De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 8 juni pagina 5

8 juni 1890 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

6T6 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 5 Deze oven is dagelijks in werking ten dienste «der hospitalen. Hij wordt ook voortdurend gestookt, opdat er geen warmte verloren ga. Zopdradelijkwagen verschijnt, wordt de kist er uit genomen, in de wachtkamer gebracht, en alle belangstellen den gaan mede. Dan brengt men haar in de kamer waar de oven is, en slechts vijf personen mogen haar dan volgen. Achter hen worden de gordijnen gesloten. De kist wordt op de schuif geplaatst, men staakt voor ? een oogenblik den aanvoer van gas en heete lucht; ?de deur van den oven wordt geopend en men ziet het inwendige. Ieder w\jkt terug voor den gloed. De schuif glijdt dan over de rails; men laat met «en kruk de waterpijpen zakken, zoodat de kist in den oven glijdt, en de schuif gaat terug. De deuren van den oven worden weer gesloten en men bemerkt niets dan een gloeiend rood schijn-sel door de reten Dit inbrengen duurt geen der tig seconden; vóórdat het gedaan is, is reeds de Mst gebarsten en tusschen de verslindende vlam men verdwenen; toch veroorzaakt de toestel noch reuk noch gedruisch. Als de operatie geëindigd is, en men de deur weer opent, bemerkt men, op de plaats waar de kist gezet is, niets dan eenige stukken van been-deren van zonderlingen vorm en roodgloeiend, verspreid op de gloeiende oppervlakte. De schuif wordt weer vooruit gebracht, maar de waterpijpen zijn nu aan het uiteinde voorzien van een hark of stijve borstel van amiantkatoen, die den vorm van den oven heeft. Men laat dezen neer en hij brengt al wat in den oven was, beenderen en asch, naar een aschbak, aan het begin van den toestel, waar het bekoelen kan. Dit overschot ver tegenwoordigt maar een klein gedeelte van het skelet; het is gewoonlijk zeer helder wit; alleen ?eenige stukken hebben eene okertint en zijn ver glaasd, tengevolge van al te lange blootstelling Aan de hooge temperatuur. Het gewicht van,dit overschot is van 1000 tot 1500 gram. Als het bekoeld is, sluit men het in eene urn, of liever in een doosje van aarde werk, dat den vorm van een doodkist heeft; het is 45 centimeter lang. 25 breed en 27 hoog. Het kost 10 francs; maar de familie mag een fraaier toestel koopen. Als de asch in het kistje geslo ten is, wordt dit verzegeld met het wapen der stad. Er wordt een monument, een columbarium voor gebouwd, maar voorloopig worden deze kist jes ook maar begraven. De formaliteiten en de kosten zijn niet be zwaarlijk. Men moet verlof vragen om het lijk van zijn bloedverwant te laten verbranden; de dokter die den patiënt in zijn laatste ziekte be handeld heeft, moet een attest geven omtrent <len aard van de ziekte; een speciaal ambtenaar moet nagaan ot er ook eenige reden kan zijn om aan eene misdaad te denken en dus tot een medisch.gerechtelijk onderzoek aanleiding te geven. De kosten zijn 50 francs voor den oven; hierbij ko men 10 francs voor de urn en zooveel meer (van 12 tot 200 francs) als men voor de plechtigheid betalen wil; er zijn vijf klassen. # * * Dr. Rochard wil onderzoeken of de verbranding in het voordeel der hygiëne is en of zij voor de ? maatschappij van belang is. Omtrent hetgeen is aangevoerd over uitwase ming van kerkhoven, vergiftiging van kanalen en .grachten, van grondwater en atmosfeer, verspreiding van ziekten, wijst hij op het rapport eener com missie van twaalf leden, dat in 1881 verschenen is. De uitwasemingen bereiken de oppervlakte van den grond niet; de gassen der ontbinding komen niet buiten de aarde. Het doordringen in het grondwater is onbeduidend in vergelijking van al de onzuiverheden die er uit woningen en straten in terecht komen. Prof. Pettenkofer te München heeft uitgerekend, dat hetgeen uit die oorzaak in het grondwater van München komt, gelijk zou staan met het begraven van 50,000 menschen 's jaars. Wat het drinkwater betreft, bijna alle ste den van belang hebben hun waterleidingen, en de rivieren nemen in hare groote watermassa slechts een zeer kleine hoeveelheid stoffen van kerkhoven mede. Natuurlijk is het niet onverschillig voor den gezondheidstoestand, dat de kerkhoven midden in de steden liggen; maar tusschen dit te verhelpen «n de verbranding algemeen in te voeren, is nog ?een groot verschil. Het verlies van grond, voor de kerkhoven, die aan den landbouw onttrokken wordt, kan geen argument zijn. Een veld van een bunder, dat geen graan genoeg voortbrengt om vijt menschen te voeden, is voldoende als begraafplaats voor eene stad van 10.000 zielen; en hoeveel terrein is er in de buurt der meeste steden, dat zooveel niet eens opbrengt. De verbranding is volgens Dr. Rochard, en dit is zjjn eerste bezwaar, te kostbaar. De kosten der eigenlijke operatie zijn wel verminderd; in den beginne bedroegen zij 100 francs voor een lijk, later 30, en men berekent nu, dat in den oven van Père-Lachaise ieder lijk niet meer dan een mud coke a 3 francs kost. Maar de oven zelf is kostbaar; als die van Père-Lacbaise, die slechts klein is, gereed zal zyn, zal hu 629,274 francs gekost hebben. De tweede, die op het kerkhof Montparnasse zal geplaatst worden, zal zoo duur niet zijn, maar toch niet veel goedkooper. Zij ver branden echter niet meer dan twintig lijken per dag, en Parijs levert tegenwoordig gemiddeld 146 lijken daags. De oven heeft veel reparatie noodig; de be diening en het onderhoud zijn op het budget van 1890 voor de som van 45,260 francs in rekening gebracht. Het tweede bezwaar is de moeielijkheid om misdaden op te sporen. In een rapport van Prof. Brouardel, in 1883 uitgebracht, zijn de voornaamste gevallen opgeteld, waarin de crematie het onder zoek onmogelijk maakt. Het is duidelijk dat het attest van den geneesheer omtrent den natuurlyken dood slechts een formaliteit en geen absoluut bewijs is. Dit argument, onweerlegbaar en altoos aange voerd, heeft voor Dr. Rochard geen groote waarde; misdaden zijn toch uitzonderingen; het bewijs uit opgegraven ingewanden geldt bijna enkel vergifti gingen, en deze zullen niet, alleen om eenige mindere kans op ontdekking, in zoo verontrustende mate toenemen. Dr. Rochard heeft echter een ander argument, waarop naar zijn meening niet genoeg gelet is. Het betreft de asch, die met de lijkverbranding een oneindig aantal malen langer bewaard zou blijven, dan met de kisten en lijken met het begraven. Alleen de stad Parijs met haar kleine kistjes van aardewerk, op elkaar en naast elkaar gepakt, zou jaarlijks 1332 kubieke meter vullen. Op etagères, op planken met tusschenruimte, in nissen zou dit zoo toenemen, dat in een eeuw, de bewaarplaatsen een kleine stad zouden vormen. Men kan ze natuurlijk ook be graven; ze aan de familiën meegeven naar huis zou bij de kleine woningen, met al het verhuizen en reizen, een ondragelijke last zijn, en zulk een akelige erfenis zou niet tot den eerbied voor de dooden bijdragen. Er is ook reeds door een zekeren heer Xavier Rudler voorgesteld, uit de asch lichtgas te stoken: eene andere toepassing zou zijn als kunstmest voor den landbouw, maar deze beide bestemmingen kunnen nog niet als argumenten voor de verbranding dienst doen. Het verbranden is in strijd met onze zeden en ons gevoel" zegt Dr. Rochard vervolgens. Dit geldt vooral voor Frankrijk. Op Allerzielen zijn te Parijs de kerkhoven door 127,000 personen bezocht. De meesten van deze zouden zeker minder behoefte aan het bezoek gevoeld hebben en in het brengen van bloemen en gebeden min der eene weldadige vertroosting voor hunne smart hebben gevonden, a's van het kerkhof met zijn graven een huis met kleine genummerde busjes van aardewerk de plaats had ingenomen. Een argument der voorstanders van de crematie wordt door Dr. Rochard licht geteld. Men is dan zeker, niet levend begraven te worden," zeggen zij. Men is niet zeker, niet levend verbrand te worden", zegt Dr. Rochard, en het is de vraag wat erger is. Daarenboven heeft men in Weenen, en tal van andere steden, aan de kerkhoven kamers verbonden, waar de lijken omtrent welke alle twijfel nog niet is opgeheven, gedurende eenigen tijd bewaard worden, met alle voorzorgen, zoodat bij schijndood onmiddellijk hulp kan wor den verleend. * * * Een paar gevallen nog worden door Dr. Rochard nagegaan, waarin verbranden wellicht wenschelijk zou zijn: in tijden van besmettelijke ziekte en na een grooten veldslag. Het verbranden van overledenen aan besmette lijke ziekten zou zeker in theorie aanbevelens waardig zijn. De kiemen der bacteriën worden in water lang bewaard, ontwikkelen zicb, ver spreiden de ziekte. Maar, behalve dat nog niet bewezen is, dat uit kerkhoven ooit epidemieën zijn uitgebroken, zou de maatregel, als hij iets kon beteekenen, verplichtend moeten zijn, en hiertegen zijn de bezwaren zeker nog zeer ernstig. Daarbij komt de vraag: waar te beginnen en waar te eindigen? De vijf besmettelijke ziekten: pok ken, diphteritis, roodvonk, mazelen en typhus hebben in 1888 niet minder dan 4625 slachtoffers gemaakt te Parijs; dat zoude dan twaalf ver plichte verbrandingen per dag zijn. en met iedere week staat van een nieuwe ziekte de ontdek king der besmettingsbacterie te wachten. Bij groote epidemieën, als de bevolking de schrik om het hart slaat, zou de overheid natuurlijk minder moeite hebben om de crematie voor de gestorvenen aan epidemie verplichtend te doen zijn, maar juist in die oogenblikken, als in wei nige dagen het aantal sterfgevallen vertiendubbeld wordt, komen alle andere bezwaren, ruimte, kos ten, onvoldoende controle, mogelijkheid van mis daad, in verdubbelde mate opdagen. Het verbranden van groote massa's lijken van een slagveld is herhaaldelijk in praktijk gebracht. In 1812 ontdeden de Russen zich op die wijze van de overblijfselen van het Fransche leger. In 1814 verbrandden de Duitschers te Montfaucon 4000 lijken van Fransche soldaten, om Parijs voor de pest te behoeden. Dit duurde 14 dagen. Ook na Sedan, toen in' het volgend voorjaar, onder den invloed der eerste warmte, de aarde verpestende dampen opgaf, liet de Belgische regeering, in overleg met de Fransche overheden, koolteer in de kuilen werpen en deze in brand steken. De Duitschers dachten er over, ditzelfde middel in de omstreken van Metz toe te passen, maar gaven het na eenige proeven op. De Engelscheninlndië, de Serviërs en de Turken brachten het herhaal delijk in praktijk. Deze maatregelen echter zijn, hoewel bij de verschillende legerorganisatiën ook reeds modellen van ambulante lijkovens zijn ingezonden, te moeielijk vooruit te zien, dan dat men er op zou kun nen rekenen. Te Metz lagen na 14, 16 en 18 Augustus 1870 niet minder dan 14,637 dooden ; met lijkovens te rekenen op zulk een massa, en die, uit de steden, achter het leger aan mede te slepen, schijnt wel ondoenlijk en nutteloos. Dr. Roehard's resuméis dus: De crematie, zooals men haar op dit oogenblik toepast, met de verbeterde toestellen en de voorzorgen waarmede men haar omringt, biedt voor de hygiëne geen bezwaren. Men heeft goed gedaan door haar toe te staan en alle gelegenheid te geven aan degenen die liever willen verbrand dan begraven worden; maar het is niet te wenschon dat deze wijze van vernietiging algemeen wordt en het begraven vervangt. Vooral moet vermeden worden pressie ten haren gunste uit te oefenen en van de begrafenisquaestie eene partijzaak en een voorwendsel om gevoelens te kwetsen, te maken. Zonder bezwaar kan men de ovens bestemmen voor het overschot der lieden die in hospitalen sterven zonder eene voorkeur te hebben doen blijken, wanneer zij door niemand opgeëischt wor den. Het spaart ruimte op de kerkhoven. Het verbranden van de lijken dergenen, die aan besmettelijke ziekten gestorven waren, zou wenschelijk zijn, wanneer de familie er in toe stemde. Wat het toepassen der crematie bij epidemieën betreft, zij is alleen mogelijk als de sterfte zeer gering is; dan behoort dit geval onder het vorige. Het verbranden op de slagvelden zaly althans zoolang de operatiën te velde duren, wel onmo gelijk zijn." ARIADNE. Schets van EMIL PESCHKAU. Het applaus wil maar niet ophouden. Dat is geen klappen meer, dat is razen, tieren, geweld maken met handen en voeten; telkens en telkens weer moet het scherm opgaan' en de naam van den maestro klinkt uit duizend kelen. De naam is niet geheel en al onbekend in de stad. Het is de naam van een man, die sedert een menschenleeftijrl van huis naar huis wandelt en de opgroeiende jutters met de geheimen van het pianospel vertrouwd maakt. Heden echter is deze naam een beroemde en gevierde geworden. De zelfde naam, die slechts met een schouderophalen, een spottend lachje genoemd werd, wanneer men niet van lesgeven maar van componeeren sprak, zweelt nu op ieders lippen, en daarbij glinsteren de oogen en eerbied, vreugde en geestdrift zijn op aller gelaat te lezen. Ongeloovig, spotziek en vol klein geestige boosaardigheid, was men naar den schouw burg gekomen. Toen volgde de eene verrassing op de andere en spoedig was eene omkeering in de stemming merkbaar. Nergens meer fluisteren, glimlachen, ironisch knipoogen. Eerbiedig zwij gen, ernstig toezien, hier en daar de uitdrukking der levendigste verbazing. En dan het goedkeurend mompelen, het klappen, en na het groote finale van de eerste acte reeds een luid geroep om den componist. Doch eerst de tweede acte besliste de over winning. Nu weet men dat de man, die voor 20 jaren een pijnlijke nederlaag geleden en sedert 2de Jaargang, Schaakspel. 8 Juni 1890. De twee volgende partijen werden gespeeld op het pas gehouden congres der United states Chess -association'' te St. Louis. De eerste prijs behaalde Showalter (George town) de tweede W. H. K. Pollock (Baltimore) de derde S. Lipschütz (NewYork). WEENER PARTIJ. Pollock. Zwart. e7 e5 P.g8 f6 P.f 6 X e4 d7 d5 d5 X c4 L.c8 e6 Haller. Wit. l e2 e4 2 P.bl c3 3 L.fl c4 4 P.c3 X e4 5 D.dl h5 6 D.h5 x eöf 7 P.gl _ f3? a3 schijnt ons een betere zet. 7 .... P.b8 c6 8 D.e5 14? Door D.g3 had wit het uitspelen van den tonings raadsheer zijner tegenpartij voor eenigen tijd belet. 8 .... P.c6 b4 9 K.el dl treurige noodzakelijkheid ! 9 .... D.d8 - d7 10 T.hl el o o?o 11 b2 b3 c4 X b3 12 a2 X b3 PM X c2! Volkomen juist! Wit mag het paard niet nemen, wegens D.cG f 14 K dl L.b3 tl4K.b2D.b3t 13 T.al x a7 K.cS b8 14 p.f 3 _ e5 D.d7 b5 15 P.e4 c3 L.e6 X 1>3! 16 L.cl b2 P.c2 b4 t 17 K.dl cl D b5 X e5! Wit verliest een stuk en daardoor de partij. SPAANSCHE PARTIJ. Showalter. Lipschütz. Wit. Zwart. l e2 e4 e7 e5 2 P.gl - f3 P.b8 c6 3 L.fl b5 d7 d(5 4 d2 d4 L.c8 d7 5 L.böX c6 Steinitz raadt D.eió aan. 5 .... Ld7 x c6 6 P.bl c3 e5 X '14 7 P.f3 x d4 L.cG d7 Zwart wil zijn beide loopers behouden, doch blijft daardoor in de ontwikkeling ten achter. D.d7 gevolgd door o o o lijkt ons raadzamer. 8 o o P.g8 f6 Wederom slechte strategie, g6 en L.g7 is in deze verdediging het eerste waarvoor men zorgen moet. 9 f2 f4 L.f8 e7 10 e4 e5 wit laat niet op zich wachten. 10 .... d6 X e5 11 f4 x eöP.f6 g4 Z\vart heeft geen enkele voldoende verdediging. L.g4, 12 D.d3 >.d7, 13 I).g3 L hö. 14 D.g7 T.fb, 15 L.h6 of e6 en wit heeft een gewonnen spel. 12 e5 eö! L.<17 X e6 13 P.d4 X e6 D.clS X dl 14 P.eÖX c7t K.e8 d7 15 T.il X dit K.d7 X c7 IK P.c3?dot K.c7 d7 17 P.dó f6t K.d7 c7 18 L.cl f4f K.c7 c6 19 P.f6 X g4 hier kon zwart bijv. het spel opgeven! 19 f7 f6 20 T .dl d3 L e7 cót ?21 L.fl e3! L.cöX e:'t 22 P.g4Xe3 T.a8?d8 23 T.d3 c3t K.c6 b 24 P.c3 c4f K.b6 a6 25 T.al el! b7 b 26 T.el e7 g7 g6 27 'T.e7 c7üh7 hö? en Wit goett mat in 5 zetten, nl. als volgt: 28 T.a3 t K.b5, 29 P,dot! T.dö, (op K.b4, 30 c3t) 30 c4 t K.b4, 31 T.b3 t K.ad lib. 32 T.a7f. dien t\jd vergeefs aan de deuren der theaters goklopt had, een kunstenaar van Gods genade is. Nu weet men dat de arme pianomeester, die tot nog toe slechts met de zorgen van het leven en de verbitteringen van het miskendworden gekampt had, een toekomst vol zonneschijn heeft. De zege is erkend en telkens weder wordt de slanke grjjae man teruggeroepen. Zijn gestalte wankelt, zyne handen sidderen en zijn oogen zijn vol tranen. Men kr\jgt den indruk alsof hij nauwelijks den weg tot het tooneel zou vinden, wanneer de jeug dige primadonna, de zangeres van de Ariadne, hem niet als geleidster gediend had. En zij schijnt het met dezelfde geestdrift te doen, die onder de toehoorders heerscht. Hare wangen blozen, hare oogen glinsteren en als de gevierde de hand die hem geleidt aan zijn lippen brengen wil, laat zij het niet toe, maar zy omvat de zijne en drukt deze met beide handen aan hare borst. En opnieuw jubelt het volk den kunstenaar rollen de tranen langs de wangen de zangeres ziet hem aan met een blik, die hem een lang leven vol ontmoediging en ontbering vergeten doet, als had hij uit een tooverbron gedronken. Hij k weer jong, zooals voor twintig jaar de zege is daar het geluk is veroverd l.... 't Is lang na middernacht, het theater ligt stil en eenzaam daar, maar het hotel aan den anderen kant van het groote plein is helder verlicht. Daar wordt de triomf nog gevierd en telkens weer knal len de champagnekurken en telkens en telkens weer klinkt de beroemd geworden naam in nieuwe toasten. In langen tyd was de directeur niet in zoo'n goed humeur geweest. Zijn lippen glimlachen voortdurend en zijn oogen stralen van tevreden heid. Hij is zoo vergenoegd dat hij gaarne de champagne bij stroomen naar beneden zou laten regenen, wanneer hij niet wist dat men hem nog liever opdronk. Dat is nu eens een succes. Maan denlang in de toekomst volle zalen! En wat een reclame! Over de geheele wereld zal zijn naam genoemd worden als de ontdekker van een nieuw talent. Wat zal Pollini jaloerschzijn!" Leve onze componist." Men zou het niet gelooven hoe graag een directeur onder sommige omstandigheden iemand laat leven! Maar niet alleen de directeur, de geheele we reld was in vreugde. De zangers zijn vergenoegd omdat zij dankbare ro len hebbeu. De kapelmeester is vergenoegd omdat er nu in langen tijd geen repetities zijn. De journalisten zijn vergenoegd omdat zij nu naar hartelust kunnen prijzen. En alle anderen zijn vergenoegd omdat de cham pagne stroomt als bronwater. Ook de maestro zelf schijnt in den hemel te zijn. Het geluk gloeit hem op de wangen en straalt hem uit de oogen. Hij zit naast de primadonna, de zangeres der Ariadne, en wie de opgewonden gezichten van beiden ziet, hun fluisteren, hun glimlachen, hun blikken beschouwt, zou het eerst aan een verliefd paar denken, als hij niet wist dat het meester en apostel, componist en zangeres zijn, die door dea avond van gemeenschappelijk succes zijn bijeen gebracht. Een nieuwe toast, opnieuw gejubel. De maestro let er niet op, zijne oogen hangen aan het bekoorlijke gezicht van zijn buurvrouw; hij hoort slechts naar de zoete vleiende woorden van baar lippen. Niet alleen de tijd van ontmoe diging en ontbering is vergeten, ook het succes ligt achter hem als een droom. Wat hij ziet, is slechts de blik van liefde in haar oogen en de lente komt over hem met haar bedwelmende macht hij is weer jong als voor twintig jaren en het geluk is veroverd het eenige geluk dat bestaat." En als hij zoo naar haar heerlijk bloeiend ge laat kijkt, buigt zij zich plotseling tot hem neer en legt haar lippen aan zijn oor. Zoo dicht dat heur haar het zijne raakt, dat hij van genot hui vert, als had hij een kus ontvangen De cham pagnekurken knallen, nieuwe gelukwenschingen, nieuw gejuich, maar hij hoort niets meer. Hij hoort niets meer, dan dat eene wat zij hem zacht doch ook juichend in het oor zegt Het schemert reeds. Wankelend als een dronken man, loopt de maestro door de stille straten. Ein delijk staat hij stil. Het slot knarst, de deur opent en sluit zich piepend. Dan gaat hij langzaam da donkere trappen op. Boven echter moet licht zijn. De trappen wor den lichter en lichter en dan komt de laatste kromming het portaal, ja daar staat eene lamp. En bij haar schijnsel ziet men dat de kamerdeur feestelijk opgesierd is.Bloemenkransen, dennengroen en rozen zijn er omheen geslingerd en daartusschen prijkt het opschrift Ariadne". De maestro blijft staan en nu is zijn gelaat strak en bleek als van een doodzieke ; in zijn oogen ligt als een droeve tranenlooze nacht en om zijn lippen trilt een bittere trek; Ariadne", mompelt hij, Ariadne !" Dan wordt de deur geopend, een vrouw treedt er uit om hem te begroeten. Zij heeft tranen in de oogen, maar haar gezicht straalt van vreugde. l Dank, heb dank, juffrouw Leuthold", stamelt j de maestro. Ik kan niet spreken ik moet rust j hebben." l Voor de deur van zijn kamer aangekomen, keert hij zich echter nog eens om. Juffrouw Leuthold," zegt bij, ik zal nu veel geld krijgen. Voor mij komt het te laat maar - uw jongen Frits zal studeeren; ik wil voor hem zorgen." De vrouw uit een kreet van vreugde, doch d» maestro weert baar af, en dan verdwijnt hij in zijn kamer, sluit de deur en schuift er den gren del voor. Daar ginds, achter de grauwe herfstachtige heuvels, gaat juist de zon op en haar bleeke glans valt in de nauwe kamer, als wil zij het armoedige huisraad in sluiers hullen van louter goud. De maestro heeft daar geen bewondering voor; hij ziet het niet. Hij zinkt op den stoel, die voor de piano staat en bergt het hoofd in de handen. En dan komt alles weer als een droom terug. Niet het lange leven vol eenzamen ondankbaren

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl