Historisch Archief 1877-1940
No. 679
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND,
?den dwarrelpas, die alleen dient om te laten zien
boe de danseres gestudeerd beeft.
Het ballet Le rêve is buitengewoon gunstig op
genomen, dit is vooral aan Kosita Mauri's kunst
en bevalligheid te danken. Het is waar dat de
muziek zeer darsbaar is; maar aan de wonder
bare vindingen, wat fijnheid en afwisseling van
?orchestratie bestreft, van de balletmuziek van Delibes
of Gounod doet zy niet denken. Het libretto be
vat eenige aardige tooneelen, o.a. een schieten
met pijl en boog in de eerste acte. De meisjes
kiezen de pijlen en reiken ze aan hare minnaars.
Deze schieten en mogen,als zy deschyf raken,trouwen.
Dit is Japansche gewoonte uit de zestiende eeuw.
Taïko, de minnaar van Daïta treft alleen, en
oogenblikkelyk ontplooit zich het tapijt, dat het
?doel voorstelt, tot een reusachtigen waaier, die
?den geheelen achtergrond bedekt. Daïta is niet
byzonder ingenomen met de overwinning van
baren minnaar; de schitterende Sakoema, die
?haar een gouden keten schenkt, bevalt haar veel
?beter. Zij valt aan den voet van den waaier in
slaap. Zij droomt, de waaier valt uiteen, en zij
«iet de godin Isanami verschynen, welke Daïta
tot zich opheft! In de tweede acte heeft alleen
de achtergrond zich veranderd; in plaats van de
stad Takeno ziet men een meer, waarop de
godinnen der rivieren komen aandrijven. In dit
ibedryf komt een tragische episode. Daïta wordt
eteeds in haar droom door Sakoema op ruwe
wyze lastig gevallen; zy roept Taïko te hulp, die
terstond verschijnt. Sakoema grypt n boog en
mikt op Taïko. Daïta beschut hem met haar
lichaam; het spel duurt tot zij moede wordt, en
Sakoema daarvan gebruik maakt om Taïko te
dooden. De balletmeester Kansen heeit alles uit
muntend geregeld; hy en de danser Vasquez on
dersteunen zeer verdienstelijk de gracieuse Mauri.
Het slot brengt de decoratie van het begin terug
Daïta ontwaakt, werpt Sakoema's keten weg en
smeekt Taïko om vergeving.
Rosita Mauri vond na de eerste acte van Le
Rêve in hare loge een prachtig bouquet met deze
versregels, die aan de hoifelykheid van het oude
Versailles herinneren:
C -lui ponr qui Ie ciel n'a plus aucuns secrets,
Flammarion qui voit les toiles de pres,
M'a dit, me tendant ses jumelles
Pour uie faire admirer vos pas :
Ses s(Burs, la-haut, sont aussi belles."
Oui, mais elles ne dansent pas!"
Gastinel's Kêee zal zeker langer duren dan
Thomas' Tempête, naar Shakespeare, want het is,
zonder de pretentie van dit, een echt ballet,
amusant en bevallig. Te betreuren is het zeker,
dat de componist van Coppélia, het eenige
werkelyk uitmuntend ballet der laatste twintig jaren,
Leo Delibes, sedert zoolang niets van zich heeft
doen hooren. Zijn opera Lalcméis al van 1883;
sedert is er niets van hem ten tooneele gevoerd.
Aan den sultan van Turkye hebben de
Paryzenaars het genoegen te danken, la fdle de Roland
van Henri de Bornier weer in het Théatre
Fran<jais te zien, waar het in 1875 voor het voetlicht
kwam sinds 1879 was het stuk niet meer gespeeld.
Men heeft la Fille de Roland weer opgenomen
om den schrijver schadeloos te stellen voor het
verbieden van zijn Mdhomet. Het groote succes, dat
het stuk in 1875 had, gold, niet slechts het
drama op zichzelf, maar ook de vaderlandslievende
strekking er van Men vond het heroisch, dat de
zoon van den verrader Ganelon en de dochter van
den verraden Roland beide hunne liefde opgeven,
zoodra het hun duidelijk wordt dat hij de zoon
van Ganelon is. Tegenwoordig is men wat
critischer ten opzichte van het werk van Bornier, en
het applaus bij de eerste opvoering was vooral te
beschouwen als een protest tegen het verbod van
Mahomet; ondanks zijn te sterk geprononceerde
christelijke strekking wint dit laatste stuk het
toch van la Fille de Roland uit een oogpunt van
kunst. President Carnot, de hertog van Aumale
en verscheidene andere académiciens woonden de
reprise bij, ofschoon het schouwburgseizoen na
den Grand Prix als gesloten geldt. Daaruit wil
men de gevolgtrekking maken, dat Bornier bij de
verkiezing in October kans zou hebben in de
Académie te komen.
Te Rotterdam is bij de muziek-uitgevers G.
Alsbach & Co. verschenen: Und mei Schatz",
Oberbayerisches lied voor zang en piano, gedicht
en gecomponeerd door mejuffrouw Margaretha
Koviman van Rotterdam, en opgedragen aan den
heer Max Hofpauer, directeur van het Gezelschap
der Münchener, die onlangs hier in den Park
schouwburg met succes optraden.
Een monument voor La-ube. Een aantal
aanzienlyke kunstenaars en kunstenaressen, die tot
de vaste badgasten van Carlsbad behooren, de
dames Wolter, Schratt, Baudius, de heeren
Sonnenthal, obert, Hartmann en Sonntag zijn van plan
voor wijlen hun vroegeren leermeester en direc
teur Heinrich Laube, die hier twee en dertig jaar
lang eiken zomer de baden gebruikte, in Carlsbad
een gedenkteeken op te richten. De plek daar
voor wordt door de stad geschonken en prof.
Hahnel, Laube's stiefzoon, zal er voor een groote
som aan bijdragen. De kunstenaarsbent zal, de
heilige kunstenaars-traditie getrouw, deze daad
van piëteit echter niet uit haar eigen zak, maar
uit den zak van het publiek bekostigen, en daartoe
gedurende hun verblijf in Carlsbad eenige voor
stellingen geven in den sierlijken schouwburg. Het
monument zal opgericht worden in het park bij
de Theresiabroc, tegenover het huis waarin Laube
gedurende het grootste gedeelte van zijn verblijf
in Carlsbad woonde; in dat park staat ook reeds
een gedenkteeken voor Theodor Körner. De ver
vaardiging van het borstbeeld zal aan den beeld
houwer Natter worden opgedragen.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Aan den Amerikaanschen impresario, overste
Pond, is het gelukt, met den beroemden
Engelschen geneesheer Sir Morell Mackenzie een con
tract te sluiten voor lezingen in de Vereenigde
Staten. Pond bood hem 100 pd. st. per lezing,
voor een maximum van 30 lezingen. Sir Morell
daarentegen wilde slechts 15 lezingen houden
tegen 130 pd. st., zoodat hij voor zy'n rondreis, die
in October zal plaats vinden, f 24,000 ontvangt.
Dit is de hoogste som, die tot nu toe voor een
lezer betaald is. Natuurlijk kry'gt Stanley, die in
November zijne reis door de Vereenigde Staten
begint, nog meer, nl. 5000 pd, st. voor de eerste
lezing en 200 voor iedere volgende. Stanley zal
niet verder westelijk dan Omaha en niet verder
zuidelyk dan Eichmond gaan.
Natte zomers in 't vooruitzicht. De directeur
van het Koninkl. Saksisch Meteorologisch Instituut,
prof, Paul Schreiber in Chemnitz, die anders niet
licht tot weervoorspellingen overgaat, drukt nu in
zijne laatste berichten de vrees uit, dat wij een
natten zomer en verscheidene nog nattere jaren
te gemoet gaan. Want de jaarlijksche hoeveel
heden regen, die sinds 1864 op de 22 meteoro
logische stations van Saksen zijn waargenomen,
vormen een langzamerhand stijgende en dalende
lijn van zeer regelmatig verloop; zij vertoonen
van het begin af eene geleidelijke stijging en be
reiken in 1867 voor het eerst het toppunt. Dan
dalen zij langzamerhand weer tot het jaar 1874.
Daarop begint een sterke, tot 1882 durende
styging van de jaarlijksche hoeveelheden nederslag,
waarop eene daling volgt tot 1887, en dan begint
opnieuw eene geleidelijke stijging. Nu komt er
echter volgens prof. Schreiber nog bij, dat ook de
jaren van den geringsten nederslag, onderling ver
geleken, een voortdurende stijging to zien geven.
De laagste stand van de hoeveelheden nederslag
van het jaar 1887 is niet veel kleiner dan de
hoogste stand van 1867. Eveneens toonen de
maxima eene stijging, zoodat de geheele lijn den
indruk maakt, alsof er naast de regelmatig
verloopende rijzingen en dalingen van de jaarlijksche
hoeveelheden ook een onafgebroken vermeerdering
van de gezamenlijke hoeveelheden nedenlag plaats
heeft. Daar wij ons nu tegenwoordig in den tijd
van de rijzing dier lijn bevinden, doch het voor
jaar tamelijk droog was, kan men verwachten dat
het regenachtige weer dezen zomer en herfst zal
aanhouden, en dat in de eerstvolgende jaren de
hoeveelheid neerslag nog zal toenemen, tot er
weer een nieuw maximum bereikt is.
Naar aanleiding van deze allesbehalve aange
name voorspelling herinneren wij er aan, dat ook
volgens prof. Paul Reis de grootste hoeveelheid
regen in de laatste tien jaren dezer eeuw zal
vallen. Hij grondt zijne voorspelling op de waar
genomen vermeerdering der zonnevlekken. Men
vindt dit nader uiteengezet in Die periodische
Wiederkehr von Wassernot und Wassermangel.
Leipzig, 1883 '.
Nieuwe uitgaven. Bij den uitgever Jac. G. Rob
bers alhier hebben een paar allerliefste kinder
boeken het licht gezien: Wilt f/e een versje leeren?
met teekeuingen van Lizzie Hack en R. A. Bell,
en Noachs Ark, beiden met bijschriften van
Agatha. Van het eerste kunnen wij met bijzonde
ren lof de illustratiën vermelden, vooral die, welke
in twee tinten zijn gedrukt, en die niet zelden
van eene geestig-artistieke opvatting getuigen.
De platen in kleurendruk, schoon aardig
geteekend, zijn meer in het conventioneele genre. Noachs
Ark behoort meer tot de gewone kinderprenten
boeken, maar bevat ook hier en daar aardig ge
typeerde dierfiguren. Agatha heeft, zooals wij van
haar gewoon zijn, voor gezellige rijmpjes als bij
schriften gezorgd.
De G-ids voor Haarlem en Omstreken, bewerkt
door den heer J. Craandijk (schrijver van de be
kende Wandelingen door Nederland") en uitge
geven door den heer Tjeenk Willink te Haarlem,
zal, nu de zomer in het land is, velen een wel
kome leidsman zijn. Het handige boekje is ruim
voorzien van platen, plattegronden en
wandelkaarten, en daarbij zeer goedkoop. Jammer dat,
zooals de schrijver moet erkennen, dit laatste juist
niet van toepassing is op de logementen en uit
spanningen om en bij de Spaarnestad. Maar er
zijn nog velen, die dit bezwaar niet behoeft af te
schrikken, en die, met wat proviand bij zich en
met een paar goede beenen, ook zonder financieele
bezwaren in deze schoone streek veel zullen kunnen
genieten. Ook zij, die zich de weelde van een
rijtoer kunnen veroorloven, zullen in het boekje
menigen nuttigen wenk vinden, en den gids
dankbaar zijn, die hen onafhankelijk maakt van
de opvatting der automedons", die hun span
liefst langs oude en welbekende sporen laten
draven. Een uitstapje zelf te combineeren verhoogt
het aantrekkelijke der reis in geen geringe mate.
Militaire Zaken.
ZEITUNGS-KAE.TOGRAPHIE.
Redakteur Bescke, Kiel, No. 51.
(l Mai 1890). Das neue Deutsche
Tdeinkaliliriye Infantenegewehr (M.
1SS9). (Nachbildung und Nachdruk
verbotm).
Onlangs kwam bovengenoemd blad, hetwelk eeno
teekening en beschrijving van het nieuwe
Duitsche repeteergeweer 88 bevat, ons in handen. De
redacteur biedt aan de reclactië'n van verschil
lende bladen de clichéaan (der teekeuing), welke
eene oppervlakte van 21 op 18 cM. (?370c.M2.)
beslaat, voor 18 Mark. In bovengenoemden prijs
is tevens begrepen het recht om van de daarbij
gevoegde beschrijving gebruik te maken.
De teekening fs voldoende juist en duidelijk om
zich een algemeen denkbeeld van de
repeteerinrichting enz. te maken. Zij bestaat uit drie
onder elkander geplaatste hoofdfiguren.
De eerste (bovenste) stelt voor het gedeelte van
het wapen, waaraan het sluitingstoestel (grendel),
het repeteermechanismus. de trekker, kamer (voor
de patroon) en het achterste gedeelte van den
loopenmantel zich bevinden; en wel op het
oogenblik, dat er van de 5 patronen (die de patroon
houder bevatten kan) l verschoten, de tweede
in de kamer gebracht, de grendel gesloten en de
haan gespannen is. De namen der verschillende
deelen zijn er (natuurlijk in het duitsch) bij ge
drukt, als Patronenrahraen" (patroonhouder)
Schlagbolzen" (slagpin) enz.
De tweede hoofdfiguur geeft eene afbeelding
van den patroonhouder met de 5 patronen er in;
van den vroegeren Miniékogel; van de patroon
van het Zundnaald-, Chassepót-, Mauser- (model
8171/84) en nieuw repeteergeweer '88; alsmede
van de wijze hoe een stalen plaat van 7 m.M.
dikte door den kogel van het nieuwe geweer
(kaliber 7.9 m.M.) doorboord maar door een van
het voorlaatste model 1871/84 (kaliber 11 m. M.)
slechts ingedrukt wordt; en hoe het projectiel
van laatstgenoemd geweer een stalen plaat van
3 m. M. dikte doorboort.
In de derde hoofdfiguur zijn voorgesteld de drie
verschillende banen der kogels van het Mauser
geweer mod. 71/84?, van het Fransche (Lebel)
geweer 1886 (kaliber 8 m M.) en van het nieuwe
Duitsche repeteergeweer 88, allen op den afstand
van 500 M.; zoodat men het verschil in bestreken
ruimte op dien afstand duidelijk kan zien. Daaruit
blijkt, dat deze voor laatstgenoemd wapen het
grootste is, en dat de kogelbaan bij dit ge
weer voor een doel van 1.7 M. hoogte (d. i. de
aangenomen lengte voor een staanden soldaat) en
iri liggende houding vurende, geheel bestreken is.
Wat de beschrijving betreft, deze is wel wat
beknopt. Zoo wordt bijv. omtrent den stalen loo
penmantel (Laufmantel), den haak, die den pa
troonhouder verhindert naar boven te gaan (Sper
haken), den uitwerper enz. niet veel medegedeeld
en wordt ook niet vermeld, dat de grendel en het
staartstuk zoodanig zijn ingericht, dat de terug
stool in de richting van de as der ziel plaats
heeft. De gewichtsverhouding tusschen de
buskruitlading en den kogel wordt opgegeven als l
2de Jaargang.
Schaakspel.
29 Juni 1890.
SICILIAANSCHE VERDEDIGING.
Match-partij te Londen gespeeld.
Wit. Zwart.
R. J. Loman. G. E. Wainwright.
l e2 e4 c7 c5
2 P.bl c3 P.b8 c6
3 P.gl _ f3 g7 - g6
4 d2 d4 c5 X d4
5 P.f3 X d4 L.f8 - g7
6 L.cl e3 d7 d6
7 L.fl e2 P.g8 f6
8 D.dl _ d2 P.f 6 g4 ?
De thans volgende afruil is voor zwart nadeelig
'Cordel en Bird raden h5 aan.
9 L.e2 X g4 L.c8 X g4
10 P.d4 X c6 b7 X c6
11 L.e3 b.6 0 0
Na L.c,3: 12 D.c3:, K d7 zou zwart moeite
hebben, niettegenstaande de ongelijke kleur der
loopers, de partij remise te houden.
12 L.h6 X g? K.g8- X g?
13 h2 h3 L.g4 e6
14 0 0 D.d8 b6
15 b2 b3 T.f8 c8
16 P.c3 - a4 D.b6 b7
17 c2 c4 a7 a5
18 f2 f4 c6 - c5
19 f4 f5! L.e6 - d7
20 Pa4 c3
Door 20 föt, ef6: 21 D.d6 :, L.a4:, 22 D.fGf,
K.g8, 23 ba4: had wit een pion kunnen winnen,
maar zijn positie bedorven.
20 f7 f6
21 P.c3 d5 L.d7 - c6
22 T al el L.c6 X d5
23 e4 X di> a5 a4
24 T .f l f3 T.cS c7
25 T.f3 g3 D. 1)7 b l
26 D.d2 e2 a4 X b3
27 a2 X b3 T.a8 a2
28 D.e2 c4! g6 go
29 h3 - h4 h7 h
30 T.g3 e3M
Wit heeft zijn doel bereikt; hij dreigt nu mat
in 4 zetten.
30 D.b4 - b8
31 D e4 g4 D.b8 e8
32 h4 X g5 h6 X g.r>
33 T.e3 h3 T.c7 a7
34 T.h3 h5 T.a2 b2
De heer Kockelkorn te Keulen ontdekte hier
een hoogst ingenieust) remise: 34 T.al! i
35 T.al, T al f; 36 K.h2, T.bl! 37 D.h3, D.h5
38 D.b.5: T.b3,en ten gevolge van den eigenaardigen
Stand na den ,">4;>ten zet van zwart.
ZWART
?^"""?'?w:^
miji WA 'm 'm ;
PI r$r m m
\wJM,v,,;m&?,,y,!M . Il
Ei S Sf| j,ép g i
?üCivS ^ ^,<^É...e...^*.% i
tot 6, niettegenstaande de eerste 2.75 gram dft
tweede 14.5 gram weegt; die verhouding is doa
als l tot 5.3 of in ronde cijfers eerder als l tot
5 en niet als l tot 6. Ook de aanvankelijke snel
heid van den kogel (Vo = 6cO M.) wordt niet
medegedeeld.
Daarentegen bevat de beschryving eene verge
lijking van de uitwerking van het nieuwe Duitsche
geweer, van het Mauser-gew. 71/84 en van het
Fransche gew. 1886.
Overigens leest de Duitsche tekst gemakkelijk
en is de verklaring der verschillende figuren
duidelyk.
Wetenschap.
abcdefgh
WIT
pionnenstand, kan zwart merkwaardiger wijze met
toren tegen koningin de partij remise houden.
Dat Mr. Wainwright zulk een spitsvondige com
binatie onopgemerkt liet is niet meer dan
nienschelijk. (DE RED.)
DE UITVINDING DER BOEKDRUKKUNST.
Naar aanleiding van het 450-jarig jubileum
dezer heuglijke gebeurtenis, onlangs in
Duiteehland gevierd, somt dr. Ernst Kelchner in de
Frankf. Ztg. alle bewijzen op, die het desbetref
fende twistpunt tusschen Haarlem en Mainz ten
gunste van laatstgenoemde stad beslissen. De
aanspraken van Gutenberg, zoowel als die van
Coster zijn in den loop der tyden door tal van
geleerden met meer of minder scherpzinnigheid
verdedigd; maar eerst het werk van dr. Van der
Linde: Da Haarlemsche Coster-legende^
wetenschappelijk onderzocht" heeft het geschil voor
goed uitgemaakt en onwederlegbaar bewezen, dat
niet Haarlem als de bakermat der boekdrukkunst
moet worden aangemerkt, 't Is dan ook te ver
geefs geweest, dat een Engelsch geleerde, de heer
J. H. Hessels van Cambridge, in zijn geschrift:
Harlem the birth-place of printing, not Mentz,
London 1887" nog eens weder een poging heeft
aangewend, om de eer der uitvinding voor Holland
te redden. Daarentegen doet Straatsburg aanspraken
gelden, die men niet loochenen kan, daar men als
zeker moet aannemen, dat Gutenberg daar
ter stede gewoond moet hebben en er zich onle
dig hield met de voorbereiding van zijn kunst.
aleer hij die te Mainz in praktijk bracht. W\j
weten dit uit tJe openbaar gemaakte akten van
het proces Dritzehn-Gutenberg. Of evenwel
Gatenberg reeds werkelijk in 1440 te Straatsburg
gedrukt heeft, is tot dusver nog twijfelachtig.
Een dezer dagen verschenen brochure van den
AbbéRequim L'imprimerie a. Avignon en 1444"
doet het intusschen vermoeden. Requim bericht,
dat hij door nasporingen in de archieven van
Avignon, tot de ontdekking is gekomen, dat een
zekere Procopius Waldvogel, onder het zegel van
strikte geheimhouding, met verschillende personen
verbintenissen aanging, welke met de kunst van het
kunstig schrijven" (ars scrüiendi artificialiter,
scientia et practica scribendi) samenhingen. Voor
geld en andere tegemoetkomingen onderwyst hij
in deze kunst, verbindt zich met andere perso
nen tot de beoefening er van in de prakty'k en
levert daartoe het benoodigde gereedschap; in
tusschen moeten de ingewijden het geheim be
waren en ingeval zij zich niet aan deze voor
waarde houden een boete betalen. Een beschry
ving der nieuwe kunst leveren de oorkonden na
tuurlijk niet, evenmin als de akten van het Straats
burger proces tegen Gulenberg of het Mainzer
notarieele protocol van den 6en November 1455.
Toch blijkt uit de eerstbedoelde oorkonden
duidelyker dan uit die van Straatsburg, op welke
wijze de boekdrukkunst beoefend werd, daar er
in gesproken wordt over beweegbare drukletters.
In oorkonde 2 en 5 leest men over 48 Latijnsche
letters in ijzer, 48 vormen in tin en twee
alphabetstellen in staal; zelfs Hebreeuwsche letters waren
voorhanden. Hoewel nog niets bekend is van een
betrekking tusschen Waldvogel en Gutenberg, zoo
geeft toch de gedane vondst te Avignon ons het
recht tot de onderstelling, dat Gutenberg reeds
vóór 1440 te Straatsburg met letters gedrukt
heeft; want, wanneer het vast staat, dat men dit
reeds weinige jaren later te Avignon deed, dan
mag men ook aannemen, dat Gutenberg hierin te
Straatsburg was voorgegaan, eer hij zich te Mainz
aan zijn reuzen-arbeid, den bijbeldruk, waagde.
Een der belangrijkste ontdekkingen, in den
laatsten tijd gemaakt, met betrekking (ot de uit- ~
vinding der boekdrukkunst, is een brief, afgedrukt
in een exemplaar van het Liber orthographiae"
van Gaspariu, waarin de rector der toenmalige
Parijsche universiteit, Guillaume Fichet, zich over
de boekdrukkunst uitlaat.
Zonderling genoeg, wordt deze brief niet in
alle exemplaren van het boek van Gasparin ge
vonden en daaruit laat het zich verklaren, dat dit
schrijven den blik der navorschers zoo lang kon
ontgaan. De brief was gericht aan den geleerde
Robert Gagnin en bevat de volgende passage:
Naar men zegt is daar niet ver vau Mainz een
zekere Jobann geweest met den bijnaam
Bonemonturus (Gutenberg), die vroeger de drukkunst
heeft uitgevonden (excogitaverit\ volgens welke
men niet met het riec (calamo), gelijk de ouden, ook
niet met de pen (penna), zooals wij doen, maar
met metalen letters (aereis litteris) boeken ver
vaardigt .... Inderdaad verdient deze nian, dat
alle muzen, alle kunsten en de tongen van allen,
die in boeken genoegen vinden, hem met
goddelijken lof verheerlijken Deze Bonemonturus
heeft iets veel beters .en grootschers uitgevonden
dan Ceres en anderen, want hij heeft zulke letters
gesneden (cxsculpsit) dat daarmede alles wat men
denken en schrijven kan, zoo snel mogelijk ge
schreven en nageschreven en aan de nakomelingen
vermaakt kan worden. En daarbij wil ik de na
men van hen. niet verzwijgen, die den meester reeds
overtroifen en van wie Ulricb, Michael en Martin"
(Ulrich Gehring, Michael Freiburger en Martin
Kratz waren de eerste drukkers te Parijs) de
eersten moeten zijn geweest.'' Fichet schreef dezen,
briel omstreeks 1470, derhalve twee jaar na den
dood van Gutenberg.
Met de uitdrukking niet ver van de stad Mainz"
zal waarschijnlijk Eltville bedoeld zijn, waar Gu
tenberg zich in het leger van keurvorst Adolt
heeft opgehouden. Aan Dr. Siebel, bibliothecaris
der universiteit te Bazel, komt de eer toe dit
getuigenis ten gunste van Gutenberg te hebben
ontdekt. Hij vond dezen brief in een exemplaar
in de Universiteitsbibliotheek daar ter stede. Een