De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 29 juni pagina 6

29 juni 1890 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEB, WEEKBLAD TOOK NEDERLAND. No. 679 een bet ontdekking en biermede besluiten -wij t''i^(|P«lltreksel uit het artikel van Dr. Kelchner ' 4«d Professor Dr. Carl. Dziatzko in de univer?ÉSfe-bibliotheek te Göttingen. Wel bewaard in ojfczftttelyk daartoe vervaardigd looden kastje b4j het boven reeds genoemde protokol van notaris Ulrich Helmasberger uit Bamberg. '-;£? Aotokol, waarvan men tot dusver slechts af«briften en afdrukken kende, waande men sedert "IHl Terloren. Het betreft het proces, dat Johann * I%t la- het jaar 1455 Gutenberg aandeed, wien b$ een vrij belangrijk kapitaal had voorgeschoten. .JEwr in 1882 dit oorspronkelijk stuk nog niet was teruggevonden, kon Hessels de door hem gestelde vtttcg: Gutenberg, was hèthe inventor of prinijBg?" nog met een zekeren schijn van recht in ontkennender. zin beantwoorden. DE >VRUEGMET ')" TE BRUSSEL. 't Is Zondagmorgen, de lucht is zoo helder en n Wauw, de vogelen fluiten zoo heerlijk in de booge * boomen van 't nabijzijnde park, alles belooft mooien zomerdag, zoo wonnig en zonnig, dat bed een last word en ik mij, nog vóór vijf munter aankleed, met het inzicht den weg Laeken op te wandelen om mij aan de gelucht eens ferm te goed te doen. Jfeest overal zijn de vensterluiken nog gesloIn de breede en ariatokratische Koningis geen mensch te ontwaren, rijtuigen en touns zijn nog geremiseerd. Ik ga den berg van 't , Hof en de Magdalenastraat af, en daar, aan 4<P ingang der Smalle Heuvelstraat, welke naar d» Groote Markt leidt, heerscht eene drukte en «fae beweging, zoo groot en zoo onverwacht, tli|A . z.ulks den oningewijde wel eenige verbazing moet bezorgen. De hooge boerenkarren, met struische paarden bespannen, geladen met al de voortbrengselen der moeshovenierderij ; de lichte melkkarretjes, door houden getrokken en met blinkende stoopen bezet; de melkboerinnetjes, «Be van deur tot deur hun »Koffiewitsel" gaan roadventen, en in hun schilderachtig kleedijtje Hef zjjn om te stelen ; de kloeke veldzoons, met de manden vol aardbeziën en ander fruit op het hoofd alles krioelt hier in bonte mengeling dooreen als een tafereel van Teniers. Maar ter r te markt is het schouwspel nog levendiger. gansene, onvergelijkelijke plaats schijnt een enkel bontkleurig bloemenpark te zijn ; hier wordt de bloemenmarkt gehouden, hier heerscht Flora in al beuren tooverachtigen glans. Boven elke uitstalling steekt een ontzaglijke roode re genscherm uit, welke de tengere knopjes tegen de harde zonnestralen van straks moet bescher men. Keus is er in overvloed : van het nederig ste viooltje tot de keurigste roos, in sierlijke tuiltjes aangeboden door bloemenmtisjes met scheïmsch gezichtje, of bloeiend in gekleurde potten, ten zeerste aanbevolen door eerwaarde matronen, hoog en droog gezeten in hunne schild wachthuisjes van gevlochten riet. En een publiek! Meiden, met den witten voor schoot aan en het provisiemandje aan den arm ; bureelschrijvers, met de sigaar in den mond en het rietstokje in de hand, zoo deftig en voornaam tusschen de kraampjes rondkuierend of ze nooit anders te doen hadden ; dikke verdur teren '-') die voor eiken dag hunne provisie komen opdoen en bij iedere ontmoeting eener collega de zwarte snuifdoos te voorschijn halen ; bleeke werkmeisjes, die de gansche week gebogen zitten over 't kluitkussen of 't naaiuiachien, en uu een bloempotje komen koopen voor hun vensterken op 't derde of vierde verdiep ; de openbare uilloopers, altijd uit op een buitenkansje, en nu en dan begeerig opkijkend naar het aanlokkend jeneverhuis; de in den weg loopende slenteraars, hier gekomen zonder zelf te weten waarom. Dichtbij huist ook nog de vogelmarkt. In groote muiten worden allerlei inlandsche en vreemde vogelsoorten te koop aangeboden : leeuweriken naast papegaaien, vinken en kanarievpgels, en nog veel meer andere ; graszoden en, miereneieren kunt ge, als vollediging, hier ook krijgen. Nu bestaat het publiek meest uit jongens der Hoogstraat en van 't Marollenkwartier, geboren liefhebbers van vogels en vogelrooven, en die hier hunne ornithologiscue kennissen komen vermeerderen en volledigen. «Letsch ies", spreekt een onder hen, »iek zijn zeker da' danen ienen goeikuup te krijgen es. Wad' en fijn kopke, en zied ies wa' stijet ! Zeg, marchang, hoeveul van danen ienen ?" «Dettig eens, mo da 's ienen wo da ge veul plezie zult van hemme." «Dettig eens ! Ara, peer, ge zijt er wel mee ! Bij Luppen in ons stroat bemme ze percies den eigenste, en z' hemmen hum, geloof ik, mo veuftien eens betoald." »Da wil na just niks zegge. Dezen ienen es 'neu vogel gelijk as da' ge nog gienen iu a huis g'had en het." »Jo mp, dettig eens, da ik geef toch nie. Wie' je «r twintchig van hemme ?" 3) Het resultaat is dat de vogel, een met reden te beklagen leeuwerik, voor twie en titintchig eens en' half het eigendom wordt van den overgelukkigen Marool, die hem in zijne moeclt (pet) verbergt en, door zijne kliek gevolgd, juichend huiswaarts trekt. Kalm brengt de marehany d'ooideti (oorden) in zijnen zak, en gaat weer voort zijne waar aan te prijzen ; met zijnen stok houdt hij de -Icadeejen" terug die van al te dichtbij het gezelschap zijner beestjes zoeken. Hier treffen we ook nog de groenselmarkt, uitsluitend bezocht door de zorgvuldige huis moeders die durven -»afbieden" (afdingen) en de keukenmeiden van grooten huize die de »markt komen doen." »Ara", roept eene schorre vrouwenstem, »erre gien Brusselsch loof of asperzen van doen ? Wuttelen en spinooize ! 'Nen 'alven frang veti 'nen pak asperzen !" 4) Wie al te veel durft afdingen op den gevraagden prijs loopt erg gevaar eenen ganschen reesem scheldwoorden naar het hoofd te krijgen, tot groot genoegen der galerie. En 't is geen on aardig vertoog, het groenselwijf, met de linker hand in de heup en het hoofd achterover, al de striemende woorden heurer straattaal ter hulp roepend om de stoute «afbiedster" het onwaar dige harer handelwijze te doen inzien toch wordt de koop toegeslagen, en weest zeker dat de verkoopster nog eene eerlijke winst heeft, al hoewel ze beweert dat *dye Brusseleers peilen as da' de boeremensclien nie' en moeten eten en da' %e 'nen menseli d' oogen uit %anen kop zouen biejen; maar, enfin, da' d' iejereen aan tienen kost moe komen." En nog een stapje verder heeft men de hondenmarkt. Hier is veel te zien en te leeren. Het geheele hondeuras is vertegenwoordigd, straatslijpers, trekhondeo, schoothondjes, kortom, prachten werkhouden, gelukkigen en Souffre-douleurs. Wie een hond vermist, heeft slechts naar deze markt te komen, twee keeren van de drie is het zeker dat hij er 't beest zal te koop vinden. De voornaamste hondenkoopman vau Brussel is tden Boeit" (Hult), die tevens ook pension geeft aan »'s menschen beste vrienden", en zich gelaat met het verzorgen van zieke en oude vierpooters. Buiten zijne *kas" is hij te herkennen aan het plaatje op zijnen hoed, waarop hij, in gouden letters, de noodige publiciteit aan zijn beroep geeft. Hoort toe! 'daar is een liefhebber met den koopman aan 't redetwisten over de waarde van een te koop gesteld slachtoffer. De marehang zweert bij hoog en laag dat *Lorken" een dier is van buitengewone waarde, terwijl integendeel de tegenpartij houdt staan dat het beest ten hoogste op den naam van s>Zimvke" "') mag aan spraak maken. In zijne waardigheid gekrenkt haalt de marchang meer dan een lofwaardig feit uit Lorkens'' leven aan, tot bewijs der bui tengewone vaardigheid van gezegd Lorken. Derondstaanders nemen deel aan de discussie, d' eene trekken partij voor den koopman, d'andere hou den het met den kandidaat-kooper. Wat verder staat een lange Marool, die eenen zwarten poedel met eene koord leidt, en voorzeker van de kommersehap" niet veel weet, zoo onbedreven ziet hij er uit. Wij hebben alle reden om te gelooven dat hij den hond vjepikf' (gestolen; of gevonden heeft en hem hier voor een paar »frangs" aan den man wil brengen. Daar hij geen kooper ziet opdagen, geeft hij, tegen belofte van :>ecn half seheut", 6) de koord aan eenen Commissiounaire over, die reeds lang werkeloos op zijne pruim tabak stond te kauwen en gaat zich zelf voor drij eens klaren" bestellen in 't Vosken." En tusschen die min of meer georganiseerde markten loopen de kleine straatnij veraars schreeu wend rond: de kokomarchand, die zijn brouwsel 'nen eens den halven liter" verkoopt; «moeier Sofie", die v^even en twintchig schuuue noot jes veu vijf eens" geeft; de Italianer die zijn wagentje met Ctème a la Glacévoor zich uit stoot. In een hoekje der plaats zit voor zijn »établi" het oudste schoenpoetserke van Brussel, dat op deze historische plaats een historisch we zen geworden is. Eensklaps komt er eene hevige deining tus schen de dichte menigte. De vradeejen" nemen den aftocht door de kleine straatjes ; opwekkende muziek weergalmt door de lucht: 't zijn de Zon dagsoldaten 6) die uaar d' excercitie trekken; het klokuurwerk van 't stadhuis tingelt zeven maal, de zonne speelt in het kantwerk van den prachtigen toren en giet haar licht volop over 't plein rond: het wordt tijd de schaduw op te zoeken, en ik zet derhalve mijne wandeling naar Laeken voort. HERMAN BOGAERS. Brussel, Zomermaand, 18!iO. J) Vruegmet: Vioegmarkt. ~) Verdurieren : Groenselverkoopsters. ) Kijk eens, ik ben zeker dat die eene goedkoop te krijgen is. Wat een fijn kopje, en zie eens wat staart! Zeg, koopman, hoeveel voor die eene?" Dertig cent, maar dat is er een waar ge veel ple zier zult van hebbon." Dertig cent! Ara, peer, ge zijt er wel mede ! Bij Philiep in onze straat hebben zij juist donzelfden. on ze hebbon er geloof ik, slechts vijftien cent voor betaald1'. Dat wil nu juist niets zeggen. Deze eene is een vogel zooals gij er nog geen in huis gehad hobt". Ja, maar dertig cent dat geef ik toch niet. Wilt gij er twintig cent voor hebben 'i" ") Ara, hebt ge geen Brusselsch loof of aspcrgien noodig ? Wortelen en spimigie ! Ecu halve frank voor een pak aspergien !" ") Goed om in do Zenne verdronken te worden. c) Een borrel. ) Do Burgerwacht. EEN KEGENBUI. Nog zooeven scheen de zon op de huizen aan den overkant en de boomen voor mijn bureau, en nu is het eensklaps duister geworden. Grauwe wolken zijn aan komen stormen, en in druk gewoel, telkens veranderd van vorm, hebben zij de helft van den blauwen hemel aan het ge zicht onttrokken. Nog een paar oogenblikken en eensklaps klet tert een zware zomerregen op de straatsteenen. De voorbijgangers zijn verrast. Een paar treden een stal binnen en vragen om even te mogen schuilen, n zet het op een loopen, goedvertrou wenden blijven onder de boomen staan. Dat gaat eerst goed. Het dichte loof buigt onder de dikke regenstralen, maar laat niets door. De straat neemt het water nog gretig op. Toen de regen pas er op neerkwam, sprong een stoflaag in wolkjes op en stoof voort tot aan de huizen, waar de regen het tegen de stoepen plakte, nu hebben de steenen reeds een natdonkere kleur aangenomen, en dan gaan zich plassen vormen, die ineenloopen, zich vereenigen en groot worden. De houding der verraste voetgangers is zeer verschillend. Van de heeren in den stal kijkt de een met gefronste wenkbrauwen naar de bewolkte lucht, de ander heeft den stalknecht een sigaar gege ven, zit nu op een omgekeerden emmer, en tikt met zijn wandelstok de strootjes op den grond weg. Onder de boomen staan nog verscheidene per sonen. Eerst aan den hoek een agent van politie, den linkervoet vooruit, de linkerhand aan den sabel. Hij verwacht dat de regen wel spoedig beda ren zal en kijkt kalm rond. Met de eene hand aan haar rokken en met de andere haar boodschappenmandje tegen haar heup leunend, staat wat verder een dienstmeisje met een half bekommerd, half lachend gezichtje. Bekommerd om haar helder kleedje, lachend om een soldaat, die een paar boomen van haar af staat en haar wijst of zij bij hem, dan wel hij bij haar zal komen. Het is een jongen met ean mal scheef gezicht, de politiemuts fleurig schuin op zijn kortgeknipt haar en met een streep van goed gedrag op een der mouwen van zijn buis. Onder een breedgetakten iep staat een vrouw met twee kinderen ; deze, zoo ver mogelijk van moeder af, steken de handjes uit om de regendroppels op te vangen. Een paar minuten blijft de grond onder het lommer droog. Dan wint de vochtigheid meer en meer veld. De randbladea laten den regen door en ieder retireert naar den stam. De agent trekt zijn linkervoet in en sluit zijn armen tegen zijn lijf. De soldaat, die niet uit zijn oogen gekeken heeft en een nog jongen boorn trof, moet met zijn rug tegen den stam gaan staan. Het druipt hem in zijn hals ; hij neemt zijn politiemuts en slaat de achterklep omlaag. Het dienstmeisje heeft het goed getroffen en lacht den milicien uit; de kinderen behoeven niet meer hun armen uit te strekken om den regen te zoeken. Deze komt dicht genoeg bij; zij moeten zich zelfs reeds dicht tegen moeder aandrukken om niet nat te worden. .Plotseling vermindert de regen eenigszins. Het harde kletteren is voorbij en er schijnt verade ming te komen. Het dienstmeisje trekt er dadelijk partij van. Zij pakt haar rokken bijeen, houdt haar mandje boven haar hoofd en vlug en lenig als zij is, snelt zij weg, haar buurman voorbij, die haar wat naroept. Hij kijkt nog eens rond, drukt zijn muts wat .vaster op zijn hoofd en loopt dan ook op een draf, met groote stappen over de plassen, heen. De agent en de vrouw met de kinderen blij ven over. De eerste, omdat hij toch niet naar huis kan gaan, neemt de groote boom, waar zooeven het meisje onder stond, in pacht. De vrouw blijft staan uit voorzichtigheid tot het geheel droog zal zijn. Zij slaat vast eeri doek over den hoed van het eene kind, en staat, met een der spruiten aan iedere ham), gereed om ook haar schuilplaats te verlaten, als het op eens weder harder begint te regenen. Zij kijkt teleurgesteld naar de trekkende wolken. De kinderen komen nog dichter tegen haar aanleunen. Och ! als zij maar alleen was, dan sloeg zij haar rok wel over haar hoofd en zou wel maken, dat zij naar huis kwam, maar met de kinderen.... Daar komt een tramomnibus aanrollen. Da verend en hobbelend gaat het voort, en als er een kuil in de straat is, waar zich een plas heeft ge vormd, geven de wielen er nijdige duwen in, zoodat het geelbruine water in dikke gulpen opspat. De vrouw onder den boom kijkt het voertuig nadenkend na. Zij overweegt klaarblijkelijk of zij er met kindereu in zal stappen of niet. De heer met de gefronste wenkbrauwen uit den stal5* zit er al in. De andere kon nog niet besluiten. of hij het doen zal, maar als de omnibus ver der gaat, gooit hij plotseling zijn sigaar weg,. loopt het rijtuig na en springt op het balkon. De agent kijkt de heeren jaloersch na. Hij heeft al spatten van den regen op zijn mouwen en alleen de hooge zware boom iaat de water stralen nog niet geheel door. De vrouw met hare kinderen heeft reeds be rouw van hare zuinigheid. Maar driemaal zeven en een halvecent is ook weer bijna een kwartje, en voor een kwartje moet vader een heelen tijd werken. Aan den anderen kant staat echter de schade aan de kleeren. Als er nog een omnibus voorbij kwam, zou zij ongetwijfeld meegaan. De boomen laten nu alles door. Het linnen buisje van haar jongen zal niet lang weerstand bieden en de regen, hoewel niet meer zwaar neervallend, heeft nu een houding aangenomen, die duidelijk te kennen geeft: de voorraad is voor eerst niet op. De vrouw verlaat haar boom en gaat tegen de deur van een huis staan, die breed inspringt maar ook hier zal zij weldra verdreven worden. Gelukkig, daar komt weer een omnibus aan. Zij wenkt en hij houdt stil. De kinderen met een kleur van de pret over het onverwachte genoegen, stappen er met een gewichtig gebaar in. Moeder kijkt nog eens naar de lucht voor zij instapt. Zij doet het noode. Ook deze omnibus verdwijnt. Daar begint de regen weer dichter te stroo men. Hij klettert hard op het loof, als ware hij nu vast besloten er een einde aan te maken en alle hinderpalen te overwinnen. De mannen van de Stadsreiniging met hun Vechtwaterleiding en hun kunstmodder zijn bij deze kracht vergeleken spelende kinderen, De regen valt met een zwaarmoedige onver schilligheid omlaag, zelfs is het of hij soms met kracht naar beneden wordt geworpen. En de agent, wiens unifoTnjas reeds begint te glimmen, stapt, met zijn armen op zijn rug, on der de boomen uit, de straat langs met een ge zicht, waarop te lezen staat : »Nou wordt ik toch nat. Wat kan 't mij, verd " FRANS. Allerlei Booverijen op Sicilië. Zooals uit de laatste be richten uit Palermo blijkt, heersenen er, wat de publieke veiligheid betreft, liefelijke toestanden op Sicilië. De maffia, een Siciliaansche tak van do Napolitaansche catnorra, die men reeds lang voor dood hield, of ten minste tot werkeloosheid ver oordeeld waande, heft wederom dreigend het hoofd op, on als de overheid eindelijk den moed vindt tot het geven van een krachtig voorbeeld,is dit niets an ders dan een onvermijdelijk gevolg eener harde nood zakelijkheid. Tengevolge van den onverhoedschen, brutalen aanval op den millionair Arrigo ? die, zooals bekend is, op eenige kilometers afstands van de stad Termini, op klaarlichten dag is ge vangen genomen en naar het gebergte gesleept door eenige als carabinieri verkleede roovers zijn nu een groot aantal meerendeels welgestelde eu tot nu toe zeer geachte personen uit het stadje in hechtenis genomen, allen onder zware verden king raet de bende in verbinding te hebben ge staan als geheime agenten, spionnen, handlangers, enz. Onder de zoo zwaar beschuldigden bevinden zich een geestelijke, Don Quattroccbi, verder een advocaat, die tot nu toe als de bekwaamste rechts geleerde van Termini bekend stond; een rijke apotheker (de broeder van den geestelijke Quattrocchi) enz. Een andere, eveneens gecompromit teerde advocaat heeft zich zoo gauw mogelijk uit de voeten gemaakt. Het proces van Arrigo zal dus een waardig tegenhanger zijn van de zaak tegen het rooversncst Artena, die tegenwoordig voor de rechtbank van gezworenen te Frosinonc wordt bebandcMd. Wat overigens den held van het drama, Signor Arrigo zelf, betreft, deze is na een gevangenschap van een-en-twintig dage», in vrijheid gesteld en in een uiterst treurigen toestand naar Termini teruggekeerd. Volgens zijne berichten sleepten de als carabi nieri verkleede struikroofers hem, na een vermoeienden marsch, naar een eenzame, woeste streek in de nabijheid van den Monte San Cologero. Nadat zij hom hadden geblinddoekt, brach ten zij hem in een donker, vochtig, nauw hol, waarvoor drie roovers op wacht stonden. De slaapplaats van den millionair bestond uit een schapevacht en een bos hooi, zijn e.ten uit rogge35 D g-i h3 D.eS g8 3G T.ïif) h(J! en zwart abandonneert, daar het verlies der ko ningin onvermijdelijk is. No. 29. Probleem van de achtjarige Lilian Baird. ZWART f g h a b c d e WIT Wit geeft in twee zetten mat. Wit: Koning e7 Koningin eG Pion f2. Zwart: Koning h4 Pion go. No. 30. Probleem van Ph. Klett. ZWART abcdefg K WIT Wit geeft in drie zetten mat. Wit: Koning c7 Koningin g4 Looper a3 Paard el en hG Pions a4 c3 d2 eöf6 en h.2. Zwart: Koning d5 Looper e4 Paard b8 Pions a5 en a6 c4 e2 f7 h3 en hé. BUITENLANDSCH NIEUWS. Max Judd heeft de vorige week te St. Louis een match van Showalter om 250 dollars gewon nen. Judd won 7 Showalter 3 partijen. In de Manhattan-club te New-York won Lipschütz een match van Eugen Delmar. Lipschütz 7 Delmar 3. Beide matches hadden dus hetzelfde verloop. OPLOSSINGEN. Wij ontvingen slechts een paar goede oplos singen. Het schijnt dat de problemen vrij moeilijk zijn. Om nu den liefhebbers nog gelegenheid te geven, daarop verder te studeeren, willen wij de oplossingen nog terughouden. Wij vestigen de aandacht op het probleem van Ph. Klett. Te oordeelen naar het bovenstaandezullen er nog minder oplossers voor zijn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl