Historisch Archief 1877-1940
WEEKBLAD VOOR MDERLA
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitierer: Tj. VAN HOLEEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 8 Juni.
Abonnement per 3 maanden ..... ?1.125, fr. p. post ? 1.27'
Voor Indiëper jaar n mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON: Schetsen en Portretten door Jan van Ber
gen, VH. KUNST EN LETTEREN: Tooneel
te Amsterdam, door Fr. Het jaarlyksche mu
ziekfeest aan den Neder-ryn, door Dr. A. La
damnation de Faust, door X. De kunst op de
Haagsche Tentoonstelling, I, door Francesco.
Aanteekeningen Schilderkunst, door G. S. De
memoires van Talleyrand. VARIA. MILI
TAIRE ZAKEN: Vereeniging ter bev. der belan
gen van ridders van de Militaire Willems
orde Moed, Beleid en Trouw." WETEN
SCHAP : De lijkverbranding. SCHAAKSPEL.
Ariadne, schets van Emil Peschkau. De krank
zinnige van de Beni-Ayed. Voor Dames, door
E-e. ALLEELEI. INGEZONDEN.
RECLAMES. BEURSOVERZJCHT. AD
VERTENTIËN.
Van verre en van naby.
Henry Stanley laat bijna geen dag voorbij
gaan zonder eene redevoering te houden, en
gewoonlijk komt zijn betoog hierop neer, dat
3e Engelsche regeering geen partij wil trek
ken van de groote voordeelen, die hq haar
aanbiedt, en dat zij terwille van de vriend
schap met Duitschland de belangen van En
geland zelf op schromelijke wijze verwaarloost.
Men kan dat den onverschrokken reiziger
niet zoo erg kwalijk nemen: teleurstelling en
spijtigheid zijn slechte raadgevers, en Stanlev
heeft zoo langen tijd in het «Zwarte Wereld
deel" doorgebracht, dat hij de Europeesche
diplomaten voor even onnoozel schijnt aan
te zien, als de negerhoofden met welke hij
traktaten sloot, van welke traktaten nu Lord
Salisbury, om zeer geldige redenen, geen, of
althans een zeer spaarzaam gebruik wenscht
te maken. Nu het eigenlijke doel van
Stanley's expeditie, het inpalmen van de
Aequatoriaal-provincie voor de Engelsche
OostAfrikaansche compagnie, is mislukt, hecht
hödestemeer waarde aan de vrij denkbeeldige
voordeelen, die hij nogaan Engeland meent
te kunnen verzekeren.TIad hij eenigen invloed
op de Engelsche politiek hetgeen gelukkig
met het geval is dan aou Engeland de
Duitschers uit Oost-Afrika moeten verdrijven
en er desnoods een oorlog aan moeten wagen.
Intusschen voert de gevolmachtigde der
Engelsche regeering, Sir Percy Anderson, te
Berlijn nog steeds onderhandelingen met den
gevolmachtigde van de Duitsche regeering,
Dr. Kranel. In de Justice geeft Paul Deqouy
de volgende phantastische schets van eene
conferentie tusschen deze beide
«koloniaalmenschen."
«Gebogen over een kaart van Justus
Pertlies en met een potlood in de hand. volgt
Sir Percy Anderson den SOsten graad lengte,
eene denkbeeldige lijn, die in Afrika bij het
Suez-kanaal begint. >Engels>ch gebied, niet
waar ?" zegt de Brit. Dr. Kranel buigt
glimFeuilleton.
Schetsen en Portretten,
DOOB
JAN VAN BERGEN.
VII.
Zondagmiddag.
Een echte Hollander uit den kleinen burger
stand brengt des zomers den
Zondagachtermiddag niet thuis door. De Hollander mag, volgens
de honderd en n schrijvers over ons vaderland
en onze vaderlandsche zeden, zoo huishoudelijk,
zoo huislievend, zoo huisbakken zijn, als men
zich maar bij mogelijkheid voorstellen kan, des
Zondags blijft hij niet aan den zoo hoog
geroemden haard zitten. Hij kan de geheele week aan
de schaafbank staan, zes dagen lang op een
snijtafel zitten, van 's Maandags tot 's Zaterdags
op een kantoorkruk ronddraaien, of koffie wegen,
of olie meten, of schoenen flikken, of de kwast
hanteerec, of klokken repareeren des Zondags
moet hij er uit. Als hij thuis blijft, regent het
baksteenen of verwacht hij ieder oogenblik den
ooievaar. In het eerste geval brengt hij zijn tijd
door met pijpjes rooken en met het beschouwen
van het grauwe zwerk, beeld van zijn eigen
landerige, hangerige stemming; in het tweede
en dit geval doet zich telken jare nmaal voor
loopt hij bij de buren in en uit en is zeer on
rustig en kan weinig verdragen en deelt onbe
krompen opstoppers uit aan zijn kroost, dat niet
begrijpen kan, waarom vader met dat mooie
weer thuis blijft en waarom het niet bij moeder
in de achterkamer komen mag.
Is echter het weer niet al te slecht en thuis
alles in orde, dan trekt een goed burgermans
kind, dat aan de traditie de hand houdt en
lachend. >Nu, als we dien SOsten graad volgen,
dan zien wij, dat die den Nijl drie of
viermalen snijdt. De Nijl is een Engelsche ri
vier " «Toegegeven", antwoordt Dr.
Kranel. »En dan Komen we in Soedan, te
Khartoem. Gordon is dood, dat is waar;
maar wij allen hebben het recht, zijn dood te
wreken. Stanley heeft, zoodra hij terugkwam,
gezegd: het zou een misdaad zijn, Soedan aan
zijn lot over te laten. Een pure geldquaestie,
anders niet... Wat hebben wij noodig, om
weer in het bezit van Khartoem te komen?
Niets dan een spoorweg van hoogstens 300
kilometer tusschen Soeakim en Berber. Een
kleinigheid! Van Berber zetten wij dan onze
weg voort naar den Aequator, altijd langs
den vijftigsten graad. Wij maken ons weer
meester van El Obeid, van Sennaar, en wij
varen langs den Nijl eene Engelsche rivier,
niet waar? tot Gondokorp. Van Berber
gerekend is dat maar 1500 kilometer; het zal
dus niet moeielijk zijn, de^ gemeenschap met
onze basis te verzekeren. Zoo komen wij aan
de streek der Groote Meren..."
»Met uw verlof!" valt de Duitscher hem
in de rede »onze Dr. Peters is ook bij de
Groote Meren gekomen. Wij dachten, dat hij,
zooal niet begraven, dan toch dood was.
Maar hij is springlevend en heeft ziin zakken
vol traktaten. Hij is getrokken langs den
Kenia en den Kiliraandsjaro die dus
Duitsche bergen zijn! Hij heeft de geheele
Victoria-Nyanza omkruist en zit nu in Oegan
da. Daar zal Emin Pacha hem opzoeken.
Wissmann komt hem van Zanzibar met
reuzenschreden te gemoet. Peters is een Duit
scher. Uw vijftigste lengtegraad gaat dus door
onze "Interessensphare"'. En dat dulden wij
niet!"
»Ei, ei!" zegt de Brit. >Gij wilt ons dus de
Groote Meren betwisten? Maar die zijn de
réservoirs van den Nijl (eene Engelsche rivier).
Het zijn Engelsche wateren, door Engel&chen
ontdekt. Lees toch eens, wat daar staat;
_4#>eri-Nyanza, Ficfona-Nyanza. Is dat niet
Engelsen genoeg? Men kent in die streek
alleen ons en onze zendelingen. Stanley zou
Lord Salisbury niet toestaan, en Lord Sa
lisbury zou mij niet veroorloven, U een
duimbreed gronds in die streek af te staan.
Gij hebt zoo straks gesproken over Emin.
Maar Emin was gouverneur van uwe Egyp
tische provincie. In wiens naam ? In naam
van den Khedive, dus van Engeland. En
daarenboven, hebben wij geen weg noodig
om het Tanganyika-meer te bereiken, na
tuurlijk langs den 50sten lengtegraad ?"
»Het Tanganyika-meer ? Maar daar zijn we
reeds midden in onze "Interessen-Sphare". Ge
weet toch wel, dat wij vast besloten zijn, onze
werkzaamheid uit te strekken van Zanzibar
tot de grenzen van den Congo-staat? Het
Tanganyika-meer ligt juist op onzen weg.
Dus zullen wij het nemen."
Zoo wordt het gekibbel voortgezet, altijd
langs, of in de nabijheid van den SOsten lengte
graat. Met de Portugeezen maakt de
Engelschvaderlandsche zeden eert, naar buiten, naar de
een of andere herberg, een groot kwartier of een
klein half uur van de stad, om daar voor de
deur of in een soort van tuin zijn pintje te
drinken. Niet zelden neemt hij zijn vrouw mee
en ook zijn dochter, als deze ten minste
geen afspraakjes heeft gemaakt met mannelijke of
vrouwelijke kennissen. Is dit het geval, dan komt
de dochter aan den arm van een liefhebbend
jonkman, en in gezelschap van een vriendin,
ook ondersteund door een chapeau, aan
hetzelfde tafeltje plaats nemen, waaraan vader
en moeder reeds een uur lang gezeten zijn. De
wederzijdsche begroetingen, bij dit plaatsnemen
geuit, zijn van den meest vriendschappelijken
aard, en vooral de twee mannelijke jongelui put
ten zich uit in beleefdheden tegenover de oudjes,
zonder evenwel hun Dulcinea's uit het oog te
verliezen en te verzuimen zich elk van twee
stoelen meester te maken, en die zij zoo dicht
mogelijk bij elkaar te schuiven.
Wij zullen ze daar een oogenblik laten en on
derwijl eens rondkijken.
De herberg is een gebouw zonder bovenver
dieping, landelijk, maar niet boersch, eenvoudig
maar toch degelijk. De hooge lindeboomen
voor de deur noodigen de wandelaars uit zich in
hun schaduw neer te zetten aan de groene, met witte
spikkels bezaaide tafeltjes. De paardenbak on
der een dier boomen doet den dienst van uithang
bord. Door een breede groene deur komen we
in de gang en door een glazen dito met
neteldoeksche gordijnen in de ruime gelagkamer. Hier
is de heer des huizes, half boer, half burger,
druk bezig ontelbare kruiken bier uit den kelder
te halen, die zich onder den vloer van een
opkamertje bevindt. Zijn vrouw staat achter de
toonbank en deelt de kruiken uit aan een paar
knechts met witte slooven en wit linnen jasjes,
welke gedienstigen door een achterdeur in de
gang verdwijnen, in de eene hand het bier dra
gende en in de andere een presenteerblaadje met
vijf of zes kleine glaasjes, een suikerpotje en wat
man korte metten. De Delagoa-baai zal spoe
dig genoeg Engelsch wezen. En wat Engeland
wil, is immers zoo eenvoudig, zoo bescheiden.
Niets anders, dan eene vrije verbinding tus
schen twee Engelsche bezittingen: Egypte en
de Kaap de Goede Hoop.
»En wij dan?" vraagt de Duitscher. »En
de Portugeezen? En de Italianen?"
»Over de Portugeezen behoeven wij niet te
spreken. De Italianen zitten te Massowah
zeer op hun gemak. Willen zij Abyssiniëook
nog hebben? Nu, dan kunnen zij het nemen.
Wel zijn onze soldaten daar óók geweest en
zouden wij dus oudere rechten kunnen doen
gelden, maar wij staan die gaarne aan den
heer Crispi af."
»En wij dan?"' vraagt de Duitscher
y.ogmaals.
»Aan U hebben wij Zanzibar afgestaan, de
kust en het eiland. Dit is heel veel. Mogelijk
was dit niet verstandig van ons, want wij
moeten immers voor onze aequatoriale
produkten een uitweg hebben naar de zee. vooral
als de Mahdisten ons den weg aan den
Boven-Nijl blijven versperren. En de kortste
weg van de Groote Meren naar de zee komt bij
Zanzibar uit. Logisch komt die streek dus
ons toe, en als wij naar Stanley luisterden "
Nu verliest de Duitscher zijn geduld, en
geeft Sir Percy Anderson te kennen, dat deze
verstandig zal doen, indien hij uit Londen
nieuwe instructiën aanvraagt omtrent
Duitschland's "Interessen-Sphare".
"Sphere of influence!" zegt Sir Percy met
een vriendelijken glimlach. «Maar de zaak is
immers hoogst eenvoudig. nglan&'s spJtere
of influence is the sphere of the worJd."
De boutade van den Franschen journalist
komt waarschijnlijk vrij dicht bij de waarheid.
Vooral hierin, dat Lord Salisbury de theorie,
volgens welke in Afrika Europeesche neder
zettingen en zelfstandige staten slechts bij de
gratie van Engeland kunnen bestaan, tegen
over eene groote mogendheid als Duitschland
met een allervriendelüksten glimlach wordt
voorgedragen en volgenouden. Of dit laatste
echter op den duur mogelijk zal zijn ? Enge
land was al zoo goed op weg om zijn lieve
lingswen sch vervuld te zien en zich meester
te maken van eene breede strook lands, die
zich onafgebroken zou voortzetten van
Alexandriëtot aan de Kaapstad. De Transvaal,
een lastige sta-in-den-weg, was al geheel in
gesloten ; de Portugeezen, met welke men niet
zooveel omslag behoefde te maken, waren op
de ruwste en onhebbelijkste wijze ter zijde
gedrongen. Tegenover die beiden kon Lord
Salisbury gerust een Jingo zijn. De
ZuidAfrikaansche Patriot schreef nog onlangs,
naar aanleiding van den eisch, door de
Engelsche Maatschappij in zake den
Delagoabaaispoorweg aan Portugal gesteld, in zijn
gemoedelijk brabbel taaltje het volgende:
«Engeland, of laat ons misskien liewer se
di Engelse, het hulle hart op twe dinge geset,
hulle wil Transvaal hèen di Portugeese uit
Suid-Afrika verdryve. Al twe is in Engeland
lepeltjes. Als wij de Jannen volgen, komen we
in den tuin. Tuin is zeker te veel gezegd van
een stuk grond, door een haag omheind en be
plant met een tiental boomen en wat laag struik
gewas op perken, met grasranden afgezet. An
dere bloemen dan wat madeliefjes tusschen het
spichtige gras der randen zien we niet. En wat op
merkelijk is, de paden zijn veel breeder dan
in een echten, wezenlijken tuin. Maar heb een
oogenblik geduld en de bloemen zullen zichtbaar
worden. Ziet ge daar die rieten huisjes, die, zeker
om den scherpen noordenwind af te weren, alle
met den achterkant naar u toegekeerd zijn ? Nog
een paar passen. Ziet ge ze nu, de frissche, kleu
rige bloemen in dezen hof??Is het een wonder,
dat men den scherpen wind zoo zorgvuldig af
weert ? Zou dat lieve kind, dat daar zoo ver
trouwelijk leunt op den arm van een meubel
maker, en haar vriendin, wier leest zoo bescher
mend omvat wordt door een barbiersleerling,
wel zoo hartelijk lachen en zoo luidruchtig
schertsen,als het tentje andersom stond en ieder
een op den straatweg een blik erin kon slaan ?
een. Gelijk de bescheiden viooltjes vaak w
gschuilen onder heg en haag en hun geuren en
kleuren bewaren voor hem, die het geluk heeft
ze daar te vinden, zoo schuilen ook de bloemen
uit dit Eden weg, ten einde de bewonderende
blikken van slechts enkelen te streelen.
Dat andere huisje daar is bezet door twee
korporaals en hun respectieve beminden. De
meisjes zijn erg stil en afgetrokken en slaan be
deesd hun oogen neer, als waren ze bang, dat
de stille bewondering, waarvan ze het voorwerp
zijn, haar ijdel en hoogmoedig zou maken. Maar
deze vrees is toch de oorzaak harer
jonkvrouwelijke schaamte niet. Daar ginds onder dien boom
zitten vier heerachtige kereltjes met omgeslagen
puntjes aan hun boorden en goedkoope
stroohoeden, met kwastjes aan hun dunne
wandelstokjes en zwaar vergulde kettingen op hun ves
ten ; zij kijken brutaal in dat tweede tentje en
brengen daar die afgetrokkenheid en bedeesdheid
syn pad; al twe het goud in hulle, al twe is
klein, dus di proses is al klaar, en wag mar
op di tyd om di straf uit te voer. Vanseléwe,
onder di Franse Skrikbewind, had hulle di
plan om as hulle nou niks anders wis om
n man te doodmaak ni,_hom dan te beskuldig
van samenswering in di gevangenis, en dan.
was dit klaar met kees. Portugal wordt nou
beskuldig dat hy met Paul Kruger
saamgesweer het, om Macmurdo teen te werk. Waarom
weet eiendlik nimand, daar President Kruger
graag genoeg 'n lyn na Delgoabaai wil nê,
mar anklagers en regters is diselfde mense,
en jou geld of jou lewe is al baing op die
wereld gehoor".
Maar nu de jonge en machtige keizer _van
Duitschland is komen verklaren, dat hij »so
zu sagen ein Kolonialmenseh" is, en het voor
beeld van Engeland, wat de annexatiën _op
papier betreft, trouwelijk navolgt; nu hij zich
de zaken der reeds als reddeloos verloren op
gegeven Duitsche Oost-Afrikaansche Maat
schappij heeft aangetrokken op een wijze, die
den belastingschuldigen in het yereenigd va
derland lang zal heugen; nu hij in allen ernst
aanspraak maakt op eene uitbreiding van
Duitschland's koloniale bezittingen tot aan.
de grenzen van den Congo-staat, zoodat de
begeerde weg van het Zuiden naar het
Noordon voor Engeland geheel en voor goed zou
zijn afgesloten, nu is Lord Salisbury geen
Jingo meer. En daar heeft hij groot gelijk
aan. Het zou al te dwaas zijn, ais de
>traktaten" door Stanley en Peters gesloten,
tot een oorlog tusschen Engeland en
Duitschland moesten leiden. Even dwaas,
als wanneer de quaestie, of de Franschen 05»
New_-Foundland wel kabeljauw mogen toe
bereiden, maar geen kreeften in busjes mogen
stoppen, de aanleiding werd tot een oorlog
met Frankrijk. Lord Salisbury kan een even
grooten mond opzetten als de beste
Engelschman, maar hij kijkt eerst, rflet wie hij te doen
heeft, en buldert alleen tegen de kleintjes.
Geen zeer beminnelijke politiek, zal men
zeggen. Zeker niet. Maar toch, uit een
wereldsch oogpunt beschouwd, eene zeer ver
standige. Immers
"La raison du plus fort est toujours la meilkure."
Kunst en Letteren.
TOONEEL TE AMSTERDAM.
Parkschouwburg:
Gesammt-Gastspiel des Kgl. Iheaters am
Gartnerptote, von Miinchen.
In den Parkschouwburg vertoeft een Duitsch
tooneelgezelsehap, dat nog nimmer Nederlands
grond betrad, ja, zelfs nog nooit voorstellingen
gaf in een land, waar een andere dan de Duitsche
taal gesproken wordt. Het is in de Germaansche
landen echter zeer bekend en zeer geacht, het
wordt gewoonlijk de Münchener" genoemd en
wydt zich voornamelijk aan de vertooning van
tafreelen uit het Beiersche volksleven.
teweeg, waarvan we zoo even spraken. De mili
tairen nemen een afwachtende honding aan en
fluisteren. De heertjes lachen en wiegelen op hun
stoelen en slaan met hun badientjes op de tafel en
fluiten elk een eigen lijfdeuntje. Het is duidelijk, dat
zij het leger tot den aanval porren. Dit echter blijft
binnen de veste en zal geen uitval doen, zoolang
de vijand zich slechts bepaald tot fluiten. Ge
lukkig komt aan de spanning, waarin de beide
partijen verkeeren een einde, doordien de heertjes
vrijwillig den aftocht blazen, na eerst, bij wijze
van groet, met hunne stokjes in de richting vaa
het leger te hebben gezwaaid. Als ze verdwenen
zijn betuigen de korporaals, dat hun het bloed
kookte en dat zij juist van plan waren den sa
bel te trekken, welke betuiging de meisjes doet
gillen en bleek worden, tot grooten schrik hun
ner beschermers, die nu geen moeite sparen om
hun vriendinnen te kalmeeren.
In de andere koepeltjes ontmoeten we weer
mannetjes en wijfjes, behoorlijk gepaard en ia
hun beste pak; de mannetjes zijn voor't
meerendeel gepommadeerd en de wijfjes gefriseerd. De
eersten drinken bier zonder, de laatsten bier mei
suiker.
Onder de boomen zitten de luidjes, die vroeger
ook liever in de koepeltjes zaten dan elders,
maar voor wie het idyllisch verblijf in tenten
alle aantrekkelijkheid schijnt verloren te hebben:
vaders met een hiaat in hun hoofdhaar en moe
ders met rheumatiek. Tusschen beide komen
hun jongste spruiten een slok nemen uit de gla
zen hunner ouders, terwijl de oudere de restjes
uit hun eigen glazen haastig iuzwelgen en d»n
weer naar den schommel stormen of naar de
wipplank.
De paartjes uit de zomerhuisjes rekenen zich
nog niet te oud, om ook eens neus aan neus
op den schommel te staan en in hoogere sferen
te zweven. Vóór de tocht naar die hoogere krin
gen een aanvang neemt, binden de wijfjes een
zakdoek even boven den onderkant hunner japon
nen, zoodat de wind weinig vat op haar heeft