich bijzonder »fin de
siècle" vindt werd door Le Bargv zoo luchtig
«ra elegant weerg-pa-pven, Hat men niet den moed
hftrl. verontwaardigd te rijn over zijn verdorven
heid. Mad. Jmi7ell« was de mooip Wlle Marsy,
Mad. Piereen de schoonmoeder. Alle verslagge
vers, Vttn, Paul Ginisty. Jules Lemaitre, Sarcey,
voorspelen aan Henri Lavedan een eroote toe
komst als tooneelmoralist. omdat ziin blijspel,
bij de wreede ironie der schildering, nu en dan
iets uiterst bekoorlijks en aantrekkelijks heeft.
VIJF DICHTEKS.
In het applicatie-theater van Bodinier is de
vorige week ten voordeele eenfroude tragédienne
door vüf dichters een soiree gesteven, waarop
ifder hunner eenige zijner eigen perzen reciteerde.
Jales Lemaitre schetst in zijn feuilleton de vijf
vj>orte laurier s."
»Alle vijf hebben ze edele, aangename gezich
ten; hetzij' God zemo heeft d oen geboren worden,
wetend dat zij dichters zouden ziin; hetzij het
omgaan met edele gedachten en heilige visioenen
"hun trekken heeft gevormd en hun bevalligheid
verleend.
Laat ons hen dan roemen als vrouwen, daar
rij, niet minder dan de vrouwen, en op onschul
diger wijze, de zoetheid des levens voor ons
verhooeen.
Francois Coppée heeft het onberispelijk, regelma
tig masker van een Eersten Consul die op den goe
den weg gebleven was en enkel welwillende, goe
dertieren gedachten had gekoesterd.
Demedsdlleachtiae strengheid van zijn Romeinsch profiel
wordt getemperd en orgevroolijkt d»or een beetje
Parijsche bebageKjkheid en blague. Cwtulle
Mendes heeft, misschien door eene ironie van den
Schepper, een blonden Christus kop, maar als
van een Christus met een rozenkroon, pn die an
dere »zalieheden" dan van het evangelie van
Mattheus zou bfscreken. Jean Kichepin, met
het dikke zwarte kroes van zijn astrakanhaar,
y.^'n koperbronzen huid, zijn gouden oogen, ge
welfde lippen, zijn regelmatigen haard en de uit
drukking van zachte melancholie op zijn
gelaat, heeft alles van een Saracpenschen koning,
een Moorschen prins, met iets Assyrisch erdoor,
en iets Topranisch bovendien. De langp. heldere
oogen van Sully Priidhommp, zijn rechte fij-teneus
en zijn eenigzins lijdende glimlach zonden hem op
een De Musset in het bruin doen lijken, als niet
het overdrijven dor overpeinzing den dichter vnn
La vif intérieur?, wat te dik gemaakt had.
Eindelijk worden bij Armand Sllvpstre. den wijze,
den dubbelen dichter, den onkuischen Platonicus,
door een uitdrukking van opgeruimdheid, van
onverstoorbare goedheid, het breede voorhoofd
en de monnikachtige neus en mond veredeld."
Ieder der vijf las op ziine eigene wijze. Die
van Coppée is den Nederlanders bekend. Wat
Lemaitre ervan zegt, klopt geheel met den indruk,
indertiid door zijne hoorders in de zaal van
Telix Meritis verkregen.
»Met eene stem van goeden klank, een weinig
nasaal, met eene dictie van eenigszins dorre
correctheid, las Francois Coppée ons de vloeiende
verzen van ^het ruikertje violen" in Les Inlimités,
het wonder van den convolvulus die zich om den
degen van den woesten Proeopius kronkelt uit de
Récits piqnes,en een allerliefste moderne variatie,
naar ik meen uit Arrière Saisun, op het beroemde
sonnet van Konsard:
Quand vous serez bien vieille, un soir, a la
(chandeile
Maar hoe zal ik u al het vleiende, streelende,
liefkoozpnde der dictie weergeven, waarmede
Catulle Mendès het Miracle de Notre-Dame uit
eenzette, een stichtelijk en weelderig verhaal,
gelijkend op een kapittel der Gouden Legende,
vertaald, met tal van verkleinwoordjes en stree
lende toevoegsels, door een Latijnsch eroticus
van den natijrl? Wat Jean "Rich'epin betreft....
wat een wonderbaar voordrager, om Mounet l
Sully en Coquelin beiden jaloersch te maken! Hij '
las ons Le vieux Lapin voor, en LeScrn/ent.met een
kracht, een juistheid, een studie, een zekerheid die
zich zelfs in het vuur der voordracht niet ver
loochende...! Armand Silvestre zona; met
eenigszins naieve weekheid, zijn mooie, bloemrijke, har
monisch breede verzen, voor de muziek gescha
pen. En de goede Sully was allerinnemendst.
Zijn stem was wat zwak, en gaf een accent van
vertrouwelijkheiden meegevoel aan zijn goddelijke,
reine, teedere. diepe verzen van Lca Chaines, Les
Yeux, L'Ami.... En nu en dan eens over een
lettergreep struikelend, maakte hij met de hand
zonder het te merken een wanhopig gebaar als
om vergeving te vragen. En dat alles zoo een
voudig en natuurlijk; een cabotin is hij zeker
niet!"
.EEN DBOOM VAN EDWARD BELLAMY.
»Docfor Ilfii'lenlioffs Proces s"
by Edward Bellamy. Loudon.
William lleeves.
Nu reeds in dit WeclMad op Bellamy's
Lool-ing Backicard is gewezen en nu mejuffrouw
Mercier in het Sociaal Weekblad onze
belaug- stelling inroept voor die door duizenden en tiendui
zenden ia de nieuwe en oude wereld gelezen
schets eener beter en gelukkiger wereld dan de
onze, nu kan het niet anders, of aan Bellamy's
werk zal'hier veel aandacht worden geschonken
Zijn bovengenoemd boekje is geschreven in
den vorm eener eenvoudige dorpsvertelling, spe
lend in het dorpje Newville niet ver van Boston.
Het boeiende, aardige verhaal met de fijne karak
terbeschrijving en den lossen prettigen toon doet
eerst volstrekt niet vermoeden, dat weer de sroote
problemen des levens den schrijver de hoofdge
dachte aan de hand hebben gedaan. Toch is dut
hier weer even goed als in Looking Baekward
het geval; alleen zijn het niet de sociale vragen
en moeilijkheden, die met zienersblik (foor den
schrijver als opgelost worden beschouwd, maar
quaestië* van psychologischen en physiologischen
aard roert hij aan eis vraagstukken, die onze
geesteswerkzaamheid raken. Het verhaal leidt
ons eerst binnen in een godsdienstige bijeen
komst van Newville, waar de dorpsjeugd
lui<terde naar de preeken en gebeden van de hoof
den der vrome gemeente en soms naar de gods
dienstige uitingen van hen, die aan de broeders
en zusters het een of ander omtrent hun
zieleleven hadden mee te deeltn, als een geval van
plotselinge bekeering, van schromelijke afdwaling
of vriendelijke terechtwijzing door de een of an
dere openbaring of verschijning. Voor.het kleine
orgel zit Madeliue Brand, het dorpsroosje, als
leidster van bet gezang en laat zachtjes haar
vingers over de toetsen glijden in afwachting van
de sluiting der bijeenkomst, terwijl een afdwa
lend straaltje der Junizou door :t gordijn gluurt,
misschien door den glacéharer lieve oogen aan
getrokken. De haastige beweging met haar
handje voor hare oogen langs was
allerbekoorlijkst, ten minste zoo dacht Henry Burr er over,
die straks weer den gewonen strijd zou hebben
te voeren tegen zijn eigen blooheid en tegen de
vele mededingers, allen even begeerig om Made
line naar huis te geleiden. Juist zou de slotzang
door Deacon Tuttle worden opgegeven, toen ach
ter in de kamer iemand opstond en op zachten
maar helderen toon zeide: »Als het niet onge
legen komt, zou ik de broeders en zusters nog
gaarne even een woordje over mij zelven toe
spreken." 't Was George Bayley, eens een veel
belovende jon^e man, die echter omstreeks een
jaar geleden als penningmeester eener kleine cor
poratie in Newville een sommetje had ontvreemd,
om aan zjjn eigeu geldelijke moeilijkheden te
ontkomen. Hij had er diep berouw over gehad,
gaf nog voor de ontdekking het ontvreemde aan
het fonds terug en werd ook niet vervolgd. Zelfs
had zijn berouw de algemeene sympathie gewekt
en toen Parker, de drogist van het dorp, hem in
zijae zaak had opgenomen, juichte iedereen dat
toe. Hij was ook lid van de Erntlier/iood ge
worden, maar na zijne bekeering scheen hij nu
in den klatsen tijd weer wat onverschilliger voor
kerkelijke zaken, zoodat het iedereen verbaasde,
toen de jonge man, die er slecht uitzag, het woord
vroeg, 't Leek, of hij een zwaren strijd had ge
streden, maar nu tot rust was gekomen door eeu
kloek besluit.
»Gij weet allen", zei hij, »dat ik verleden jaar
u mijne bekeering mededeelde en uu ik sedert
dien tijd weinig belangstelling in de kerk heb
getoond, mocht ge misschien denken, dat ik on
oprecht ben geweest. Ik ga u allen spoedig ver
laten en wilde niet gaarne, dat die indruk u bij
bleef." En daarna ging George Bayley er toe
over, om op eenen uitleggenden toon, ?%ls sprak
hij over een ander, te vertellen, hoe hij zich na
zijne i-chande geroeide, als een werkman, die
door n ongelukkigeu slag een werkstuk heeft
bedorven, dat hij toch moet voltooien; of als de
bemanning van het in den roeiwedstrijd achter
gebleven bootje, die den moed geheel liet zinken
en naar den wal roeide, toen alle kans op eenen
prijs verloren was »Ik kon," zeide hij, »iu niets
n.eer belang stellen, hoopte toen nog, in den
godsdienst st<>un te vinden, maar ge zoudt mede
lijden met mij hebber,, als ge wist, hoe bitter ik
werd teleurgesteld. O, dat vergeving onzer zon
den ze ook uit ons geheugen kon doen verdwij
nen ! De krenking van eigen trots, de vloek der
herinnering, dat is de straf der zonde. De ouden
met hun fabel van het water der L»the hadden
de voorstelling van zulk eeu vergeten van wat
droevig en slecht was, en hoe gelukkig- waren
zij. hoe verjonad en frisch van geest, die dat bad
der vergetelheid hadden genomen. Was zoo iets
bestaan baar, dan konden de meest onteerden nog
eens weer een gelukkig en goed leven leiden en
vergeving ware inderdaad meer dan eeu klank."
Op diep verslagen toon had de jongt- man ge
sproken en dienzelfden nacht werd in het dorp
eene tragedie afgespeeld, als er nog nooit had
plaats gehad. Toen de zon door de dichte lui
ken van George Bayley's kamer drong, zag zij
den iongen man in zijnen stoel gezeten, met liet
hoofd op do bor.-t gezonken, een kleiu blauw
plekje aan de slaap van zijn hoofd eu een paar
bloeddroppels op zijn gelaat. Dat was zijn weg
gaan uit de gemeente, een vrij willig scheiden van
het leven, dat hem door de herinnering aan be
dreven kwaad,, ondragelijk was gewoiden.
Dit thema werkt de schrijver uit in de geschie
denis van Madeliue Brand, haar trouwen bewon
deraar, Henry Burr oa den nieuwbenoemde!! op
volger van Bayley, den mooien elegunten Cordis
met zijn vrouwelijke trekken en beminnelijke
manieren. Men raadt de geschiedenis. Madeüne
is op 't punt Burr's oprechte genegs-iïheid te be
antwoorden, toen zij voor de bekoorlijkheid van
den steedscheu minnaar bezwijkt en hem haar
harid belooft Dan volgt het altijd droeve, dik
wijls herhaalde geval van verrukking- en
teederheid, verveling en verlating en het arme kind,
dat trots alles Henry Burr's liefde heeft behou
den eu hem nog de wereld te dj k zou maken,
door hem het recht te geven als haar echtgenoot
haar te beschermen, schrijft hem kort voor hun
huwelijk, hoe zij niet 1;im vergeten en er niet toe
kan komen, hem het vertreden bloempje te laten
opnemen eu hoe zij hoopt, dat een zekere koude
witte hand eindelijk den schaamteblos zal uit
vegen, dieu zij altijd op hare wangen voelt
branden.
En nu het systeem van dokter Heidenhoff?
Heury droomt ervan, even voor hij Madeline's
aandoenlijk afscheidsbriefje ontvangt en om de
belangstelling te rechtvaardigen, waarmee de
lezer er kennis van neemt en de angstige span
ning te verklaren, waarin men met den dokter
«?erkeert, of het meisje van dien vloek barer her
innering zal worden bevrijd, meet ik u iets meer
vertellen omtrent de hoofdpersonen.
Luister even naar Madeliue's gesprek met Henry
na die bewuste godsdienstoefening waarin Bay
ley sprak.
»Mag ik je thuis brengen ?" vroeg hij met een
opkomende kleur.
Even zag ze hem aan, alsof ze 't erg onbe-v
scheiden vond en toen met een betooverend lachje:
»Heel graag."
Toen hij haren arm op den zijnen voelde,
doortrilde hem een gevoel van extase en deed even
zijn forsche leden beven. Ze apraken eerst niet,
nog onder den indruk van het gehoorde en voor
Henry was het een vreemd en heerlijk gevoel
met Madeline die ernstige stemming te deelen
en den gewonen toon van badiuage en
coquetterie te laten varen.
Zij : »Hoe vreeselijk voor dien armen George.
Je hadt achter b,3ïn aan moeten gaan, om hem
op te beuren."
Hij: «Och, dan zou ik zelf evenveel opbeuring
noodig gehad hebben als hij, indien ik wist, dat
een ander je thuis bracht."
Zij : »Hij was altijd zoo vroolijk en openhartig
eu in den laatsteri tijd .... o, 't was om te
schreien, zoo somber als hij was eu zoo beschaamd,
als wij meisjes hsm tegenkwamen," en Madeline
drukte onwillekeurig Henry's arm in haar mede
gevoel voor Georgre, 't geen haar geleider alles
omtrent dien engelukkigen vriend deed vergeten
en zijn hart zoo onstuimig deed kloppen, dat hij
bang was, dat zij 't zou bemerken en er boos
om zou zijn.
Weer liepen ze stil voort, tot Madeline naden
kend zeide: »Hoe vreemd zou dat zijn, als men
eens werkelijk kon vergeten wat men zelf wilde."
Eu iets vroolijker: »Kom, biecht eens op, welk
vreeselijk ding zoudt gij willen vergeten, als ge
't kondt doen ?"
»Dat Will Taylor verleden Woensdag met je
heeft geroeid, en 't gevoel dat ik daarover alle
volgende dagen heb gehad."
»Maar, meneer Henry, wie geeft je 't recht
mijn gangen zoo na te gaan ? Als je 't niet al
te prettig vondt, zou ik lust hebben, je te
slaan."
:»Dat is onredelijk. Je wilt nooit hebben, dat
ik jaloerschlwid toon en je bent boos, als ik de
aanleiding wil wegnemen. Maar kom, nu is
uw biecht aan de beurt. Wat vreeselijks hebt
gij op uw geweten, dat ge zoudt willen ver
geten ?"
Zij: »Je behoeft niet zoo kinderachtig tegen
mij te doen. Ik denk, dat ik ook wel zou kun
nen zondigen uet zoo goed als jij met je
forschen knevel. Ik geloof niet, dat je een vlieg
zoudt willen kwaad doeu, al zie je er uit als
een zeeroover; je geweten zal wel rein en zuiver
zijn als glas."
«Pardon, lady Macbeth." zei hij lachend, »ik
zal uw taknt in de boosheid niet onderschatten,
maar welke uwer menschonteereode daden zoudt
ge 't liefst vergeten, als er ten minste eene is,
afgrijselijk genoeg oin uw verstokt geweten te
hinderen ?"
»Wel, ik moet zeggen," zei Madeline ernstig,
»ik zou niets wenscheu te vergeten van wat ik
heb gedaan, zelfs niet mijne dwaasheden eu fou
ten, 'k Zou bfiiig zijn, dat er niets van mijn
karakter overbleef, als die werden weggenomen."
Hij : »Zeg niet, dat het daarom is, neen, 't is
enkel ijdelheid, want je weet wel dat je fouten
juist groot genoeg zijn, om als
pchoonheidsvlekjes te dienen en daarom wil je ze liever houden."
»Dat is een complimentje, Henry, en die heb
ik liever niet van je."
Ze wist niet, waarom ze dat zei. Had ze
haar gevoel kunnen ontleden, dan zou ze hebben
gezien dat ze in zijne tegenwoordigheid zich be
vond in zulk een fijne, reine atmosfeer vau on
uitgesproken toewijding, dat vleierij er volstrekt
niet bij pnste.
En bij liet tuinhek zei ze vriendelijk : »Goeden
nacht, Henry."
We doorlev-en dan nog met hen een verder
stadium vau hunne liefdesgeschiedenis, een, waar
in Henry het waagt, haar op een buiteupartijtje
in eeu oogenblik van vervoering in zijne armen
te sluiten en hartstochtelijk te kussen, half met
de hoop, dat ze er niet boos om zou zijn, half
ook niet den moed, om alles te trotseeren, als
ze het we! was. En »Hoe durf je!" had ze
vluchtende gezegd om daarna er over te gaan
nadenken en zich bewust te worden, dat haar
houding tegenover Henry van nu aan beslissend
zou zijn voor haar toekomst 't Spelen was uit;
bij had door dien kus grond gewonnen eu toch
zij kon met recht boos op hem zijn. Of ze ech
ter niet tevens eeu beetje bang voor hem was
geworden en of ze niet juist daarom iets meer
vau hem hield? 't Was een nieuw gevoelen
met nieuwe belangstelling keek ze tersluiks naar
hem en ze vond zijn gestalte mannelijker, zijn
krullend donker haar mooier dan anders eu een
nauwe betrekking tns-cbeii haar eu hem leek
haar minder onmetelijk dan ooit, al wist ze niet
of ze dat denkbeeld prettig vond of dat het haar
an;rst aanjoeg.
Kort daarna komt Harrison Cordis ten
tooneele en verovert haar wankelmoedig hartje.
Aangrijpend en zoo eenvoudig wordt dan Henry's
smart beschreven door Bellamy; hij weet voor
zich een plaatsing in Boston te verkrijgen, heeft
daar groot succes in de fabriek, waar hij werkt
en heeft zijn zuster die in de geheimen was,
laten beloven, nooit in hare brieven Madeline's
naam te noemen. Hij wil over het leed heen
komen, maar juist als hij eene philosophische
kalmte meent te hebben bereikt, doet een gelaat
op straat, dat hem aan Madeliue herinnert of
ook maar de toon eener stem of een droom,
waarin hij haar aanschouwt, hem al 't verdriet
opnieuw doorleven. Na acht maanden gaat hij
naar huis, omdat de behoefte weer iets van haar
te weten ouweerstaanbaar was geworden. Thuis
praat hij eerst over onverschillige dingsn. dan op
korten, afgebroken toon:
»Is Madeline getrouwd?"
Niet dadelijk volgde Laura's antwoord. Mijn
God, zou ze dan nooit wat zeggen? »Neen",
klonk bet toen zacht.
Zijn hart bonsde van opwinding,
gesproken, akof het «en slechte «n niet
aller tijdingen was,
»Is zij dood?" vroeg hij lang
huiveringwekkende gedachte niet ia wa
zijn lippen komen.
«Neen", sprak ze weer oj> danzelfden
toon.
»In Gods naam, wat is er dan
Laura keek uit het veDster, om zijn \
niet te zien, toen zij nauw hoorbaar antw*
»Ze hebben kwaad van haar gezegd en
daal gemaakt en hij heeft haar verlaten «a tam
pas verleden week is zij weggegaan. "Vqyffi
weet waarheen, maar ze denken naür Boston."
Om twee uur hoorde Henry het .en
uur was hij op de terugreis naar de stad.
Daar zocht hij onafgebroken een week langii
hotels en verhuurde kamers en vond haar. Jl
een kleiu, ellendig vertrekje verborg zij haua
schaamteblos en ...
«Wat wilt ge, waarom komt ge hier?'' vroeg se
Hij kon door zijne aandoening niet dadeliji
antwoorden, maar zei eindelijk, terwijl in zïjj$
vochtige oogen eene oneindige teederbeid. ag:
»Madeline, ik wil je zelve; ik wil je iooffl>q|
tot vrouw."
»O, Henry, kom je mij bespotten? Ik daoht
dat je alles wist, van mij." /.'
»Ja, ja, ik weet ook alles," en hij kwam »
der, «vergeef mij, lieveling, dat ik er bijna U(
om was, toen ik hoorde, dat je vrij was, ik iot
nergens anders aan denken. En nu heb ik Ji
gevonden, je bent het toch zelf, is 't nwt, ;w
kan het mij niet schelen, wat er met JB'-fP
beurd is."
»Ik geloof wezenlijk, dat je 't meent," «n «Si
flauwe glimlach maakte haar gelaat nog dss fe
droeviger. »Arme man, ik ben zoo slecht tagei
je geweest, dan zal ik dus nu nog niet sterwB
denk ik. Neen, je moet mij niet kussen,"
Hij verhaastte hun huwelijk niet, altqd ke
pende, dat zij iets minder onverschillig, ieti
vroolijker en rustiger zou worden, 't Cont*BBl
was zoo verbazend groot tusschen haar OT6*
moedigen levenslust van vroeger en deze ver
slagenheid. En langzamerhand ontkiemA
eene echte groote liefde voor Henry in Madeline'i
hart en toen werd het litteeken, dat zich
rbeschermend over de wond harer «chanrle vormde
wreed afgerukt. De jonkvrouw, die hare vlèke
looze reinheid nog eene al te geringe gift «ch
voor hem, dien zij liefheeft, zal voor .het armt
kind voelen, toen de liefde met haar konink
lijken aandrang tot geven in haar hart out
waakte. Maar de kroon, die zij had weg %
schenken, was reeds gedragen, de lelie bare'
onschuld was verloren en daarom kon zij 3ei
man, dien zij liefhad, niet schenken, wat u
den medelijdenden weldoener zou hebben kunnet
geven.
Eens op een morgen had ze. bnitengewooi
goed geslapen; heerlijke, gelukkige droomei
hadden haar verkwikt, waarover g*>en schaduv
lag van de gedachten die, haar altijd over da(
vergezelden, alsof de vizioenen, bestemd voa
eene gelukkige vrouw in haar brein waren var
dwaalci. Toen ze eindelijk uit hare halve bewust
beid ontwaakte, scheen de zon helder en vroolijl
in haar kamertje en vogels hoorde ze zingen
Een sering voor 't venster bewoog zijne blaadjei
en wierp een sierlijk netwerk van schaduw ovw
den zonnigen wand. De geest van den jonger
morgen beheerechte hsar en vroolijk sprong zi
in de kamer rond en stond stil met een glim
lach van oprecht genot op het gelaat. Schaamte
en smart waren vergeten. Zij waren uit hazei
geest verdwenen, als hadden zij er nimmer eeai
plaats ingenomen en voor dat oogenblik WSH
baar gelaat vroolijker en onschuldiger, dan n
door 't helderziende zonneoog beschenen. Toet
plotseling lejrde, de herinnering haren ijskouder
vinger op Madelire's hart en deed de
vreugdegolven bedaren. De vroolijke lach verdween er
zij wierji zich op den grond met den luider
zucht: »O. God ! o, God, o, God!"
Dien dag en vele dagen daarna dacht
?zij telkens aan dat eene gelukkige oogenblik.
voor 't geheugen zijn slachtoffer weer had
opgeeisclit. 't Was het eerste en het was zoo zoat
Welk een hemel zou het leven zijn, als er veif
zuïke oogenblikken in waren ! Was het mogelijk~
dat eens lang geleden zulk een leven het haie
was, dat zij 's morgens kon ontwaken zondei
vrees voor hare herinnering ? Dat oogenblik var
geluk, dat haar was geschonken, wat was. hel
vol geweest van vroolijken dank aan God er
van medegevoel met het schoone leven der na
tuur ! Haar hart was dun toch wel rein ; alleen
hare herinnering was bedorven ! De reinen va»
hart, die God zien , waren zeker enkel zij, dit
altijd rein waren geweest, want diegenen, dk
het worden door berouw, dacht Madeline, zagen
hun eigeu fouten slechts des te duidelijker
elken dag, Aan George Bayley dacht zij ook en
hoe ze medelijdend naar hem had geluisterd,
zonder recht te begrijpen, wat hij bedoelde, zon
der eenig vermoeden ook, dat zij gedoemd was,
zijne ervaring zoo spoedig te deelen. Ja, te dee
len, misschien wel ten einde toe. Dit. kon zij niet
langer dragen. Nu begreep ze 't verlangen naai
de wateren der Lethe, die vergetelheid geven.
Of het kou, dat een mensch zich van kwel
lende ;redachten bevrijdde, door ze eens en voor
altijd uit den geest te verdrijven, zonder dat
verder de werkzaamheid der hersenen er eenig
nadeel vau ondervond ? Dokter Heidenhoff van
Boston gaf op die vraag een bevestigend ant
woord en schreef lange artikelen over zijne
nieuwe uitvinding, de uitroeiing van denkbeelden.
Hij begon met eene heldere uiteenzetting van
de ontdekkingen der psychologen in verband met
die der physiologen omtrent den pbysischen
grondslag van het denkvermogen, waardoor vol
doende was bewezen, dat bepaalde zenuwbun
dels onder de millioenen zenuwen in de grijze
substantie der hersenen dienden om bepaalde
soorten van gevoelens te geleiden, terwijl op prik
kels van anderen aard weer geantwoord werd
door bepaalde andere gelocaliseerde groepen van
zenuwen. De proeven op levende dieren genomen,
om de localisatie der hersenfunctiën aan te
too