Historisch Archief 1877-1940
6T6
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
5
Deze oven is dagelijks in werking ten dienste
«der hospitalen. Hij wordt ook voortdurend gestookt,
opdat er geen warmte verloren ga.
Zopdradelijkwagen verschijnt, wordt de kist er uit genomen,
in de wachtkamer gebracht, en alle belangstellen
den gaan mede. Dan brengt men haar in de kamer
waar de oven is, en slechts vijf personen mogen
haar dan volgen.
Achter hen worden de gordijnen gesloten. De
kist wordt op de schuif geplaatst, men staakt voor
? een oogenblik den aanvoer van gas en heete lucht;
?de deur van den oven wordt geopend en men ziet
het inwendige. Ieder w\jkt terug voor den gloed.
De schuif glijdt dan over de rails; men laat met
«en kruk de waterpijpen zakken, zoodat de kist
in den oven glijdt, en de schuif gaat terug. De
deuren van den oven worden weer gesloten en
men bemerkt niets dan een gloeiend rood
schijn-sel door de reten Dit inbrengen duurt geen der
tig seconden; vóórdat het gedaan is, is reeds de
Mst gebarsten en tusschen de verslindende vlam
men verdwenen; toch veroorzaakt de toestel noch
reuk noch gedruisch.
Als de operatie geëindigd is, en men de deur
weer opent, bemerkt men, op de plaats waar de
kist gezet is, niets dan eenige stukken van
been-deren van zonderlingen vorm en roodgloeiend,
verspreid op de gloeiende oppervlakte. De schuif
wordt weer vooruit gebracht, maar de waterpijpen
zijn nu aan het uiteinde voorzien van een hark
of stijve borstel van amiantkatoen, die den vorm
van den oven heeft. Men laat dezen neer en hij
brengt al wat in den oven was, beenderen en
asch, naar een aschbak, aan het begin van den
toestel, waar het bekoelen kan. Dit overschot ver
tegenwoordigt maar een klein gedeelte van het
skelet; het is gewoonlijk zeer helder wit; alleen
?eenige stukken hebben eene okertint en zijn ver
glaasd, tengevolge van al te lange blootstelling
Aan de hooge temperatuur.
Het gewicht van,dit overschot is van 1000 tot
1500 gram. Als het bekoeld is, sluit men het
in eene urn, of liever in een doosje van aarde
werk, dat den vorm van een doodkist heeft; het
is 45 centimeter lang. 25 breed en 27 hoog. Het
kost 10 francs; maar de familie mag een fraaier
toestel koopen. Als de asch in het kistje geslo
ten is, wordt dit verzegeld met het wapen der
stad. Er wordt een monument, een columbarium
voor gebouwd, maar voorloopig worden deze kist
jes ook maar begraven.
De formaliteiten en de kosten zijn niet be
zwaarlijk. Men moet verlof vragen om het lijk
van zijn bloedverwant te laten verbranden; de
dokter die den patiënt in zijn laatste ziekte be
handeld heeft, moet een attest geven omtrent
<len aard van de ziekte; een speciaal ambtenaar
moet nagaan ot er ook eenige reden kan zijn om
aan eene misdaad te denken en dus tot een
medisch.gerechtelijk onderzoek aanleiding te geven. De
kosten zijn 50 francs voor den oven; hierbij ko
men 10 francs voor de urn en zooveel meer (van
12 tot 200 francs) als men voor de plechtigheid
betalen wil; er zijn vijf klassen.
#
* *
Dr. Rochard wil onderzoeken of de verbranding
in het voordeel der hygiëne is en of zij voor de
? maatschappij van belang is.
Omtrent hetgeen is aangevoerd over uitwase
ming van kerkhoven, vergiftiging van kanalen en
.grachten, van grondwater en atmosfeer, verspreiding
van ziekten, wijst hij op het rapport eener com
missie van twaalf leden, dat in 1881 verschenen
is. De uitwasemingen bereiken de oppervlakte van
den grond niet; de gassen der ontbinding komen
niet buiten de aarde. Het doordringen in het
grondwater is onbeduidend in vergelijking van al
de onzuiverheden die er uit woningen en straten
in terecht komen. Prof. Pettenkofer te München
heeft uitgerekend, dat hetgeen uit die oorzaak in
het grondwater van München komt, gelijk zou
staan met het begraven van 50,000 menschen
's jaars. Wat het drinkwater betreft, bijna alle ste
den van belang hebben hun waterleidingen, en de
rivieren nemen in hare groote watermassa slechts
een zeer kleine hoeveelheid stoffen van kerkhoven
mede. Natuurlijk is het niet onverschillig voor den
gezondheidstoestand, dat de kerkhoven midden in
de steden liggen; maar tusschen dit te verhelpen
«n de verbranding algemeen in te voeren, is nog
?een groot verschil.
Het verlies van grond, voor de kerkhoven, die
aan den landbouw onttrokken wordt, kan geen
argument zijn. Een veld van een bunder, dat geen
graan genoeg voortbrengt om vijt menschen te
voeden, is voldoende als begraafplaats voor eene
stad van 10.000 zielen; en hoeveel terrein is er
in de buurt der meeste steden, dat zooveel niet
eens opbrengt.
De verbranding is volgens Dr. Rochard, en dit
is zjjn eerste bezwaar, te kostbaar. De kosten der
eigenlijke operatie zijn wel verminderd; in den
beginne bedroegen zij 100 francs voor een lijk,
later 30, en men berekent nu, dat in den oven
van Père-Lachaise ieder lijk niet meer dan een
mud coke a 3 francs kost. Maar de oven zelf is
kostbaar; als die van Père-Lacbaise, die slechts
klein is, gereed zal zyn, zal hu 629,274 francs
gekost hebben. De tweede, die op het kerkhof
Montparnasse zal geplaatst worden, zal zoo duur
niet zijn, maar toch niet veel goedkooper. Zij ver
branden echter niet meer dan twintig lijken per
dag, en Parijs levert tegenwoordig gemiddeld 146
lijken daags.
De oven heeft veel reparatie noodig; de be
diening en het onderhoud zijn op het budget van
1890 voor de som van 45,260 francs in rekening
gebracht.
Het tweede bezwaar is de moeielijkheid om
misdaden op te sporen. In een rapport van Prof.
Brouardel, in 1883 uitgebracht, zijn de voornaamste
gevallen opgeteld, waarin de crematie het onder
zoek onmogelijk maakt. Het is duidelijk dat het
attest van den geneesheer omtrent den
natuurlyken dood slechts een formaliteit en geen absoluut
bewijs is.
Dit argument, onweerlegbaar en altoos aange
voerd, heeft voor Dr. Rochard geen groote waarde;
misdaden zijn toch uitzonderingen; het bewijs uit
opgegraven ingewanden geldt bijna enkel vergifti
gingen, en deze zullen niet, alleen om eenige
mindere kans op ontdekking, in zoo verontrustende
mate toenemen. Dr. Rochard heeft echter een
ander argument, waarop naar zijn meening niet
genoeg gelet is. Het betreft de asch, die met de
lijkverbranding een oneindig aantal malen langer
bewaard zou blijven, dan met de kisten en lijken
met het begraven. Alleen de stad Parijs met
haar kleine kistjes van aardewerk, op elkaar en
naast elkaar gepakt, zou jaarlijks 1332 kubieke
meter vullen. Op etagères, op planken met
tusschenruimte, in nissen zou dit zoo toenemen, dat
in een eeuw, de bewaarplaatsen een kleine stad
zouden vormen. Men kan ze natuurlijk ook be
graven; ze aan de familiën meegeven naar huis
zou bij de kleine woningen, met al het verhuizen
en reizen, een ondragelijke last zijn, en zulk een
akelige erfenis zou niet tot den eerbied voor de
dooden bijdragen. Er is ook reeds door een
zekeren heer Xavier Rudler voorgesteld, uit de
asch lichtgas te stoken: eene andere toepassing
zou zijn als kunstmest voor den landbouw, maar
deze beide bestemmingen kunnen nog niet als
argumenten voor de verbranding dienst doen.
Het verbranden is in strijd met onze zeden
en ons gevoel" zegt Dr. Rochard vervolgens. Dit
geldt vooral voor Frankrijk. Op Allerzielen zijn
te Parijs de kerkhoven door 127,000 personen
bezocht. De meesten van deze zouden zeker
minder behoefte aan het bezoek gevoeld hebben
en in het brengen van bloemen en gebeden min
der eene weldadige vertroosting voor hunne smart
hebben gevonden, a's van het kerkhof met zijn
graven een huis met kleine genummerde busjes
van aardewerk de plaats had ingenomen.
Een argument der voorstanders van de crematie
wordt door Dr. Rochard licht geteld. Men is dan
zeker, niet levend begraven te worden," zeggen
zij. Men is niet zeker, niet levend verbrand te
worden", zegt Dr. Rochard, en het is de vraag
wat erger is. Daarenboven heeft men in Weenen,
en tal van andere steden, aan de kerkhoven
kamers verbonden, waar de lijken omtrent welke
alle twijfel nog niet is opgeheven, gedurende
eenigen tijd bewaard worden, met alle voorzorgen,
zoodat bij schijndood onmiddellijk hulp kan wor
den verleend.
*
* *
Een paar gevallen nog worden door Dr. Rochard
nagegaan, waarin verbranden wellicht wenschelijk
zou zijn: in tijden van besmettelijke ziekte en
na een grooten veldslag.
Het verbranden van overledenen aan besmette
lijke ziekten zou zeker in theorie aanbevelens
waardig zijn. De kiemen der bacteriën worden
in water lang bewaard, ontwikkelen zicb, ver
spreiden de ziekte. Maar, behalve dat nog niet
bewezen is, dat uit kerkhoven ooit epidemieën
zijn uitgebroken, zou de maatregel, als hij iets
kon beteekenen, verplichtend moeten zijn, en
hiertegen zijn de bezwaren zeker nog zeer ernstig.
Daarbij komt de vraag: waar te beginnen en waar
te eindigen? De vijf besmettelijke ziekten: pok
ken, diphteritis, roodvonk, mazelen en typhus
hebben in 1888 niet minder dan 4625 slachtoffers
gemaakt te Parijs; dat zoude dan twaalf ver
plichte verbrandingen per dag zijn. en met iedere
week staat van een nieuwe ziekte de ontdek
king der besmettingsbacterie te wachten. Bij
groote epidemieën, als de bevolking de schrik
om het hart slaat, zou de overheid natuurlijk
minder moeite hebben om de crematie voor de
gestorvenen aan epidemie verplichtend te doen
zijn, maar juist in die oogenblikken, als in wei
nige dagen het aantal sterfgevallen vertiendubbeld
wordt, komen alle andere bezwaren, ruimte, kos
ten, onvoldoende controle, mogelijkheid van mis
daad, in verdubbelde mate opdagen.
Het verbranden van groote massa's lijken van
een slagveld is herhaaldelijk in praktijk gebracht.
In 1812 ontdeden de Russen zich op die wijze
van de overblijfselen van het Fransche leger. In
1814 verbrandden de Duitschers te Montfaucon
4000 lijken van Fransche soldaten, om Parijs voor
de pest te behoeden. Dit duurde 14 dagen. Ook
na Sedan, toen in' het volgend voorjaar, onder den
invloed der eerste warmte, de aarde verpestende
dampen opgaf, liet de Belgische regeering, in
overleg met de Fransche overheden, koolteer in
de kuilen werpen en deze in brand steken. De
Duitschers dachten er over, ditzelfde middel in de
omstreken van Metz toe te passen, maar gaven
het na eenige proeven op. De Engelscheninlndië,
de Serviërs en de Turken brachten het herhaal
delijk in praktijk.
Deze maatregelen echter zijn, hoewel bij de
verschillende legerorganisatiën ook reeds modellen
van ambulante lijkovens zijn ingezonden, te
moeielijk vooruit te zien, dan dat men er op zou kun
nen rekenen. Te Metz lagen na 14, 16 en 18
Augustus 1870 niet minder dan 14,637 dooden ;
met lijkovens te rekenen op zulk een massa, en
die, uit de steden, achter het leger aan mede te
slepen, schijnt wel ondoenlijk en nutteloos.
Dr. Roehard's resuméis dus: De crematie,
zooals men haar op dit oogenblik toepast, met de
verbeterde toestellen en de voorzorgen waarmede
men haar omringt, biedt voor de hygiëne geen
bezwaren. Men heeft goed gedaan door haar toe
te staan en alle gelegenheid te geven aan degenen
die liever willen verbrand dan begraven worden;
maar het is niet te wenschon dat deze wijze van
vernietiging algemeen wordt en het begraven
vervangt. Vooral moet vermeden worden pressie
ten haren gunste uit te oefenen en van de
begrafenisquaestie eene partijzaak en een voorwendsel
om gevoelens te kwetsen, te maken.
Zonder bezwaar kan men de ovens bestemmen
voor het overschot der lieden die in hospitalen
sterven zonder eene voorkeur te hebben doen
blijken, wanneer zij door niemand opgeëischt wor
den. Het spaart ruimte op de kerkhoven.
Het verbranden van de lijken dergenen, die
aan besmettelijke ziekten gestorven waren, zou
wenschelijk zijn, wanneer de familie er in toe
stemde. Wat het toepassen der crematie bij
epidemieën betreft, zij is alleen mogelijk als de
sterfte zeer gering is; dan behoort dit geval onder
het vorige.
Het verbranden op de slagvelden zaly althans
zoolang de operatiën te velde duren, wel onmo
gelijk zijn."
ARIADNE.
Schets van EMIL PESCHKAU.
Het applaus wil maar niet ophouden. Dat is
geen klappen meer, dat is razen, tieren, geweld
maken met handen en voeten; telkens en telkens
weer moet het scherm opgaan' en de naam van
den maestro klinkt uit duizend kelen.
De naam is niet geheel en al onbekend in de
stad. Het is de naam van een man, die sedert
een menschenleeftijrl van huis naar huis wandelt en
de opgroeiende jutters met de geheimen van het
pianospel vertrouwd maakt. Heden echter is deze
naam een beroemde en gevierde geworden. De
zelfde naam, die slechts met een schouderophalen,
een spottend lachje genoemd werd, wanneer men niet
van lesgeven maar van componeeren sprak, zweelt
nu op ieders lippen, en daarbij glinsteren de oogen
en eerbied, vreugde en geestdrift zijn op aller
gelaat te lezen. Ongeloovig, spotziek en vol klein
geestige boosaardigheid, was men naar den schouw
burg gekomen. Toen volgde de eene verrassing
op de andere en spoedig was eene omkeering in
de stemming merkbaar. Nergens meer fluisteren,
glimlachen, ironisch knipoogen. Eerbiedig zwij
gen, ernstig toezien, hier en daar de uitdrukking
der levendigste verbazing. En dan het goedkeurend
mompelen, het klappen, en na het groote finale
van de eerste acte reeds een luid geroep om den
componist.
Doch eerst de tweede acte besliste de over
winning. Nu weet men dat de man, die voor
20 jaren een pijnlijke nederlaag geleden en sedert
2de Jaargang,
Schaakspel.
8 Juni 1890.
De twee volgende partijen werden gespeeld op
het pas gehouden congres der United states Chess
-association'' te St. Louis. De eerste prijs behaalde
Showalter (George town) de tweede W. H. K.
Pollock (Baltimore) de derde S. Lipschütz
(NewYork).
WEENER PARTIJ.
Pollock.
Zwart.
e7 e5
P.g8 f6
P.f 6 X e4
d7 d5
d5 X c4
L.c8 e6
Haller.
Wit.
l e2 e4
2 P.bl c3
3 L.fl c4
4 P.c3 X e4
5 D.dl h5
6 D.h5 x eöf
7 P.gl _ f3?
a3 schijnt ons een betere zet.
7 .... P.b8 c6
8 D.e5 14?
Door D.g3 had wit het uitspelen van den
tonings raadsheer zijner tegenpartij voor eenigen
tijd belet.
8 .... P.c6 b4
9 K.el dl
treurige noodzakelijkheid !
9 .... D.d8 - d7
10 T.hl el o o?o
11 b2 b3 c4 X b3
12 a2 X b3 PM X c2!
Volkomen juist! Wit mag het paard niet nemen,
wegens D.cG f 14 K dl L.b3 tl4K.b2D.b3t
13 T.al x a7 K.cS b8
14 p.f 3 _ e5 D.d7 b5
15 P.e4 c3 L.e6 X 1>3!
16 L.cl b2 P.c2 b4 t
17 K.dl cl D b5 X e5!
Wit verliest een stuk en daardoor de partij.
SPAANSCHE PARTIJ.
Showalter. Lipschütz.
Wit. Zwart.
l e2 e4 e7 e5
2 P.gl - f3 P.b8 c6
3 L.fl b5 d7 d(5
4 d2 d4 L.c8 d7
5 L.böX c6
Steinitz raadt D.eió aan.
5 .... Ld7 x c6
6 P.bl c3 e5 X '14
7 P.f3 x d4 L.cG d7
Zwart wil zijn beide loopers behouden, doch
blijft daardoor in de ontwikkeling ten achter.
D.d7 gevolgd door o o o lijkt ons raadzamer.
8 o o P.g8 f6
Wederom slechte strategie, g6 en L.g7 is in
deze verdediging het eerste waarvoor men zorgen
moet.
9 f2 f4 L.f8 e7
10 e4 e5 wit laat niet op zich wachten.
10 .... d6 X e5
11 f4 x eöP.f6 g4
Z\vart heeft geen enkele voldoende verdediging.
L.g4, 12 D.d3 >.d7, 13 I).g3 L hö. 14 D.g7 T.fb,
15 L.h6 of e6 en wit heeft een gewonnen spel.
12 e5 eö! L.<17 X e6
13 P.d4 X e6 D.clS X dl
14 P.eÖX c7t K.e8 d7
15 T.il X dit K.d7 X c7
IK P.c3?dot K.c7 d7
17 P.dó f6t K.d7 c7
18 L.cl f4f K.c7 c6
19 P.f6 X g4
hier kon zwart bijv. het spel opgeven!
19 f7 f6
20 T .dl d3 L e7 cót
?21 L.fl e3! L.cöX e:'t
22 P.g4Xe3 T.a8?d8
23 T.d3 c3t K.c6 b
24 P.c3 c4f K.b6 a6
25 T.al el! b7 b
26 T.el e7 g7 g6
27 'T.e7 c7üh7 hö?
en Wit goett mat in 5 zetten, nl. als volgt:
28 T.a3 t K.b5, 29 P,dot! T.dö, (op K.b4,
30 c3t) 30 c4 t K.b4, 31 T.b3 t K.ad lib.
32 T.a7f.
dien t\jd vergeefs aan de deuren der theaters
goklopt had, een kunstenaar van Gods genade is.
Nu weet men dat de arme pianomeester, die tot
nog toe slechts met de zorgen van het leven en
de verbitteringen van het miskendworden gekampt
had, een toekomst vol zonneschijn heeft. De zege
is erkend en telkens weder wordt de slanke grjjae
man teruggeroepen. Zijn gestalte wankelt, zyne
handen sidderen en zijn oogen zijn vol tranen.
Men kr\jgt den indruk alsof hij nauwelijks den
weg tot het tooneel zou vinden, wanneer de jeug
dige primadonna, de zangeres van de Ariadne,
hem niet als geleidster gediend had. En zij
schijnt het met dezelfde geestdrift te doen,
die onder de toehoorders heerscht. Hare wangen
blozen, hare oogen glinsteren en als de gevierde
de hand die hem geleidt aan zijn lippen brengen
wil, laat zij het niet toe, maar zy omvat de zijne
en drukt deze met beide handen aan hare borst.
En opnieuw jubelt het volk den kunstenaar
rollen de tranen langs de wangen de zangeres
ziet hem aan met een blik, die hem een lang
leven vol ontmoediging en ontbering vergeten doet,
als had hij uit een tooverbron gedronken. Hij k
weer jong, zooals voor twintig jaar de zege is
daar het geluk is veroverd l....
't Is lang na middernacht, het theater ligt stil
en eenzaam daar, maar het hotel aan den anderen
kant van het groote plein is helder verlicht. Daar
wordt de triomf nog gevierd en telkens weer knal
len de champagnekurken en telkens en telkens
weer klinkt de beroemd geworden naam in nieuwe
toasten.
In langen tyd was de directeur niet in zoo'n
goed humeur geweest. Zijn lippen glimlachen
voortdurend en zijn oogen stralen van tevreden
heid. Hij is zoo vergenoegd dat hij gaarne de
champagne bij stroomen naar beneden zou laten
regenen, wanneer hij niet wist dat men hem nog
liever opdronk. Dat is nu eens een succes. Maan
denlang in de toekomst volle zalen! En wat een
reclame! Over de geheele wereld zal zijn naam
genoemd worden als de ontdekker van een nieuw
talent. Wat zal Pollini jaloerschzijn!" Leve onze
componist." Men zou het niet gelooven hoe graag
een directeur onder sommige omstandigheden
iemand laat leven!
Maar niet alleen de directeur, de geheele we
reld was in vreugde. De zangers zijn vergenoegd
omdat zij dankbare ro len hebbeu. De kapelmeester
is vergenoegd omdat er nu in langen tijd geen
repetities zijn. De journalisten zijn vergenoegd
omdat zij nu naar hartelust kunnen prijzen.
En alle anderen zijn vergenoegd omdat de cham
pagne stroomt als bronwater. Ook de maestro zelf
schijnt in den hemel te zijn. Het geluk gloeit
hem op de wangen en straalt hem uit de oogen.
Hij zit naast de primadonna, de zangeres der
Ariadne, en wie de opgewonden gezichten van
beiden ziet, hun fluisteren, hun glimlachen, hun
blikken beschouwt, zou het eerst aan een verliefd
paar denken, als hij niet wist dat het meester en
apostel, componist en zangeres zijn, die door dea
avond van gemeenschappelijk succes zijn bijeen
gebracht.
Een nieuwe toast, opnieuw gejubel.
De maestro let er niet op, zijne oogen hangen
aan het bekoorlijke gezicht van zijn buurvrouw;
hij hoort slechts naar de zoete vleiende woorden
van baar lippen. Niet alleen de tijd van ontmoe
diging en ontbering is vergeten, ook het succes
ligt achter hem als een droom.
Wat hij ziet, is slechts de blik van liefde in
haar oogen en de lente komt over hem met haar
bedwelmende macht hij is weer jong als voor
twintig jaren en het geluk is veroverd het
eenige geluk dat bestaat."
En als hij zoo naar haar heerlijk bloeiend ge
laat kijkt, buigt zij zich plotseling tot hem neer
en legt haar lippen aan zijn oor. Zoo dicht dat
heur haar het zijne raakt, dat hij van genot hui
vert, als had hij een kus ontvangen De cham
pagnekurken knallen, nieuwe gelukwenschingen,
nieuw gejuich, maar hij hoort niets meer. Hij
hoort niets meer, dan dat eene wat zij hem zacht
doch ook juichend in het oor zegt
Het schemert reeds. Wankelend als een dronken
man, loopt de maestro door de stille straten. Ein
delijk staat hij stil. Het slot knarst, de deur opent
en sluit zich piepend. Dan gaat hij langzaam da
donkere trappen op.
Boven echter moet licht zijn. De trappen wor
den lichter en lichter en dan komt de laatste
kromming het portaal, ja daar staat eene lamp.
En bij haar schijnsel ziet men dat de kamerdeur
feestelijk opgesierd is.Bloemenkransen, dennengroen
en rozen zijn er omheen geslingerd en
daartusschen prijkt het opschrift Ariadne".
De maestro blijft staan en nu is zijn gelaat
strak en bleek als van een doodzieke ; in zijn oogen
ligt als een droeve tranenlooze nacht en om zijn
lippen trilt een bittere trek; Ariadne", mompelt
hij, Ariadne !"
Dan wordt de deur geopend, een vrouw treedt
er uit om hem te begroeten. Zij heeft tranen in
de oogen, maar haar gezicht straalt van vreugde.
l Dank, heb dank, juffrouw Leuthold", stamelt
j de maestro. Ik kan niet spreken ik moet rust
j hebben."
l Voor de deur van zijn kamer aangekomen, keert
hij zich echter nog eens om.
Juffrouw Leuthold," zegt bij, ik zal nu veel
geld krijgen. Voor mij komt het te laat maar
- uw jongen Frits zal studeeren; ik wil
voor hem zorgen."
De vrouw uit een kreet van vreugde, doch d»
maestro weert baar af, en dan verdwijnt hij in
zijn kamer, sluit de deur en schuift er den gren
del voor.
Daar ginds, achter de grauwe herfstachtige
heuvels, gaat juist de zon op en haar bleeke
glans valt in de nauwe kamer, als wil zij het
armoedige huisraad in sluiers hullen van louter
goud.
De maestro heeft daar geen bewondering voor;
hij ziet het niet. Hij zinkt op den stoel, die voor
de piano staat en bergt het hoofd in de handen.
En dan komt alles weer als een droom terug.
Niet het lange leven vol eenzamen ondankbaren