Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEB, WEEKBLAD TOOK NEDERLAND.
No. 679
een
bet
ontdekking en biermede besluiten -wij
t''i^(|P«lltreksel uit het artikel van Dr. Kelchner
' 4«d Professor Dr. Carl. Dziatzko in de
univer?ÉSfe-bibliotheek te Göttingen. Wel bewaard in
ojfczftttelyk daartoe vervaardigd looden kastje
b4j het boven reeds genoemde protokol van
notaris Ulrich Helmasberger uit Bamberg.
'-;£? Aotokol, waarvan men tot dusver slechts
af«briften en afdrukken kende, waande men sedert
"IHl Terloren. Het betreft het proces, dat Johann
* I%t la- het jaar 1455 Gutenberg aandeed, wien
b$ een vrij belangrijk kapitaal had voorgeschoten.
.JEwr in 1882 dit oorspronkelijk stuk nog niet was
teruggevonden, kon Hessels de door hem gestelde
vtttcg: Gutenberg, was hèthe inventor of
prinijBg?" nog met een zekeren schijn van recht in
ontkennender. zin beantwoorden.
DE >VRUEGMET ')" TE BRUSSEL.
't Is Zondagmorgen, de lucht is zoo helder en
n Wauw, de vogelen fluiten zoo heerlijk in de booge
* boomen van 't nabijzijnde park, alles belooft
mooien zomerdag, zoo wonnig en zonnig, dat
bed een last word en ik mij, nog vóór vijf
munter aankleed, met het inzicht den weg
Laeken op te wandelen om mij aan de
gelucht eens ferm te goed te doen.
Jfeest overal zijn de vensterluiken nog
gesloIn de breede en ariatokratische
Koningis geen mensch te ontwaren, rijtuigen en
touns zijn nog geremiseerd. Ik ga den berg van
't , Hof en de Magdalenastraat af, en daar, aan
4<P ingang der Smalle Heuvelstraat, welke naar
d» Groote Markt leidt, heerscht eene drukte en
«fae beweging, zoo groot en zoo onverwacht,
tli|A . z.ulks den oningewijde wel eenige verbazing
moet bezorgen. De hooge boerenkarren, met
struische paarden bespannen, geladen met al de
voortbrengselen der moeshovenierderij ; de lichte
melkkarretjes, door houden getrokken en met
blinkende stoopen bezet; de melkboerinnetjes,
«Be van deur tot deur hun »Koffiewitsel" gaan
roadventen, en in hun schilderachtig kleedijtje
Hef zjjn om te stelen ; de kloeke veldzoons, met
de manden vol aardbeziën en ander fruit op het
hoofd alles krioelt hier in bonte mengeling
dooreen als een tafereel van Teniers. Maar ter
r te markt is het schouwspel nog levendiger.
gansene, onvergelijkelijke plaats schijnt een
enkel bontkleurig bloemenpark te zijn ; hier
wordt de bloemenmarkt gehouden, hier heerscht
Flora in al beuren tooverachtigen glans. Boven
elke uitstalling steekt een ontzaglijke roode re
genscherm uit, welke de tengere knopjes tegen
de harde zonnestralen van straks moet bescher
men. Keus is er in overvloed : van het nederig
ste viooltje tot de keurigste roos, in sierlijke
tuiltjes aangeboden door bloemenmtisjes met
scheïmsch gezichtje, of bloeiend in gekleurde
potten, ten zeerste aanbevolen door eerwaarde
matronen, hoog en droog gezeten in hunne schild
wachthuisjes van gevlochten riet.
En een publiek! Meiden, met den witten voor
schoot aan en het provisiemandje aan den arm ;
bureelschrijvers, met de sigaar in den mond en
het rietstokje in de hand, zoo deftig en voornaam
tusschen de kraampjes rondkuierend of ze nooit
anders te doen hadden ; dikke verdur teren '-') die
voor eiken dag hunne provisie komen opdoen en
bij iedere ontmoeting eener collega de zwarte
snuifdoos te voorschijn halen ; bleeke
werkmeisjes, die de gansche week gebogen zitten over 't
kluitkussen of 't naaiuiachien, en uu een
bloempotje komen koopen voor hun vensterken op 't
derde of vierde verdiep ; de openbare uilloopers,
altijd uit op een buitenkansje, en nu en dan
begeerig opkijkend naar het aanlokkend
jeneverhuis; de in den weg loopende slenteraars, hier
gekomen zonder zelf te weten waarom.
Dichtbij huist ook nog de vogelmarkt. In
groote muiten worden allerlei inlandsche en
vreemde vogelsoorten te koop aangeboden :
leeuweriken naast papegaaien, vinken en
kanarievpgels, en nog veel meer andere ; graszoden
en, miereneieren kunt ge, als vollediging, hier
ook krijgen. Nu bestaat het publiek meest uit
jongens der Hoogstraat en van 't
Marollenkwartier, geboren liefhebbers van vogels en
vogelrooven, en die hier hunne ornithologiscue
kennissen komen vermeerderen en volledigen.
«Letsch ies", spreekt een onder hen, »iek zijn
zeker da' danen ienen goeikuup te krijgen es.
Wad' en fijn kopke, en zied ies wa' stijet ! Zeg,
marchang, hoeveul van danen ienen ?"
«Dettig eens, mo da 's ienen wo da ge veul
plezie zult van hemme."
«Dettig eens ! Ara, peer, ge zijt er wel mee !
Bij Luppen in ons stroat bemme ze percies den
eigenste, en z' hemmen hum, geloof ik, mo
veuftien eens betoald."
»Da wil na just niks zegge. Dezen ienen es
'neu vogel gelijk as da' ge nog gienen iu a huis
g'had en het."
»Jo mp, dettig eens, da ik geef toch nie. Wie'
je «r twintchig van hemme ?" 3)
Het resultaat is dat de vogel, een met reden
te beklagen leeuwerik, voor twie en titintchig
eens en' half het eigendom wordt van den
overgelukkigen Marool, die hem in zijne moeclt (pet)
verbergt en, door zijne kliek gevolgd, juichend
huiswaarts trekt.
Kalm brengt de marehany d'ooideti (oorden)
in zijnen zak, en gaat weer voort zijne waar aan
te prijzen ; met zijnen stok houdt hij de -Icadeejen"
terug die van al te dichtbij het gezelschap zijner
beestjes zoeken.
Hier treffen we ook nog de groenselmarkt,
uitsluitend bezocht door de zorgvuldige huis
moeders die durven -»afbieden" (afdingen) en de
keukenmeiden van grooten huize die de »markt
komen doen."
»Ara", roept eene schorre vrouwenstem, »erre
gien Brusselsch loof of asperzen van doen ?
Wuttelen en spinooize ! 'Nen 'alven frang veti
'nen pak asperzen !" 4)
Wie al te veel durft afdingen op den gevraagden
prijs loopt erg gevaar eenen ganschen reesem
scheldwoorden naar het hoofd te krijgen, tot
groot genoegen der galerie. En 't is geen on
aardig vertoog, het groenselwijf, met de linker
hand in de heup en het hoofd achterover, al
de striemende woorden heurer straattaal ter hulp
roepend om de stoute «afbiedster" het onwaar
dige harer handelwijze te doen inzien toch
wordt de koop toegeslagen, en weest zeker dat
de verkoopster nog eene eerlijke winst heeft, al
hoewel ze beweert dat *dye Brusseleers peilen
as da' de boeremensclien nie' en moeten eten en
da' %e 'nen menseli d' oogen uit %anen kop zouen
biejen; maar, enfin, da' d' iejereen aan tienen
kost moe komen."
En nog een stapje verder heeft men de
hondenmarkt. Hier is veel te zien en te leeren.
Het geheele hondeuras is vertegenwoordigd,
straatslijpers, trekhondeo, schoothondjes, kortom,
prachten werkhouden, gelukkigen en Souffre-douleurs.
Wie een hond vermist, heeft slechts naar deze
markt te komen, twee keeren van de drie is het
zeker dat hij er 't beest zal te koop vinden.
De voornaamste hondenkoopman vau Brussel is
tden Boeit" (Hult), die tevens ook pension geeft
aan »'s menschen beste vrienden", en zich gelaat
met het verzorgen van zieke en oude vierpooters.
Buiten zijne *kas" is hij te herkennen aan het
plaatje op zijnen hoed, waarop hij, in gouden
letters, de noodige publiciteit aan zijn beroep
geeft.
Hoort toe! 'daar is een liefhebber met den
koopman aan 't redetwisten over de waarde van
een te koop gesteld slachtoffer. De marehang
zweert bij hoog en laag dat *Lorken" een dier
is van buitengewone waarde, terwijl integendeel
de tegenpartij houdt staan dat het beest ten
hoogste op den naam van s>Zimvke" "') mag aan
spraak maken. In zijne waardigheid gekrenkt
haalt de marchang meer dan een lofwaardig
feit uit Lorkens'' leven aan, tot bewijs der bui
tengewone vaardigheid van gezegd Lorken.
Derondstaanders nemen deel aan de discussie, d' eene
trekken partij voor den koopman, d'andere hou
den het met den kandidaat-kooper. Wat verder
staat een lange Marool, die eenen zwarten
poedel met eene koord leidt, en voorzeker van de
kommersehap" niet veel weet, zoo onbedreven
ziet hij er uit. Wij hebben alle reden om te
gelooven dat hij den hond vjepikf' (gestolen; of
gevonden heeft en hem hier voor een paar »frangs"
aan den man wil brengen. Daar hij geen kooper ziet
opdagen, geeft hij, tegen belofte van :>ecn half
seheut", 6) de koord aan eenen Commissiounaire
over, die reeds lang werkeloos op zijne pruim
tabak stond te kauwen en gaat zich zelf voor
drij eens klaren" bestellen in 't Vosken."
En tusschen die min of meer georganiseerde
markten loopen de kleine straatnij veraars schreeu
wend rond: de kokomarchand, die zijn brouwsel
'nen eens den halven liter" verkoopt; «moeier
Sofie", die v^even en twintchig schuuue noot
jes veu vijf eens" geeft; de Italianer die zijn
wagentje met Ctème a la Glacévoor zich uit
stoot. In een hoekje der plaats zit voor zijn
Ȏtabli" het oudste schoenpoetserke van Brussel,
dat op deze historische plaats een historisch we
zen geworden is.
Eensklaps komt er eene hevige deining tus
schen de dichte menigte. De vradeejen" nemen
den aftocht door de kleine straatjes ; opwekkende
muziek weergalmt door de lucht: 't zijn de Zon
dagsoldaten 6) die uaar d' excercitie trekken;
het klokuurwerk van 't stadhuis tingelt zeven
maal, de zonne speelt in het kantwerk van den
prachtigen toren en giet haar licht volop over
't plein rond: het wordt tijd de schaduw op te
zoeken, en ik zet derhalve mijne wandeling naar
Laeken voort.
HERMAN BOGAERS.
Brussel, Zomermaand, 18!iO.
J) Vruegmet: Vioegmarkt.
~) Verdurieren : Groenselverkoopsters.
) Kijk eens, ik ben zeker dat die eene goedkoop
te krijgen is. Wat een fijn kopje, en zie eens wat
staart! Zeg, koopman, hoeveel voor die eene?"
Dertig cent, maar dat is er een waar ge veel ple
zier zult van hebbon."
Dertig cent! Ara, peer, ge zijt er wel mede ! Bij
Philiep in onze straat hebben zij juist donzelfden.
on ze hebbon er geloof ik, slechts vijftien cent voor
betaald1'.
Dat wil nu juist niets zeggen. Deze eene is een
vogel zooals gij er nog geen in huis gehad hobt".
Ja, maar dertig cent dat geef ik toch niet. Wilt
gij er twintig cent voor hebben 'i"
") Ara, hebt ge geen Brusselsch loof of
aspcrgien noodig ? Wortelen en spimigie ! Ecu halve frank
voor een pak aspergien !"
") Goed om in do Zenne verdronken te worden.
c) Een borrel.
) Do Burgerwacht.
EEN KEGENBUI.
Nog zooeven scheen de zon op de huizen aan
den overkant en de boomen voor mijn bureau,
en nu is het eensklaps duister geworden.
Grauwe wolken zijn aan komen stormen, en in
druk gewoel, telkens veranderd van vorm, hebben
zij de helft van den blauwen hemel aan het ge
zicht onttrokken.
Nog een paar oogenblikken en eensklaps klet
tert een zware zomerregen op de straatsteenen.
De voorbijgangers zijn verrast. Een paar treden
een stal binnen en vragen om even te mogen
schuilen, n zet het op een loopen, goedvertrou
wenden blijven onder de boomen staan.
Dat gaat eerst goed. Het dichte loof buigt
onder de dikke regenstralen, maar laat niets door.
De straat neemt het water nog gretig op.
Toen de regen pas er op neerkwam, sprong
een stoflaag in wolkjes op en stoof voort tot aan
de huizen, waar de regen het tegen de stoepen
plakte, nu hebben de steenen reeds een
natdonkere kleur aangenomen, en dan gaan zich plassen
vormen, die ineenloopen, zich vereenigen en groot
worden.
De houding der verraste voetgangers is zeer
verschillend.
Van de heeren in den stal kijkt de een met
gefronste wenkbrauwen naar de bewolkte lucht,
de ander heeft den stalknecht een sigaar gege
ven, zit nu op een omgekeerden emmer, en
tikt met zijn wandelstok de strootjes op den
grond weg.
Onder de boomen staan nog verscheidene per
sonen.
Eerst aan den hoek een agent van politie,
den linkervoet vooruit, de linkerhand aan den sabel.
Hij verwacht dat de regen wel spoedig beda
ren zal en kijkt kalm rond.
Met de eene hand aan haar rokken en met de
andere haar boodschappenmandje tegen haar heup
leunend, staat wat verder een dienstmeisje met
een half bekommerd, half lachend gezichtje.
Bekommerd om haar helder kleedje, lachend
om een soldaat, die een paar boomen van haar
af staat en haar wijst of zij bij hem, dan wel hij
bij haar zal komen.
Het is een jongen met ean mal scheef gezicht,
de politiemuts fleurig schuin op zijn kortgeknipt
haar en met een streep van goed gedrag op een
der mouwen van zijn buis.
Onder een breedgetakten iep staat een vrouw
met twee kinderen ; deze, zoo ver mogelijk van
moeder af, steken de handjes uit om de
regendroppels op te vangen.
Een paar minuten blijft de grond onder het
lommer droog. Dan wint de vochtigheid meer
en meer veld.
De randbladea laten den regen door en ieder
retireert naar den stam.
De agent trekt zijn linkervoet in en sluit zijn
armen tegen zijn lijf.
De soldaat, die niet uit zijn oogen gekeken
heeft en een nog jongen boorn trof, moet met
zijn rug tegen den stam gaan staan. Het druipt
hem in zijn hals ; hij neemt zijn politiemuts en
slaat de achterklep omlaag.
Het dienstmeisje heeft het goed getroffen en
lacht den milicien uit; de kinderen behoeven
niet meer hun armen uit te strekken om den
regen te zoeken. Deze komt dicht genoeg bij;
zij moeten zich zelfs reeds dicht tegen moeder
aandrukken om niet nat te worden.
.Plotseling vermindert de regen eenigszins. Het
harde kletteren is voorbij en er schijnt verade
ming te komen.
Het dienstmeisje trekt er dadelijk partij van.
Zij pakt haar rokken bijeen, houdt haar mandje
boven haar hoofd en vlug en lenig als zij is,
snelt zij weg, haar buurman voorbij, die haar
wat naroept.
Hij kijkt nog eens rond, drukt zijn muts wat
.vaster op zijn hoofd en loopt dan ook op een
draf, met groote stappen over de plassen, heen.
De agent en de vrouw met de kinderen blij
ven over.
De eerste, omdat hij toch niet naar huis kan
gaan, neemt de groote boom, waar zooeven het
meisje onder stond, in pacht.
De vrouw blijft staan uit voorzichtigheid tot
het geheel droog zal zijn.
Zij slaat vast eeri doek over den hoed van het
eene kind, en staat, met een der spruiten aan
iedere ham), gereed om ook haar schuilplaats te
verlaten, als het op eens weder harder begint te
regenen.
Zij kijkt teleurgesteld naar de trekkende
wolken.
De kinderen komen nog dichter tegen haar
aanleunen.
Och ! als zij maar alleen was, dan sloeg zij
haar rok wel over haar hoofd en zou wel maken,
dat zij naar huis kwam, maar met de kinderen....
Daar komt een tramomnibus aanrollen. Da
verend en hobbelend gaat het voort, en als er een
kuil in de straat is, waar zich een plas heeft ge
vormd, geven de wielen er nijdige duwen in,
zoodat het geelbruine water in dikke gulpen
opspat.
De vrouw onder den boom kijkt het voertuig
nadenkend na. Zij overweegt klaarblijkelijk of
zij er met kindereu in zal stappen of niet. De
heer met de gefronste wenkbrauwen uit den stal5*
zit er al in. De andere kon nog niet besluiten.
of hij het doen zal, maar als de omnibus ver
der gaat, gooit hij plotseling zijn sigaar weg,.
loopt het rijtuig na en springt op het balkon.
De agent kijkt de heeren jaloersch na. Hij
heeft al spatten van den regen op zijn mouwen
en alleen de hooge zware boom iaat de water
stralen nog niet geheel door.
De vrouw met hare kinderen heeft reeds be
rouw van hare zuinigheid. Maar driemaal zeven
en een halvecent is ook weer bijna een kwartje,
en voor een kwartje moet vader een heelen tijd
werken.
Aan den anderen kant staat echter de schade
aan de kleeren. Als er nog een omnibus voorbij
kwam, zou zij ongetwijfeld meegaan.
De boomen laten nu alles door. Het linnen
buisje van haar jongen zal niet lang weerstand
bieden en de regen, hoewel niet meer zwaar
neervallend, heeft nu een houding aangenomen,
die duidelijk te kennen geeft: de voorraad is voor
eerst niet op.
De vrouw verlaat haar boom en gaat tegen de
deur van een huis staan, die breed inspringt
maar ook hier zal zij weldra verdreven worden.
Gelukkig, daar komt weer een omnibus aan.
Zij wenkt en hij houdt stil.
De kinderen met een kleur van de pret over
het onverwachte genoegen, stappen er met een
gewichtig gebaar in.
Moeder kijkt nog eens naar de lucht voor zij
instapt. Zij doet het noode.
Ook deze omnibus verdwijnt.
Daar begint de regen weer dichter te stroo
men.
Hij klettert hard op het loof, als ware hij nu
vast besloten er een einde aan te maken en alle
hinderpalen te overwinnen. De mannen van de
Stadsreiniging met hun Vechtwaterleiding en hun
kunstmodder zijn bij deze kracht vergeleken
spelende kinderen,
De regen valt met een zwaarmoedige onver
schilligheid omlaag, zelfs is het of hij soms met
kracht naar beneden wordt geworpen.
En de agent, wiens unifoTnjas reeds begint te
glimmen, stapt, met zijn armen op zijn rug, on
der de boomen uit, de straat langs met een ge
zicht, waarop te lezen staat :
»Nou wordt ik toch nat. Wat kan 't mij,
verd "
FRANS.
Allerlei
Booverijen op Sicilië. Zooals uit de laatste be
richten uit Palermo blijkt, heersenen er, wat de
publieke veiligheid betreft, liefelijke toestanden op
Sicilië. De maffia, een Siciliaansche tak van do
Napolitaansche catnorra, die men reeds lang voor
dood hield, of ten minste tot werkeloosheid ver
oordeeld waande, heft wederom dreigend het hoofd
op, on als de overheid eindelijk den moed vindt tot
het geven van een krachtig voorbeeld,is dit niets an
ders dan een onvermijdelijk gevolg eener harde nood
zakelijkheid. Tengevolge van den onverhoedschen,
brutalen aanval op den millionair Arrigo ? die,
zooals bekend is, op eenige kilometers afstands
van de stad Termini, op klaarlichten dag is ge
vangen genomen en naar het gebergte gesleept
door eenige als carabinieri verkleede roovers
zijn nu een groot aantal meerendeels welgestelde
eu tot nu toe zeer geachte personen uit het stadje
in hechtenis genomen, allen onder zware verden
king raet de bende in verbinding te hebben ge
staan als geheime agenten, spionnen, handlangers,
enz. Onder de zoo zwaar beschuldigden bevinden
zich een geestelijke, Don Quattroccbi, verder een
advocaat, die tot nu toe als de bekwaamste rechts
geleerde van Termini bekend stond; een rijke
apotheker (de broeder van den geestelijke
Quattrocchi) enz. Een andere, eveneens gecompromit
teerde advocaat heeft zich zoo gauw mogelijk uit
de voeten gemaakt. Het proces van Arrigo zal
dus een waardig tegenhanger zijn van de zaak
tegen het rooversncst Artena, die tegenwoordig
voor de rechtbank van gezworenen te Frosinonc
wordt bebandcMd.
Wat overigens den held van het drama, Signor
Arrigo zelf, betreft, deze is na een gevangenschap
van een-en-twintig dage», in vrijheid gesteld en
in een uiterst treurigen toestand naar Termini
teruggekeerd.
Volgens zijne berichten sleepten de als carabi
nieri verkleede struikroofers hem, na een
vermoeienden marsch, naar een eenzame, woeste
streek in de nabijheid van den Monte San
Cologero. Nadat zij hom hadden geblinddoekt, brach
ten zij hem in een donker, vochtig, nauw hol,
waarvoor drie roovers op wacht stonden. De
slaapplaats van den millionair bestond uit een
schapevacht en een bos hooi, zijn e.ten uit
rogge35 D g-i h3 D.eS g8
3G T.ïif) h(J!
en zwart abandonneert, daar het verlies der ko
ningin onvermijdelijk is.
No. 29. Probleem van de achtjarige Lilian Baird.
ZWART
f g h
a b c d e
WIT
Wit geeft in twee zetten mat.
Wit: Koning e7 Koningin eG Pion f2.
Zwart: Koning h4 Pion go.
No. 30. Probleem van Ph. Klett.
ZWART
abcdefg K
WIT
Wit geeft in drie zetten mat.
Wit: Koning c7 Koningin g4 Looper a3 Paard
el en hG Pions a4 c3 d2 eöf6 en h.2.
Zwart: Koning d5 Looper e4 Paard b8 Pions a5
en a6 c4 e2 f7 h3 en hé.
BUITENLANDSCH NIEUWS.
Max Judd heeft de vorige week te St. Louis
een match van Showalter om 250 dollars gewon
nen. Judd won 7 Showalter 3 partijen. In de
Manhattan-club te New-York won Lipschütz een
match van Eugen Delmar. Lipschütz 7 Delmar 3.
Beide matches hadden dus hetzelfde verloop.
OPLOSSINGEN.
Wij ontvingen slechts een paar goede oplos
singen. Het schijnt dat de problemen vrij moeilijk
zijn. Om nu den liefhebbers nog gelegenheid te
geven, daarop verder te studeeren, willen wij de
oplossingen nog terughouden.
Wij vestigen de aandacht op het probleem van
Ph. Klett. Te oordeelen naar het
bovenstaandezullen er nog minder oplossers voor zijn.