De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 15 juni pagina 3

15 juni 1890 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBtAÏD VOO» NÉBERLAND. DE KUNST OP DE HAAGSCHE TENTOONSTELLING. II. Eene -beschaafde dame doch leek In de kunst, de Haagsche Tentoonstelling bezocht, zei l: »Als ik die grof geschilderde dingen ? de overzijde mijner woning in het huis van iiidfn. overbuur zag hangen, dan zou ik ze mis«ooien mooi vinden." Deze kenschetsing is even fUrdig .?!? die van den Nederlands eken Speeta?'|pr, diéop een plaat een rondventer ver toont met loupes voor de Tentoonstelling van '"?«dde; kunst in Pulchri Studio en verrekijkers Toor die van lerende kunstenaars aan den Boschkant. Welken afstand zon men niet moeten nemen ?B dooi de ruwe vegen en smeren, waarmee 4e heer Breitner een mistigen avond op een (blgkbaar de Dam met zijne Trams) heeft llen uitdrukken, niet gehinderd te worden ? EB als men op dien afstand post gevat heeft, web kunstgenot verschaft ons dan die ongerederde smeerboel, welke voor mij slechts als ividuct van decoratieve kunst waarde heeft ? Zeier, de mistige avond Is goed uitgedrukt, en 4e -werking van de tramlichten door den nevel j^iist waargenomen, doch is deze verdienste voor een doek van dien omvang voldoende? Vergelyk met dezen Dan bij avond eens »De fbun te Amsterdam" van onzen Van der Hey4en op de Tentoonstelling van oude kunst in Fttlchri Studio. Welk eene smaakvolle nauwlemiigheid en bewonderenswaardige techniek, Itelk eene kunst van schilderen, van op bekoorJ^ke wijze de werkelijkheid in al hare interessante etails weer te geven tegenover de voorgaande slordigheid en onbehouwen ruwheid van dezen Baodernen kleurenmenger. Hoe stijgt dan de artisticiteit van den oud-Hollandsehen schilder tegenover den moderne, die zoo in alle opzichten Whoort tot de richting, welke Albert Wolff tieple des impotent*, de school der onmachtigen pt heeft. »De impressionisten c. s." zoo ongeveer gezegd, »zij die het eigenlijke «etiilderên niet verstaan, maar die zich met ' schilderkunst bezig houden, zonder smaak te kebben voor het voltooien (l'achevé), voor den vorm en voor de l ij u enz., maken gezamenlijk de school der onmachtigen uit. Zij zouden wel iets fcelers leveren als zij maar konden, maar zij zijn aiet bjj machte om iets af te maken en te vol tooien, wat zij slechts ten halve begrijpen." I$jj andere jongeren wederom, die ernstige studiën gemaakt hebben en die zouden kunnen «lagen indien zij het langs den eenvoudigen weg ?oijhten, openbaart zich een zucht naar excen triciteit. Men wil met alle geweld van zich doen ?preken, de deur van den tempel des roems forcoeren, openloopen en men levert iets sterk ia het oog springends. Van deze leer schijnt de leer Jan Veth te zijn. De beeltenis van Doctor de Vrij met den blauwen baard eu de luiers om déj'kamerjapon, is zeer geschikt om iemand eene Bftcbtmerrie te bezorgen ; de man lijkt, maar aeoals aene caricatuur lijkt op het origineel. De andere bloedelooze facie eener oude dame, op «enen arm steunende, welke het meest op een stuk leverworst gelijkt, biedt eveneens een pover ?taaltje aan van de kunst van dezen conterfeiter. Ziel en gevoel toont de schilder ontegen«eggelijk in beide portretten te bezitten, maar wanneer men het stoffelijk omhulsel verder zoo '?tiéfvaderlijk behandelt, mag het betwijfeld worden, of vele goede burgers lust zullen hebken, hunne aldus gekarikaturiseerde trekken aan dm lachlust hunner nazaten over te leveren. Denk eens aan de beeltenissen van Moreelse, van de Neijs, Maes e. a. op de tentoonstelling van Pulchri Studio, eu vestig dan uw blik op deze mislukte producten. Of lieve_r, trek die vergelijking niet zoover, staar bezie de beeltenissen, door Josselin de Jong op de Haagsche tentoonstelling ingezon?é*n. »Gala-portretten", heeft deze of gene partij ganger ze met een zweem van ironie genoemd. , Gala-portretten zijn het ia geenerlei opzicht, want Jhr. de Stuers, wiens sprekende gelijkenis ieor een ieder erkend wordt, poseert daar niet voor zijn portret in een of andere deftige, ge zochte houding, zooals men portretten onder Lodewijk XIV schilderde, maar is rustig, zoo ? natuurlijk mogelijk, in zijn studeerkamer geieten. ' Mevrouw B., het andere portret, munt trit door elegance en bevalligheid. Beide por. Vetten zijn op die degelijke, smaakvolle wijze geschilderd, welke breed blijft, zonder in klein geestigheid of in ruwheid te ontaarden. Josselin «e Jong is, voor mij, met Thérèse Schwartze, de portretschilder, wien men met gerustheid het schilderen van zijn portret kan opdragen. Beiden verstaan die kunst; beiden hebben te goeden «maak en te groote ervaring, om met de would-be oorspronkelijkheid der jeugdige beeldstormers amen te gaan. > Het zittend meisjesfiguurtje van Thérèse Schwartze, Pensive is meer eene >genre»schilderij dan een portret; het zou echter het laatste ook kunnen wezen. Als zoodanig heeft het kopje met dat aschblonde haar, kortom het geheele schilderij voor mij iets zeer bekoorlijks. Ware de -achtergrond niet zoo dik en zwaar, het geheel zou er door winnen. Juist die achtergrond op Bisschop's portret is K»o bijzonder artistiek, het fraaist misschien wel tan de geheele beeltenis. Ontegenzeggelijk valt J»et portret zelf van graaf van Limburg Stirum te prijzen, en maakt het zich vooral merkwaar dig- van den achtergrond los. Ook met het sterke lieht dat Bisschop doet vallen op zijne figuren, is dit kunststuk begiftigd. De roode wang is mij echter te steenachtig en uit den geschilderden mensch spreekt mij te weinig leven. Doch welk een rembrandtieken achtergrond en welk een heerlijk licht en bruin heeft de kun stenaar hi dit portret ten toon gespreid. Bisschop bracht een schitterend licht en don ker te weeg, zonder onbesuisde vegen en klodders, zooals juffrouw Robertson dit m het Steegje «oo onverholen doet. Ook hier geldt de waar schuwing : glisse», mortels, n'appuyex* pas! Xnijp uwe oogen half dicht, zoodat ge door de «ogharen ziet, en na die kunstmatige beschou wingswijze zal u het schitterend lichteffect in dat steegje treffen. Werkelijk, dat is met eene kracht weergegeven, die der schilderesse alle eer aandoet. Doch voor mg blijft het nog een embryo; die muren, welke nu op omvallen staan, moeten nog gerestaureerd worden; het vrouwtje, de baal goed of wat het dan ook wezen moge, moet nog tot klaarheid gebracht worden; eerst dan zal het Steegje voor mij, en eene ontzaglijke menigte achter mij, van schets tot schilderij gepromo veerd zijo. Mesdag, hoe breed hij ook schilderen moge, waartoe trouwens ook zijn studieveld aanleiding geeft, bezondigt zich toch nooit aan zulke los bandigheden. In zijn Novemberavond aan het strand te Scheveningen, trouwens een zeer om vangrijk doek, dat reeds daarom zekeren afstand vordert, beschikt zijn machtig penseel over al de kracht van des kunstenaars opvatting. Mes dag's' kunst is echter grillig; zijne muze speelt hem wel eens parten; ditmaal heeft zij hem echter bijzonder goed gediend. Mesdag's gevolgj echtgenoote, broeder en schoonzuster, allen in het Sc. Lucasgild opgenomen, zijn dit maal minder waardige adjudanten. Aan Mesdag's rechterzijde heeft een schilderij, wiens maker geenszins de ultra-moderne begin selen huldigt, de verontwaardiging, de spot en de ontembare hekelzucht der impressionistenpennen opgewekt. Ik erken, dat het «volksdrama" van den heer Carpentier geen der qualiteiten bezit, zonder welke eene schilderij in den exclusieven bond der impressionisten geen kans heeft van toegelaten te worden. Het is met zorg en kennis geteekend, van de ge laatsuitdrukking en handeling der figuren is zeer veel studie gemaakt, en het drama tisch toonet-1 maakt op den beschouwer, ondanks het «'«-^impressionisme van den kun stenaar, groote impressie. Kan de stand van den aanblaffenden hond beter en natuurlijker worden weergegeven ? Zou Snijders dat den modernen schilder verbeterd hebben? Is de figuur vanden plotseling oprijzenden wilddief niet naar het leven bespied, en het oudje, dat den schelm in bedwang zoekt te houden, niet naar waarheid gegeven? Niemand zal den heer Carpentier als een colorist roemen, daarvoor staan hem zijne harde kleuren en schelle tegenstellingen borg maar ieder onpartijdig beschouwer en beoordeelaar zal in deze voorstelling een groot talent van com positie en van dramatische kracht waardeeren. Waardeering is het echter juist, die geheel en al ontbreekt aan diegenen, die hunne pen aan de ultra-moderne richting verpand hebben, en van de objectiviteit eens beschouwers niet het allerminste begrip hebben. Dit aan te toonen, in verband met deze ten toonstelling, zal het onderwerp uitmaken van het slotartikel van uwen 's Gravenhage. FEANCESCO. AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST. Meer dan n kunstliefhebber zal zijn oogen vergast hebben aan hetgeen de laatste weken voor n van de winkelramen van de heeren Scheltema en Holkema op het Rokin te zien is geweest. Eerst die statige sobere Neuhuis, die moeder met het zieke kind op den schoot; nu dat volle rijke zeegezicht van Jacob Maris. En de plaats, waar deze beide stukken zijn te zien geweest, zal voor eerst niet ledig worden van nieuwe kunstwerken van dergelijken aard, De heer E. J. van Wisselingh toch, in den Haag, de bekende gedistin geerde kunstkoopor van het Buitenhof, heeft met de heeren Scheltema & Holkema onderhandelingen gevoerd, waarvan dit voor het Amsterdamsche publiek en de weinige, maar hopen we, talrijker wordende Amsterdamsche verzamelaars, het heuchelyke resultaat zal blijven, dat in een der lo kalen van deze firma een voortdurende expositie zal te zien zijn van afwisselende gedeelten der rijke kunstverzameling van den heer v. Wisselingh en dat voor een der winkelramen een stuk daaruit zal worden tentoongesteld. Hopen we dat met dit feit een nieuwe periode moge aanbreken in den smaak en in de keuze der Amsterdamsche ver zamelaars. Zoude hun achterlijkheid misschien niet voor een groot deel te wijten zijn aan hun onbekendheid met het beste wat door de Hollandsche artisten wordt geleverd of door enkele kenners uit den vreemde wordt geïmporteerd? Men verzoekt mij te melden, dat Tholen dezen keer geen bijdrage in de portefeuille der Nederl. Etsclub heeft gehad (zie deze rubriek in het vorig nummer), omdat deze kunstenaar geen lid meer der vereeniging is. Tegelijk maak ik van de gelegenheid gebruik om de drukfeil van het vorig nummer te verbeteren. Het in de aankondiging van het Ets-AIbum ge drukte Kaiser, moet, zooals de meesten begrepen hebben, Karsen zijn. Wy vernemen dat de heer Ph. Zilcken bezig is etsen te maken naar eenige schilderijen der oude-kunst-tentoonstelling, die op Pulchri Studio te zien is. Het zullen etsen zijn, o. a. naar Wou werman, Vermeer, Ruysdael, Rembrandt enz. De volgende maand zal een catalogus verschijnen met een zestal proeven. Verleden Donderdag is men begonnen een der grootste Belgische particuliere kunstverzamelingen onder den hamer te brengen. Het is die van wijlen den heer Prosper Crabbe, die zijn loopbaan begon als journalist en haar eindigde als vijftienmalig-millionnair. Zij bevatte stukken van Rubens, Frans Hals, Potter, Rembrandt, Ruysdael, Greuze en onder de nieuweren, van Corot, Fromentin, Leys, Meissonier, Dupré, Rousseau, Troyon, Alfred Stevens en Delacroix. Over een andere Belgische kunstverzameling, die van -wijlen den heer Praet, is het Louvre in onderhandeling, om haar in haar geheel over te nemen. Het vijfde Album van Caran d'Ache is bij den uitgever Pion te Parijs verschenen. Het bevat vooral karikaturen uit het Militaire Leven. G. S. EEN IERSCHE ROMAN. In het werkje Irish Wrongs and English Re medies, een verzameling opstellen over de lereche quaestie, geschreven ia de jaren van 1881?1887 en bijeengebracht door R. Barry O'Brien, vindt men op de lyst van voor Ierland belangrijke boe ken onder de schetsen en novellen, welke een goede schildering van het lerscheleven en karak ter geven o. a. genoemd Hurrish, a Study door miss Emily Lawless. In het algemeen is in ons land de kennis van de Ieren, van het doel en de beteekenis van hun stryd tegen Engeland, grootendeels slechts genomen uit enkele dagbladartikelen, te opper vlakkig, dat men niet gretig de hand uitstrekt naar een boek, dat luidens bevoegde getuigenis een juist beeld ontwerpt van de Ieren, hun ka rakter en hun levenswijze. Met de gansch niet gemakkelijke taak Hurrish in vloeiend, zuiver Nederlandsen over te brengen belastte zich op verzoek van mr. N. G. Pierson, die hiervoor zyn erkentelijkheid door een kleine voorrede" be wust, mej. Anna Bok, dezelfde jonge dame die ook Castte Daly, eveneens een lerschen roman, vertaalde. In zijn inleidend woord deelt de heer Pierson mede, dat de Engelsche geschiedschrijver Lecky hem op Hurrish opmerkzaam maakte, wijl hij geen werk kende, waarin de eigenaardigheden van het lersche volkskarakter en de verschillende uitingen van dat karakter beter waren geteekend. Na deze dubbele aanbeveling van tot oordeelen bevoegde personen acht ik het geen te gewaagd stuk enkele oogenblikken de aandacht van de lezers van het Weekblad voor Hurrish te vragen. De goed geslaagde studie" van Emily Law less verplaatst ons te midden van een volk, dat niet alleen aanspraak heeft op aller belangstelling maar de middelen bezit en toepast, gewettigde en niet gewettigde, om haar op zich te vestigen. Eeuwen lang hield Engelsche hebzucht en heerschzucht Ierland omkluisterd; de tyd is echter aan gebroken, dat de ? gevangene bezig is zich los te wringen en zijn cipier bedreigt. Ireland blocks the way, zoo heet het sedert jaren voor de En gelsche politieke en sociale ontwikkeling. Zoolang de lersche eisenen niet zijn ingewilligd: zelt'regeering en oplossing der landquaestie, wordt de staat kundige toestand van het machtige Britsche Rijk door Ierland behcerscht, het land der hartstoch ten en der armoede". Het is vooral deze eene zijde van de lersche quaestie, het agrarisch vraag stuk, dat als de roode draad door Hurrish loopt en in zijn invloed op het karakter der Ieren en hun maatschappelijken toestand aan het licht treedt. De geschiedenis van Hurrish O'Brien, pachter van een hoeve, speelt in Clare, het graafschap dat als 't ware het middelpunt vormt van de groote worsteling sedert een aantal jaren tusschen de nationale Ieren en de vreemde," de Engelsche regeering gestreden. Clare heeft altijd een eersten rang ingenomen in tijden, dat lersche wanhoop zich lucht gaf in afschrikwekkende daden. Het afbranden van schuren, het martelen van on schuldige dieren, het belagen en vermoorden van gehate personen lokten in geen ander deel van Ierland zoo herhaaldelijk en zulke strenge dwang maatregelen uit. In geen graafschap trad kaptein Moonlight ooit zoo ongestraft en krachtig op als in Clare. In de hoofdstad van Clare, te Ennis, in dezelfde stad waar Hurrish terecht staat, sprak Parnell in 1879 zijn historische woorden, welke van zoo'n machtigen invloed zijn geweest op de verhouding tusschen landheer en pachter in Ierland Op de vraag hoe te handelen tegenover den man, die een hoeve betrekt, waaruit een ander was verdreven, wijl hij weigerde de hooge pacht te betalen, door den landlord gevorderd, antwoordde Parnell: Gij moet hem uw deur sluiten; gij moet hem met den vinger nawijzen, wanneer gij hem op den weg tegenkomt, gij moet hem aanwijzen in de straten der stad, in de winkels, op de markt, in het bedehuis; gij moet hem onverbiddelijk al leen laten, hem afzonderen alsof hij een melaatsche was." Tegen zulk een geminachte, die de hoeve pacht, waaruit een ander verdreven is, vergrijpt zich Hurrish, die van het echt Keltische temperament is: prikkelbaar, bewegelijk, gevoelig, doch wien de tijgerachtige wraakzucht van het ras ontbrak. Hij pleegt dan ook den moord op zijn vyand Mat Brady louter uit zelfverdediging, doch de omstan digheden zijn van dien aard dat zijn daad al het uiterlijke van een agrarischen moord heeft. Zonder dat het schrikbewind, dat ontastbaar en onzichtbaar, maar daarom niet minder werkelijk over Clare zijn scepter zwaait, door de schrijfster nader geschilderd wordt, gevoelt men deze ge weldige, duistere macht het geheele boek door de daden en gedachten der optredende personen, de geschetste toestanden heheerschen. Op de eerste bladzijden reeds is er sprake van de hoeve, waar uit een niet betalend pachter verdreven is. Bij de gedachte alleen, dat er iemand in staat zou zijn deze hoeve te betrekken, barst de oude, door nationalen haat half krankzinnige Bridget in de on heilspellende bedreiging los: Al wie Mick Maloney's deur ingaat, komt er op zijn rug weer uit, en dat verdient hij ook, en ik zou hetzelfde zeggen, al zouden twintig van mijn eigen zoons zoo iets willen doen!" Weinige bladzijden verder verhaalt de oude Bridget haar zoon met duivelachtigen lust van een van die verschrikkelijke misdaden, waardoor Ierland, het door eeuwenlange onderdrukking ge teisterde, tot wanhoop gebrachte land, telkens en telkens zijn wraak uit op zijn geweldenaars, Het gehoorzaamt daarmede aan die groote macht der ongeschreven wet, die voor eiken nationalen Ier gebod is. Een greep midden uit het zoo fel bewogen volksleven in Ierland is de tocht van den gevan gen Hurrish naar Ennis. Uit Engelsche tijd schriften kent men de voorstelling, uit Engelsche dagbladen de beschrijving van den Ier, die we gens zijn overtreding tegen de wet, naar den kerker wordt gevoerd. Op een kar gezeten, met een flink gewapenden politiedienaar naast zich, meerdere tegenover of achter zich, is hij in het oog van den vreemdeling een gewoon misdadiger, in dat zijner landgenooten een martelaar voor de goede zaak." Uit de huizen, waarlangs de sombere op tocht gaat, komen ylings de bewoners, de mannen juichen den gevangene toe, de vrouwen schreeu wen, spuwen den agenten in het gezicht en bal len woedend de vuist. Plotseling, op een eenzame plaats van den weg verschijnt een der dienaren van het schrikbewind en biedt den martelaar" zy'n hulp aan. De dreigende trompen der gewe ren van de agenten jagen hem geen angst aan, een handdruk aan den gevangen man en de on bekende is even plotseling weder verdwenen. Er behoort een welversneden pen en een scherpe opmerkingsgave toe om die gebeurtenissen uit het lersche volksleven met zulke levendige kleu ren te schilderen als de schryfster van Hurrish doet, nergens is het koloriet te schril of te zwak. De beschrijving van de gerechtszaal te Ennis met haar gepruikte, deftige, beweginglooze gezichten der rechters; haar woeste opeengehoopte, opgewonden toeschouwerschaar; het verhoor der kleine be schroomde Alley, door de gebaren der booze Bridget bijna dood van angst; de gewichtige, van eigenwaan opgeblazen persoonlijkheid van den Engelschen rechtsgeleerde; de uitwerking van het niet schul dig" der jury op die honderden halt verwilderde mannen en vrouwen, de echt lersche uitbarsting van volkshaat en volksvreugde, de terugtocht van Hurrish en Alley, de oude Bridget en den pries ter naar huis, dit alles zijn even zoo vele beel den uit de werkelijkheid. De verschillende uitingen van patriotisme b\j de Ieren, door Emily Lawless weergegeven, vormen een gamma van vaderlandslievende gevoe lens, echte en valsche. De lersche nationale haat tegen al wat Engeland is in zyu gedrochtelykste gestalte verpersoonlijkt in de bloeddorstige oude Bridget; zy behoort tot die lersche figuren, welke naar gelang de nationale beweging een meer georganiseerd karakter en zelfbewuster doel heeft gekregen, meer op den achtergrond geraken. Tamheid is het kenmerk van het patriotisme van Hurrish; de heldenfeiten van de jongens" prik kelen hem niet tot navolging, integendeel werken zij verkoelend. Hem schonk slechts genot de vroolijke zijde van het patriotisme: het gedruisch, de volksmenigte, de opwinding, de wapperende vaandels, de nieuwe tinnen pieken, de heerlijke mergdoordringende, onuitputtelijko woordenvloed van zyn gekozen leiders." Niets meer dan een middel om persoonlijke voorrechten te verkrygeii is het patriotisme van den ijdelen, zelfzuchtigen en heerschzuchtigen Morry Brady, den daruly onder de landelijke Ieren van het boek. Anders dan van deze allen is de vaderlandsliefde van den ouden Phil Rooney, het type der bijna uitgestor ven vaderlanders, tijdgenooten van de helden van 1848; anders ook weer de liefde van vader Denahy tot zijn vaderland. Tegenover hen en niettemin hun verwant door zijn liefde voor Ier land staat de geplaagde lersche landlord, majoor O'Brien. Alle goede en kwade eigenschappen van het lersche volkskarakter vindt men in deze per sonen vereenigd: de luiheid en vuilheid, de on verdraagzaamheid en wraakzucht naast de aan hankelijkheid en trouw aan grond en landgenooten, dichterlijkheid en gevoeligheid, kinderlijk geloof in bijgeloof ontaardend. Innig medegevoel wordt gewekt met een volk, dat door eigen en anderer bchuld zooverre ten achter bleef in beschaving en materieele welvaart. Tegen den somberen achtergrond van het ver haal verschijnt het beeld van de zachte, teedere Alley als een liefelijke verschijning uit betere oorden. Eén zijn de Ieren van miss Lawless met den grond waai op zij leven. De hut van Hurrish staat in de voor vreemden onherbergzame streek van noordelijk Clare, de Burren genaamd, maar deze reeks kale lage heuvelen, tusschen welks spleten en kuilen slechts eenig gras groeit, deze verlaten streek is een bewoonbaar, aantrekkelijk plekje aarde voor Hurrish en de zijnen, want evenals in het karakter van het lersche volk ligt in de Bur ren iets vreemds, zonderlinga, onbeschrijfelijks. Bijzonder fraai zijn in Hurrish de natuurbe schrijvingen ; het waas van somberheid, dikwijls leegheid, dan weder van rust en vrede, dat over de Burren ligt, vloeit zacht ineen met de stemmiugcn der menschen, die er leven. Is Hurrish een nuttig en interessant boek als schets van lersche toestanden; het is tegelijker tijd als letterkundige studie een mooi en een boeiend boek. Henr. v. d. M. BRIEVEN VAN MULTATüLI. (Ingezonden.) De uitgave van Multatuli's brieven is een goede daad. Niet, omdat nu de nieuwsgierigheid bevredigd wordt van velen, die M. tijdens zijn leven las terden, verachtten, benijdden of bedilden; ook niet, omdat sommigen die brieven »mooi" zullen vinden, godbetert; maar omdat nu boven al die bekrompenheid, kleinzieligheid, laagheid uit de belasterde persoon hoog wordt uitgeheven, hoog boven allen uit: Zie, zóó was bij! »Die Hülle fiillt ab von der Seele, und du kannst sie betrachten in ihrer schonen Nacktheit. Da sind keine Flecken, nur Wunden". Hoe zijn deze woorden uit het begio van Heine's Meinoiren van toepassing op Multatuli! Nur Wunden. Deze brieven leggen ze voor ons bloot. Men moet geleefd hebben, intens ge leefd, om alles te kunnen voelen, om te begrijpen wat hier geleden is ! En het hier geschilderde lijden was nog slechts de aanvang van die bit tere Odussee, waarvan Derde en Vierde Bundel ons verhalen. Verwonderd staat men telkens over dat buiten gewoon optimisme, telkens en telkens boven al die treurigheid uitkomende. Zoo dikwijls is het tegendeel beweerd: M. maakte het zichzelf en anderen moeielijk; al zijn handelingen waren slechts grillen van het oogenblik; de geheele Havelaarszaak is een op geschroefd kabaal geweest; Duymaer van Twist was een heel respectabel man en had groot gelijk zoo'n lastig ambtenaar, die alles in den war zou sturen, te verwijderen. Al die menschen, die later partij kozen voor Havelaar, waren slecht ingelicht of misleid. Het is in Indiëaltijd heel goed gegaan. Nooit heeft iemand iets van knevelarij en al zulke dingen mér bemerkt. Slechts

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl