Historisch Archief 1877-1940
«en "beenen knoop gelegd, en door het mid
delste gaatje daarvan eenige ineengedraaide
draden katoen getrokken, bijna den geheelen
winter had men nooit een andere lamp ge
bruikt dan deze primitieve uitvinding. Welk
een walm zij verspreidde, kan ieder nagaan
en ook welk een last dit moest veroorzaken
in een vertrek van nauwelijks veertig kubieke
meters inhoud, al waren ook langs alle kan
ten, in de muren en in de zoldering, scheu
ren en spleten aanwezig.
Hoe ik den inhoud van het vertrek zoo
precies weet, ga ik vertellen. Als verloskun
dige ten plattelande heb ik gewoonlijk mijn
zakken vol kranten en brochures en de zetel
in de arbeiderswoningen, waarin ik dikwijls
vrij langen tijd moet vertoeven, kan haast
niet zoo gebrekkig, de omgeving niet zoo
bedompt zijn of ik vind gelegenheid om het
eentonig wachten door eenige lectuur te
verkorten. Is 't mij in huis te vuil of al te
veel rommel dan zit ik buiten tegen den dijk
of ga in 't gras liggen.
Hier kon thans geen sprake zijn van 't een
noch van 't ander. De gewichtige gebeurtenis
liet zich nog ongeveer een uur wachten en
dien tijd moest ik staande of loopende door
brengen. Voor dit laatste was de gelegenheid
uiterst beperkt, omdat behalve door de kachel
en den bak waarin de meisjes sliepen, de ruimte
van den vloer werd ingenomen door een
tafel, een kastje, twee stoelen en een paar
bankjes, ongerekend de heer des huizes en
de baker.
Ik kon echter juist de diagonaal van de
nagenoeg vierkante vloeroppervlakte afstap
pen, wanneer ik van de deur, tusschen de
tafel en de kachel door, naar den t
genovergestelden hoek ging, waar een ladder stond
om op den zolder te komen. Ik telde op
deze dwarslijn vijftien plavuizen in den vloer,
dan bleven er echter in den hoek nog vijf
over; 't vertrek was dus 15 plavuizen lang en
20 breed; een plavuis is een vierkante
gebakken steen, waarvan de beide zijden elk
23 centimeters lang zijn ; dus 15 X 23 X
20 X 23 15.87 vierk. M. de opper
vlakte van 't vertrek. De ladder had tot
den zolder juist elf sporten en deze zijn
bij gewone ladders ook 23 centimeters van
elkander; de hoogte is derhalve 11 x 23
2.53 M. en de inhoud van 't vertrek tevens
de geheele woning van dit gezin: 15.87 X
2.53 iets meer dan 1140 kubieke M. ruimte.
'k Weet niet hoe vaak ik deze
dwarsafmetiug van den vloer heen en weer liep. Op
een van mijn gangen druppelde het plotse
ling vlak langs mijn neus. 'k Dacht eerst,
dat het buiten plotseling was beginnen te
dooien, en een lek in de pannen water had
doorgelaten. Terwijl ik omhoog zag, lichtte
de man mij echter beter in en riep mij toe:
»dat 's de kat, menheer! die sluiten we
's nachts op zolder op, voor de ratten." Op
't zelfde oogenblik hoorde ik het dier ook
boven mij krabben. Onwillekeurig sprong
ik nog een pas achteruit, hoewel 't niet meer
noodig was. 't Goedje had even gemakkelijk op
mijn hoofd terecht kunnen komen of in de pot
met stroopvet op de tafel, of in 't bed van
de vrouw; er waren toch naden en reten
tusschen iedere plank van den zolder.
'k Herinnerde mij nu ook, dat ik, enkele
maanden geleden, in een ander huisje hier
aan den dijk bij een kind gehaald was, met
ernstige verwonding in het gelaat en waar
door het kort daarna gestorven was.
In den nacht waren er ratten bij in de
wieg gekropen en hadden een stuk van de
neus en bijna een geheele wang wegge vre
ten.' De luidjes in dezen omtrek hadden
dus wel gelijk, wanneer ze hun kat 's nachts
binnenshuis hielden.
Of ik blij was, eindelijk de kleine te
hooren schreeuwen en naar huis te kunnen
gaan!
(Wordt vervolgd.)
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Kon. Vereen.: »Het Ned. Tooneel":
In Opstand.
Parkschouwburg: Der
Prozesshansl.
Tivoli: De Student thuis.
De Kon. Vereeniging »Het Ned. Tooneel"
heeft een bijzonder werk gemaakt van de
vertooiJng van In Opstand, tooneelspel in vier be
drijven, naar het Fransche R'.colttie van Jules
Lernaitre bewerkt door Fiore della Neve.
Eea groot jaar geleden is in het Weekblad de
Amsterdammer een uitgebreid overzicht van dit
stuk gegeven, en ik zal er mij dus toe bepalen
met eeu paar woorden de intrige in herinnering
te bretjgen.
De gravin de Voees heeft n zoon André,
doch ook eene dochter, geboren eenige jaren na
dat ze getrouwd was, uit eeue liaison met een
officier.
Het meisje, opgevoed in een klooster, is
uitgehuvvd aan een leeraar aan een gymnasium en
komt veel bij mevrouw de Voves aan huis, die
zij voor eene vriendin harer moeder houdt.
Half dus in de groote wereld levende, eigenlijk
een zeer bescheiden tehuis hebbende met een
man die hard moet werken, wordt het jonge
vrouwtje al heel spoedig ontevreden, zij mort en
zoekt afleiding in het gezelschap van den heer
de Bretigny.
Mevr. de Vores haar kind willende bewaren
voor al het leed, dat zijzelf heeft motten door
staan, wendt zich nu tot haar zoon om de jonge
vrouw te redden door met de Bretigny te
spreken.
Zijn vragen ontlokken haar het geheim van
de geboorte van haar dochter.
De Voves heeft dan een gesprek met de Bre
tigny, dat eindigt met een uitdaging.
De dochter, die van het duel hoort, verbaast
zich er over dat de Voves haar partij zoo op
nam en is boos dat hij door zijn onbescheiden
tusschenkomst haar goeden naam in gevaar
bracht.
Mevrouw de Voves is nu genoodzaakt voor de
tweede keer het verhaal van haar schande te
doen. Haar kind valt echter niet in hare armen
zooals zij verwachtte, maar verklaart, niet een
moeder te kunnen beminnen, diéhaar twintig
jaar lang verloochende en een paar keer in het
jaar als een vriendin een bezoek bracht.
Eindelijk, als het duel heeft plaats gehad, en
de Voves zwaar gewond is, heeft eene verzoening
plaats tasschen moeder en dochter en tusschen
man en vrouw.
De verschillende tafreelen zijn zeer fraai.
Het gesprek tussehen mevrouw de Voves en
baar zoon, die vrij hard oordeelt over de vrien
din die haar kind zoo weinig liefheeft, is een
der mooiste tooneelen, en m. i. beter geschreven
dan de acte, waarin de bekentenis aan de dochter
Helene Rousseau plaats heeft.
Dit laatste is echter zeer natuurlijk gedacht.
In plaats van het gebruikelijke »O ! mijne moe
der !", de verbazing eu de onverschilligheid. De
band des bloeds is hier gebroken.
Ook de verhouding tusschen broeder en zuster
na de bekentenis is goed geteekend. tlij spreekt
haar aan als «Mevrouw" en »U". Eerst als hij
zijn leven voor haar gewaagd heeft, als zijne
moeder haar terugwijst omdat hij in gevaar is,
en haar man haar van zich stoot, omdat zijn
vriend door De Bretigny bijna doodelijk gewond
is, strekt hij de armen naar haar uit en noemt
haar »zuster."
De boosheid van mevr. De Voves en van
Rousseau is minder gemotiveerd.
Als men een jonge vrouw wil redden, zelfs ten
koste van een duel, dan moet men haar niet
terugstooten als had zij reeds gezondigd. Doch dit
daargelaten.
De voorstelling munt in alle opzichten uit.
De dames mevr. Poolman, mevr. Frenkel en
mevr. Pauwels?v. Biene vertoonden zich in keu
rige toiletten. Het eenvoudige grijze van mevr.
Frenkel in het eerste bedrijf stond in fraaie
tegenstelling met het zwart en oranje satijnen
kleed van mevr. Pauwels, en het zwarte baltoi
let van eerstgenoemde in het tweede bedrijf was
vokomen in harmonie met den toon van de de
coratie in de serre.
De decoratie had een bijzonder succes. Het
was eens een afwisseling van de bekende
tusschenzaal, waar ieder die wat te zeggen heeftin
wandelt.
Het gedempte licht gaf ook zoo'n goeden in
druk van een koel hoekje.
Ook het salon in het eerste bedrijf zag er hier
goed uit. Ik geloof dat dit te wijten in aan een
nieuw stel gordijnen en aan den koepelvorm va,n
het achtergedeelte. Voor de handeling had wat
grooter ruimte niet geschaad. Het decoratief
schijnt zich dus te gaan herstellen, na den brand.
Der regie komt ook in het hijzonder een woord
van hulde toe voor de inrichting van het bal.
Men zag nu soms door de vensters van de serre
de dansende paren zich bewegen, doch juist zoo
lang als dit niet aan de vertooning schaadde.
Toen de handeling klom, verdwenen eerst die
paren, die voor stoffage dienden, en de muziek
zweeg later ooV.
Van het spel der dames en heeren artisten kan
ik mede niets dan goed zeggen.
Mevrouw Poolman (mevr. De Vrn-en) die in
eene week haar rol had ingestudeerd toen het
bleek, dat mevr. De Vries niet zou kunnen op
treden, en mevr. Freukel (ïlenrieile Rovsscau)
bleven steeds de aandacht van het publiek boeien,
de heer De Jong (Jiousseau) stelde in zijn kleine
rol precies voor, wat men verwachten moest, en
de heer Clous (De Vores) was zoo waardig, zoo
correct in houding en kleeding, dat het mij speet
dat hij in het laatste bedrijf een kleii;e vergissing
beging. Hij wordt na het duel nl. binnengedragen
met zijn halsboord om, en dat is orjuist. Als
men duelleert moet een stijve boord afgedaan
worden (de borst van het overhemd hindert niel),
en als men dan zoo zwaar gewond is, kan de
jas misschien aangedaan worden, doch de boord
zeker niet.
De heer Tourniaire (De Bretigny) was als altijd
goed. De heer Verenet maakt groote vorderingen.
Ik heb nu al een paar typen van hem gezien, die
zeer goed waren en de académicien, die hij nu
vertoonde, was uitstekend.
Ik ben vrij uitvoerig over deze voorstelling,
maar ik was zoo voldaan toen ik den schouw
burg verliet, dat ik hier gaarne blijk van geef.
De vereeniging Het Ned. Tooneel heeft hier
mede getoond waarlijk een Koninklijke te zijn,
en ik wenschte, d;it de medewerking tusschen
artisten en regie altijd zoo ten vootdeele van het
publiek kwam.
Nog een paar dagen en de :;Müi:ohener" ver
trekken, /ij hebben zich bij hot ti"Dial voorstel
lingen, die zij in de .\mstelstad gaven, vele vrien
den gemaakt, en de goede opkomst van een
waardeerend publiek heeft doen zien dat hwt geen
ijdel woord is :
»Der kunsten God aan 't IJ met geestdrift
aargebcên !"
Menigeen had wel moeite niet het ver-taan,
maar langzamerhand kwam meu er toch in, en
het spel der artisten was zoo duidelijk dat men
ook zonder alles te verstaan het stuk genoot.
Een feit !?* het echter dat hun decoratief bij
dat der Meldingere achterstaat, doch hun spel
is keurig.
Het beste is dat m. i. te zien geweest bij de
vertooning van »Der Proze.sshausl."
Dit is eeu boer, die met iedereen overhoop ligt
en processen bij dozijnen hè.' ft. Hij is een i.ijdige
plagerige figuur. Uit nijdigheid haalt hij ook een
bosehje omver dat op grond staat, dien hij ge
kocht heeft. Die boomen moesten eigenlijk blij
ven staan om sneeuwvalleu af te weren, daar
anders het huis van den Stiglbauer gevaar loopt.
Maar de Stiglbaucr is ook een vijand van
Lahndorfer, den Processhansl, en deze zou hem wel een
lawine gunnen.
Zijn dochter Burgl is doodsbang voor haar
vader en als Toni, de zoon van Botenlisl haar
tot vrouw vraagt, antwoordt zij ook : »Als vader
ja zept, zal het ja zijn, zegt hij neen, dan is het
neen."
Toni blijkt echter een onechte zoon van
Lahndorfer te zijn, en kan dus Burgl niet huwen.
Als dit uitkomt, wordt er een mooi stuk treur
spel afgespeeld door Lahndorfer, Burgl, Lisl
en Toni.
Toni doet zijn vader, die nooit naar hem om
zag, hevige verwijten, hoewel hij eindigt, als hij
de treurige geschiedenis van diens huwelijk om
geld heeft gehoord, met hem te vergeven. Bjj
hem binven wil hij echter niet.
Als hij in het huisje zijner moeder terug is
gekomen valt een lawine en treft juist die hut.
Zoo is de vader door zijne boosheid bijna de
moordenaar van zijn zoon, want hij heeft tegen
wet en waarschuwing in, het bosch laten om
hakken.
Gelukkig is Toni niet dood, en nu is er geen
sprake meer van vertrekken. Hij bestuurt het
goed van zijn vader; hij geraakt verliefd op
Rcsl, de dochter van den Stiglbauer, en Lahn
dorfer genezen van zijn twistzucht, geeft gaarne
zijn toestemming, ook als Franx, de zoon van
den Stiglbauer om Burgl komt.
Ten slotte trouwt hij zelf, om zijn zoon zijn
naam te kunnen geven, met Lisl.
De man, die met iedereen overhoop ligt, werd
op uitmuntende wijze weergegeven door Hans
Neuert. Hij was vooral goed in zijn sober ge
zegd verbaal aan Toni, als hij hem vertelt
waarom hij hem nooit als zijn zoon erkend heeft,
en Carl Ernst (Toni), die mij wel wat luid spreekt,
had zijn beste oogenblikken toen hij, het geheim
zijner geboorte gehoord hebbende, uitriep: Is
dat mijn vader ? En hij heeft mij twintig jaren
lang dag aan dag gezien en heeft zijn hand niet
op mijn hoofd gelegd !"
Hij zegt dus hetzelfde wat in In Opstand,
Helene Rousseau tegen haar moeder zegt, maar
hij verzoent zich spoediger.
Naast hem staan Burgl (Cornelie Netslagg) en
Resl (Ella Jenke) die later Toni's Schatz wordt.
De eerste had twee mooie tooneeltjes, het eerste
met Fransl, als zij de herinneringen uit hun
jeugd ophalen. De verandering in haar stem was
keurig als zij eerst eigenlijk vreest met den zoon
van den gehaten Sti/jllnuer te spreken, maar door
de herinneringen langzamerhand zich weder in
den ouden tijd indenkt en dan mee doet aan
het: »Weetje nog wel van ! En deuk je nog wel
eens aan i"
Het tweede mooie tooneeltje is dat in het
laatste bederijf als zij en Resl elkaar met hun
vrijers, Fransl en Toni plagen. Dat gegichel
en gemal is onbetaalbaar goed weergegeven.
Bijna zou ik zeggen dat het het meest ver
lichte tafereel uit het stuk was. Ella Jenke is
dan ooV, zooals ik in het vorig overzicht reeds
zeide, de meest typische figuur voor dit soort
van stukken. Zij draagt het ronéle hoofd zoo
kloek op haar schouders, en de lichtblauwe oogen
en het blonde haar in een vlecht om haar hoofd
gelegd, maken haar tot een echte vertegenwoor
digster van het Beiersche Hooglanderinnenras.
Een komische figuur is de gemeenteveldwach
ter Scltlaufhfrl (Max Hofpauer), die alle vreemde
woorden verkeerd gebruikt, een liefhebber is
van een glas klare en nieh veel voorstelt van
zijn macht als »Hohe Obrichfceit". De verha
len die hij doet zijn allergrappigst.
Toen hij in dienst was, zoo vertelt hij o. a.,
had ieder goed soldaat vier liefjes, t. w.: een
keukenmeisje voor het eten, een kellnerin voor
de Schnaps, een kameniertje voor de kleeren en
de nette manieren, en een meisje met geld om
Zondags mee uit te gaan.
De hoer Hofpauer is een goede komiek en
had steeds de lachers op zijn hand.
De lie.ijes hadden weder veel succes en mej.
Erna Gruunert zong onvermoeid de solopar
tijen.
De student tliuis, die dwaze grap van F. v.
Eeden, heb ik in Tisoli zien vertoonen en dat
met veel succes. De zotteruijeri zijn o:>k zoo on
weerstaanbaar, dat men er gewoon door omver
geworpen wordt.
Dit stuk was goed ingestudeerd. Frans van Til
voorgesteld door den heer v. d. Heuvel was een
erg zofte jongen, maar toen hij »hem om kreeg"
had hij zijn dronkenschap meer moeten laten
zien. Zijn lijk-vallen kwam nu wel wat on
verwacht.
De heeren v. Ollefen, Harms, Eijlders en
Morriën waren zijne medestudenten en deden he.t
heel goed. De he,er MorrÜ'-n was de beste type
als de Maluli. De heer Kaart als de
Visuhhandelaar had ook een goede grime.
Mevr. Kiehl als dienstmei-je zou ik niet bij
studenten vertrouwen. De heer Thönissen speelde
voor pa Van Til en mevr. Kley voor zijne
echtgeüootc.
Ik geloof dat het publiek hartelijker hier ge
lachen heeft, dan het bij de Frai.sch gepeperde
stukken doet. Fr.
MAATSCHAPPIJ TOT BKVORDERINÜDER
TOONKUNST.
Afdeelingsmuziekfoest to Haarlem op 6, 7
en 8 Juni 18!)().
De goode gewoonte om aan de algemeeno ver
gadering van de Maatschappij tot bevordering
der Toonkunst een muziekfeest te verbinden, is
ook nu weder trouw gevolgd.
Naar de schoone bloemcnstad Haarlem stroomde
do beschaafde wereld om gedurende drie achter
eenvolgende, dagen het feest der muzen te vieren.
liet geheel was gesteld onder leiding van den
heer W. Piobert, orkestdirecteur der feestvierende
stad.
Voor den eersten avond stond Haydii's onver
gankelijke Scliiipj'imy op het programma, het koor
der afdeeling Haarlem was met eenige
genoodigden aangevuld; het orkest van het Concertge
bouw te Amsterdam had de taak der begeleiding,
en de soli waren gesteld in handen van mejufvr.
Pia v. Sicherer, sopraan uit Mi.in.ehen, den heer
Rogmans, tenor uit Amsterdam, en den heer Em
Blauwaert uit Antwerpen.
Na het opheffen van den staf door den veld
heer Robert, stroomden de nog frissche schoone'
harmoniën van de korte introductie, die den chaos
zoo meesterlijk schilderen, voortreffelük uitgevoerd,
ons voorbij. De heer Blauwaert begint het ver
haal der scheppinggeschiedenis lm Anfange schuf
Gott, enz.
Jammer dat h\j dit recitatief te laag intoneerde
en in deze zweving bleef, zoodat het daaropvol
gende koor: Und der Geist Gottes enz. (onbe
grijpelijk!) in hetzelfde euvel verviel en zich eerst
herstelde aan het slot, waar het volmaakt accoord
invalt op het woord Licht. Wat de verdere
houding van het koor en van af den aanvang
die van het orkest betreit, heb ik waarlijk mets
dan lof. Het klonk uit die jeugdige, geanimeerde
kelen heerlijk; menig koor herinnerde nnj het
frissche, zuivere, weldadige, volle der Mheinische
feesten. Uen heer Robert komt alle eer toe voor
de voortreffelijke, degelijke studie, die het feest
voorafging; uit alles bleek duidelijk, dat de
feestdirecteur de heilige kunst ten volle eerbiedigt;
hij volbracht de hem opgedragen taak, hetzij hier
met nadruk gezegd, voortreffelijk.
Over Mej. Pia von Sicherer, die even als, reeds
sedert zeer langen tijd, de Heer Rogmans, hier
te lande een geijkte reputatie geniet, zoude ik
niets kunnen zeggen, wat niet reeds bij herhaling
en ia verschillende vormen tot hun welverdienden
roem is geuit; alleen dit raag nog worden mede
gedeeld, dat toen beide namen als tot de mede
werkenden behoorende, bekend waren, men verze
kerd was dat voor de soli ds aangewezen perso
nen waren geëngageerd.
Het tegenovergestelde geldt juist van den Heer
Blauwaert; voorzeker is hij goed zanger, maar
alleen voor zyn eigenaardig genre; zijn optreden
in Haydn's goddelijk werk was gausch verkeerd
gezien en gedaan. Zoowel als men voor het hoogst
onbeduidende werk van Benoit de Schelde de
daartoe geschikte krachten uit Belgiëliet komen,
had men den ouden vader Haydn moeten huldigen
door de Rapha«l en Adampartij op te dragen aan
don man die Haydn in vollen ernut, maar niet in
schijn, eert en waardeert.
De tweede dag gaf ons dan ook gelegenheid
te over Blauwaert in zijn kracht te zien en te
hooren en wel als Vaarman" in het als noviteit
(N.B. toch reeds zekere jaren tellende) genoemde
werk van Benoit. Daar was hij in zijn element.;
vrij als een vogel in de lucht, zong hij met
Vlaemschen tongval, boertig, behendig, met
vereischte kracht eu klem, den tekst van Em. Hieh
Hoi, hi, ho!
Hoe huppelen de baren,
Wie 't luste te paren,
Koom' varen, koom' varen.
Ook zelfs de partij van de dichter" die min
der opgewondenheid dan de Vaarman" eischïe,
droeg hij met smaak voor.
Mevrouw Maria Soetens-Flament (als meisje)
mezzo-sopraan uit Antwerpen, weer onze Rogmans
(als jongeling) en Henri Fontaitie (bas; dan
eens als Zaïmekin's, of als Van Artevetde's geest)
stonden hem ter zijde. Mevrouw Soetons heeft
een zeer aangenaam geluid, zingt goed, heefteen
goede school doorloopen en draagt goed voor, die
zelfde eigenschappen deelden ook met haar de
heeren Rogmans en Fontaine. Dat neemt niet
weg, dat het mij leed deed, dat Rogmans, onze
gevierde tenor, im Bunde" van dit Belgisch ge
zelschap der viertc" was, om zijn heerlijk kennen
en kunnen te moeten toepassen op een volslagen
onrijp, wild werk. Hij deed natuurlijk, evenals
de Belgische solisten, zijn best om van zijn partij
iets te malsen, maar het was onmogelijk; hij moest
zich tevreden stellen de voortdurend hooge moei
lijke partij voortreffelijk te hebben gezongen,
zonder meer. Benoit's Schelde heeft, het overigens
schoone programma niet versierd; ik kan moeilijk
aannemen, dat men er ooit weer naar zal grijpen.
Den leider (ik zou haast zeggen in dubbele
beteekeuis met ij") Robert, heb ik voortdurend be
wonderd. Uit een onduidelijk geschreven, moei
lijke partitie, waarin onophoudelijk do maat,
eveneens rythmus en tempo, enz. afwisselen, te
moeten dirigecren, daarbij ook te moeten oplet
ten dat de solisten prompt invallen, (want in
hunne, eveneens slecht geschreven, partijen was
geen steekwoord of iets dergelijks aargegeven) ert
dat bij al deze voetangels en klemmen" alles»
voortreffelijk van stapel loopt, het koor en orkest
zich zeer ferm houden, dat is een taak die nie
mand zeer gemakkelijk aanvaart. Een dubbel
bravo dus voor Robert! Jammer is het dat hy
zijn kennis en zijn krachten moest verspillen ora
gedurende een paar uren recht veel noten, zonder
muziek, te moeten maken.
Kn aan dezen chaos was de vijfde s-ymphonie van
Beethoven voorafgegaan! Welke tegenstelling.
Hoe was het mogelijk deze twee uitersten zoo bij
een to brengen.
Een verademing was het dus toen de derde dag
Zondagmiddag Mendelssohn's Lobgesang het coït
eert opende. Aan deze in dubbele betoekenis ge
regelde partituur hebben we ons weer vergast.
Het koor was weer even flink. De solisten, Pia v.
Sicherer, Mej. Jeanne Laadréuit Haarlem en
Rogmans eveneens.
Het was solistendag en zoo liet ieder hunner
zich afzonderlijk hooren ; Mevrouw Soetens liefst
met 4 liederen van Benoit; Blauwaert met
Compositiën van onzen Mcolai. (zeker het beste dor 3)
van Iluberti en Jan Blockx. Pia von Sicherer
hield zich aan de . heerlijke bloemen van
Duitschen bodem en plukte die bij Jensen, Schumann
en Strauss; lleiuy Fontaine gaf weer twee liede
ren van Benoit; en nu kwam onze Rogmans, die
mettegonsta,ande de grooto vermoeienissen van al
die repetitic;n en concerten, nog enorm succes be
haalde met de Zigeuner-Ballade van Julius Sachs;
on eindelijk noem ik onzen Johan Smit (al woont
hij ook te Gent) die zich als een voortreffelijk
vaardig violist deed kennen met zijn 4e Concert
vau Vieuxtemps en met nog 2 werken van,
Thoméen Ernst. Hij werd levendig toegejuicht
bij zijn komen en bij zijn gaan.
Dat het Robert niet aan cerbewijzingen ont
brak (kransen, bloemenregen enz. enz ) laat zich
denken; het was dan ook zeer verdiend.
X.