De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 15 juni pagina 3

15 juni 1890 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

«en "beenen knoop gelegd, en door het mid delste gaatje daarvan eenige ineengedraaide draden katoen getrokken, bijna den geheelen winter had men nooit een andere lamp ge bruikt dan deze primitieve uitvinding. Welk een walm zij verspreidde, kan ieder nagaan en ook welk een last dit moest veroorzaken in een vertrek van nauwelijks veertig kubieke meters inhoud, al waren ook langs alle kan ten, in de muren en in de zoldering, scheu ren en spleten aanwezig. Hoe ik den inhoud van het vertrek zoo precies weet, ga ik vertellen. Als verloskun dige ten plattelande heb ik gewoonlijk mijn zakken vol kranten en brochures en de zetel in de arbeiderswoningen, waarin ik dikwijls vrij langen tijd moet vertoeven, kan haast niet zoo gebrekkig, de omgeving niet zoo bedompt zijn of ik vind gelegenheid om het eentonig wachten door eenige lectuur te verkorten. Is 't mij in huis te vuil of al te veel rommel dan zit ik buiten tegen den dijk of ga in 't gras liggen. Hier kon thans geen sprake zijn van 't een noch van 't ander. De gewichtige gebeurtenis liet zich nog ongeveer een uur wachten en dien tijd moest ik staande of loopende door brengen. Voor dit laatste was de gelegenheid uiterst beperkt, omdat behalve door de kachel en den bak waarin de meisjes sliepen, de ruimte van den vloer werd ingenomen door een tafel, een kastje, twee stoelen en een paar bankjes, ongerekend de heer des huizes en de baker. Ik kon echter juist de diagonaal van de nagenoeg vierkante vloeroppervlakte afstap pen, wanneer ik van de deur, tusschen de tafel en de kachel door, naar den t genovergestelden hoek ging, waar een ladder stond om op den zolder te komen. Ik telde op deze dwarslijn vijftien plavuizen in den vloer, dan bleven er echter in den hoek nog vijf over; 't vertrek was dus 15 plavuizen lang en 20 breed; een plavuis is een vierkante gebakken steen, waarvan de beide zijden elk 23 centimeters lang zijn ; dus 15 X 23 X 20 X 23 15.87 vierk. M. de opper vlakte van 't vertrek. De ladder had tot den zolder juist elf sporten en deze zijn bij gewone ladders ook 23 centimeters van elkander; de hoogte is derhalve 11 x 23 2.53 M. en de inhoud van 't vertrek tevens de geheele woning van dit gezin: 15.87 X 2.53 iets meer dan 1140 kubieke M. ruimte. 'k Weet niet hoe vaak ik deze dwarsafmetiug van den vloer heen en weer liep. Op een van mijn gangen druppelde het plotse ling vlak langs mijn neus. 'k Dacht eerst, dat het buiten plotseling was beginnen te dooien, en een lek in de pannen water had doorgelaten. Terwijl ik omhoog zag, lichtte de man mij echter beter in en riep mij toe: »dat 's de kat, menheer! die sluiten we 's nachts op zolder op, voor de ratten." Op 't zelfde oogenblik hoorde ik het dier ook boven mij krabben. Onwillekeurig sprong ik nog een pas achteruit, hoewel 't niet meer noodig was. 't Goedje had even gemakkelijk op mijn hoofd terecht kunnen komen of in de pot met stroopvet op de tafel, of in 't bed van de vrouw; er waren toch naden en reten tusschen iedere plank van den zolder. 'k Herinnerde mij nu ook, dat ik, enkele maanden geleden, in een ander huisje hier aan den dijk bij een kind gehaald was, met ernstige verwonding in het gelaat en waar door het kort daarna gestorven was. In den nacht waren er ratten bij in de wieg gekropen en hadden een stuk van de neus en bijna een geheele wang wegge vre ten.' De luidjes in dezen omtrek hadden dus wel gelijk, wanneer ze hun kat 's nachts binnenshuis hielden. Of ik blij was, eindelijk de kleine te hooren schreeuwen en naar huis te kunnen gaan! (Wordt vervolgd.) Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Kon. Vereen.: »Het Ned. Tooneel": In Opstand. Parkschouwburg: Der Prozesshansl. Tivoli: De Student thuis. De Kon. Vereeniging »Het Ned. Tooneel" heeft een bijzonder werk gemaakt van de vertooiJng van In Opstand, tooneelspel in vier be drijven, naar het Fransche R'.colttie van Jules Lernaitre bewerkt door Fiore della Neve. Eea groot jaar geleden is in het Weekblad de Amsterdammer een uitgebreid overzicht van dit stuk gegeven, en ik zal er mij dus toe bepalen met eeu paar woorden de intrige in herinnering te bretjgen. De gravin de Voees heeft n zoon André, doch ook eene dochter, geboren eenige jaren na dat ze getrouwd was, uit eeue liaison met een officier. Het meisje, opgevoed in een klooster, is uitgehuvvd aan een leeraar aan een gymnasium en komt veel bij mevrouw de Voves aan huis, die zij voor eene vriendin harer moeder houdt. Half dus in de groote wereld levende, eigenlijk een zeer bescheiden tehuis hebbende met een man die hard moet werken, wordt het jonge vrouwtje al heel spoedig ontevreden, zij mort en zoekt afleiding in het gezelschap van den heer de Bretigny. Mevr. de Vores haar kind willende bewaren voor al het leed, dat zijzelf heeft motten door staan, wendt zich nu tot haar zoon om de jonge vrouw te redden door met de Bretigny te spreken. Zijn vragen ontlokken haar het geheim van de geboorte van haar dochter. De Voves heeft dan een gesprek met de Bre tigny, dat eindigt met een uitdaging. De dochter, die van het duel hoort, verbaast zich er over dat de Voves haar partij zoo op nam en is boos dat hij door zijn onbescheiden tusschenkomst haar goeden naam in gevaar bracht. Mevrouw de Voves is nu genoodzaakt voor de tweede keer het verhaal van haar schande te doen. Haar kind valt echter niet in hare armen zooals zij verwachtte, maar verklaart, niet een moeder te kunnen beminnen, diéhaar twintig jaar lang verloochende en een paar keer in het jaar als een vriendin een bezoek bracht. Eindelijk, als het duel heeft plaats gehad, en de Voves zwaar gewond is, heeft eene verzoening plaats tasschen moeder en dochter en tusschen man en vrouw. De verschillende tafreelen zijn zeer fraai. Het gesprek tussehen mevrouw de Voves en baar zoon, die vrij hard oordeelt over de vrien din die haar kind zoo weinig liefheeft, is een der mooiste tooneelen, en m. i. beter geschreven dan de acte, waarin de bekentenis aan de dochter Helene Rousseau plaats heeft. Dit laatste is echter zeer natuurlijk gedacht. In plaats van het gebruikelijke »O ! mijne moe der !", de verbazing eu de onverschilligheid. De band des bloeds is hier gebroken. Ook de verhouding tusschen broeder en zuster na de bekentenis is goed geteekend. tlij spreekt haar aan als «Mevrouw" en »U". Eerst als hij zijn leven voor haar gewaagd heeft, als zijne moeder haar terugwijst omdat hij in gevaar is, en haar man haar van zich stoot, omdat zijn vriend door De Bretigny bijna doodelijk gewond is, strekt hij de armen naar haar uit en noemt haar »zuster." De boosheid van mevr. De Voves en van Rousseau is minder gemotiveerd. Als men een jonge vrouw wil redden, zelfs ten koste van een duel, dan moet men haar niet terugstooten als had zij reeds gezondigd. Doch dit daargelaten. De voorstelling munt in alle opzichten uit. De dames mevr. Poolman, mevr. Frenkel en mevr. Pauwels?v. Biene vertoonden zich in keu rige toiletten. Het eenvoudige grijze van mevr. Frenkel in het eerste bedrijf stond in fraaie tegenstelling met het zwart en oranje satijnen kleed van mevr. Pauwels, en het zwarte baltoi let van eerstgenoemde in het tweede bedrijf was vokomen in harmonie met den toon van de de coratie in de serre. De decoratie had een bijzonder succes. Het was eens een afwisseling van de bekende tusschenzaal, waar ieder die wat te zeggen heeftin wandelt. Het gedempte licht gaf ook zoo'n goeden in druk van een koel hoekje. Ook het salon in het eerste bedrijf zag er hier goed uit. Ik geloof dat dit te wijten in aan een nieuw stel gordijnen en aan den koepelvorm va,n het achtergedeelte. Voor de handeling had wat grooter ruimte niet geschaad. Het decoratief schijnt zich dus te gaan herstellen, na den brand. Der regie komt ook in het hijzonder een woord van hulde toe voor de inrichting van het bal. Men zag nu soms door de vensters van de serre de dansende paren zich bewegen, doch juist zoo lang als dit niet aan de vertooning schaadde. Toen de handeling klom, verdwenen eerst die paren, die voor stoffage dienden, en de muziek zweeg later ooV. Van het spel der dames en heeren artisten kan ik mede niets dan goed zeggen. Mevrouw Poolman (mevr. De Vrn-en) die in eene week haar rol had ingestudeerd toen het bleek, dat mevr. De Vries niet zou kunnen op treden, en mevr. Freukel (ïlenrieile Rovsscau) bleven steeds de aandacht van het publiek boeien, de heer De Jong (Jiousseau) stelde in zijn kleine rol precies voor, wat men verwachten moest, en de heer Clous (De Vores) was zoo waardig, zoo correct in houding en kleeding, dat het mij speet dat hij in het laatste bedrijf een kleii;e vergissing beging. Hij wordt na het duel nl. binnengedragen met zijn halsboord om, en dat is orjuist. Als men duelleert moet een stijve boord afgedaan worden (de borst van het overhemd hindert niel), en als men dan zoo zwaar gewond is, kan de jas misschien aangedaan worden, doch de boord zeker niet. De heer Tourniaire (De Bretigny) was als altijd goed. De heer Verenet maakt groote vorderingen. Ik heb nu al een paar typen van hem gezien, die zeer goed waren en de académicien, die hij nu vertoonde, was uitstekend. Ik ben vrij uitvoerig over deze voorstelling, maar ik was zoo voldaan toen ik den schouw burg verliet, dat ik hier gaarne blijk van geef. De vereeniging Het Ned. Tooneel heeft hier mede getoond waarlijk een Koninklijke te zijn, en ik wenschte, d;it de medewerking tusschen artisten en regie altijd zoo ten vootdeele van het publiek kwam. Nog een paar dagen en de :;Müi:ohener" ver trekken, /ij hebben zich bij hot ti"Dial voorstel lingen, die zij in de .\mstelstad gaven, vele vrien den gemaakt, en de goede opkomst van een waardeerend publiek heeft doen zien dat hwt geen ijdel woord is : »Der kunsten God aan 't IJ met geestdrift aargebcên !" Menigeen had wel moeite niet het ver-taan, maar langzamerhand kwam meu er toch in, en het spel der artisten was zoo duidelijk dat men ook zonder alles te verstaan het stuk genoot. Een feit !?* het echter dat hun decoratief bij dat der Meldingere achterstaat, doch hun spel is keurig. Het beste is dat m. i. te zien geweest bij de vertooning van »Der Proze.sshausl." Dit is eeu boer, die met iedereen overhoop ligt en processen bij dozijnen hè.' ft. Hij is een i.ijdige plagerige figuur. Uit nijdigheid haalt hij ook een bosehje omver dat op grond staat, dien hij ge kocht heeft. Die boomen moesten eigenlijk blij ven staan om sneeuwvalleu af te weren, daar anders het huis van den Stiglbauer gevaar loopt. Maar de Stiglbaucr is ook een vijand van Lahndorfer, den Processhansl, en deze zou hem wel een lawine gunnen. Zijn dochter Burgl is doodsbang voor haar vader en als Toni, de zoon van Botenlisl haar tot vrouw vraagt, antwoordt zij ook : »Als vader ja zept, zal het ja zijn, zegt hij neen, dan is het neen." Toni blijkt echter een onechte zoon van Lahndorfer te zijn, en kan dus Burgl niet huwen. Als dit uitkomt, wordt er een mooi stuk treur spel afgespeeld door Lahndorfer, Burgl, Lisl en Toni. Toni doet zijn vader, die nooit naar hem om zag, hevige verwijten, hoewel hij eindigt, als hij de treurige geschiedenis van diens huwelijk om geld heeft gehoord, met hem te vergeven. Bjj hem binven wil hij echter niet. Als hij in het huisje zijner moeder terug is gekomen valt een lawine en treft juist die hut. Zoo is de vader door zijne boosheid bijna de moordenaar van zijn zoon, want hij heeft tegen wet en waarschuwing in, het bosch laten om hakken. Gelukkig is Toni niet dood, en nu is er geen sprake meer van vertrekken. Hij bestuurt het goed van zijn vader; hij geraakt verliefd op Rcsl, de dochter van den Stiglbauer, en Lahn dorfer genezen van zijn twistzucht, geeft gaarne zijn toestemming, ook als Franx, de zoon van den Stiglbauer om Burgl komt. Ten slotte trouwt hij zelf, om zijn zoon zijn naam te kunnen geven, met Lisl. De man, die met iedereen overhoop ligt, werd op uitmuntende wijze weergegeven door Hans Neuert. Hij was vooral goed in zijn sober ge zegd verbaal aan Toni, als hij hem vertelt waarom hij hem nooit als zijn zoon erkend heeft, en Carl Ernst (Toni), die mij wel wat luid spreekt, had zijn beste oogenblikken toen hij, het geheim zijner geboorte gehoord hebbende, uitriep: Is dat mijn vader ? En hij heeft mij twintig jaren lang dag aan dag gezien en heeft zijn hand niet op mijn hoofd gelegd !" Hij zegt dus hetzelfde wat in In Opstand, Helene Rousseau tegen haar moeder zegt, maar hij verzoent zich spoediger. Naast hem staan Burgl (Cornelie Netslagg) en Resl (Ella Jenke) die later Toni's Schatz wordt. De eerste had twee mooie tooneeltjes, het eerste met Fransl, als zij de herinneringen uit hun jeugd ophalen. De verandering in haar stem was keurig als zij eerst eigenlijk vreest met den zoon van den gehaten Sti/jllnuer te spreken, maar door de herinneringen langzamerhand zich weder in den ouden tijd indenkt en dan mee doet aan het: »Weetje nog wel van ! En deuk je nog wel eens aan i" Het tweede mooie tooneeltje is dat in het laatste bederijf als zij en Resl elkaar met hun vrijers, Fransl en Toni plagen. Dat gegichel en gemal is onbetaalbaar goed weergegeven. Bijna zou ik zeggen dat het het meest ver lichte tafereel uit het stuk was. Ella Jenke is dan ooV, zooals ik in het vorig overzicht reeds zeide, de meest typische figuur voor dit soort van stukken. Zij draagt het ronéle hoofd zoo kloek op haar schouders, en de lichtblauwe oogen en het blonde haar in een vlecht om haar hoofd gelegd, maken haar tot een echte vertegenwoor digster van het Beiersche Hooglanderinnenras. Een komische figuur is de gemeenteveldwach ter Scltlaufhfrl (Max Hofpauer), die alle vreemde woorden verkeerd gebruikt, een liefhebber is van een glas klare en nieh veel voorstelt van zijn macht als »Hohe Obrichfceit". De verha len die hij doet zijn allergrappigst. Toen hij in dienst was, zoo vertelt hij o. a., had ieder goed soldaat vier liefjes, t. w.: een keukenmeisje voor het eten, een kellnerin voor de Schnaps, een kameniertje voor de kleeren en de nette manieren, en een meisje met geld om Zondags mee uit te gaan. De hoer Hofpauer is een goede komiek en had steeds de lachers op zijn hand. De lie.ijes hadden weder veel succes en mej. Erna Gruunert zong onvermoeid de solopar tijen. De student tliuis, die dwaze grap van F. v. Eeden, heb ik in Tisoli zien vertoonen en dat met veel succes. De zotteruijeri zijn o:>k zoo on weerstaanbaar, dat men er gewoon door omver geworpen wordt. Dit stuk was goed ingestudeerd. Frans van Til voorgesteld door den heer v. d. Heuvel was een erg zofte jongen, maar toen hij »hem om kreeg" had hij zijn dronkenschap meer moeten laten zien. Zijn lijk-vallen kwam nu wel wat on verwacht. De heeren v. Ollefen, Harms, Eijlders en Morriën waren zijne medestudenten en deden he.t heel goed. De he,er MorrÜ'-n was de beste type als de Maluli. De heer Kaart als de Visuhhandelaar had ook een goede grime. Mevr. Kiehl als dienstmei-je zou ik niet bij studenten vertrouwen. De heer Thönissen speelde voor pa Van Til en mevr. Kley voor zijne echtgeüootc. Ik geloof dat het publiek hartelijker hier ge lachen heeft, dan het bij de Frai.sch gepeperde stukken doet. Fr. MAATSCHAPPIJ TOT BKVORDERINÜDER TOONKUNST. Afdeelingsmuziekfoest to Haarlem op 6, 7 en 8 Juni 18!)(). De goode gewoonte om aan de algemeeno ver gadering van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst een muziekfeest te verbinden, is ook nu weder trouw gevolgd. Naar de schoone bloemcnstad Haarlem stroomde do beschaafde wereld om gedurende drie achter eenvolgende, dagen het feest der muzen te vieren. liet geheel was gesteld onder leiding van den heer W. Piobert, orkestdirecteur der feestvierende stad. Voor den eersten avond stond Haydii's onver gankelijke Scliiipj'imy op het programma, het koor der afdeeling Haarlem was met eenige genoodigden aangevuld; het orkest van het Concertge bouw te Amsterdam had de taak der begeleiding, en de soli waren gesteld in handen van mejufvr. Pia v. Sicherer, sopraan uit Mi.in.ehen, den heer Rogmans, tenor uit Amsterdam, en den heer Em Blauwaert uit Antwerpen. Na het opheffen van den staf door den veld heer Robert, stroomden de nog frissche schoone' harmoniën van de korte introductie, die den chaos zoo meesterlijk schilderen, voortreffelük uitgevoerd, ons voorbij. De heer Blauwaert begint het ver haal der scheppinggeschiedenis lm Anfange schuf Gott, enz. Jammer dat h\j dit recitatief te laag intoneerde en in deze zweving bleef, zoodat het daaropvol gende koor: Und der Geist Gottes enz. (onbe grijpelijk!) in hetzelfde euvel verviel en zich eerst herstelde aan het slot, waar het volmaakt accoord invalt op het woord Licht. Wat de verdere houding van het koor en van af den aanvang die van het orkest betreit, heb ik waarlijk mets dan lof. Het klonk uit die jeugdige, geanimeerde kelen heerlijk; menig koor herinnerde nnj het frissche, zuivere, weldadige, volle der Mheinische feesten. Uen heer Robert komt alle eer toe voor de voortreffelijke, degelijke studie, die het feest voorafging; uit alles bleek duidelijk, dat de feestdirecteur de heilige kunst ten volle eerbiedigt; hij volbracht de hem opgedragen taak, hetzij hier met nadruk gezegd, voortreffelijk. Over Mej. Pia von Sicherer, die even als, reeds sedert zeer langen tijd, de Heer Rogmans, hier te lande een geijkte reputatie geniet, zoude ik niets kunnen zeggen, wat niet reeds bij herhaling en ia verschillende vormen tot hun welverdienden roem is geuit; alleen dit raag nog worden mede gedeeld, dat toen beide namen als tot de mede werkenden behoorende, bekend waren, men verze kerd was dat voor de soli ds aangewezen perso nen waren geëngageerd. Het tegenovergestelde geldt juist van den Heer Blauwaert; voorzeker is hij goed zanger, maar alleen voor zyn eigenaardig genre; zijn optreden in Haydn's goddelijk werk was gausch verkeerd gezien en gedaan. Zoowel als men voor het hoogst onbeduidende werk van Benoit de Schelde de daartoe geschikte krachten uit Belgiëliet komen, had men den ouden vader Haydn moeten huldigen door de Rapha«l en Adampartij op te dragen aan don man die Haydn in vollen ernut, maar niet in schijn, eert en waardeert. De tweede dag gaf ons dan ook gelegenheid te over Blauwaert in zijn kracht te zien en te hooren en wel als Vaarman" in het als noviteit (N.B. toch reeds zekere jaren tellende) genoemde werk van Benoit. Daar was hij in zijn element.; vrij als een vogel in de lucht, zong hij met Vlaemschen tongval, boertig, behendig, met vereischte kracht eu klem, den tekst van Em. Hieh Hoi, hi, ho! Hoe huppelen de baren, Wie 't luste te paren, Koom' varen, koom' varen. Ook zelfs de partij van de dichter" die min der opgewondenheid dan de Vaarman" eischïe, droeg hij met smaak voor. Mevrouw Maria Soetens-Flament (als meisje) mezzo-sopraan uit Antwerpen, weer onze Rogmans (als jongeling) en Henri Fontaitie (bas; dan eens als Zaïmekin's, of als Van Artevetde's geest) stonden hem ter zijde. Mevrouw Soetons heeft een zeer aangenaam geluid, zingt goed, heefteen goede school doorloopen en draagt goed voor, die zelfde eigenschappen deelden ook met haar de heeren Rogmans en Fontaine. Dat neemt niet weg, dat het mij leed deed, dat Rogmans, onze gevierde tenor, im Bunde" van dit Belgisch ge zelschap der viertc" was, om zijn heerlijk kennen en kunnen te moeten toepassen op een volslagen onrijp, wild werk. Hij deed natuurlijk, evenals de Belgische solisten, zijn best om van zijn partij iets te malsen, maar het was onmogelijk; hij moest zich tevreden stellen de voortdurend hooge moei lijke partij voortreffelijk te hebben gezongen, zonder meer. Benoit's Schelde heeft, het overigens schoone programma niet versierd; ik kan moeilijk aannemen, dat men er ooit weer naar zal grijpen. Den leider (ik zou haast zeggen in dubbele beteekeuis met ij") Robert, heb ik voortdurend be wonderd. Uit een onduidelijk geschreven, moei lijke partitie, waarin onophoudelijk do maat, eveneens rythmus en tempo, enz. afwisselen, te moeten dirigecren, daarbij ook te moeten oplet ten dat de solisten prompt invallen, (want in hunne, eveneens slecht geschreven, partijen was geen steekwoord of iets dergelijks aargegeven) ert dat bij al deze voetangels en klemmen" alles» voortreffelijk van stapel loopt, het koor en orkest zich zeer ferm houden, dat is een taak die nie mand zeer gemakkelijk aanvaart. Een dubbel bravo dus voor Robert! Jammer is het dat hy zijn kennis en zijn krachten moest verspillen ora gedurende een paar uren recht veel noten, zonder muziek, te moeten maken. Kn aan dezen chaos was de vijfde s-ymphonie van Beethoven voorafgegaan! Welke tegenstelling. Hoe was het mogelijk deze twee uitersten zoo bij een to brengen. Een verademing was het dus toen de derde dag Zondagmiddag Mendelssohn's Lobgesang het coït eert opende. Aan deze in dubbele betoekenis ge regelde partituur hebben we ons weer vergast. Het koor was weer even flink. De solisten, Pia v. Sicherer, Mej. Jeanne Laadréuit Haarlem en Rogmans eveneens. Het was solistendag en zoo liet ieder hunner zich afzonderlijk hooren ; Mevrouw Soetens liefst met 4 liederen van Benoit; Blauwaert met Compositiën van onzen Mcolai. (zeker het beste dor 3) van Iluberti en Jan Blockx. Pia von Sicherer hield zich aan de . heerlijke bloemen van Duitschen bodem en plukte die bij Jensen, Schumann en Strauss; lleiuy Fontaine gaf weer twee liede ren van Benoit; en nu kwam onze Rogmans, die mettegonsta,ande de grooto vermoeienissen van al die repetitic;n en concerten, nog enorm succes be haalde met de Zigeuner-Ballade van Julius Sachs; on eindelijk noem ik onzen Johan Smit (al woont hij ook te Gent) die zich als een voortreffelijk vaardig violist deed kennen met zijn 4e Concert vau Vieuxtemps en met nog 2 werken van, Thoméen Ernst. Hij werd levendig toegejuicht bij zijn komen en bij zijn gaan. Dat het Robert niet aan cerbewijzingen ont brak (kransen, bloemenregen enz. enz ) laat zich denken; het was dan ook zeer verdiend. X.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl