Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
tegenstaande deze zenuwachtige spanning
?was de vrouw zelf zoo goed als 't maar kon.
Toen ik de deur bij't heengaan nauwelijks
achter mij had dichtgetrokken, zag ik de
commiezen aankomen, die blijkbaar erop uit
waren om hier en daar huiszoeking te doen,
of «e de smokkelaars van den vorigen nacht
niet konden attrapeeren. Ik ging hen, iet
wat met opzet, te gemoet, om hen' op mijn
beurt eens uit te hooren. Een hunner sprak
mij uit zich zelf echter aan, waarschijnlijk
omdat hij mij het huis van De Keuniug had
zien uitkomen. »Ze zeggen, dat de vrouw
van De Keuning van nacht is bevallen; is
dit zoo, menheer?"
»Juist geraden," antwoordde ik, »een flinke,
jonge zoon; de vent kan 't er mee doen, 't
is zijn zevende; jelui woudt zeker op de
Buikerbeschuiten gaan," voegde ik er lachend
aan toe. »'t Is nog al een vrindje van
jelui."
>Neen, menheer!" was 't eveneens half
lachend bescheid, omdat zij zeer wel wisten,
waarop dit laatste doelde, »dat juist niet,
maar wij wouên u maar vragen of De Keu
ning zelf thuis was ?"
»Zou 't niet!" haastte ik mij te antwoorden,
terwijl ik verder ging; blij zoo terstond een
paar woorden te kunnen vinden, die geen
directe bevestiging gaven en nog veel min
der eene ontkenning, 'k Bemerkte tot mijn
Voldoening, dat de commiezen mijn gezegde
in den eersten zin opvatten, zoodat zij de
woning van den gelukkigen vader voor dit
maal ongemoeid lieten.
Maar sterven deze vrouwen onder zulke
omstandigheden niet ? Zij hebben 't nog
erger dan mijn schoothondje of onze keuken
poes.
Neen! mevrouw, zij sterven niet en 't is
gelukkig ook. Denk maar eens een oogen
blikje na. 't Is alleen omdat die vrouwen
onder die omstandigheden nog in 't leven
kunnen blijven en moeder worden, dat
ia! dat uwe dochters mevrouw, voor zoo'n
bagatel tegenwoordig zulke snoeperige
toiletjes kunnen koopen, gij zelf uw keuken- en
kamergerief u tegen spotprijzen kunt
aanscheffen.
Denk maar een oogenblik na, asjeblieft!
't Is omdat die vrouwen de moeders zijn van
steeds weer nieuwe arbeiders op de markt
van vraag en aanbod, dat uw man zulke
goede zaken maakt met zijn fabriek en dat
uw erftante geregeld de pacht ontvangt van
haar eigendommen en dat de couponnekes
harer effecten zonder korting worden uit
betaald.
Want wanneer zij onder zulke ellendige
toestanden niet in 't leven konden blijven,
moest haar nakomelingschap uitsterven en
de werkbijen der maatschappij zouden dan
moeders moeten hebben, die in betere om
standigheden verkeerden en die betere om
standigheden worden slechts verkregen door
hooger loon en bij hooger loon van 't werk
volk zou er allicht minder winst overblijven
voor de werkgevers zelf, voor de geldschieters,
voor de aandeelhouders en de landeigenaars,
voor administrateurs, ambtenaars, directie en
hoe ze verder mogen heeten.
Doch gelukkig, mevrouw, zooals ik zeide;
gij kunt gerust zijn, het is nog zoo ver niet
en het zal bij onze tegenwoordige maatschap
pelijke inrichting ook nog niet spoedig zoo
ver komen. De natuur dier menschen is
onuitsprekelijk taai; zij zullen werken,
vegeteeren en zich vermenigvuldigen bij nog
ongunstiger verhouding.
Nog niet lang geleden heb ik zulk eene
vrouw bij hare bevalling geholpen die geheel
ongekleed te bed lag; een bed toch wordt
ook nog genoemd een paar aan elkander
gehechte baalzakken met kaf of stroo ge
vuld. Een buurvrouw had op zich genomen
haar eenige lijfgoed even uit te wasschen en
nu verraste haar de bevalling, eer dat het
gedroogd kon zijn. Een ander maal bemerkte
ik, dat het varkenskot van een der buren
slechts door een dun houten beschot geschei
den was van de bedstee, waarin de vrouw
het oogenblik harer bevalling afwachtte; zij
lag als 't ware naast het dier; en was 't nog
maar het hare geweest!
Vooral op dien regenachtigen dag, toen
juist het kot werd uitgemest, was 't een
walglijke stank mevrouw! en toch, 't was
een ferme jongen, en nauwelijks een jaar
later kwam er weer een.
Werkelijk, denk maar een oogenblikje na,
't is gelukkig, niet waar ?
Of zou dat alles anders, geheel anders
behooren te zijn en wij allen eigenlijk ver
plicht zijn mede te werken om zulke toe
standen te verbeteren ? Ook gij, mevrouw
en uw man en uw zoon en uw tante, doch
op geheele andere wijze dan tot heden som
wijlen beproefd wordt; maar desgevorderd met
opoffering van veel eigen gemak en eigen
voordeel. Want geloof mij, met het uitrei
ken van bedstroo, een deken of een paar
lakens, komen wij er niet; zelfs niet door
het ijverig deelnemen aan vereenigingen tot
ondersteuning van behoeftige kraamvrouwen;
er moet meer en heel wat anders geschieden.
Denk ook daar eens over na, bid ik u!
NIEUWE SCHOUWBURGZAAL.
Paleis voor Volksvlijt.
(Bij de plaat.)
De nieuwe Schouwburgzaal is geprojecteerd in
de oostelijke helft der groote zaal en wordt door
een brandvrijen isoleerwand van de concertzaal
gescheiden.
De nieuwe zaal neemt op de hoogte van den
begane grond '/s gedeelte van het octogoon van
den koepel in, doch wordt op de hoogte van de
gaanderij volgens de z\jde van het achtkant afgeslo
ten, zoodat de koepel geheel vrüblijft en een nieuwe
dwars door de zaal loopende verbindingsgalerij
gevormd wordt. De wanden van de Schouwburg
zaal worden uit een geconstrueerd ijzeren netwerk
samengesteld, waartusschen vaksgewijze brandvrije
vullings-schotten worden afgesloten, die voor een
gedeelte kunnen worden weggenomen, waardoor
bij eene eventueele expositie of wel bij balpartijen
de mogelijkheid bestaat de nieuwe Schouwburg
zaal en suite met de concertzaal te exploiteeren.
Voor ditzelfde doel zijn tevens de parterre-ver
hoogingen en de beignoires wegneembaar gecon
strueerd.
De plafond-afdekking heeft een parabolischen
vorm en is benevens de tooneel-afscheiding uit
ijzeren spantwerken geconstrueerd en in brandvrye
cementspecie uitgevoerd.
Eondom de ruime zaal z\jn ruime corridors aan
gebracht met dwarsgangen geïsoleerd en door
middel van tochtdeuren toegang gevende tot de
verschillende rangen, terwyl tusschen de begane
grondverdieping en de gaanderij een nieuwe
balcon-galerij is aangebracht. Voor het overige is de
distributie naar het type der Fransche schouw
burgen en is de zaal ingedeeld als volgt:
Beg. grond: Stalles, waarachter parterre en
eerste amphitheatre, zijdelings door de beignoires
ingesloten en ruimte aanbiedende voor ruim 800
zitplaatsen.
Au Premier. Rondgaande balcons met zijwaarts
gelegen loges en achter (Balcon) middenvak het
zoogenaamd 2e ampbitheatre, samen bevattende
pi. m. 46-5 zitplaatsen, verder gaanderij met zij
vakken en middenvak, plaats gevende voor pl.m. 525
personen.
Het totaal getal zitplaatsen ruim 1800 is in
het algemeen ruim verdeeld en beeft blijkbaar
de ontwerper zooveel mogelijk getracht doormid
del van trapsgewijze aangebrachte verhoogingen,
het zoo gewenschte vrije uitzicht te verzekeren.
Principaal zjjn mede om bovengenoemde redenen
zoowel beignoires als wel balcons en gaanderij
zooveel mogelijk vóór de bestaande kolommen
uitgebouwd.
Wederzijds de zaal hebben zoowel de loges als
de balcons vrije zeer ruim aangelegde trappen
huizen met ruime corridors en afgesloten toegangen,
terwijl de bezoekers van de gaanderijen reeds in
de hoofdvestibule van het gebouw hunne
toegangstrappen vinden.
Voor deze bezoekers is tevens op de gaanderij
hoogte de zaal boven de vestibule gereserveerd,
terwijl voor de bezoekers der overige plaatsen de
zoogenaamde marmeren zaal als foyer comfortable
zal worden ingericht.
Het orkest is verdiept behandeld op de wijze
als voor de Wagner-théatres toegepast en reeds
in vele buitenlandsche schouwburgen met succes
gevolgd is en biedt zoo noodig ruimte aan voor 80
a 85 musici.
Het tooneel wordt mede gedurende den zomer
gereorganiseerd en geheel naar de eisehen van
de brandweer ingericht, terwijl zoowel zaal als
kleedkamers en tooneelruimte een
centraalverwarming verkrijgen, waardoor het mogelijk wordt
overal dezelfde temperatuur te hebben en dus
het lastige tochten te ontgaan.
Het maken van dit project, alsmede de uitvoe
ring is door het bestuur opgedragen aan den
architect Evert Breman, technisch adviseur van
het Paleis voor Volksvlijt.
De aanbesteding is binnen 14 dagen te ver
wachten, waarna onmiddellijk met het gereedma
ken der constructieve onderdeelen en met het
maken der fundeeringswerken zal worden begon
nen en het werk met dien spoed worden voort
gezet dat de zaal zonder decoratieve afwerking
op den 31n December 1890 kan worden opgele
verd en het publiek toegang kan worden ver
leend.
Uit het Haagje.
Behooren 's Gravenhage en Scheveningen in
alle jaargetijden gewis tot de geriefelijkste en
aangenaamste verblijfplaatsen in Nederland, zoo
maken zij van nu af tot half September bijna
aanspraak op de gemeenschappelijke benaming
van Luilekkerland.
Niemand minder dan de zon zelve heeft heden
op raad van de almanakken het sein gegeven
tot eene heel nette internationale dames- en heeren
werkstaking van zeer goedaardig karakter, en
eene algeheele overgave aan gemak en weelde,
door botweg hare Tweelingen in den steek te
laten en zich een Kreeft te doen voorschuiven.
Ons Luilekkerland biedt voor de aardsche
machten ruimschoots gelegenheid aan om dit
hemelsche voorbeeld op waardige wijze na te
streven.
Eene sterke divisie rieten gevaarten, in den
vorm van op het hoofd staande kinderwiegen, is
vlak voor Scheveningen geland, en heeft het
onherbergzaam oord aan het uiterste randje van
de Noordzee herschapen in eene rustige kraam
kamer, geheel ingericht op het doen van onge
stoorde dutjes en het houden van eindelooze
bakerpraatjes. Boven op de duinen ontwikkelt
zich, onder de wakkere aanvoering van ons
geliefd hotel van Oranje, eene geregelde
postenliuie van logementen en restaurants, die zich
verder landwaarts in uitstrekt, dwars door de
Boschjes heen, tot een eind voorbij den
Haagschen toren. Allerwegen vertoonen zich open
tafels in haar smetteloos wit gewaad, opgesierd
door borden, lepels, vorken, messen en
olie-enazijnstellen. Men vindt ze in de stormachtigste
uithoeken, oorspronkelijk slechts bestemd tot
berging van wrakhout en strand vonders, in dis
telachtige wildernissen, waar weleer ezels en hin
kende trampaarden nog van verveling wegkwijn
den, ja zelfs in de onmiddellijke nabijheid van
kerkhoven en knekelhuizen. De roode tafelwijn
en de gele mosterd zijn de toovermiddelen, die
al deze afschuwelijke plaatsen, waar in overoude
tijden waarschijnlijk heksen en booze geesten
hun domicilie hielden, in Beaux séjours" ver
anderd hebben.
Het grootste wonder op dit gebied is echter
gewrocht in het hartje van de Residentie op den
Kneuterdijk, hoek Vijverberg.
Iedereen kent het beroemde restaurant van
der Pyl op de Plaats, vlak naast het schilde
rijen-paleis van de firma Boussod, Valadon & Co.
Welk enorm groot onderscheid tusschen deze
door en door aanvallige en coquette huizen ook
bestaat, zoo hebben zij deze overeenkomst, dat
zij de algemeene bewondering en goedkeuring
wekken.
De roem van hunne namen leeft zoodanig in
aller gemoederen voort en oefent op elkeen zulk
een macht en bekoring uit, dat zij, die geen geld
genoeg bezitten om binnen te gaan en zich het
voorgezette aan te schaffen, hunne neuzen van
buiten tegen de spiegelruiten plat drukken, om
ten minste een oogenblik ia de aanschouwing er
van te genieten.
In beide inrichtingen worden dan ook moeite,
noch koeten gespaard om de schoonste en stoutste
gedachten, hetzij in hersenpannen van schilders,
hetzij in braadpannen van koks gaar gestoofd en
op het witte doek gebracht, den volke aan te
prijzen en smakelijk voor te dienen.
Gedurende lange jaren bleef onze restaurateur
plaatselijk alleenheerscher over de meest onbe
kende binnenlanden van Hagenaars en vreemde
lingen, zonder ooit zelfs de schaduw van een
Emin Pacha op zijn weg te ontmoeten, die hem
in de wielen reed.
Dan ziet, op zekeren dag verrees op den Kneu
terdijk, hoek Vijverberg een pronk-winkel voor
geblazeerden, dien men zou kunnen noemen het
»Cheval de Bronze". Niet alleen toch dat de
prachtige bronzen bazaar in die overgehaald
aristocratische buurt als 't ware uit de lucht was
komen vallen, maar de verschijning ging precies
zooals dat in de opera van Auber gebeurt, ge
paard met een geheimzinnig gefluister over
schoone vrouwen en hi! ho ! ha ! op raad
selachtig wijze verdwijnen van Haagsche Yanko's
en Tsing-sings.
Zij die de eigenschappen van het Cheval de
Bronze" kennen, zullen het overige gemakkelijk
raden.
Geruimen tijd bleef het paard onbeweeglijk
staan, maar eindelijk spreidde het op eens zijne
vleugelen uit en steeg hoog ten hemel om
heelemaal in de Spuistraat ergens neer te dalen; en
op de verlaten plek verrees onmiddellijk een mo
nument, dat gedoopt werd: «Restaurant Royal."
Het Cheval de Bronze", dat gedurende een reeks
van jaren een schraal bezoek van koopers en een
totaal mislukte, klantenteelt getrotseerd, en de
hoofden van zijn groot gezin van pronklampen
en gaskronen ferm omhoog gehouden heeft, is
alweer bezweken voor de macht der schildpad
soep en fijne wijnen. Maar aan den anderen
kant valt het te waardeeren, dat 's-Gravenhage,
als deel van Luilekkerland, alweer een museum
rijker geworden is, geheel gewijd aan de natuur
lijkste historie van de wereld, eten en drinken.
Het al of niet druk bezoek van de nieuwe stich
ting door luierende lekkerbekken, zal natuurlijk
afhangen van het gehalte der kunstschatten, die
er te verorberen zijn. Dat de eischen niet ge
ring kunnen zijn, blijkt reeds hieruit, dat het op
de publieke straat niet alleen krioelt van vrou
wen met platte, breed uitstaande korven op het
hoofd, boordevol met bloemen of wel met kra
kende garnalen, maar dat men dikwijls gansche
scholen fraai opgedane bakvischjes en heele
risten versche kadetjes met adelborst zoo maar
langs den weg ziet wandelen.
Wat het verblijf hier ter stede zoo mogelijk
nog prettiger en aangenamer maakt, is het vrij
gegronde vooruitzicht, dat wij een bijzonder
rustigen zomer tegemoet gaan, aangezien de
politieke dampkring kolsssaal gezuiverd is door
die heilzame oplossing kalnoky-, crispi- en
caprivioxyde, een recept aan het groote proefstation te
Berlijn uitgedacht en dat den uitvinders alle eer
aandoet. Kon men in gemoede dezelfde gunstige
getuigenis van de Haagsche grachten-atmosfeer
afleggen, dan zou ons huidige Luilekkerland een
aardsch Paradijs geworden zijn; maar de
nietspuiers hebben het voorloopig gewonnen van de
wel-spuiers, en het moet gezegd worden, dat de
grachten, slooten en riolen zich beijveren om, al
naar zij gebekt zijn, ten sterkste tegen het be
sluit van den gemeenteraad te protesteeren, en
eigenlijk tegen haar wil, iedereen met walging te
vervullen.
Vele kiezers, in de stellige meening dat zij
uitsluitend mannen van ijzeren wil in den raad
gekozen hadden, mannen, die als zij eenmaal A
(een koninkrijk voor een ververschingskanaal) ge
zegd hebben, ook B (spuien) consequent daarop
zouden doen volgen, zien zich bitter teleurge
steld.
Dat het op dit ondermaansche nu eenmaal zoo
gesteld is en volgens de onveranderlijke wetten
der natuur ook altijd zoo blijven zal, leert hun
echter het scheikundig schoolboek van professor
Gunning, waarin zwart op wit te lezen staat:
onder bepaalde omstandigheden roest ijzer ge
makkelijk. Roest is niets anders dan veranderd
ijzer, en terwijl het ijzer in roest overgaat, ver
liest het al zijn oorspronkelijke eigenschappen,
om geheele nieuwe aan te nemen. Kleur en sa
menhang zijn anders bij het eene dan bij het an
dere, ja zelfs bet gewicht is veranderd, want een
stuk ijzer van bekend gewicht is merkbaar
zwaarder op de hand geworden, wanneer het in
roest veranderd is."
Het verstandigst zal wezen om, nu het Para
dijs toch verloren is, zich inmiddels maar met
Luilekkerland te vergenoegen.
Z.
Kunst en Lettere\
TOONEEL TE AMSTERDAM.\
Kon. Vereeniging Het Ned. Tooneel": iw^
Pater Noster. Huwelijksgeluk.
Parkschouwburg: De Münchener.
Tivoli: Een vrouwtje, dat liefde zoekt.
Amstels Vriendenkring 31 Aug. 1888".
Ook door het Ned. Tooneel is nu de drama
tische schets van Coppée, bewerkt door mr. H.
Cosman, ten tooneele gebracht. De bewerking
zal ik niet bespreken omdat dit moeilijk gaat na
haar eenmaal gehoord te hebben. De vertooning
beviel mij uitermate. Mevrouw Frenkel als Juf
frouw Rosa, de heer Van Schoonhoven als de
Pastoor en mevr. Stoetz als Zelie hadden ieder
voor zich een cachet aan hun rol gegeven, zoo
als zij dat kunnen doen.
De heer De Jong speelde voor den communard
Jacques Lcroux; de beide keeren dat ik een
Hollandsche bewerking van Le Pater zag, kwam.
het mij echter voor dat Leroux, meer bijpersoon
is dan zelfs Zelie.
Onbeschrijflijk huiveringwekkend was de gil die
mevr. Frenkel slaakte, toen zij den communard
in haar woning ontdekte. Het was of zij zich zoo
op hem storten zou en haar tanden in zijn keel
slaan, hem wurgen en triomfeeren in zijn dood
strijd.
Van hier tot het oogenblik, dat zij hem de
oude soutane van haar broeder toereikt, was het
als een oogenblik van spanning.
Het deed mij genoegen, als de huisdeur open
ging, zoo'n hel verlicht stadskwartier te zien.
Dit kwam ten minste overeen met Eosa's klacht,
dat de blauwe hemel zich zoo onverschillig helder
over al de gruwelen der commune welft.
Het grootste gedeelte van den avond werd in
genomen door do vertooning van Huwelijksgeluk,
een onzinnig blijspel in drie bedrij ven van Albin
Valabregue, uit het Fransch vertaald door mevr.
S. la Chapelle?Roobol.
Ik waag er mij niet aan, ook maar in het
kort den inhoud weer te geven. Het is zoo
dwaas en verward, dat in het laatste bedrijf zelfs
de vertooners soms de kluts kwijt schenen.
Van dédames speelden hierin mede mevr. Stoetz.
mevr. Holtrop, mej. Lorjó, mevr. Smits, mevr.
Verenet, mej. Soph. Bos en mej. C. Coerdes;
van de heeren: Jacq. de Boer, Schulze,
Tourniaire, Schwab en Wensma.
De bezetting kon dus in dit genre niet beter.
De vroolijkheid op het tooneel werkte zeer
goed in op het publiek. De keurige toiletjes
der dames, vooral van mevr. Holtrop trokken
zeer de aandacht.
De heer de Boer had ons een paar van die
heel oude grappen, als daar zijn: »Wij hebben
jelui opgevoed, wij hebben jelui gezoogd," e. a.
mogen besparen.
Overigens durf ik wel te getuigen, dat het pu
bliek na het laatste bedrijf niet zoo snel wegliep
omdat het zich niet amuseerde, maar omdat het
hard regende, en de tram bestormd moest worden.
De Münehener hebben ons verlaten. Deu
laatsten avond speelden zij Der Profaenbauer,
waarin Ella Jenke weder bijzonder succes had
Aan het einde van de voorstelling kwam de
heer Saalborn ten tooneele en bood namens
eenige Duitschers het gezelschap een verzameling
photographiën van stadsgezichten uit de hoofd
stad aan. Hierbij was gevoegd een fraaie
bloemkrans. Ook van den heer de Groot werd den
Münchener een krans aangeboden.
De directeur, de heer Max Hofpauer, sprak
eenige woorden om te bedanken voor de goede
ontvangst in Amsterdam.
Ik hoop, dat die hen moed zal hebben gege
ven om bun bezoek te herhalen.
Ik ben naar Tivoli geweest om Een vrouwtje,
dat liefde %oekt te zien vertoonen en tevens
om mej. Aug. Poolman en de heeren G.
Wagemans en Jos- v. Biene in dezen schouwburg
te zien optreden.
Het stuk is niet veel bijzonders. Niet dat het
onkiesch is, neen! de menschen spelen zedelijk
wel wat krijgertje, maar blijven toch braaf en
fatsoenlijk. Het stuk is echter ronduit gezegd
flauw. Er zit totaal niets in.
Zoo speelden de artisten het ook. De heer
v. d. Heuvel deed al zijn best een type van
Max de Boisgommeux te maken, maar die fat
is vleesch noch visch.
Mej. Aug. Poolman speelde op haar gewone
opgewekte manier, doch ik kon haar waarlijk
niet kwalijk nemen, dat zij uit hare omgeving
wegliep. Zoo'n man als deze Markies de
Keryaron (de heer v. Biene) verdiende niet beter.
En dan de figuur, die de heer Wagemans
had te vertoonen, ? hij deed het goed maar
die doove meneer is van het jaar 0.
Had er ook geen stopstuk kunnen staan ach
ter de salondeur, of wilde men ons doen
gelooven, dat in Parijs de huizen op de eerste
verdieping tuinen met waterpartijen nebben?
Hoe kan men toch soms zoo slordig zijn?
Men moet de kunst om haar zelfswille lief
hebben dat is heel mooi, maar er zijn ook
heel wat menschen, j die haar liefhebben om de
gezelligheid.
Daar zijn immers tal van
liefhebberij-tooneelgezelschappen bij wie het gezelschap de hoofd
zaak is, en die al naar de ontwikkeling der leden
muziek of tooneelvereenigingen worden. En
waarlijk, die clubs, die vriendenkringen, die zoo
zonder pretentie een eenvoudig tooneelstukje ver
toonen, zij zijn waarlijk de minste der broederen
niet. Want de afwezigheid van alle aanstellerij
maakt dan juist dat er een natuurlijkheid in
het vertoonen komt, ,die op de planken zeer te
waardeeren is.
Ik stel mij voor, dat de jongelui, die op 31
Augustus 1888 Amstels Vriendenkring oprichtten,
ook den vriendenkring als hoofddoel zijn gaan
beschouwen.
Toen ik echter Zaterdagavond de groote too
neel uit voering van de club bijwoonde, kwam ik
al gauw tot de ontdekking dat er zeer goede
krachten bij dit gezelschap zijn.