De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 15 juni pagina 5

15 juni 1890 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

beschuldigde tegen hem te hebben .anen om ^jne hoop te vernietigen. werd toen geheel onverschillig voor de en unberechenbar", zeide zpe oude IPUJM», »in alles wat bij deed of schreef. Hij was ;:*f. déman niet naar om sentimenteel te gaan zit tel klagen tegen de wreedheid van het lot; liever 'h\j rechtstreeks ieder aan in wien hij een MBtonder meende te zien. De Almachtige zelf niet te hoog voor zijne aanvallen; hu zou Hem ?jl nit den hemel willen jagen, daar Hij niets Wde doen om Heine's dankbaarheid op aarde te . Bodenstodt aarzelt niet te verklaren dat de actieven van Heine's onvaderlandslievende houding «ren onedel waren als zyn Vaterlandslosigheit" lOranjébloesems, Versjes en liedjes voor de iWgd, door Philopaedion, uitgave van P. Noordhoff, a in oranje omslag gebonden en met het portret van Prinses Wilhelmina voorzien. De versjes zijn gemakkelijk gerijmd en meestal vrij van overdre ven woorden ; over 't geheel^ in aangenamen toon, toch zijn er niet veel by die ons voor popularitt&t bestemd schijnen, gelijk zoovele van Gouver&enf, Heye en Louwerse. Philopaedion heeft niet i$ alle bedacht dat ook in dit genre het beste nmwelijks goed genoeg is, en dat. waar de regels te weinig zin bevatten om een oudere belang in te boezemen, ze vaak niet beduidend genoeg zijn 4kg de aandacht der kinderen te boeien. De- firma Brockhaus te Leipzig doet weten dat <te tton verschillende uitgaven van Stanley's In het donkerste Afrika", alle gelijktijdig in de Iffttste helft van Juni zullen verschijnen. Stanley 1>egon er 25 Januari aan, en schreef iederen dag 90 bladzyden. B\j den heer E. W. P. de Vries. Warmoesstraat 182 te Amsterdam, zullen op 21 Juni en volgende 4pgeB twee belangrijke bibliotheken, die van wijlen dan heer A. Smit Gzn., burgemeester van Zaan«§(«1 en die van wijlen den heer Th. Genet, van Amsterdam, verkocht worden. Wetenschap. STATISTIEKE OPGAVEN OVER PASTEUK's METHODE TOT GENEZING DER HONDSDOLHEID. is in de vorige maand vier jaren geleden, dat Pasteur aan de Fran?che Akademie van Wetec schappen mededeeling deed van de resultuten zijner proeven tot genezing van de honds dolheid door inenting. Nadat zijne methode bij 380 zieken met goed gevolg was toegepast, werd door bijdragen uit alle landen de oprichting van bet Institut Pasteur te Parijs mogelijk gemaakt. Over de werking van deze inrichting heeft dezer dagen Dr. Perdrix rapport uitgebracht. In de jaren 1886?89 werden in het Institut in het geheel 7893 door hondsdolheid aangetaste per sonen behandeld, en van dezen zijn slechts 53 Overleden. Elk jaar werd het aantal der ge tallen met dohdeliiken afloop geringer. In en kele zeer bedenkelijke gevallen, bij welke talrijke ?verwondingen hadden plaats gehad, was de hoofdzetel der ettering meestal dicht bij de hersenen. Het aangezicht, de hals en de bo venste extremiteiten toonden een sterker ettering dan de overige licbaamcdeelen en moesten dus Wel krachtiger worden behandeld, dat wil zeg gen met minder verdunde inspuitingen en met veelvnldiger en scherper inentingen. De behandelde lijders werden in drie kategoeën verdeeld: lo. personen, gebeten door dieWB, bij welke de hondsdolheid langs proefondervindelijkeo weg, d. i. door de entproef of door d*' waarneming van andere, door hen gebeten dieren was geconstateerd; 2o. perponen, gebeten door dieren, wier dolheid door het onderzoek tfcft een veearts was bevestigd; 3o. personen, gebeten door dieren, die van dolheid werden verdacht. Volgens de aan bet rapport toegevoegde tabel ?tierven van de 1336 personen, tot de eerste tatagorie behoorende, 13. dus 0.97 percent. Van dé5241 personen der tweede katagorie Stierven 33, dus O 63 percent, en van de 1316 personen der derde katagorie overleden er 7, dus 0.53 percent. - Het blijkt dus, dat van de 7893 behandelde personen 53, dus 0.67 percent overleden, en wel 25 in het jaar 1886, 13 in het jaar 1887, 9 in het jar.r 1888, en slechts 6 in het jaar 1889. De sterfte is dus van 0.94 percent in 1886 gedaald tot 0.33 percent in 1889. De beden kei ij k hèld der gevallen hangt samen met de plaats, waar de verwondingen zijn aanj$ebracht. Van de 7893 personen, die werden behandeld, waren er 672 gebeten aan het hoofd of het aangezicht, en van deze overleden 15 (2.23 percent) ; 4387 waren gebeten aan de han den, en van dezen stierven 29 (0.66 percent); 2834 waren gebeten aan de overige ledematen in den romp, en van hen overleden 3 (0.32 percent). De verwondingen aan het hoofd breiden zich spoedig uit tot de hersenen en het ru£rgemerg en kunnen, wanneer geen snelle behandeling der gebeten plek plaats heeft, niet meer worden ge nezen. Verder dient men nog rekening te hou den met het feit, dat bij de beten in het gezicht en de handen de tand van den houd recht streeks in het vleesch dringt, terwijl bij andere deelen van het menschelijk lichaam'de tand eerst door kleeHinerstukïwn moet dringen, die een deel van het giftig speeksel terughouden. _ Volgers de door dr. Perdrix medegedeelde sta tistiek is de werking van het chemisch uitbran den tamelijk problematisch, even zoo is het uit branden met het gloeiend ijzer niet altijd doel treffend, daar hierbij dikwijls niet alles, wat aan getast is, wordt uitgebrand. DE OUDE SCHILDERIJ. Toen Pourot tegen zes uur thuis kwam, liep zijn vrouw hem tegemoet met van vreugde jtralende oogen. «Weet je wel hoeveel dit waard is?" zeide re, terwijl ze hem een kleine berpokte schilderij liet zien, die in een oudachtige lijst zat. En zonder den armen boekhouder tijd te laten om op adem te komen, riep zij: «Twintigduizend francs!" Hij stond verstomd; hij begreep er niets van. Mejuffrouw Anaïs bevestigde, met een hoofdknik, het zeggen van hare moeder. Toen dacht de goede Pourot dat zij krankzin nig geworden waren, hij deed zijn overjas uit, zette zijn stok in den hoek, waar hij hem werktuigelijk iederen avond neerzette, en sprak: »Ge moet me eens uitleggen, waarom dit vod, die ge zelfs niet in de eetkamer durft ophangen, plotseling zulk een kostbaar stuk moet heeten." De groote som deed hem twijfelen, maar hij durfde niet te hard te lachen, daar hij er eerst iets van wenschte te weten. Een zeer eenvoudige geschiedenis en die men hem in weinig woorden vertelde; de schilder van de vierde verdieping, had, terwijl hij 's avonds verhuisde, juffrouw Pourot bij den conciërge ontmoet; deze had tegen den muur van zijn kamertje zijn portret in olieverf han gen. Hij was daarop voorgesteld in zijn gala jas, en de blinkende lijst was zorgvuldig met gaas bedekt, tegen de vliegen. Zoo over kunst sprekende, liet juffrouw Pou rot zich ontvallen dat zij een oude schilderij bezat, afkomstig uit eene kleine erfenis; de schilder uitte het verlangen het voorwerp te zien, bekeek het oplettend, geraakte in verruk king, ontdekte een B. op de achterzijde van het doek, het naamcijfer van den schilder, want de vroegere meesters teekenden niet voluit met al hun letters, zooals de moderne meesters en verklaarde zeer ernstig dat het een werk was van een beroemd kunstenaar der Hollandsche school, uit de zestiende eeuw. »Een klein fortuin l" riep hij vol geestdrift uit; »die schilderij moet ge als een familie kleinood bewaren." Juflrouw Pourot zette groote verwonderde oogen op; ze waa nog meer verbaasd toen ze vernam dat een liefhebber er wel twin tigduizend francs voor geven kon, op zijn minst. De boekhouder glimlachte ongeloovig. »Hij heeft u op zijn minst voor den gek willen houden." »Voor den gek houden ? voor den gek hou den ?" Het denkbeeld was bij de goede vrouw niet opgekomen. Dat was onmogelijk. Een jonge man die er zoo fatsoenlijk uitzag. Anaïs protesteerde ook hiertegen. Overigens kon men informaties nemen; er zijn immers experts. »Er zijn experts," herhaalde de goede Pourot, peinzend, gewonnen door het vertrouwen van zijne vrouw en dochter. »Dus zegt ge dat het een Hollander is?" De schilder had den naam op een stukje pa pier geschreven, »Fluweelen Breughel.' ?sHum ! dat is een zeer zonderlinge naam," mompelde de boekhouder weer twijfelend. Hij had een groot vriend in den secretaris van eene gemeente-bibliotheek, een geleerd rcan. Een uurtje na den maaltijd zou hij hem over het onderwerp gaan raadplegen, maar Fluweelen Breughel, dat leek hem niet veel bijzonders. En toch plaatste men zijne schilderij op het buffet in de eetkamer, den geheeleu maaltijd door was er van niets anders sprak». Vroeger was het f-tukineen rommelkaraerachterafgezeten met schaduw en minachting omringd, nu straalde het in het volle licht, door de geheele fa milie met de oogen verslonden, en beschouwd als een god, waarvan men wonderen ver wacht. Na het dessert nam Pourot weer zijn stok, zette zijn hoed weer op en begaf zich, zeer ernstig, de nieuwsgierigheid, die hem prikkelde, onderdrukkend, naar de maire. De dames wachtten in koortsachtige span ning, en toen de eerlijke Pourot terugkwam, vond hij het schilderijtje tu.'schen twee kaarsen staan, als een heilige reliek. Zegevierend toonde de boekhouder het pa piertje, waarop met potlood deze regeK uit een biographisch woordenboek, geschreven «aren : »Johannes Breughel, genoemd de Fiuweelen Breughel, beroemd schilder, geboren iri 15(J8, gestorren in 1042, leeriirg van Goe Kin rit. Zijn voornaamste werken zijn : het Paradijs (Paleis Doria), Urania, Slag bij Arbcla (Konink lijk Museum te Brussel), Ontmoeting van David en Abiyail (Haagsch Museum)," enz. Het was dus waar, rnen had een authentiek meesterstuk. «Wat zullen we er mee doen ?" Ik zal morgen een expert gaan opzoeken," antwoordde mijnheer Pourot. Daarop ging men naar bed. Mlle Anaïs droom de zich in slaap met een huwelijksplan met den zoon val een hobo aan de Opera, een huwelijk dat nu mogelijk werd, dank zij de 20,000 francs die een huwelijksgift uitmaakten..... Hare moeder intusschen sliep in met de ge dachte dat men nu denkelijk haar droom, den vasten droom van een kantoorklerksvrouwtje, zou kunnen verwezenlijken en een huisje koopen »niet grooter dan zoo," buiten, aan de oevers van de Seine, voor de Zondagen 's zomers. Wat de boekhouder betreft, de schilderij bleef hem met buitengewone juistheid in het geheu gen. Hij had het stuk zóó lang bekeken. Nu vond hij het wonderbaar! Hoe kwam het dat hij nooit vroeger getroffen was door het talent, dat daaraan was besteed. Dan herhaalde hij fluisterend het cijfer, 20,000 francs. Zonder het toeval, dat dit kostbaar voorwerp aan het licht had gebracht, zouden de Pourots er nooit aan gedacht hebben, dat zij een Breughel, de Fluweelen Breughel genaamd, in handen hadden. Wat toch beroemdheid is! De ambtenaar zegende den beroemden kunstenaar, die misschien eertijds niet in eigen rijtuig reed, maar wiens talent met de eeuwen den uitgezochten geur kreeg, dien oude gebottelde wijnen ontwikkelen. Den volgenden morgen na het ontbijt maakte Pourot zich gereed om den expert te gaan raad plegen. Hij moest in elk geval terugkomen of met geld in den zak, want hij mocht de liefheb bers niet langer van zulk een meesterstuk berooven, of met de schilderij onder den arm. . . . Bah! Juffrouw Pourot had een blind vertrou wen er op. 's Morgens vroeg werd de vrouw van de conciërge dan ook ingelicht omtrent den tocht, en toen de boekhouder uitging, met plechtigheid de schilderij dragende die in voeringkatoen ge wikkeld was, hield zij hem aan om hem geluk te wenschen. »Waarlijk, hij was wel gelukkig, zulke kostbaarheden te erven." Pourot scheen niet zeer verwonderd; zijn bloedverwant in Brussel, een man van smaak en kenni«, had slechts dingen van groote waarde in zijn bezit gehad. Hij ging heen met zijn gewonen kalmen en af gemeten stap, en richtte zijne schreden naar de rue Laffitte. Men volgde hem met vriendelijk oog ; hij sloeg den hoek van de straat om. De dames bleven aan het venster. En toen hij om dienzelfden hoek twintig minu ten later wetr verscheen, had hij geen Breughel, genaamd de Fluweelen Breughel, meer'onder den arm. De moeder en de dochter gaven hunne vreug de in luide uitroepen lucht; de eene had in ge dachte de streek uitgekozen, waar men zich de «?villa" m'oest aanschaffen ; de andere had juist precies den dag bepaald waarop ze z<>u trouwen. Men ging naar beneden, den braven man te gemoet, de vrouw van den eoncierge was reeds op deu drempel van haar hokje en vroeg: »I)us, .... het is zoo ?" ^Twintig duizend?" Xeea.... vijftienduizend.... maar! Wat zal ik er van zeggen, die kucstkoopers. ... af zetters zijn het!" Vijftienduizend, dat is toch nog zoo kwaad niet '." Maar toen Pourot thuis was, sloot bij zorg vuldig de deur en wendde zich tot zijn vrouw en dochter, die glimlachten, ofschoon het maar vijftienduizend francs w;.a. Neen, niet vijftienduizend, i;iets !:' liep hij zacht,'naar woedend. »Het is maar een copie; hf t origineel is op het Louvre.... een oude copif, bovendien slecht gemaakt, door een on bekende. Ik dacht het wel, par bleu ; 't is duide lijk ! Die kladder van de vierde verdieping heeft je voor den gek gehouden ! Men het ft het ding in 't geheel niet willen hebben, voor niets niet!" Er volgde eene lange pijnlijke stilte. Eindelijk vroeg Anaïs beschroomd, wat bij met de schil derij gedaan had. Ik heb ze in een koffiehuis in de buurt laten staan. Ik kon ze niet meebrengen... . het aan da vrf/uw van den conciërge zeggen.... Menhetft ook zijn tr<;ts.'' De boekhouder barstte in lachen uit bij dit denkbeeld ; hij omhelsde zijn vrouw en besloot vroolijk: ,,Koui, laten we ocs troosten. Er is niet verloren, ten slctte zelf» het meesterstuk ).iet !'" Hij ging ilienzelf.Aeu avoud <ien Breugheï, geraamd de i lunet-Jen Breughel, halen, toen "het gas uit was. Hij bracht het stuk tersluiks binnen, als iets om wen voor te schamen, <-n verstopte het in het dui kerste gedeelte van ile romint ikarner, waar het zijn eeuwenoude rust hernomen heeft, en waar het die voortzetten zal tot op den dag, waarop de erfgenamen van de>Pourots zich over de waarde, helaas, dezelfde illusies zullen maken. VOOR DAMES. Dames op reis. Een dagtaak. Het Hof van Berlijn. Bekroond. Terwijl het vroeger als een ongehoord vraagstuk voor een vrouw beschouwd werd, alleen te reizen, maakt men het haar tegenwoordig zoo gemakkelijk mogelijk, en zij maakt er dan ook ruim gebruik van. Verlangt zij alleen te reizen, men geeft haar afzonderlijke coupé's tot in de derde klasse; hin dert haar de sigarenrook, zij wordt er niet mee lastig gevallen. Heeft zij een aantal pakjes bij zich, de medereizigers bewijzen haar allerlei dien sten ; over raampjes en gordijntjes openen en sluiten gebiedt zij oppermachtig. Zelfs beweren reizende lieden wel eens, dat het vergen en mis bruiken van al deze voorrechten door de verwende dames hier en daar tot oppositie leidt; de oude heer uit een Duitsch blad, die tot stelregel had in den coupe zijn er geen beleefdheden, maar wel hoekplaatseu" heeft menig stil geestverwant. De dames maken het er wel eens naar. In den trein van Parijs naar Vcrsailles stapte een heer, drie minuten vóór dat de trein vertrekken zou, met een sigaar een coup eerste klasse binnen. Ziende dat er eene dame in zat, wilde hij zijne sigaar wegwerpen of haar verlof vragen, verder te rooken. Maar reeds was zij hem vóór en verweet hem op hoogen toon zijn onopgevoedheid. Mon dieu", antwoordt hij, ik wilde juist aan uw wensch tegemoet komen, maar nu zal ik u verder niet lastig vallen" ! Met eene buiging verliet bij den coupé. Juist ziet hij een lompen vuilen Auvergnat, naar knoflook en alco hol riekend, die een derde klasse wil instappen. Vriend," zegt hij, hebt ge wel eens eerste klasse gereisd?" Nooit!" Kom dan mee, ik heb hier een biljet dat ik niet gebruik, laat mij het tegen het uwe inruilen." Hij geleidt den kolendrager naar de juist door hem verlaten plaats in den coupéeerste klasse, sluit de deur, en wipt haastig met zijn havanna in de derde klasse, terwijl de trein vertrekt. -?s * * Hötelhouders en ervaren reizigers onderscheiden terstond de dames der verschillende natiën, nog meer dan de hoeren. Zij hebben ook ieder hare eigenaardigheden. De Duitsche reizigster wordt noch buitengewoon geprezen, noch gevreesd of ge schuwd. Zij is noch veeleischend, noch voorkomend, niet onbescheiden, maar voert toch gaarne een gesprek, onderricht zich gaarne omtrent hetgeen zij ziet, ook zonder de bedoeling om er terstond, zooals de Engelsche, boeken en artikelen over te schrijven. Zij houdt van rust en gemak. De Francaise is in sommige opzichten geheel het tegen overgestelde. De geographie is, zooals men weet, haar zwakke zijde. Van landen, bergen, rivieren en meren zijn de namen haar alle even nieuw en even onverschillig. Waar zij is, kan haar weinig belangstelling inboezemen, maar wel of zij in den coupéprettig praten kan. Zij heeft een uitmun tend humeur, vindt alles aardig; alleen eene onbeleefdheid of een gemis aan beleefdheid kan dit bederven, maar zij zelve is voorko mend en bereid tot alle kleine attenties. Kleine ontberingen, desnoods groote avonturen, zijn haar het genot van de reis: niet aan te ko men waarheen zij hare reis richt, eigenlijk het grappigste incident. Zij acht zich ook door ge zelschap, dat later blijkt geen heel goed gezelschap geweest te zijn, volstrekt niet gecompromitteerd; het is op reis", en dus in elk geval buiten de werkelijke wereld. De Russin behoort tot twee klassen; de zeer voorname, rijke, beschaafde, be minnelijke, of' de andere die op een zeer lagen trap van beschaving staat, onzindelijk, grof, on beleefd, egoïstisch, liefst vergetend te betalen. Do Italiaansche is op reis bescheiden, volgzaam en deemoedig als een zoet kostschoolmeisje dat uit ma" vrij hulpeloos, maar dankbaar, gevoelig ook voor de schoonheid van vreemde landschappen. De Hollandsche is voor de hötelhouders, die er aan gewoon zijn, een welkome gas^, voor de an deren een schrikbeeld. Zij wil geen trappen klim men ; do kamers schijnen haar altoos slecht ge lucht en stoffig; maar wanneer zij het naar haar zin gehad heeft, kan do hötelhouder op eene warme en voordeelige recommandatie rekenen eii de kamer is zooals zij er van daan komt, aan een ander te <rèven want er is geen stofje, geen vlekje, geen stoel is van' zijn plaats gezet. De Engelsche is voor de medereizigers een gruwel,voor de hötelhouders meer een voorwerp van strijdlust, dan een kl&nt. Zij weet alles wat zij eischen kan en probeert met:r te krijgen, in ieder opzicht. Zij ontsiert hotels, land schappen en wandelingen met haar groote laarzen, Icelijke paraplu's, onmogelijke hoeden en versloEindstelling der partij N X. en Schallojip. 1- T ff 3' A, n k,3< -?a _ÏJ^ ,~^> L' *'"*>*' t / ' n . In Gazotta Lettcraria touriiooi bekroond. 15'v .4KT 5! -"-N ?i l aucdefgh i WIT \ problemen, enz., zoodat de inzenders daarom i eenig geduld moeten hebben. l'. J. C. Alhier ook voor u kan het bovenstaande gelden, zoodra onzti ruimte het toelaat na zo gekeurd te hebben zullen wij ze plaatsen. Problemen. XP. 27 van. K. Erliu te Weenen. ZWART i f Wit: a b c d e WIT Mat in 2 zetter. koning hl koningin f'S kasteel b2 en e4 paard (17 t' l Inopor 1>7 pions c3 en g'!. Zwart: koning f3 kasteel ad g6 paard h6 en hS looper ciJ pions a4 f2 f5 en b'. Xo. 28 van W. A. Shinkman in Grand Eapids. Int. Chess Mag. a b c d e f g h Vv IT Mat in .'5 zetten. Wit: koning a7 koningin t'7 kasteel cG paard aU pion b2 e2 gG en h-i. Zwart: koning d£_pions d_5_ e3j3n__5JO_g7_ 1^>_.__ ERRATUM. In het in ons vorig nummer voorkomende eindspcl van Dr. Neustadl moet de zwarte koning ueit op d8, maar op dl staan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl