Historisch Archief 1877-1940
WEEKBLAD VOOE NEDEKLA
Ieder nommer bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
UUgeter: Tj, VAN HOLEEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 22 Juni.
Abonnement per 3 maanden ?1.125, f
Voor Indiëper jaar ,
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer
Reclames per regel
?. p. postf 1.27'
mail»10.
. . . . 0.10
0.40
I H H O V I»
VAN VEERE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON : Psyche, II, vertelling uit den ouden t\jd, door
Ij. V. Nagel. Uit de herinneringen van een
geneesheer, door Ennius, f Slot)?Nieuwe Schouw
burgzaal, (Z># de -plaat). UIT HET HAAGJE
door Z. KUNST EN LETTEREN: Tooneel to
Amsterdam, door Fr. Het Théatre Libre.
De kunst op de Haagsche Tentoonstelling, III
door Francesco. Aanteekeningen Schilderkunst,
door G. T. De einduitvoering van het Con
servatorium. Fritz Reuter en Onkel Frasig.
VARIA. SCHAAKSPEL. Zyn zoon, naar
liet duitsch van Theodor Herzl. ALLERLEI
INGEZONDEN. RECLAMES. BEURS
OVERZICHT. ADVERTENTIËN.
Van verre en van naby.
De Justiee, aan welke wij veertiea dagen
geleden eene vermakelijke charge ontleenden
van de tusschen de Engelsche en Duitsche
gevolmachtigden gevoerde onderhandelingen
Betreffende de . wederzijdsche aanspraken
op Afrikaansch gebied, is thans in zak
en assche, en met naar de geheele Fransche
pers. Het is geen mededoogen met hel
lot der zwarte broeders, over welke men
te Londen en te Berlijn even vrijelijk beschikt
als te Parijs, wanneer zich daartoe de gele
genheid aanbiedt, maar het is de vrees voor
Eet onbekende, die de Fransche bladen op
zoo ontstemden toon doet spreken over het
pas gesloten Engelsch-Duitsch traktaat. Op
zich zelf is dit tractaat een nieuw bewijs
van de gestadige toenadering tusschen
Duitschland en Engeland, welke den Franschen
natuurlijk onwelkom is. Maar in dit bijzon
der geval heeft, volgens de Fransche opvat
ting, Engeland meer gegeven dan het ver
kregen heeft. Daar moet dus iets achter
steken. Het giving too little and asking too
much, de fout die de Engelscben in matters
of commerce the fault of the Dutch noemen,
is eene eigenschap, die in den regel ook
de transactiën van de regeering Harer Britsche
Majesteit pleegt te kenmerken. Voor
deEngelschen in Afrika (en niet alleen in Afrika)
geldt nog wat de molenaar van Sans-Souci
van Frederik de Groote kon zeggen: »On
respecte un moulin, on vole une province." En
nu geeft Lord Salisbury het ideaal op van
eiken rechtgeaarden Engelschman, om eene
breede, doorloopende strook van de Kaap de
Goede Hoop tot de monden van den Nijl
Engelsch grondgebied te maken! Nu telt hij
de moeite en de ontberingen der Engelsche
wegbereiders, de opoffering der hun aardsch
vaderland nooit vergetende Engelsche zen
delingen voor niet, en laat Duitschland heer
Feuilleton.
2)
PSYCHE.
Vertelling uit den Ouden Tijd,
DOOR
LOUISE VICTORINE NAGEL.
E strinse 'l oor d'un laccio si possente
Che morte sola fia ch'iadi ]o snodi.
PBTEARCA.
Félice zocht haar eenzaamste plekje op
en liet haar hoofd rusten op het koele mos,
maar hoeveel wij, geesten, tot haar fluister
den, zij was en bleef ontroostbaar; hoe gloeide
dat hoofdje, hoe gloeiden die kleine handen
als ware in haar gansche wezen een vuur
van heiligen toorn ontbrand; als ware daar
iets ontvlamd in hare ziel een groot
verlangen, en het voorgevoel van grooten
strijd.
Wij keken door het venster en niemand
zag ons, al gleden wij op zonnestralen naar
binnen. Wij wilden als beschermgeesten on
gezien blijven, en ons grootst verdriet is dat
ook de fijngevoelende onder de menschen
zoo zelden onze taal verstaat. Wij fluisteren
200 trouw; toch worden wij mistrouwd of
geheel niet verstaan. Wij zagen Félice bij
net raam zitten tegenover hare duenna en
deze sprak: >Vergeet geen oogenblik de
strengste etiquette tegenover den man
die u Italiaansch moet onderwijzen; jonge
lieden die met hoogeren stand in aanraking
komen, vergeten wel eens in hun overmoed
en meester op het terrein van beider werk
zaamheid. En daarenboven geeft hij aan
Duitschland nog Helgoland op den koop toe.
De Pau Mail Gazette noemt deze transac
tie een object surrender van Lord Salisbury.
Zoo onbeleefd zijn de Fransche bladen niet.
Maar zij insinueeren, dat de Engelsche pre
mier, door zijne inschikkelijkheid zich de
toestemming van Duitschland heeft verze
kerd, om in Egypte te blijven zoolang het
hem goeddunkt, dus voor goed.
Het is ons natuurlijk onbekend, of der
gelijke afspraken zijn gemaakt. In het
traktaat zelf komen zij niet voor, en op deze
overeenkomst is, naar het ons voorkomt,
niets aan te merken. Engeland en Duitsch
land grondden beiden hunne aanspraken op
Afrikaansch grondgebied op zeer betwistbare
stellingen. De eerste hebben wij reeds ge
noemd; zij eischte de continuiteit van
Engeland's sphere of influence van het noorden
tot het zuiden. De tweede van Duitsche
zijde verdedigd, en zeker niet minder be
twistbaar, luidde: het «achterland" (Hinter
land) behoort aan de bewoners der kust
streek, tusschen dezelfde breedtegraden be
grepen. De zaak was eigenlijk niets anders
dan een verschil over de manier van
riemensnijden uit andermans leer. En daar nu de
onafhankelijkheid der zwarte broeders in
Centraal Afrika slechts eene quaestie is van
enkele jaren, en de Engelsche en Duitsche
handelaars en ambtenaars het met hen
zeker niet erger zullen maken, dan de Ara
bische slavenhaalders, zal men ons, naar wij
hopen, niet van al te groote hardheid van
harte beschuldigen, wanneer wij in het tot
stand komen van het traktaat eene daad
zien van wijs en kalm politiek overleg en
een nieuwen waarborg voor de vermijding
van een Europeesch conflict.
Een harde pil voor de Engelsche Jingoes
is de afstand van Helgoland. Niet dat het
bezit van dit eiland voor Engeland eenige
waarde had, maar het was zulk een
streelende gedachte: de Engelsche vlag waait op
Helgoland iii Duitsche, op de Kanaal-eilan
den in Fransche wateren, te Gibraltar op
Spaansche, in Malta op Italiaansch, in Cy
prus op Turksch gebied.
Deze kleine opoffering van nationale ijdel
heid van Engelsche zijde wordt in Duitsch
land begroet als een ideaal succes der na
tionale aspiratiën van alle Duitschers"1, en
kan dus dienen om de teleurstelling der
Duitsche Kolonialschu armer, die zich
Oeganda en de Aequatoriaal-provincie reeds
als Duitsch gebied hadden gedroomd,
eenigszins te verzachten.
wie zij zijn; wees zoo afgemeten dat hij dit
geen oogenblik zal kunnen vergeten."
Nauwelijks had zij deze les voor de laat
ste doch niet voor de eerste maal uitgespro
ken of de onderwijzer werd aangediend. Er
was iets rustigs, iets zeker» in zijn binnen
treden en in den eerbiedigen doch geenszins
onderdanigen groet. Die rust en het ernstige
in zijn voorkomen deden hem ouder schijnen
dan hij was en daar de eenige schoonheid
van zijn gelaat in den tegelijk zachten en
doordringenden oogopslag school en de bij
ziende duenna deze kleinigheid niet kon op
merken, voelde zij zich van elke vrees ont
slagen en lette niet op Félices houding ge
durende de eerste les. Toen hij zoo rustig
bezig was met de verklaring van de eerste
beginselen der taal, week alle schuchterheid
bij de leerlinge en verzette zij zich tegen
de les der gedwongenheid. Het was voor
den eersten keer dat zij in gezelschap was
met een ander jong hart, want voor haar
scheen de blik dier donkerblauwe oogen niet
ouder dan die in werkelijkheid was. Ver
trouwelijk zag zij tot hem op als een kind
dat goedkeuring vraagt bij de eerste poging
om iets te verstaan van 'tgeen tot heden
in een verzegeld boek lag besloten.
Alleen stemde het haar onrustig wanneer
zij, die den blik van het nieuwe, het nooit
gekende zocht, opmerkte hoe die blik zich
juist dan van den hare afwendde en in het
boek rustte.
Wij zagen dit stille spel en waren blijde.
Wij hebben het zoo dikwijls gezien dikwijls
met een voorgevoel van de tranen die zou
den volgen, maar toch stemt het ons altijd
De commissie uit den Duitschen Rijksdag
die belast was met het uitbrengen van een
rapport over de door de regeering ingediende
legerwet, is met hare taak gereed. Zij heeft
na langdurige discussiën het
regeeringsvoorstel aangenomen. Verworpen werden twee
door de Duitsch-vrijzinnigen ingediende voor
stellen : l», dat van den heer Rickert, om
de legersterkte op voet van vrede telken jare
te laten vaststellen door het Parlement, en
2o dat van den heer Richter, om met l
October 1891 den tweejarigen in plaats van
den driejarigen diensttijd in te voeren. Tegen
het regeeringsontwerp stemden in de com
missie de Duitsch-vrijzinnigen, de volkspartij,.
de sociaal-democraten en vier van de negen
leden van het Centrum.
Wat zal nu het Centrum in den Rijksdag
doen ? Van de beantwoording dezer vraag
hangt het lot der legerwet af. Zeer waar
schijnlijk zullen de Zuid-Duitsche clericalen,
die zich door een meer democratischen geest
kenmerken, tegen, en hunne Noord-Duitsche
geloofsgenooten vóór stemmen. De beslissing
hangt grootendeels af van de Rijnlanders.
De heer Windthorst wenscht klaarblijkelijk
de aanneming der wet, omdat eene
eventueele ontbinding van den Rijksdag zeker
meer aan de linkerzijde dan aan het Centrum
zou ten goede komen. Hij heeft echter re
kening te houden met de vroegere protesten,
door zijne partij tegen de vermeerdering der
militaire lasten ingediend. Om den schijn
van consequentie te behouden, heeft hij in
de commissie een viertal motiën ingediend,
waarin gewezen wordt op de wenschelijkheid
van een aantal compensatiën, door de regee
ring te geven, wanneer het ontwerp wordt
aangenomen. Hoofdzakelijk komen deze com
pensatiën neer op bekorting van den in effec
tieven dienst door te brengen tijd en op hand
having van het recht der vertegenwoordiging
om de begrooting, ook voor leger en vloot,
jaarlijks vast te stellen. Dat de linkerzijde
in de commissie voor deze motiën, die ge
heel in haren geest zijn gesteld, hebben ge
stemd, was begrijpelijk, maar toch een
taktische fout. De fout is echter te herstellen,
omdat de stemmingen in de commissie de
partijen niet binden. Worden echter de mo
tiën van den heer Windthorst, van welke
de regeering niet de minste notitie zal ne
men, in den Rijksdag aangenomen, dan zal
ook het geheele regeeringsontwerp, zonder
eenige compensatie worden goedgekeurd. En
dit is het juist, wat de linkerzijde moet
trachten te voorkomen.
De Nederlandsche volksvertegenwoordigers
hebben op het Binnenhof veel hooren praten
blijde, want wij weten dat voor stervelin
gen een oogenblik van volkomen geluk reeds
veel is.
Ik zal het verbergen met heldenmoed, zoo
dacht hij. Gij zult het verraden door het te
willen verbergen, zoo fluisterden wij, maar
hij verstond ons niet; hij was zoo zeker van
zichzelf en hierdoor den zwaksten gelijk.
Verberg het licht in uw oogen, spotten wij,
en hij hoorde niets, niets! En zij zij was
zich volkomen bewust van het nieuwe gevoel
dat haar overmeesterde zoodra zij zijn tred
vernam en de zekerheid had van zijn blik te
zullen ontmoeten die onophoudelijk de logika
van den geijkten moed, vergat. Zij wist dat
haar groet stijf en koel was, terwijl zij hem
vol vertrouwen beide handen had willen ge
ven ; zij wist waarom rust en onrust haar
ziel vervulden zoolang hij de oogen in of
over zijn boek geslagen, tegenover haar zat,
Doch al bleef zijn blik afgewend, hij %ag,
want hij hoorde hare stem en wist dat de
Hoop hem voorhield: Hemel en Hel; want de
liefde van den man is voor de helft: trots,
en voor de andere helft twijfel. Daarom
zorgen wij aardgeesten er voor dat de zwakke
vrouw sterker is in liefde als zij weet lief te
hebben. En weinigen weten het.
En dan het is een ontzenuwd geslacht
dat alle materiëele belangen hooger stelt dan
den eenvoud van het natuurlijk leven.
Wij hebben al zooveel verteld van de ver
minking der harten en v«n de nuchtere,
fletse, lauwe gevoelens der menschen die den
moed missen om hun geluk te grijpen. Dik
wijls trillen wij van smart over al het
nooover de mogelijkheid van een bombardement
van den Haag. Onze lezers weten dat de
heer Rooseboom, naar aanleiding van een,
vroeger adres van den heer Henry Tindal,
eene interpellatie had aangekondigd, en zij
(.zullen zich misschien ook herinneren, d at het
Dagblad van Zuid-Holland en 's-Graverihage
zelfs deze interpellatie als hoogst bedenkelijk
voor 's lands belangen bij voorbaat had af
gekeurd en op behandeling met gesloten
deuren had aangedrongen. Bedenkelijk zou
die interpellatie inderdaad zijn geworden,
namelijk voor de regeering, niet voor's lands
belang, indien de heer Rooseboom haar in
den gebruikelijken vorm had gekleed. De
heer Tindal had zich beroepen op cijfers en
op feiten; hij had, naar aanleiding van de
verklaringen door de regeering in het
Voorloopig Verslag en in de Eerste Kamer afge
legd, buitenlandsche autoritei ten geraadpleegd,
die een bombardement van den Haag onder
de bestaande omstandigheden, voor geenszins
strijdig met het volkenrecht hadden verklaard.
De heer Rooseboom had dus, nu hij ziek
eenmaal tot interpelleeren zette, moeten vra
gen : Zijn de cijfers en f ei'en van den heer
Tindal juist ? handhaaft de regeering haar
standpunt, ook na de adviezen door een
groot aantal mannen van gezag uit
hetibuitenland afgelegd ?? en zoo ja, welke maatre
gelen zullen worden genomen, om het drei
gend gevaar te voorkomen ? In plaats vaa
dit te doen, hield hij een lange redevoering,
waarin hij niets deed dan vergoelijken ea
schipperen en sussen. Het zal zoo'n vaart
niet loopen, vernamen wij. En zelfs ala die
ongeluksprofetieën eens uitkwamen, zou-het
nog niet zoo heel erg zijn. De dekking van
de mobilisatie, ja, dat was een belangrijk
punt. Maar daar was al in 1870 op gewe
zen. (Zeer troostrijk!) En men moest doen
wat men kon, om die mobilisatie te dekken,
bijv. een korps vrijwilligers oprichten .(Misschien
weer over 20 jaar, dus in 1910?) Verplaat-'
sing van den zetel der regeering naar' Am
sterdam zou mogelijk wenschelijk zijn, maar er
waren bezwaren, financieele, en zelfs histo
rische! Zal men dan enkele departementen uit de
residentie verwijderen ? De heer Rooseboom
gelooft er niet aan. Nu, zooals men weet,
het geloof is een gave; daar valt niet over
of tegen te redeneeren. Niet waar, mijnheer
de minister, zoo had de heer Rooseboom,
kunnen zeggen, Uwe Excellentie is het
precies met mij eens, en daar ik een militaire
specialiteit h en van de linkerzijde en Gij de
militaire specialiteit van het Kabinet, kunnen
wij samen de zaak voor goed uitmaken.
Antwoord nu nog maar even. pro forma, op
mijn vragen; ik heb ze erg
voerzichtig^gesteld. Kunt gij u in het algemeen vereenjgëSL.
delooze verdriet op aarde; dan vluchten wij
in een straal van maan of zon of in zoele
zomerdroppels, en lichten en ruischen....
Wee ons! alleen dichters, en droomers ver
staan ons.
Wij gleden langs de glinsterende herf
tdraden ongemerkt de kamer binnen. Wij
hoorden het krassen der pen die de arme
stervelingen nog behoeven wanneer zij elkaar
gedachten toezenden! Droomerig klonk de
stem van den leermeester die zijne leerlinge
gedichten voorlas en vertolkte. De duenna
was ingesluimerd; nu en dan schrikte zij
wakker als riep de plicht haar in den droom
iets toe; maar wij omsingelden haar zonder
dat zij dit bemerkte. Er zijn oogen die niet
zien, en zielen die niet weten. Wij zongen
een liedje uit haar eentonig bestaan en die
eentonige klank maakte haar slaapziek.
Félices hoofdje is diep gebogen over haar
schrijfwerk en de stem van den onderwijzer
daalt tot gefluister. Hij leest het 164ste
sonnet van Petrarca. Meermalen hapert hij,
maar vast spreekt hij de laatste regels:
E strime 'l cor d'un laccio si possente
Che morte sola fia ch1 indi lo snodi.
Hij ziet op. Hare oogen zien hem a»n
dit zouden de menschen zeggen ; hare ziel zag
hem aan. Hij vergeet waar hij is, en dat hij
niet met de geliefde alleen is; hij ligt aan
hare voeten en hare handen omklemmen de
zijnen; hij spreekt de taal die geen klanken
behoeft. Minuten vervliegen; zij voelt eijne
kussen op hare handen, hare oogen.