Historisch Archief 1877-1940
w
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD YOÓR NEDERLAND.
No. 676
Mbeid, de lange tijd die zyn baar grys heeft
ge? maakt.-Eerst de tyd waarin het scheen alsof alles
ZOU omkeeren. De tijd vol verwachting, spanning
-en opgewondenheid van de repetities hoe zij
hem dagelijks liever en liever werd en hoe dan
leidere gedachte aan succes eigenlijk meer de ge
dachte aan haar was. En dan de avond der opvoe
ring hoe vol geestdrift zy was hoe zij zijn
hand aan haar borst drukte hoe zy toen bij het
neergelaten scherm weenend in zijne armen zonk.
Wat hjj lang heeft gehoopt, wist hy' nu dat
het niet alleen de belangstelling voor haar rol,
Voor z\jn werk was, wat in haar leefde, dat
~haar hart zich geheel en al tot hem gewend had.
Zoo droomt hij verder en nu trekt een wreede
glimlach om zyne lippen. Hij hoort het knallen
van de champagnekurken hij ziet in haar
gloeiend gelaat haar van vreugde stralende
neen, haar verliefde oogen. Hoe schoon is zij; hoe
doortrilt hem nu het geluk, het eenige geluk
dat er bestaat!" En nu buigt zij zich tot hem
haar warme adem bedwelmt hem hare lippen
raken zijn oor aan. En zoo fluistert zij hem het
toe geheimzinnig glimlachend met een toon
vol geluk als gaf zij hem het kostbaarste ge
schenk van den avond.
Gij moet de eerste zijn die het verneemt. He
den vóór de voorstelling heb ik een brief van
mijn verloofde, Luitenant von Berkow, ontvan
gen zy'ne ouders stemmen toe uwe Ariadne
?wias de laatste rol, die ik als meisje heb ge
zongen."
De droom is ten einde. Hij weet dat hy grijze
haren heeft en dat hy het eenige geluk, dat
bestaat", niet meer verkrijgen zal.
: Zoo zit hij met het hoofd in de handen tot in
d«n laten morgen, tot alles blinkt en schittert
van het goud der zon, tot vrouw Leuthold klopt
en hu haar eindelijk de deur opent.
En dan sluit hij met een hartstocht, die de
goede vrouw zich niet kan verklaren, haren jon
gen in zijne armen en kust hem keer op keer.
Gij zult het beter hebben dan ik, Frits," zegt
hjj dan met bevende stem; Gij moet het beter
hebben En dan zijt gij nog jong! "
DE KRANKZINNIGE VAN DE BENI-AYED.
Mijnheer, geef me een stuiver als 't u blieft,
bach neehri el Mióbz ')."
Een wonderlijke verschijning rees voor ons op.
De postmeester maakte een gebaar van afkeer,
de kasteleines van de sociëteit ging haar bezem
halen, en ik keek met nieuwsgierigheid toe.
Wij zaten na een afmattenden sirocco-dag op
het terras van de sociëteit, in het stadje C....,
in het Zuiden van het departement Algiers, en
wjj genoten, onze kragen losgeknoopt, de
betrekkelyke frischheid, toen dit beroep op onze
liefdadigheid ons van de kunstige combinatiën
van een quadrillepartijtje afleidde.
Mijnheer, geef me een stuiver, als 't u blieft,
6e.' mzia 2), om brood te koopen."
De bedelares had woeste oogen, heel groot en
heel zwart, een uitgeteerd gelaat, lippen, naar
boven getrokken door een voortdurenden grijns
die haar tanden tot aan het tandvleesch liet zien.
Haar beenen. tot aan haar knieën bloot, waren in
een pak onoogelijke vodden gewikkeld, die van
achteren door het stof sleepten.
Zij had aan den eenen voet een doorluchtigen
schoen en aan den anderen een Arabisch muiltje.
Het hoofd en de schouders werden door een ouden
zak beschermd. Zij verspreidde die wilde
dierenlucht, zoo eigen aan het Arabisch ras, die vol
doende is om het te kenmerken en het onder
honderdduizend te doen onderscheiden.
De postmeester, die kiesch van reuk was, hield
zjjn neusgaten dicht, de kasteleines hief haar be
zem op en ik gaf twee stuivers aan de ongelukkige,
? Wier eentonig geklaag en haveloos uiterlijk mij
hadden getroffen.
Zij vertrok, op een langen olijftak leunende,
en met haar voeten slepende en zij zeide op
hakkelenden toon: -Dank u ...., Ali.... Saïd....,
dank u, dank u!"
Joodsche en Arabische straatjongens, die op het
plein speelden, volgden haar nu schreeuwende en
elkaar tegen haar aanwerpend. De geheele bende
verdween om den hoek van eene straat.
Dat is de krankzinnige van de Beni-Ayed,"
zeide de militaire tolk die op de vensterbank
?was komen leunen. Ze was hier in lang niet
geweest."
De tolk was een oude Algerijn, die het land
uitmuntend kende. Zijne verhalen over de zeden
en gewoonten der inboorlingen hadden ons dik
wijls zeer veel belang ingeboezemd. Op ons ver
zoek vertelde hij ons wat hij van de krankzin
nige wist.
Sadia ben Suoussi, zoo heet zij,was ongeveer der
tig jaar geleden met een gegoed inboorling, van den
stam der Beni-Ayed, getrouwd. Zij had twee
zoontjes, Ali en Saïd, acht en zes jaar oud, toen
de vreeselijke hongersnood van 1866 uitbrak. De
sprinkhanen verslonden het te veld staand koren
tot den grond toe, de Zuidenwind verbrandde alles
wat zij gespaard hadden. De droogte verminderde
het water der bronnen, eenigen droogden uit, allen
werden vergiftigd door de sprinkhanen die er in
verdronken en verrotten. Het vee stierf in menigte.
Eene vreeselijke ellende heerschte weldra over
het gansche land. De inboorlingen verlieten hunne
stammen en kwamen in groote troepen om de
dorpen en boerenwoningen zwerven, zij voedden
zich met insecten, kruiden en wortels van boomen,
en betwistten aan de honden den afval dien zij
op de mesthoopen vonden. Dikwijls volgden zij
de paarden, raapten het vuil op en voedden zich
met de graankorrels die ongeschonden waren ge
bleven.
Als hun krachten waren uitgeput, wikkelden zij
zich in hun burnous en gingen wanhopig en ge
laten tegen den muur liggen om den dood af te
wachten. Overal op het land, op de wegen trof
men lijken aan, met armen en beenen als van
skeletten en opgezwollen lichaam. Men groef
groote kuilen, waar men ze inwierp, op een laag
ongebluschte kalk.
Vele konden niet begraven worden en werden
de prooi der hyena's en jakhalzen, wier helsch
«oncert men lederen nacht hoorde weerklinken.
Deze dieren waren in groote menigte verschenen
en bewezen groote diensten door de lyken te
verslinden.
Sadia's man was vertrokken en liet zyne vrouw,
zijn twee zoons en een kleinen voorraaS graan
achter, die zorgvuldig verborgen was. Hy is nooit
terug gekomen; hij stierf ergens op weg aan ziekte
of honger.
Zyne vrouw wachtte hem te vergeefs en toen
de voorraad gerst uitgeput was, toen de
graankuil zijn laatsten korrel had teruggegeven, ging
ze heen, haar kinderen achter zich aan sleepende,
bedelend op de groote wegen en alle diensten be
wijzend voor een stuk brood. Maar het brood
was zeldzamer dan het goud. De uitgehongerde
kinderen schreiden en klemden zich vast aan de
verscheurde haïk van hun moeder, wier groote,
ingezonken oogen de voorbijgangers deden
omkeeren als'zij haar hand uitstrekte: Brood heeren,
bel mzia, voor de kinderen!"
Maar het medelijden zoo voortdurend inge
roepen, geraakte ook uitgeput.
De hulpmiddelen van het land waren ontoerei
kend voor zooveel ellende, en op een morgen vond
boer M. van H. op een veld Sadia liggen, die
geen ander teeken van leven gaf, dan door eenige
stuiptrekkingen.
Naast haar lagen overblijfselen van beenderen
en van kleeren; een kleine roode chachia.
De hyena's hadden de lijken der kinderen onder
de oogen der moeder verscheurd, die verbijsterd
was van vermoeienis en honger en verlamd door
den schrik.
Sadia lag voorover met de armen wijd uitge
strekt. Zij had het zand met hare nagels
omgewroet en hare oogleden bewogen niet meer over
den bol van haar oog, welks blik onrustbarend
was. Door een dergelijk schouwspel werd de man
nog bewogen. Hij liet de ongelukkige naar zijn
huis brengen en legde haar op het stroo te slapen.
Naast haar legde men een stuk gerstebrood.
Toen ze weer tot zich zelve kwam, viel zij daar
op aan, met de nagels vooruit, riep met een schorre
stem: Ali! Saïd!", wachtte een oogenblik en
verslond het toen gulzig. Dikke tranen vielen op
het brood, dat ze als een prooi vastkneep.
Men hield haar op de hoeve tot er betere dagen
aanbraken. Ze was gek, sliep in een stal met de
beesten en deod niemand kwaad; alleen zoodra
men haar eten gaf, doolde ze overal rond, als een
wild dier, riep haar kinderen en kroop dan weer
in een hoek in elkander en weende stille tranen.
Eens op een dag vertrok ze, en sedert meer
dan twintig jaren loopt zij het land door, waar
men haar overal ziet. Zij slaapt over dag en
loopt vooral 's nachts. Dikwijls vindt men haar
in het bosch, bij het opgaan der zon, dwars over
den weg liggen slapen, zoo door vermoeienis ver
lamd, dat ze het geluid der paarden niet hoort.
De inboorlingen vertellen dat ze krankzinnig is
geworden doordat men haar de hersens van een
hyena heeft laten eten, maar haar krankzinnig
heid dagteekent in werkelijkheid van het jaar van
den grooten hongersnood."
Acht dagen na dit verhaal, brak een paard van
een spahi een poot, bij het springen over hinder
nissen op het terrein der manoeuvres. Het dier
werd neergeschoten. Ik liet het op eenige kilo
meters van de stad brengen, diep in een groot
begroeid ravijn, en ik zelf ging dien avond op de
loer liggen om hyena's en andere nachtelijke
roovers te schieten, die zeker zouden komen, om van
het lijk feest te vieren.
Ik was in een boschje van mastikboomen gaan
zitten, op een tiental passen van het paard ai'. De
nacht was lauw. De volle maan maakte dat ik even
goed zien kon als over dag; millioenen sterren
schitterden. Tegenover mij op den berg, door ceders
bekroond, brandden er vuren onder de tenten. De
wachthonden der douars huilden Rechts van mij,
op eea honderd meter afstand, jankte een jakhals
Anderen antwoordden hem. Het was op een oogen
blik een heel concert van janken in alle tonen,
alsof die dieren onder elkander raad hielden.
Opeens werd alles stil. Eenige minuten later zag
ik ze om het doode paard heenzwerven, omzichtig
snuffelend, toen tastten ze hun maal aan met een
geknor van voldoening, klapten met hun tanden,
en kibbelden met elkander.
Ik bewaarde mijn kruit voor de hyena's. Zij
komen later uit hun holen dan de jakhalzen, en
ik wilde ze niet afschrikken door los te branden.
Tusschen elf en twaalf uur weken de oleanders
aan den overkant zacht uiteen. Een paar ge
streepte hyena's kwamen eruit en gingen recht
op het paard af. Met eenige beten, rechts en
links, verdreven ze de jakhalzen en wroetten toen
in de ingewanden van het doode beest. Zij knarsten
met de tanden, grinnekten, en drongen zoo diep
in het binnenste door, dat hun koppen er bijna
in verdwenen.
Ik haastte mij niet met te schieten, ik amu
seerde mij in het schouwspel van hun vraatzucht,
ofschoon het terugstootend was. De jakhalzen, op
hun achterpooten zittende, wachtten op eerbie
digen afstand om hun festijn te hervatten, tot de
hyena's het hunne hadden geëindigd.
Eensklaps verdwenen ze, met de ooren omlaag
tegen den kop gedrukt en den staart tusschen de
pooten. Terzelfder tijd hoorde ik iets, als het ge
luid van haastig loopen tusschen de struiken. Een
menschelijk wezen verscheen. Het was Sadia, de
krankzinnige van de Beni-Ayed.
Toen ze de hyena's bemerkte, stond ze stil,
greep met beide handen haar olijfstok, dien ze
boven haar hoofd ophief, en sloop toen zachtjes
vooruit, alsof ze gleed, met het hoofd vooruit ge
bogen, gereed om toe te slaan.
Een hongerige hyena verlaat moeilijk zijne prooi;
die, welke de krankzinnige in hun maal stoorde,
bleven stand houden, lieten haar de reusachtige
tanden zien, afschuwelijk en met bloed bevlekt,
tot aan de oogen. Sadia liet haar stok neerkomen.
De vuile dieren weken uit den weg, grinnikend,
te laf om aan te vallen; te uitgehongerd om te
vluchten.
De krankzinnige, met oogen die van woesten
gloed schitterden, wierp hun scheldwoorden in de
Arabische taal naar het hoofd:
achteruit,duivelgebroedsel! Dat Allah u vervloeke ! u in de hel
laat braden! achteruit l" en ze deelde hier en
daar rechts en links om zich heen slagen uit, die
de hyena's ontweken, terwijl ze aldoor hun mach
tig gebit lieten klepperen. Ik bleef onbewegelijk,
verbijsterd door het vreemde van dit fantastische
schouwspel.
Eindelijk, door het schelle gillen van de krank
zinnige verschrikt, besloten de hyena's af te trek
ken, en verdwenen weer, niet zonder menig protest,
in hun boschjes.
Toen knielde Sadia neer bij het lijk van het
paard en uitte een hartverscheurenden kreet:
Mijne kinderen, mijne kinderen!" Ze riep drie
keer op verschillenden toon: Ali! Saïd!" luis
terde en toen niets antwoord gaf, begon ze hevig
te schreien.
Haar snikken, gelijkende op de kreten van een
dier dat gewurgd wordt, deden hare ellendige lom
pen van kleeren schudden en ik gevoelde me door
een oneindig medelijden doordrongen voor de
grootheid van deze moederlijke wanhoop, die nog
zoo levendig was na het verloopen van zoovele
jaren. Ik ging zonder gedruisch te maken heen.
Den volgenden morgen had de krankzinnige
het land verlaten. Ik heb haar nooit weêrgezien.
*) Om brood te koopen.
2) Als aalmoes.
VOOR DAMES.
Vernissage. Mode. Haagsclie
Koorschool. Volkskeuken,
DamesLeesmuseum. Ameublementen.
In plaats van n salon, zijn er, gelijk men weet,
nu twee te Parijs, de een, de oude, in het Palais
de ITndustrie aan de Champs-Elysées, de ander
in een overgebleven deel van het Tentoonstellings
gebouw op het Champ de Mars. Het gevolg is,
dat iedere salon zijn vernissage-A&g heeft gehad,
en men weet dat die «ernissage-dagen als tentoon
stelling der zomermodcs dienen. Beide salons
waren even druk bezocht als anders ieder afzon
derlijk, maar de vernissage-da.g, waarop in
't geheel niet gevernist wordt, op het Champ
de Mars vertoonde veel eleganter toiletten. Onder
de zestienduizend bezoekers die den escalier
d'lionneur opkwamen, behoorde het tout-Paris
van alle rangen ; men dacht bij het zien van de
eindelooze reeks equipages aan den galadag waar
mede verleden jaar om dezen tijd de tentoon
stelling geopend werd.
De indruk, dien de modetoiletten maakten, had
evenals andere jaren iets zeer karakteristieks,
maar ondanks den smaak er aan besteed, iets
meer elegants dan gedistingeerds. De zorg om vooral
artistiek te zijn, gaf aan vele van de schitterende
toiletten iets tlieatraals, genre cabotin, te opzichtig
3n te schilderachtig voor femmes du monde. Het
opmerkelijkste was, dat de talrijke actrices hierin
het minst uitblonken; zij houden te goed het on
derscheid tusschen de optique du théatre en de
verhoudingen der gewone wereld in het oog. Sarah
Bernhardt's toilet was uiterst smaakvol; het werd
beschouwd als het gedistingeerdste van den salon.
Zij droeg een grooten mantel van zwarte kant,
in den vorm van een japon, met grooten kraag.
Hij was geheel in accordeonplooien gelegd, en de
kraag werd gevormd door twee volants over elkaar,
die zich zeer hoog, als mouwen, vast aan het:
borststuk aansloten. Dit laatste was met
lichteviolettes de Parme en licht groen geborduurd.
Onder den mantelkraag bemerkte men de mouwen,_
naar den pols nauw toeloopend; bij het bewegen
zag men aan den elleboog eene lila zijden stof
doorschemeren. De enorm hooge opstaande kraag
had een rand van vioolblauwe struisveeren, die
zich van voren, als een boa, tot aan den onder
rand van het kleed verlengden. Daarbij een
hoedvan witte point d'Alenfon, die van voren een
weinig omhooggeslagen, een touffe van viooltjes
droeg. De bol geheel bedekt met viooltjes, om
wonden met een smal zwart fluweelen lintje, van
boven toegestrikt; cache-peigne Théodora.
Overigens was in de mode van het voorjaar
reeds weer menige wijziging te erkennen. De
kleine hoedjes worden weer eer grooter dan kleiner ;
de al te hooge mouwen nemen een weinig af.*
de bloementuinen op de hoeden worden een weinig
bescheidener; hier en daar vertoonen zich de
veereu weer. De slepen, die drie maanden geduurd
hebben, worden door velen weer afgeschaft; men
vindt het te lastig, of een rand straatvuil mee
naar huis te brengen, of' ze op te nemen. Toch
blijven de groote firma's ze nog aanbevelen,
alware het alleen om hunne klanten te onderschei
den van die der Blindere magazijnen, die tegea
een vuil trottoir óf' een bedorven japon moeten
opzien.
* *
*
Een raad die door een der
modekroniekschrijfsters aan de dames gegeven wordt, is toch vooral
niet te veel japonnen te koopen. Wie plan heeft
op vier japonnen 's jaars, neme er vier achter
elkaar, en drage op, wat zij pas gekocht heeft.
De mode wisselt zoo snel; frischheid is zulk een.
gewaardeerde eigenschap; de modestoffen worden
zoo spoedig als soldes en occasions voor een spot
prijs opgeruimd, dat men een kostbaar kleed, dat
weinige maanden oud is, toch niet met pleizier
meer draagt. Er komt bij, dat de lichte kleuren
aan de orde van den dag zijn; ieder kan zich dua
herinneren wat men gehad heeft. Vooral de
modekleur blauw valt terstond in het oog; blauw foulard
met zwart is uiterst gedistingeerd, maar zal dat
niet lang blijven.
In den vorm is nog niet veel verandering. Hier
en daar kleine paniers, als variatie op den rechten
rok. De mouwen, zooals Sarah Bernhardt reeds in
'fosca, droeg, nauw aan de pols, en dan tot op
de helft van de hand een weinig wijder uitloopend.
Men draagt dan geen armbanden, maar des te
meer ringen; sommige dames bedekken er de
halve vingers mede.
In tea-gowns en robes d'intérieur is iets nieuws
ingevoerd, dat een twintigtal jaren geleden ook
gedragen werd. Het zijn wijde af hangende mouwen,
van Oostersch model, zoo kort, dat de arm tot aan
de binnenzijde van den elleboog zichtbaar wordt,
een zeer gunstige dracht voor wie mooie armen heeft.
Zij kwamen in deze combinatie voor: mouwen en
onderkleed van zeer licht rose erêpe de Chine,
met goudborduursel rondom het décolletéen tot
onderaan het kleed ; ds mouwen met gouddraad
gefestonneerd, gordel van goudkant. Daarover een
robe princesse van Japansche zijde, bleu du Nilt
met een bloempatroon gebrocheerd; van voren
geopend en zonder mouwen; het crêpe de Chine
op de borst met een kostbare agrafe in plooien
bijeengenomen. Dezelfde rose mouwen voldeden
ook goed aan een costuum van wit tulle grec met
appliquévan pompadourbloemen ; de plooien vau
den rok waren op de beide heupen met rose en
zwart passement opgenomen.
*
* *
De Haagsche Kookschool hield de vorige week
in den grooten lommerrijken tuin van het gebouw.
Stille Veerkade 20, een tentoonstelling van
schotels" en bazar. Reeds vooruit hadden de
Haagscho bladen de bewoners der residentie tot
bezoek opgewekt (het Dagblad van Z.-ïL. en 's Gi\
onder eenig protest tegen de kookschool in 't
algemeen, omdat de eenige goede onderwyzeres
in het koken voor een meisje hare moeder is")
en het publiek is dan ook in grooten getale opge
komen. Het heeft zich niet te beklagen gehad,
want alles was, naar gemeld wordt, uitstekend.
In twee tenten waren de lekkernijen, waarmede
de kookschool hare reputatie zou ophouden L
pasteien, gebraad, visch, mayonnaises, aspics,
groenten, vooral velerlei gebak, taarten, mac
doines, geleien enz. uitgestald ; in de eene tent
die welke de leerlingen zelve alleen vervaardigd
hadden als bewijs van haar vorderingen, in
deandere die welke op de kookschool onder directie
der leeraressen waren toebereid, alles natuurlijk
vau de beste ingrediënten en met de meeste zorg;
van al deze delicatessen kon men porties bekomen
of ook een déjeuner a prix fixe bestellen. De
In het bijgaand eindspel onlangs door Dr.
Neustade te Praag vervaardigd, heeft wit slechts ne
enkele zet om remise te houden.
ZWART
f
a b c d e
WIT
Wit: koning g2 pion f3.
Zwart: koning d8 pion e5 en g5.
Wij raden alle schakers aan, hunne krachten
aan dit hoogst eigenaardige eindspel te beproeven.
De oplossing geven wij later, onder vermelding
der namen van hen die er in geslaagd zijn het
remise te bewijzen.
Spoedig hopen wij een serie meesterwerken der
hedendaagschc probleemdichters het licht te doen
zien, waaronder zullen voorkomen, de algemeen
voor best verklaarde problemen van meesters als
Lloyd, Klett, Berger en de Hongaarsche school.
Allen, die aan onze oproeping van 25 dezer ge
hoor wensclien te geven, en als persoonlijke leden
tegen betaling van /'2.50 of met anderen te zamen,
een schaakclub vormende tegen /' 1.?per lid, tot
den Nederl. Schaakbond van plan zijn toe te
treden, raden wij aan, zich schriftelijk om inlich- j
tingen te wenden tot den secretaris van den bond i
Jhr. A. E. van Foreest. Prinsengracht 208 alhier, j
Wij hopen dat in alle steden van ons land, zich '
afdeelingen zullen vormen, zoodat de jaarlijksche
wedstrijden niet langer uitsluitend in N.- en
Z.-Holland behoeven plaats te vinden. Steden als
Arnhem, Nijmegen en Zutfen zijn bij uitstek voor
dit doel gei-chikt. Voor alle deelnemers zou het
een welkome gedachte zijn, na een lange en hard
nekkige tournooipartij, zich door een frischo wan
deling in mooie natuur te kunnen verkwikken.
In de afgeloopen week had de jaarlijksche
match plaats tusschen de British Chess-Club
te Londen, en Cercle des Echecs te Parijs in
laatstgenoemde stad. De Fransche schaakbladen
zijn vol bewondering over den grooten onderne
mingsgeest, van de Engelsche schakers voor wie
geen afstanden schijnen te bestaan, als het geldt
de schaakroern van hun land hoog te houden. De
Engeïsche spelers werden op de incest gastvrije
wijze door de Cerclo" ontvangen, die hen een
prachtig diner aanbood. De match werd door
de Parijzenaars gewonnen, die zich bereid hebben
verklaard het volgend jaar, de beleefdheid door
een tegenbezoek aan de British Chess-Club
tebeantwoorden.
Wij Hollanders, konden zonder schade iets van
dien ondernemingsgeest overnemen, en b.v. een
begin maken door matches tusschen de clubs der
grootste steden van ons land. of tusschen geheele
provinciën te organiseeren. Maar een dergelijke
onderneming zou een weinig tijd en .... geld kosten
en dat reeds is voldoende ons schrik aan te jagen
en de zaak maar blauw blauw te laten ! Wanneer
zal hierin verandering komen?
OPLOSSINGEN.
Probleem No. 24 van E. N. Frankenstein te
London.
Wit. Zwart.
l cl bl go X »l
2 d6 f7 f o5 f5
3 a'2 X W f met varianten.
No. 25 van A. Bolus.
l al a7 e4 e5
2 d4 f5 onversch.
3 a7 geeft met varianten.
No. 26 van S. Jespersen.
l g2 f3 g4 X «
2 e4 g5 mat met varianten.
Goede oplossingen ontvingen wij van H. M. da C.
en II. P., alhier. W. v. H. te Delft.