De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 8 juni pagina 6

8 juni 1890 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

w DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD YOÓR NEDERLAND. No. 676 Mbeid, de lange tijd die zyn baar grys heeft ge? maakt.-Eerst de tyd waarin het scheen alsof alles ZOU omkeeren. De tijd vol verwachting, spanning -en opgewondenheid van de repetities hoe zij hem dagelijks liever en liever werd en hoe dan leidere gedachte aan succes eigenlijk meer de ge dachte aan haar was. En dan de avond der opvoe ring hoe vol geestdrift zy was hoe zij zijn hand aan haar borst drukte hoe zy toen bij het neergelaten scherm weenend in zijne armen zonk. Wat hjj lang heeft gehoopt, wist hy' nu dat het niet alleen de belangstelling voor haar rol, Voor z\jn werk was, wat in haar leefde, dat ~haar hart zich geheel en al tot hem gewend had. Zoo droomt hij verder en nu trekt een wreede glimlach om zyne lippen. Hij hoort het knallen van de champagnekurken hij ziet in haar gloeiend gelaat haar van vreugde stralende neen, haar verliefde oogen. Hoe schoon is zij; hoe doortrilt hem nu het geluk, het eenige geluk dat er bestaat!" En nu buigt zij zich tot hem haar warme adem bedwelmt hem hare lippen raken zijn oor aan. En zoo fluistert zij hem het toe geheimzinnig glimlachend met een toon vol geluk als gaf zij hem het kostbaarste ge schenk van den avond. Gij moet de eerste zijn die het verneemt. He den vóór de voorstelling heb ik een brief van mijn verloofde, Luitenant von Berkow, ontvan gen zy'ne ouders stemmen toe uwe Ariadne ?wias de laatste rol, die ik als meisje heb ge zongen." De droom is ten einde. Hij weet dat hy grijze haren heeft en dat hy het eenige geluk, dat bestaat", niet meer verkrijgen zal. : Zoo zit hij met het hoofd in de handen tot in d«n laten morgen, tot alles blinkt en schittert van het goud der zon, tot vrouw Leuthold klopt en hu haar eindelijk de deur opent. En dan sluit hij met een hartstocht, die de goede vrouw zich niet kan verklaren, haren jon gen in zijne armen en kust hem keer op keer. Gij zult het beter hebben dan ik, Frits," zegt hjj dan met bevende stem; Gij moet het beter hebben En dan zijt gij nog jong! " DE KRANKZINNIGE VAN DE BENI-AYED. Mijnheer, geef me een stuiver als 't u blieft, bach neehri el Mióbz ')." Een wonderlijke verschijning rees voor ons op. De postmeester maakte een gebaar van afkeer, de kasteleines van de sociëteit ging haar bezem halen, en ik keek met nieuwsgierigheid toe. Wij zaten na een afmattenden sirocco-dag op het terras van de sociëteit, in het stadje C...., in het Zuiden van het departement Algiers, en wjj genoten, onze kragen losgeknoopt, de betrekkelyke frischheid, toen dit beroep op onze liefdadigheid ons van de kunstige combinatiën van een quadrillepartijtje afleidde. Mijnheer, geef me een stuiver, als 't u blieft, 6e.' mzia 2), om brood te koopen." De bedelares had woeste oogen, heel groot en heel zwart, een uitgeteerd gelaat, lippen, naar boven getrokken door een voortdurenden grijns die haar tanden tot aan het tandvleesch liet zien. Haar beenen. tot aan haar knieën bloot, waren in een pak onoogelijke vodden gewikkeld, die van achteren door het stof sleepten. Zij had aan den eenen voet een doorluchtigen schoen en aan den anderen een Arabisch muiltje. Het hoofd en de schouders werden door een ouden zak beschermd. Zij verspreidde die wilde dierenlucht, zoo eigen aan het Arabisch ras, die vol doende is om het te kenmerken en het onder honderdduizend te doen onderscheiden. De postmeester, die kiesch van reuk was, hield zjjn neusgaten dicht, de kasteleines hief haar be zem op en ik gaf twee stuivers aan de ongelukkige, ? Wier eentonig geklaag en haveloos uiterlijk mij hadden getroffen. Zij vertrok, op een langen olijftak leunende, en met haar voeten slepende en zij zeide op hakkelenden toon: -Dank u ...., Ali.... Saïd...., dank u, dank u!" Joodsche en Arabische straatjongens, die op het plein speelden, volgden haar nu schreeuwende en elkaar tegen haar aanwerpend. De geheele bende verdween om den hoek van eene straat. Dat is de krankzinnige van de Beni-Ayed," zeide de militaire tolk die op de vensterbank ?was komen leunen. Ze was hier in lang niet geweest." De tolk was een oude Algerijn, die het land uitmuntend kende. Zijne verhalen over de zeden en gewoonten der inboorlingen hadden ons dik wijls zeer veel belang ingeboezemd. Op ons ver zoek vertelde hij ons wat hij van de krankzin nige wist. Sadia ben Suoussi, zoo heet zij,was ongeveer der tig jaar geleden met een gegoed inboorling, van den stam der Beni-Ayed, getrouwd. Zij had twee zoontjes, Ali en Saïd, acht en zes jaar oud, toen de vreeselijke hongersnood van 1866 uitbrak. De sprinkhanen verslonden het te veld staand koren tot den grond toe, de Zuidenwind verbrandde alles wat zij gespaard hadden. De droogte verminderde het water der bronnen, eenigen droogden uit, allen werden vergiftigd door de sprinkhanen die er in verdronken en verrotten. Het vee stierf in menigte. Eene vreeselijke ellende heerschte weldra over het gansche land. De inboorlingen verlieten hunne stammen en kwamen in groote troepen om de dorpen en boerenwoningen zwerven, zij voedden zich met insecten, kruiden en wortels van boomen, en betwistten aan de honden den afval dien zij op de mesthoopen vonden. Dikwijls volgden zij de paarden, raapten het vuil op en voedden zich met de graankorrels die ongeschonden waren ge bleven. Als hun krachten waren uitgeput, wikkelden zij zich in hun burnous en gingen wanhopig en ge laten tegen den muur liggen om den dood af te wachten. Overal op het land, op de wegen trof men lijken aan, met armen en beenen als van skeletten en opgezwollen lichaam. Men groef groote kuilen, waar men ze inwierp, op een laag ongebluschte kalk. Vele konden niet begraven worden en werden de prooi der hyena's en jakhalzen, wier helsch «oncert men lederen nacht hoorde weerklinken. Deze dieren waren in groote menigte verschenen en bewezen groote diensten door de lyken te verslinden. Sadia's man was vertrokken en liet zyne vrouw, zijn twee zoons en een kleinen voorraaS graan achter, die zorgvuldig verborgen was. Hy is nooit terug gekomen; hij stierf ergens op weg aan ziekte of honger. Zyne vrouw wachtte hem te vergeefs en toen de voorraad gerst uitgeput was, toen de graankuil zijn laatsten korrel had teruggegeven, ging ze heen, haar kinderen achter zich aan sleepende, bedelend op de groote wegen en alle diensten be wijzend voor een stuk brood. Maar het brood was zeldzamer dan het goud. De uitgehongerde kinderen schreiden en klemden zich vast aan de verscheurde haïk van hun moeder, wier groote, ingezonken oogen de voorbijgangers deden omkeeren als'zij haar hand uitstrekte: Brood heeren, bel mzia, voor de kinderen!" Maar het medelijden zoo voortdurend inge roepen, geraakte ook uitgeput. De hulpmiddelen van het land waren ontoerei kend voor zooveel ellende, en op een morgen vond boer M. van H. op een veld Sadia liggen, die geen ander teeken van leven gaf, dan door eenige stuiptrekkingen. Naast haar lagen overblijfselen van beenderen en van kleeren; een kleine roode chachia. De hyena's hadden de lijken der kinderen onder de oogen der moeder verscheurd, die verbijsterd was van vermoeienis en honger en verlamd door den schrik. Sadia lag voorover met de armen wijd uitge strekt. Zij had het zand met hare nagels omgewroet en hare oogleden bewogen niet meer over den bol van haar oog, welks blik onrustbarend was. Door een dergelijk schouwspel werd de man nog bewogen. Hij liet de ongelukkige naar zijn huis brengen en legde haar op het stroo te slapen. Naast haar legde men een stuk gerstebrood. Toen ze weer tot zich zelve kwam, viel zij daar op aan, met de nagels vooruit, riep met een schorre stem: Ali! Saïd!", wachtte een oogenblik en verslond het toen gulzig. Dikke tranen vielen op het brood, dat ze als een prooi vastkneep. Men hield haar op de hoeve tot er betere dagen aanbraken. Ze was gek, sliep in een stal met de beesten en deod niemand kwaad; alleen zoodra men haar eten gaf, doolde ze overal rond, als een wild dier, riep haar kinderen en kroop dan weer in een hoek in elkander en weende stille tranen. Eens op een dag vertrok ze, en sedert meer dan twintig jaren loopt zij het land door, waar men haar overal ziet. Zij slaapt over dag en loopt vooral 's nachts. Dikwijls vindt men haar in het bosch, bij het opgaan der zon, dwars over den weg liggen slapen, zoo door vermoeienis ver lamd, dat ze het geluid der paarden niet hoort. De inboorlingen vertellen dat ze krankzinnig is geworden doordat men haar de hersens van een hyena heeft laten eten, maar haar krankzinnig heid dagteekent in werkelijkheid van het jaar van den grooten hongersnood." Acht dagen na dit verhaal, brak een paard van een spahi een poot, bij het springen over hinder nissen op het terrein der manoeuvres. Het dier werd neergeschoten. Ik liet het op eenige kilo meters van de stad brengen, diep in een groot begroeid ravijn, en ik zelf ging dien avond op de loer liggen om hyena's en andere nachtelijke roovers te schieten, die zeker zouden komen, om van het lijk feest te vieren. Ik was in een boschje van mastikboomen gaan zitten, op een tiental passen van het paard ai'. De nacht was lauw. De volle maan maakte dat ik even goed zien kon als over dag; millioenen sterren schitterden. Tegenover mij op den berg, door ceders bekroond, brandden er vuren onder de tenten. De wachthonden der douars huilden Rechts van mij, op eea honderd meter afstand, jankte een jakhals Anderen antwoordden hem. Het was op een oogen blik een heel concert van janken in alle tonen, alsof die dieren onder elkander raad hielden. Opeens werd alles stil. Eenige minuten later zag ik ze om het doode paard heenzwerven, omzichtig snuffelend, toen tastten ze hun maal aan met een geknor van voldoening, klapten met hun tanden, en kibbelden met elkander. Ik bewaarde mijn kruit voor de hyena's. Zij komen later uit hun holen dan de jakhalzen, en ik wilde ze niet afschrikken door los te branden. Tusschen elf en twaalf uur weken de oleanders aan den overkant zacht uiteen. Een paar ge streepte hyena's kwamen eruit en gingen recht op het paard af. Met eenige beten, rechts en links, verdreven ze de jakhalzen en wroetten toen in de ingewanden van het doode beest. Zij knarsten met de tanden, grinnekten, en drongen zoo diep in het binnenste door, dat hun koppen er bijna in verdwenen. Ik haastte mij niet met te schieten, ik amu seerde mij in het schouwspel van hun vraatzucht, ofschoon het terugstootend was. De jakhalzen, op hun achterpooten zittende, wachtten op eerbie digen afstand om hun festijn te hervatten, tot de hyena's het hunne hadden geëindigd. Eensklaps verdwenen ze, met de ooren omlaag tegen den kop gedrukt en den staart tusschen de pooten. Terzelfder tijd hoorde ik iets, als het ge luid van haastig loopen tusschen de struiken. Een menschelijk wezen verscheen. Het was Sadia, de krankzinnige van de Beni-Ayed. Toen ze de hyena's bemerkte, stond ze stil, greep met beide handen haar olijfstok, dien ze boven haar hoofd ophief, en sloop toen zachtjes vooruit, alsof ze gleed, met het hoofd vooruit ge bogen, gereed om toe te slaan. Een hongerige hyena verlaat moeilijk zijne prooi; die, welke de krankzinnige in hun maal stoorde, bleven stand houden, lieten haar de reusachtige tanden zien, afschuwelijk en met bloed bevlekt, tot aan de oogen. Sadia liet haar stok neerkomen. De vuile dieren weken uit den weg, grinnikend, te laf om aan te vallen; te uitgehongerd om te vluchten. De krankzinnige, met oogen die van woesten gloed schitterden, wierp hun scheldwoorden in de Arabische taal naar het hoofd: achteruit,duivelgebroedsel! Dat Allah u vervloeke ! u in de hel laat braden! achteruit l" en ze deelde hier en daar rechts en links om zich heen slagen uit, die de hyena's ontweken, terwijl ze aldoor hun mach tig gebit lieten klepperen. Ik bleef onbewegelijk, verbijsterd door het vreemde van dit fantastische schouwspel. Eindelijk, door het schelle gillen van de krank zinnige verschrikt, besloten de hyena's af te trek ken, en verdwenen weer, niet zonder menig protest, in hun boschjes. Toen knielde Sadia neer bij het lijk van het paard en uitte een hartverscheurenden kreet: Mijne kinderen, mijne kinderen!" Ze riep drie keer op verschillenden toon: Ali! Saïd!" luis terde en toen niets antwoord gaf, begon ze hevig te schreien. Haar snikken, gelijkende op de kreten van een dier dat gewurgd wordt, deden hare ellendige lom pen van kleeren schudden en ik gevoelde me door een oneindig medelijden doordrongen voor de grootheid van deze moederlijke wanhoop, die nog zoo levendig was na het verloopen van zoovele jaren. Ik ging zonder gedruisch te maken heen. Den volgenden morgen had de krankzinnige het land verlaten. Ik heb haar nooit weêrgezien. *) Om brood te koopen. 2) Als aalmoes. VOOR DAMES. Vernissage. Mode. Haagsclie Koorschool. Volkskeuken, DamesLeesmuseum. Ameublementen. In plaats van n salon, zijn er, gelijk men weet, nu twee te Parijs, de een, de oude, in het Palais de ITndustrie aan de Champs-Elysées, de ander in een overgebleven deel van het Tentoonstellings gebouw op het Champ de Mars. Het gevolg is, dat iedere salon zijn vernissage-A&g heeft gehad, en men weet dat die «ernissage-dagen als tentoon stelling der zomermodcs dienen. Beide salons waren even druk bezocht als anders ieder afzon derlijk, maar de vernissage-da.g, waarop in 't geheel niet gevernist wordt, op het Champ de Mars vertoonde veel eleganter toiletten. Onder de zestienduizend bezoekers die den escalier d'lionneur opkwamen, behoorde het tout-Paris van alle rangen ; men dacht bij het zien van de eindelooze reeks equipages aan den galadag waar mede verleden jaar om dezen tijd de tentoon stelling geopend werd. De indruk, dien de modetoiletten maakten, had evenals andere jaren iets zeer karakteristieks, maar ondanks den smaak er aan besteed, iets meer elegants dan gedistingeerds. De zorg om vooral artistiek te zijn, gaf aan vele van de schitterende toiletten iets tlieatraals, genre cabotin, te opzichtig 3n te schilderachtig voor femmes du monde. Het opmerkelijkste was, dat de talrijke actrices hierin het minst uitblonken; zij houden te goed het on derscheid tusschen de optique du théatre en de verhoudingen der gewone wereld in het oog. Sarah Bernhardt's toilet was uiterst smaakvol; het werd beschouwd als het gedistingeerdste van den salon. Zij droeg een grooten mantel van zwarte kant, in den vorm van een japon, met grooten kraag. Hij was geheel in accordeonplooien gelegd, en de kraag werd gevormd door twee volants over elkaar, die zich zeer hoog, als mouwen, vast aan het: borststuk aansloten. Dit laatste was met lichteviolettes de Parme en licht groen geborduurd. Onder den mantelkraag bemerkte men de mouwen,_ naar den pols nauw toeloopend; bij het bewegen zag men aan den elleboog eene lila zijden stof doorschemeren. De enorm hooge opstaande kraag had een rand van vioolblauwe struisveeren, die zich van voren, als een boa, tot aan den onder rand van het kleed verlengden. Daarbij een hoedvan witte point d'Alenfon, die van voren een weinig omhooggeslagen, een touffe van viooltjes droeg. De bol geheel bedekt met viooltjes, om wonden met een smal zwart fluweelen lintje, van boven toegestrikt; cache-peigne Théodora. Overigens was in de mode van het voorjaar reeds weer menige wijziging te erkennen. De kleine hoedjes worden weer eer grooter dan kleiner ; de al te hooge mouwen nemen een weinig af.* de bloementuinen op de hoeden worden een weinig bescheidener; hier en daar vertoonen zich de veereu weer. De slepen, die drie maanden geduurd hebben, worden door velen weer afgeschaft; men vindt het te lastig, of een rand straatvuil mee naar huis te brengen, of' ze op te nemen. Toch blijven de groote firma's ze nog aanbevelen, alware het alleen om hunne klanten te onderschei den van die der Blindere magazijnen, die tegea een vuil trottoir óf' een bedorven japon moeten opzien. * * * Een raad die door een der modekroniekschrijfsters aan de dames gegeven wordt, is toch vooral niet te veel japonnen te koopen. Wie plan heeft op vier japonnen 's jaars, neme er vier achter elkaar, en drage op, wat zij pas gekocht heeft. De mode wisselt zoo snel; frischheid is zulk een. gewaardeerde eigenschap; de modestoffen worden zoo spoedig als soldes en occasions voor een spot prijs opgeruimd, dat men een kostbaar kleed, dat weinige maanden oud is, toch niet met pleizier meer draagt. Er komt bij, dat de lichte kleuren aan de orde van den dag zijn; ieder kan zich dua herinneren wat men gehad heeft. Vooral de modekleur blauw valt terstond in het oog; blauw foulard met zwart is uiterst gedistingeerd, maar zal dat niet lang blijven. In den vorm is nog niet veel verandering. Hier en daar kleine paniers, als variatie op den rechten rok. De mouwen, zooals Sarah Bernhardt reeds in 'fosca, droeg, nauw aan de pols, en dan tot op de helft van de hand een weinig wijder uitloopend. Men draagt dan geen armbanden, maar des te meer ringen; sommige dames bedekken er de halve vingers mede. In tea-gowns en robes d'intérieur is iets nieuws ingevoerd, dat een twintigtal jaren geleden ook gedragen werd. Het zijn wijde af hangende mouwen, van Oostersch model, zoo kort, dat de arm tot aan de binnenzijde van den elleboog zichtbaar wordt, een zeer gunstige dracht voor wie mooie armen heeft. Zij kwamen in deze combinatie voor: mouwen en onderkleed van zeer licht rose erêpe de Chine, met goudborduursel rondom het décolletéen tot onderaan het kleed ; ds mouwen met gouddraad gefestonneerd, gordel van goudkant. Daarover een robe princesse van Japansche zijde, bleu du Nilt met een bloempatroon gebrocheerd; van voren geopend en zonder mouwen; het crêpe de Chine op de borst met een kostbare agrafe in plooien bijeengenomen. Dezelfde rose mouwen voldeden ook goed aan een costuum van wit tulle grec met appliquévan pompadourbloemen ; de plooien vau den rok waren op de beide heupen met rose en zwart passement opgenomen. * * * De Haagsche Kookschool hield de vorige week in den grooten lommerrijken tuin van het gebouw. Stille Veerkade 20, een tentoonstelling van schotels" en bazar. Reeds vooruit hadden de Haagscho bladen de bewoners der residentie tot bezoek opgewekt (het Dagblad van Z.-ïL. en 's Gi\ onder eenig protest tegen de kookschool in 't algemeen, omdat de eenige goede onderwyzeres in het koken voor een meisje hare moeder is") en het publiek is dan ook in grooten getale opge komen. Het heeft zich niet te beklagen gehad, want alles was, naar gemeld wordt, uitstekend. In twee tenten waren de lekkernijen, waarmede de kookschool hare reputatie zou ophouden L pasteien, gebraad, visch, mayonnaises, aspics, groenten, vooral velerlei gebak, taarten, mac doines, geleien enz. uitgestald ; in de eene tent die welke de leerlingen zelve alleen vervaardigd hadden als bewijs van haar vorderingen, in deandere die welke op de kookschool onder directie der leeraressen waren toebereid, alles natuurlijk vau de beste ingrediënten en met de meeste zorg; van al deze delicatessen kon men porties bekomen of ook een déjeuner a prix fixe bestellen. De In het bijgaand eindspel onlangs door Dr. Neustade te Praag vervaardigd, heeft wit slechts ne enkele zet om remise te houden. ZWART f a b c d e WIT Wit: koning g2 pion f3. Zwart: koning d8 pion e5 en g5. Wij raden alle schakers aan, hunne krachten aan dit hoogst eigenaardige eindspel te beproeven. De oplossing geven wij later, onder vermelding der namen van hen die er in geslaagd zijn het remise te bewijzen. Spoedig hopen wij een serie meesterwerken der hedendaagschc probleemdichters het licht te doen zien, waaronder zullen voorkomen, de algemeen voor best verklaarde problemen van meesters als Lloyd, Klett, Berger en de Hongaarsche school. Allen, die aan onze oproeping van 25 dezer ge hoor wensclien te geven, en als persoonlijke leden tegen betaling van /'2.50 of met anderen te zamen, een schaakclub vormende tegen /' 1.?per lid, tot den Nederl. Schaakbond van plan zijn toe te treden, raden wij aan, zich schriftelijk om inlich- j tingen te wenden tot den secretaris van den bond i Jhr. A. E. van Foreest. Prinsengracht 208 alhier, j Wij hopen dat in alle steden van ons land, zich ' afdeelingen zullen vormen, zoodat de jaarlijksche wedstrijden niet langer uitsluitend in N.- en Z.-Holland behoeven plaats te vinden. Steden als Arnhem, Nijmegen en Zutfen zijn bij uitstek voor dit doel gei-chikt. Voor alle deelnemers zou het een welkome gedachte zijn, na een lange en hard nekkige tournooipartij, zich door een frischo wan deling in mooie natuur te kunnen verkwikken. In de afgeloopen week had de jaarlijksche match plaats tusschen de British Chess-Club te Londen, en Cercle des Echecs te Parijs in laatstgenoemde stad. De Fransche schaakbladen zijn vol bewondering over den grooten onderne mingsgeest, van de Engelsche schakers voor wie geen afstanden schijnen te bestaan, als het geldt de schaakroern van hun land hoog te houden. De Engeïsche spelers werden op de incest gastvrije wijze door de Cerclo" ontvangen, die hen een prachtig diner aanbood. De match werd door de Parijzenaars gewonnen, die zich bereid hebben verklaard het volgend jaar, de beleefdheid door een tegenbezoek aan de British Chess-Club tebeantwoorden. Wij Hollanders, konden zonder schade iets van dien ondernemingsgeest overnemen, en b.v. een begin maken door matches tusschen de clubs der grootste steden van ons land. of tusschen geheele provinciën te organiseeren. Maar een dergelijke onderneming zou een weinig tijd en .... geld kosten en dat reeds is voldoende ons schrik aan te jagen en de zaak maar blauw blauw te laten ! Wanneer zal hierin verandering komen? OPLOSSINGEN. Probleem No. 24 van E. N. Frankenstein te London. Wit. Zwart. l cl bl go X »l 2 d6 f7 f o5 f5 3 a'2 X W f met varianten. No. 25 van A. Bolus. l al a7 e4 e5 2 d4 f5 onversch. 3 a7 geeft met varianten. No. 26 van S. Jespersen. l g2 f3 g4 X « 2 e4 g5 mat met varianten. Goede oplossingen ontvingen wij van H. M. da C. en II. P., alhier. W. v. H. te Delft.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl