De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 29 juni pagina 5

29 juni 1890 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 679 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND, ?den dwarrelpas, die alleen dient om te laten zien boe de danseres gestudeerd beeft. Het ballet Le rêve is buitengewoon gunstig op genomen, dit is vooral aan Kosita Mauri's kunst en bevalligheid te danken. Het is waar dat de muziek zeer darsbaar is; maar aan de wonder bare vindingen, wat fijnheid en afwisseling van ?orchestratie bestreft, van de balletmuziek van Delibes of Gounod doet zy niet denken. Het libretto be vat eenige aardige tooneelen, o.a. een schieten met pijl en boog in de eerste acte. De meisjes kiezen de pijlen en reiken ze aan hare minnaars. Deze schieten en mogen,als zy deschyf raken,trouwen. Dit is Japansche gewoonte uit de zestiende eeuw. Taïko, de minnaar van Daïta treft alleen, en oogenblikkelyk ontplooit zich het tapijt, dat het ?doel voorstelt, tot een reusachtigen waaier, die ?den geheelen achtergrond bedekt. Daïta is niet byzonder ingenomen met de overwinning van baren minnaar; de schitterende Sakoema, die ?haar een gouden keten schenkt, bevalt haar veel ?beter. Zij valt aan den voet van den waaier in slaap. Zij droomt, de waaier valt uiteen, en zij «iet de godin Isanami verschynen, welke Daïta tot zich opheft! In de tweede acte heeft alleen de achtergrond zich veranderd; in plaats van de stad Takeno ziet men een meer, waarop de godinnen der rivieren komen aandrijven. In dit ibedryf komt een tragische episode. Daïta wordt eteeds in haar droom door Sakoema op ruwe wyze lastig gevallen; zy roept Taïko te hulp, die terstond verschijnt. Sakoema grypt n boog en mikt op Taïko. Daïta beschut hem met haar lichaam; het spel duurt tot zij moede wordt, en Sakoema daarvan gebruik maakt om Taïko te dooden. De balletmeester Kansen heeit alles uit muntend geregeld; hy en de danser Vasquez on dersteunen zeer verdienstelijk de gracieuse Mauri. Het slot brengt de decoratie van het begin terug Daïta ontwaakt, werpt Sakoema's keten weg en smeekt Taïko om vergeving. Rosita Mauri vond na de eerste acte van Le Rêve in hare loge een prachtig bouquet met deze versregels, die aan de hoifelykheid van het oude Versailles herinneren: C -lui ponr qui Ie ciel n'a plus aucuns secrets, Flammarion qui voit les toiles de pres, M'a dit, me tendant ses jumelles Pour uie faire admirer vos pas : Ses s(Burs, la-haut, sont aussi belles." Oui, mais elles ne dansent pas!" Gastinel's Kêee zal zeker langer duren dan Thomas' Tempête, naar Shakespeare, want het is, zonder de pretentie van dit, een echt ballet, amusant en bevallig. Te betreuren is het zeker, dat de componist van Coppélia, het eenige werkelyk uitmuntend ballet der laatste twintig jaren, Leo Delibes, sedert zoolang niets van zich heeft doen hooren. Zijn opera Lalcméis al van 1883; sedert is er niets van hem ten tooneele gevoerd. Aan den sultan van Turkye hebben de Paryzenaars het genoegen te danken, la fdle de Roland van Henri de Bornier weer in het Théatre Fran<jais te zien, waar het in 1875 voor het voetlicht kwam sinds 1879 was het stuk niet meer gespeeld. Men heeft la Fille de Roland weer opgenomen om den schrijver schadeloos te stellen voor het verbieden van zijn Mdhomet. Het groote succes, dat het stuk in 1875 had, gold, niet slechts het drama op zichzelf, maar ook de vaderlandslievende strekking er van Men vond het heroisch, dat de zoon van den verrader Ganelon en de dochter van den verraden Roland beide hunne liefde opgeven, zoodra het hun duidelijk wordt dat hij de zoon van Ganelon is. Tegenwoordig is men wat critischer ten opzichte van het werk van Bornier, en het applaus bij de eerste opvoering was vooral te beschouwen als een protest tegen het verbod van Mahomet; ondanks zijn te sterk geprononceerde christelijke strekking wint dit laatste stuk het toch van la Fille de Roland uit een oogpunt van kunst. President Carnot, de hertog van Aumale en verscheidene andere académiciens woonden de reprise bij, ofschoon het schouwburgseizoen na den Grand Prix als gesloten geldt. Daaruit wil men de gevolgtrekking maken, dat Bornier bij de verkiezing in October kans zou hebben in de Académie te komen. Te Rotterdam is bij de muziek-uitgevers G. Alsbach & Co. verschenen: Und mei Schatz", Oberbayerisches lied voor zang en piano, gedicht en gecomponeerd door mejuffrouw Margaretha Koviman van Rotterdam, en opgedragen aan den heer Max Hofpauer, directeur van het Gezelschap der Münchener, die onlangs hier in den Park schouwburg met succes optraden. Een monument voor La-ube. Een aantal aanzienlyke kunstenaars en kunstenaressen, die tot de vaste badgasten van Carlsbad behooren, de dames Wolter, Schratt, Baudius, de heeren Sonnenthal, obert, Hartmann en Sonntag zijn van plan voor wijlen hun vroegeren leermeester en direc teur Heinrich Laube, die hier twee en dertig jaar lang eiken zomer de baden gebruikte, in Carlsbad een gedenkteeken op te richten. De plek daar voor wordt door de stad geschonken en prof. Hahnel, Laube's stiefzoon, zal er voor een groote som aan bijdragen. De kunstenaarsbent zal, de heilige kunstenaars-traditie getrouw, deze daad van piëteit echter niet uit haar eigen zak, maar uit den zak van het publiek bekostigen, en daartoe gedurende hun verblijf in Carlsbad eenige voor stellingen geven in den sierlijken schouwburg. Het monument zal opgericht worden in het park bij de Theresiabroc, tegenover het huis waarin Laube gedurende het grootste gedeelte van zijn verblijf in Carlsbad woonde; in dat park staat ook reeds een gedenkteeken voor Theodor Körner. De ver vaardiging van het borstbeeld zal aan den beeld houwer Natter worden opgedragen. LETTEREN EN WETENSCHAP. Aan den Amerikaanschen impresario, overste Pond, is het gelukt, met den beroemden Engelschen geneesheer Sir Morell Mackenzie een con tract te sluiten voor lezingen in de Vereenigde Staten. Pond bood hem 100 pd. st. per lezing, voor een maximum van 30 lezingen. Sir Morell daarentegen wilde slechts 15 lezingen houden tegen 130 pd. st., zoodat hij voor zy'n rondreis, die in October zal plaats vinden, f 24,000 ontvangt. Dit is de hoogste som, die tot nu toe voor een lezer betaald is. Natuurlijk kry'gt Stanley, die in November zijne reis door de Vereenigde Staten begint, nog meer, nl. 5000 pd, st. voor de eerste lezing en 200 voor iedere volgende. Stanley zal niet verder westelijk dan Omaha en niet verder zuidelyk dan Eichmond gaan. Natte zomers in 't vooruitzicht. De directeur van het Koninkl. Saksisch Meteorologisch Instituut, prof, Paul Schreiber in Chemnitz, die anders niet licht tot weervoorspellingen overgaat, drukt nu in zijne laatste berichten de vrees uit, dat wij een natten zomer en verscheidene nog nattere jaren te gemoet gaan. Want de jaarlijksche hoeveel heden regen, die sinds 1864 op de 22 meteoro logische stations van Saksen zijn waargenomen, vormen een langzamerhand stijgende en dalende lijn van zeer regelmatig verloop; zij vertoonen van het begin af eene geleidelijke stijging en be reiken in 1867 voor het eerst het toppunt. Dan dalen zij langzamerhand weer tot het jaar 1874. Daarop begint een sterke, tot 1882 durende styging van de jaarlijksche hoeveelheden nederslag, waarop eene daling volgt tot 1887, en dan begint opnieuw eene geleidelijke stijging. Nu komt er echter volgens prof. Schreiber nog bij, dat ook de jaren van den geringsten nederslag, onderling ver geleken, een voortdurende stijging to zien geven. De laagste stand van de hoeveelheden nederslag van het jaar 1887 is niet veel kleiner dan de hoogste stand van 1867. Eveneens toonen de maxima eene stijging, zoodat de geheele lijn den indruk maakt, alsof er naast de regelmatig verloopende rijzingen en dalingen van de jaarlijksche hoeveelheden ook een onafgebroken vermeerdering van de gezamenlijke hoeveelheden nedenlag plaats heeft. Daar wij ons nu tegenwoordig in den tijd van de rijzing dier lijn bevinden, doch het voor jaar tamelijk droog was, kan men verwachten dat het regenachtige weer dezen zomer en herfst zal aanhouden, en dat in de eerstvolgende jaren de hoeveelheid neerslag nog zal toenemen, tot er weer een nieuw maximum bereikt is. Naar aanleiding van deze allesbehalve aange name voorspelling herinneren wij er aan, dat ook volgens prof. Paul Reis de grootste hoeveelheid regen in de laatste tien jaren dezer eeuw zal vallen. Hij grondt zijne voorspelling op de waar genomen vermeerdering der zonnevlekken. Men vindt dit nader uiteengezet in Die periodische Wiederkehr von Wassernot und Wassermangel. Leipzig, 1883 '. Nieuwe uitgaven. Bij den uitgever Jac. G. Rob bers alhier hebben een paar allerliefste kinder boeken het licht gezien: Wilt f/e een versje leeren? met teekeuingen van Lizzie Hack en R. A. Bell, en Noachs Ark, beiden met bijschriften van Agatha. Van het eerste kunnen wij met bijzonde ren lof de illustratiën vermelden, vooral die, welke in twee tinten zijn gedrukt, en die niet zelden van eene geestig-artistieke opvatting getuigen. De platen in kleurendruk, schoon aardig geteekend, zijn meer in het conventioneele genre. Noachs Ark behoort meer tot de gewone kinderprenten boeken, maar bevat ook hier en daar aardig ge typeerde dierfiguren. Agatha heeft, zooals wij van haar gewoon zijn, voor gezellige rijmpjes als bij schriften gezorgd. De G-ids voor Haarlem en Omstreken, bewerkt door den heer J. Craandijk (schrijver van de be kende Wandelingen door Nederland") en uitge geven door den heer Tjeenk Willink te Haarlem, zal, nu de zomer in het land is, velen een wel kome leidsman zijn. Het handige boekje is ruim voorzien van platen, plattegronden en wandelkaarten, en daarbij zeer goedkoop. Jammer dat, zooals de schrijver moet erkennen, dit laatste juist niet van toepassing is op de logementen en uit spanningen om en bij de Spaarnestad. Maar er zijn nog velen, die dit bezwaar niet behoeft af te schrikken, en die, met wat proviand bij zich en met een paar goede beenen, ook zonder financieele bezwaren in deze schoone streek veel zullen kunnen genieten. Ook zij, die zich de weelde van een rijtoer kunnen veroorloven, zullen in het boekje menigen nuttigen wenk vinden, en den gids dankbaar zijn, die hen onafhankelijk maakt van de opvatting der automedons", die hun span liefst langs oude en welbekende sporen laten draven. Een uitstapje zelf te combineeren verhoogt het aantrekkelijke der reis in geen geringe mate. Militaire Zaken. ZEITUNGS-KAE.TOGRAPHIE. Redakteur Bescke, Kiel, No. 51. (l Mai 1890). Das neue Deutsche Tdeinkaliliriye Infantenegewehr (M. 1SS9). (Nachbildung und Nachdruk verbotm). Onlangs kwam bovengenoemd blad, hetwelk eeno teekening en beschrijving van het nieuwe Duitsche repeteergeweer 88 bevat, ons in handen. De redacteur biedt aan de reclactië'n van verschil lende bladen de clichéaan (der teekeuing), welke eene oppervlakte van 21 op 18 cM. (?370c.M2.) beslaat, voor 18 Mark. In bovengenoemden prijs is tevens begrepen het recht om van de daarbij gevoegde beschrijving gebruik te maken. De teekening fs voldoende juist en duidelijk om zich een algemeen denkbeeld van de repeteerinrichting enz. te maken. Zij bestaat uit drie onder elkander geplaatste hoofdfiguren. De eerste (bovenste) stelt voor het gedeelte van het wapen, waaraan het sluitingstoestel (grendel), het repeteermechanismus. de trekker, kamer (voor de patroon) en het achterste gedeelte van den loopenmantel zich bevinden; en wel op het oogenblik, dat er van de 5 patronen (die de patroon houder bevatten kan) l verschoten, de tweede in de kamer gebracht, de grendel gesloten en de haan gespannen is. De namen der verschillende deelen zijn er (natuurlijk in het duitsch) bij ge drukt, als Patronenrahraen" (patroonhouder) Schlagbolzen" (slagpin) enz. De tweede hoofdfiguur geeft eene afbeelding van den patroonhouder met de 5 patronen er in; van den vroegeren Miniékogel; van de patroon van het Zundnaald-, Chassepót-, Mauser- (model 8171/84) en nieuw repeteergeweer '88; alsmede van de wijze hoe een stalen plaat van 7 m.M. dikte door den kogel van het nieuwe geweer (kaliber 7.9 m.M.) doorboord maar door een van het voorlaatste model 1871/84 (kaliber 11 m. M.) slechts ingedrukt wordt; en hoe het projectiel van laatstgenoemd geweer een stalen plaat van 3 m. M. dikte doorboort. In de derde hoofdfiguur zijn voorgesteld de drie verschillende banen der kogels van het Mauser geweer mod. 71/84?, van het Fransche (Lebel) geweer 1886 (kaliber 8 m M.) en van het nieuwe Duitsche repeteergeweer 88, allen op den afstand van 500 M.; zoodat men het verschil in bestreken ruimte op dien afstand duidelijk kan zien. Daaruit blijkt, dat deze voor laatstgenoemd wapen het grootste is, en dat de kogelbaan bij dit ge weer voor een doel van 1.7 M. hoogte (d. i. de aangenomen lengte voor een staanden soldaat) en iri liggende houding vurende, geheel bestreken is. Wat de beschrijving betreft, deze is wel wat beknopt. Zoo wordt bijv. omtrent den stalen loo penmantel (Laufmantel), den haak, die den pa troonhouder verhindert naar boven te gaan (Sper haken), den uitwerper enz. niet veel medegedeeld en wordt ook niet vermeld, dat de grendel en het staartstuk zoodanig zijn ingericht, dat de terug stool in de richting van de as der ziel plaats heeft. De gewichtsverhouding tusschen de buskruitlading en den kogel wordt opgegeven als l 2de Jaargang. Schaakspel. 29 Juni 1890. SICILIAANSCHE VERDEDIGING. Match-partij te Londen gespeeld. Wit. Zwart. R. J. Loman. G. E. Wainwright. l e2 e4 c7 c5 2 P.bl c3 P.b8 c6 3 P.gl _ f3 g7 - g6 4 d2 d4 c5 X d4 5 P.f3 X d4 L.f8 - g7 6 L.cl e3 d7 d6 7 L.fl e2 P.g8 f6 8 D.dl _ d2 P.f 6 g4 ? De thans volgende afruil is voor zwart nadeelig 'Cordel en Bird raden h5 aan. 9 L.e2 X g4 L.c8 X g4 10 P.d4 X c6 b7 X c6 11 L.e3 b.6 0 0 Na L.c,3: 12 D.c3:, K d7 zou zwart moeite hebben, niettegenstaande de ongelijke kleur der loopers, de partij remise te houden. 12 L.h6 X g? K.g8- X g? 13 h2 h3 L.g4 e6 14 0 0 D.d8 b6 15 b2 b3 T.f8 c8 16 P.c3 - a4 D.b6 b7 17 c2 c4 a7 a5 18 f2 f4 c6 - c5 19 f4 f5! L.e6 - d7 20 Pa4 c3 Door 20 föt, ef6: 21 D.d6 :, L.a4:, 22 D.fGf, K.g8, 23 ba4: had wit een pion kunnen winnen, maar zijn positie bedorven. 20 f7 f6 21 P.c3 d5 L.d7 - c6 22 T al el L.c6 X d5 23 e4 X di> a5 a4 24 T .f l f3 T.cS c7 25 T.f3 g3 D. 1)7 b l 26 D.d2 e2 a4 X b3 27 a2 X b3 T.a8 a2 28 D.e2 c4! g6 go 29 h3 - h4 h7 h 30 T.g3 e3M Wit heeft zijn doel bereikt; hij dreigt nu mat in 4 zetten. 30 D.b4 - b8 31 D e4 g4 D.b8 e8 32 h4 X g5 h6 X g.r> 33 T.e3 h3 T.c7 a7 34 T.h3 h5 T.a2 b2 De heer Kockelkorn te Keulen ontdekte hier een hoogst ingenieust) remise: 34 T.al! i 35 T.al, T al f; 36 K.h2, T.bl! 37 D.h3, D.h5 38 D.b.5: T.b3,en ten gevolge van den eigenaardigen Stand na den ,">4;>ten zet van zwart. ZWART ?^"""?'?w:^ miji WA 'm 'm ; PI r$r m m \wJM,v,,;m&?,,y,!M . Il Ei S Sf| j,ép g i ?üCivS ^ ^,<^É...e...^*.% i tot 6, niettegenstaande de eerste 2.75 gram dft tweede 14.5 gram weegt; die verhouding is doa als l tot 5.3 of in ronde cijfers eerder als l tot 5 en niet als l tot 6. Ook de aanvankelijke snel heid van den kogel (Vo = 6cO M.) wordt niet medegedeeld. Daarentegen bevat de beschryving eene verge lijking van de uitwerking van het nieuwe Duitsche geweer, van het Mauser-gew. 71/84 en van het Fransche gew. 1886. Overigens leest de Duitsche tekst gemakkelijk en is de verklaring der verschillende figuren duidelyk. Wetenschap. abcdefgh WIT pionnenstand, kan zwart merkwaardiger wijze met toren tegen koningin de partij remise houden. Dat Mr. Wainwright zulk een spitsvondige com binatie onopgemerkt liet is niet meer dan nienschelijk. (DE RED.) DE UITVINDING DER BOEKDRUKKUNST. Naar aanleiding van het 450-jarig jubileum dezer heuglijke gebeurtenis, onlangs in Duiteehland gevierd, somt dr. Ernst Kelchner in de Frankf. Ztg. alle bewijzen op, die het desbetref fende twistpunt tusschen Haarlem en Mainz ten gunste van laatstgenoemde stad beslissen. De aanspraken van Gutenberg, zoowel als die van Coster zijn in den loop der tyden door tal van geleerden met meer of minder scherpzinnigheid verdedigd; maar eerst het werk van dr. Van der Linde: Da Haarlemsche Coster-legende^ wetenschappelijk onderzocht" heeft het geschil voor goed uitgemaakt en onwederlegbaar bewezen, dat niet Haarlem als de bakermat der boekdrukkunst moet worden aangemerkt, 't Is dan ook te ver geefs geweest, dat een Engelsch geleerde, de heer J. H. Hessels van Cambridge, in zijn geschrift: Harlem the birth-place of printing, not Mentz, London 1887" nog eens weder een poging heeft aangewend, om de eer der uitvinding voor Holland te redden. Daarentegen doet Straatsburg aanspraken gelden, die men niet loochenen kan, daar men als zeker moet aannemen, dat Gutenberg daar ter stede gewoond moet hebben en er zich onle dig hield met de voorbereiding van zijn kunst. aleer hij die te Mainz in praktijk bracht. W\j weten dit uit tJe openbaar gemaakte akten van het proces Dritzehn-Gutenberg. Of evenwel Gatenberg reeds werkelijk in 1440 te Straatsburg gedrukt heeft, is tot dusver nog twijfelachtig. Een dezer dagen verschenen brochure van den AbbéRequim L'imprimerie a. Avignon en 1444" doet het intusschen vermoeden. Requim bericht, dat hij door nasporingen in de archieven van Avignon, tot de ontdekking is gekomen, dat een zekere Procopius Waldvogel, onder het zegel van strikte geheimhouding, met verschillende personen verbintenissen aanging, welke met de kunst van het kunstig schrijven" (ars scrüiendi artificialiter, scientia et practica scribendi) samenhingen. Voor geld en andere tegemoetkomingen onderwyst hij in deze kunst, verbindt zich met andere perso nen tot de beoefening er van in de prakty'k en levert daartoe het benoodigde gereedschap; in tusschen moeten de ingewijden het geheim be waren en ingeval zij zich niet aan deze voor waarde houden een boete betalen. Een beschry ving der nieuwe kunst leveren de oorkonden na tuurlijk niet, evenmin als de akten van het Straats burger proces tegen Gulenberg of het Mainzer notarieele protocol van den 6en November 1455. Toch blijkt uit de eerstbedoelde oorkonden duidelyker dan uit die van Straatsburg, op welke wijze de boekdrukkunst beoefend werd, daar er in gesproken wordt over beweegbare drukletters. In oorkonde 2 en 5 leest men over 48 Latijnsche letters in ijzer, 48 vormen in tin en twee alphabetstellen in staal; zelfs Hebreeuwsche letters waren voorhanden. Hoewel nog niets bekend is van een betrekking tusschen Waldvogel en Gutenberg, zoo geeft toch de gedane vondst te Avignon ons het recht tot de onderstelling, dat Gutenberg reeds vóór 1440 te Straatsburg met letters gedrukt heeft; want, wanneer het vast staat, dat men dit reeds weinige jaren later te Avignon deed, dan mag men ook aannemen, dat Gutenberg hierin te Straatsburg was voorgegaan, eer hij zich te Mainz aan zijn reuzen-arbeid, den bijbeldruk, waagde. Een der belangrijkste ontdekkingen, in den laatsten tijd gemaakt, met betrekking (ot de uit- ~ vinding der boekdrukkunst, is een brief, afgedrukt in een exemplaar van het Liber orthographiae" van Gaspariu, waarin de rector der toenmalige Parijsche universiteit, Guillaume Fichet, zich over de boekdrukkunst uitlaat. Zonderling genoeg, wordt deze brief niet in alle exemplaren van het boek van Gasparin ge vonden en daaruit laat het zich verklaren, dat dit schrijven den blik der navorschers zoo lang kon ontgaan. De brief was gericht aan den geleerde Robert Gagnin en bevat de volgende passage: Naar men zegt is daar niet ver vau Mainz een zekere Jobann geweest met den bijnaam Bonemonturus (Gutenberg), die vroeger de drukkunst heeft uitgevonden (excogitaverit\ volgens welke men niet met het riec (calamo), gelijk de ouden, ook niet met de pen (penna), zooals wij doen, maar met metalen letters (aereis litteris) boeken ver vaardigt .... Inderdaad verdient deze nian, dat alle muzen, alle kunsten en de tongen van allen, die in boeken genoegen vinden, hem met goddelijken lof verheerlijken Deze Bonemonturus heeft iets veel beters .en grootschers uitgevonden dan Ceres en anderen, want hij heeft zulke letters gesneden (cxsculpsit) dat daarmede alles wat men denken en schrijven kan, zoo snel mogelijk ge schreven en nageschreven en aan de nakomelingen vermaakt kan worden. En daarbij wil ik de na men van hen. niet verzwijgen, die den meester reeds overtroifen en van wie Ulricb, Michael en Martin" (Ulrich Gehring, Michael Freiburger en Martin Kratz waren de eerste drukkers te Parijs) de eersten moeten zijn geweest.'' Fichet schreef dezen, briel omstreeks 1470, derhalve twee jaar na den dood van Gutenberg. Met de uitdrukking niet ver van de stad Mainz" zal waarschijnlijk Eltville bedoeld zijn, waar Gu tenberg zich in het leger van keurvorst Adolt heeft opgehouden. Aan Dr. Siebel, bibliothecaris der universiteit te Bazel, komt de eer toe dit getuigenis ten gunste van Gutenberg te hebben ontdekt. Hij vond dezen brief in een exemplaar in de Universiteitsbibliotheek daar ter stede. Een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl