Historisch Archief 1877-1940
niet ongewenscht zjjn, om de ware namen van
deze auteurs te leeren kennen, en daarom nemen
wjj uit die Igst de volgende inlichtingen, over de
meest bekende Parvjsehe pseudoniemen, over. Tot
de redactie van den Figaro behooren: Argus
(Dignet), Ariel (EmileBergerat), Badattd (Hngues
Ie Roux), Caliban (Emile Bergerat), Cesar
Valentino (Emüe Faure), Chicot (A. Coussot) Coulanges
(F. de Rodays), Darcours (Ch. Réty), I)ey (E.
Dichard), Diplomate (Léon Lavedan), Dora (E.
Daudet), Dutertre (Dignetï, Dyas (Ch. Bataille),
Etincelle (gravin Peyrounyj Fidus (Eugène
Loudun), Fontenelle (Gaston Jollivet), Grimm (Albert
Millaud). Hamoise (Ch Chincholle), Henry Hoche,
(Emile Faure), Ignotus (baron Platel), Jacgues
Saint-Cère (Rosenthal), Jean de Paris (Georges
Grison), Jules Richard (Jules Maillot), Labruyère
(A. Millaud) Lafontaine (A. Millaud), Ie Liseur
(H. Chabrillat), Masque de fer (Philippe Gille),
Herder (A. Millaud), Mondragon (Eusebio Blascp),
Monsieur de Vorchestre (Emile Blavet), Olim
(R. Racot), Parisis (Emile Blavet), Pas perdus
(Claveau), Pastour (Elie Frébault), Paul Héméry
(Edmond Millaud), Perkéo (Flor O'Squarr), Ferry
(G. Laffon), Philippe de Grandlieu (Léon Lavedan),
Quatrelles (Ernest L'Epine), Quidam (Claveau),
Rabagas (Eusebio Blasco), aoul Pro.dines (Lave
dan. jun), Rivarol (Rouette-Delorme), Robert
Müton (Neyroud-Lagayère), Saint-Blaise (P.
Fondvillars), Saint-Genest (Buchuron), Saint-Simon
(A. Millaud), Servator (A. Grenier) en Tolbiac
(Dubut de la Forest).
In den Gil Bias vinden wij de volgende noms
de guerre : Asmodée (Baron de Vaux), Brimborion
(Mme. P. Savari), Qolombine (pseudoniem van
verscheiden auteurs), Corréo (Firmin Javel), Diable
boiteux (Baron de Vaux), Don Caprice (Bernard),
Don Fdbrice (Ducher), Dupont, des Arts (A.
Dreyfus), Eaque (Em. Chesneau), Farmer
(Dupressoir), Frascata (Baron Toussaint), Georges
Duret (E. Mairèsse), Henry Hen (Oscar
Comroettant), Lazarüle (Fernand Bourgeat),
Mancellière (L. Epinette), Maufrigneuse (Guy de
Maupassant), Monsieur gui passé(Abraham Dreyfus),
Mora (Baron Toussaint), Nitouche (P. Eyriès),
etave Sally (Mare de Rossiény), Parent (K.
Penart). Perriehon (Abraham Dreyfus), Pompon (de
Saint-Geniès), Santülane (Gérard), Sapho (Mme.
de Laspeyres) en Yorick (Baron Crèvecoeur).
In de Vie Parisienne: Ange Bénigne (Madame
de Molènes), Christophe (Th. Decazes), Chut (Gra
vin Martel de Mirabeau), Claude Larcher (Paul
Bourget), Daniël (Félix Morand), Dick (Vicomte
de Saint-Geniès), Don J.... (Du Filliet), E. Pee
(Gravin de Molènes), Fortune (G. Calmels),
Graindorge (Hipp. Taine), Gyp (Gravin Martel de Mira
beau), Huroun (Ch. Joliet), H. de Hem (H, de
Montant), Karl (Carle des Perrières), Klak
(SaintCère - Rosenthal), Kwiek (J: Redelsperger), Lauzun
(de Saint-Geniès), Leo Saba (Sabatier), Lestrapade
(Vicomte de Lestrade), Marion (Mme. de Laspeyres),
Mitschi (Saint-Cère?Rosenthal), Mosca (Gravin
de Puliga), Moush (P. Devaux), Nick (Gravin Mar
tel de Mirabeau), Nuque (Vicomte de Lestrade),
Nyl (Mme Luneau), Pascaline (gravin de Molènes),
Poup (Georges Lachaud), P.P.C. (Armand Nisard),
Satin (gravin de Molènes), Scamp (gravin Martel
de Mirabeau), Soutaches (gravin de Molènes),
Smock (Mme C. Selden), Steek (Saint-Cère?Ro
senthal), Teliot (Ch. Joliet), Trois toiles (gravin
de Molènes) en Zut (gravin Martel de Mirabeau).
Verder is nog te vermelden, dat de ware naam
van RénéMaizeroy baron Toussaint is; Richard
O'Monroy heet de Saint-Geniès, Comtesse Dash
heet Mme de Saint-Mars. Henry des Houx heet
Duraud-Morimbeau en Pierre Loti heet Julian
Viaud.
lx oordpool-expeditie. Dr Nansen schijnt in
Noorwegen groote moeilijkheden te ondervinden,
wat betreft zijn voorgenomen expeditie naar de
Noordpool. Het Storthing is niet geneigd aan het
plan zijn goedkeuring te verleenen, nu de
financieele commissie heeft voorgesteld de gevraagde
som van 200.000 kronen niet toe te staan. De
Noorweegsche bladen zijn hierover zeer gebelgd
en herinneren, dat men in Denemarken voor de
expeditie van luitenant Rieder naar Groenland,
ofschoon zij van veel minder belang is, 180.000
kronen heeft toegestaan. Nansen heeft 200.000
kronen noodig," schrijft MorgeMadet om de
Noordpool te vinden, de weetgierigheid van alle
volken te bevredigen en ons volk groote eer te
verschaffen. Welk land zal de eer hebben van de
.Noordpool te ontdekken ? Het Noorweegsche Stor
thing heeft thans de eer van Noorwegen in zijn
hand." Indien dr. Nansen de noodige middelen in
Noorwegen niet verkrijgen kan, zal een consortium
van Deensehe kapitalisten hem de gevraagde som
verschaffen.
In het bekende verkooplokaal van den heer
H. Gr. Bom alhier zal op Maandag 7 Juli en op
de volgende dagen de verkpoping plaats hebben
van eene belangrijke collectie boeken, nagelaten
door de heeren Ds, Riehm, Dr. Stephan, Dr. Penn
en G. J. Kuipers. Behalve de boeken komen bij
deze gelegenheid onder den hamer een natuur
historisch kabinet, tal van voorwerpen uit het
planten- en delfstoffen- zoowel als uit het
dierenrijk, fraaie horens en schelpen, praeparaten op
spiritus, skeletten, opgezette dieren, vogels, aqua
rium, boeken- en naturalienkasten; verder eene
collectie optische, physische, chemische, electrische
en chirurgische instrumenten,schoolbenoodigdheden
teekenbehoeften, postzegels en vooral ten slotte
eene collectie goede oude strijkinstrumenten.
Militaire Zaken.
DE GESCHUÏGIETERIJ VAN FINSPONG
(ZWEDEN).
Ditmaal voeren wij onze lezers naar Zweden,
het land der rolsteenen en dennebosschen, van
graniet en ijzer; het land der sagen, waar Esaias
Fegnér zijn schoone Frithiofs Saga schreef, door
wijlen onzen gevierdeu dichter ten Kate in zulke
boeiende Nederlandsche verzen vertolkt; het
land, alwaar in het Nationaal Museum te Stock
holm de herinneringen aan verschillende
Zweedsche vorsten en helden bijeenverzameld zijn.
Men vindt daar o. a. het opgezette paard, dat
Gustaaf Adolf in den slag bij Lutzen (16 No
vember 1632), in welken hij sneuvelde, bereed,
en het met zijn bloed doortrokken linnen laken,
waarin zijn lijk, nadat het teruggevonden was,
gewikkeld werd. Wij zien daar de kleeding en
wapenrusting, die Karel XII, koning van Zwe
den, den 13 November 1718 droeg, toen hij voor
Frederikshald (Noorwegen) door een kogel
doodelijk in het hoofd getroffen werd, en stellen ons
bij het aaaschouwen van den doorboorden drie
kanten hoed voor, hoe hij de van een z waar
lederen handschoen voorziene rechterhand werk
tuiglijk op de gewonde plaats brengt en deze
bebloed, zooals zij er uit ziet, moet hebben te
ruggetrokken. Men treft hier aan den zwarten
domino enz., waarin koning Gustaaf III van
Zweden in den nacht van 15 op 10 Maart 1792
een gemaskerd bal te Stockholm bezocht, en men
wijst u in die kleedingstukken de gaten aan van
den kogel, waarmede Ankarström dien vorst
verraderlijk in den rug trof, zoodat hij den 29
Maart d. a. v. overleed.
Vooral in Zweden wordt men menigmaal met
de gedachten naar vorige eeuwen teruggevoerd;
zoo ook bij een bezoek aan de geschutgieterij
van Finspong. Het prachtige slot van dien naam
in 1618 door een onzer landgenooten, Louis de
Geer, gebouwd en daarna door hem bewoond,
vormt met de later in de nabijheid daarvan op
getrokken nevengebouwen, en met de op korten
afstand zich bevindende geschutgieterij van
denzelfden naam en de daarbij behoorende werk
plaatsen, woningea van beambten, werklieden,
enz., aan de fabriek verbonden, wat men het
plaatsje Finspong noemt. Het is gelegen in de
provincie Linnköping (vroeger de oude provincie
Gothland), ten noordwesten en op een afstand
van omstreeks uren gaans van Norrköping,
aan het vernauwde noordelijk uiteinde van het
Glan-meer, dat zich van daar tot dicht bij ge
noemde stad uitstrekt. Sedert verscheidene jaren
is Finspong door een zijlijn met het Zweed
sche spoorwegnet verbonden en daardoor gemak
kelijker dan vóór dien tijd te bereiken.
Zweden was een der landen in welke men het
eersi gietijzeren kanonnen vervaardigde, en reeds
in 1568 was de Zweedsche marine grootendeels
van zulke vuurmonden voorziea. Het Zweedsche
kanongietijzer was van oudsher wegens zijne
goede hoedanigheden beroemd, dewijl de ijzer
ertsen zeer zuiver zijn en vooral weinig
phosphor dat het ijzer in kouden toestand bros
maakt bevatten. In de 17de en 18de eeuw
schaften de meeste Europeesche rijken gietijzeren
vuurmonden in Zweden aan.
De geschutgieterij van Finsprong, sedert 1620
door de regeering bevoorrecht, bezigt voor de
vervaardiging harer gietijzeren vuurmonden steeds
de zuiverste en rijkste ertsen, terwijl tot het
uitsmelten van deze ia de hoogovens, als
srneltmiddel kalk en als brandstof altijd houtskolen en
geen cokes worden gebruikt. De ertslading van
den hoogoven bestaat voor kanon gietijzer ge
woonlijk uit: 10 pCt. Förola-erts, 10 pCt.
Nartorp-erts en 10 pCt. Stenebo-erts, welke vóór
dien tijd eene lichte roosting in een daartoe be
stemden oven ondergaan. Door deze bewerking
worden de klompen erts broos, (waardoor men
ze gemakkelijk in kleinere stukken van de
gewenschte grootte eener noot kan kloppen)
en vluchtige bestanddeelen verwijderd.
Om een denkbeeld te geven van den rijkdom
en zuiverheid dezer ertsen wordt medegedeeld,
dat zij ia percenten van het ertsgewicht, aan
gietijzer, phosphor en zwavel bevatten:
Gietijzer.
58
45
54
Phosphor.
0,01
0,01
0,03
Zwavel.
0,06
0,01
0,09
het Törola erts
» Nartorp »
» Stenebo »
In het gietijzer zelf het product na
uitsmelting met brandstof en smeltmiddel be
vindt zich d. a. 93,7 pCt. gietijzer, 0,05 pOt.
phosphor, 0,12 pCt. zwavel en omstreeks 4 pCt.
koolstof. Zwavel maakt het ijzer roodbros,
zoodat de aanwezigheid van eene kleine hoeveelheid
dezer stof voor smeedijzer, dat in gloeienden
toestand bewerkt moet worden, wél, maar voor
gietijzer.geen bezwaar heeft.
De laatste persoonlijke eigenaar van Finspong
was de heer Carl Ekman. Omstreeks het jaar
1877 kwam zij in handen eener naamlooze ven
nootschap en bleef genoemde heer directeur van
die inrichting.
Van 1868 tot 1876 heeft deze fabriek voor
Nederland en hare koloniën een groot aantal
met stalen ringen gecercleerde gietijzeren kanon
nen van 24 cAI. kaliber voor kustverdediging en
daarbij behoorende pantserkogels en granaten
geleverd.
In het vorige jaar (1889) zijn omtrent de ge
schutgieterij van Finsprong verschenen drie ge
schriften, uitgegeven door de vennootschap welke
die inrichting tegenwoordig exploiteert, met
Franschen en Engelschen tekst, gedrukt te Stock
holm in de zoogenaamde Centraal drukkerij
(central tryckeriet) aldaar. Zij voeren tot titel:
l »Le matériel de guerre de Finspong (Suède)."
»War material at Finspong (Sweden.)"
2 »Fir avec des obus de rupture en acier de
Finspong et de M. Krupp." »Firing Tests with
armour-piercing steel shells from Finspong and
from Mr. Krupp."
3 »Epreuve a outrance d'un tube en acier de
Finspong." »Experitnental bursting of a steel
tube from Finspong."
Zooals uit bovenstaande titels blijkt, is de in
houd dezer drie geschriften zeer verschillend, en
wij zullen ze hieronder achtereenvolgens be
spreken.
I. Natuurlijk is de toestand der geschutgieterij
van Finspong sedert haar ontstaan in verschil
lende opzichten zeer veranderd. Werden de vuur
monden aanvankelijk uit een hoogoven en naar
mate zij in grootte en gewicht toenamen uit twee
hoogovens (waarbij het gietijzer dans gelijktijdig
werd afgetapt) gegoten, later, d. i. omstreeks
1867 was zelfs de productie van twee hoogovens
niet'meer voldoende om de zware kanonnen die
men toen wenschte, te kunnen gieten. Er wer
den daarom, en ook om een zuiverder en
gelijkslachtiger product te bekomen, twee groote en
vier kleine reverbeerovens gebouwd, waarin het
uit den hoogoven (in gietelingen) verkregen giet
ijzer werd omgesmolten. Het vloeibaar ijzer der
verschillende reverbeerovens werd in een reser
voir geleid en daaruit het kanon gegoten. Boven
dien worden de kanonnen niet meer vol, maar over
eene met leem enz. bekleede holle ijzeren kern
gegoten Hierbij wordt het vloeibare metaal het
eerst onder in den vorm geleid zoodanig, dat het
daarin stijgende tevens een draaiende beweging
om de kern verkrijgt. Dadelijk na de gieting
wordt door deze kern een stroom koude lucht
gedreven ; eenigen tijd later de kern weggenomen
en koud water in de ziel gevoerd. Beide maat
regelen dienen om het stollen van de gloeiende
ijzermassa zooveel mogelijk van binnen naar bui
ten te doen plaats hebben en hierdoor het ont
staan van gallen (gaten of poreuse gedeelten) in
de ziel te voorkomen en de sterkte van het kanon
te bevorderen.
De toenemende eischen der artillerie, die
steeds meer van het weerstandsvermogen der
vuurmonden vorderde, waren oorzaak, dat de
achterste helft der gietijzeren kanonnen voorzien
werd van een of meer lagen (?acht) stalen rin
gen, die tegen elkander aansluitende met
een zekere spanning daarom heen gelegd het kanon
versterkten. Een enkel woord als toelichting
van het nuttige beginsel dezer bewerking zal
hier wel niet overbodig zijn. De stalen ringen
hebben in normalen (kouden) toestand eene in
wendige middellijn, die iets kleiner is dan de
uitwendige middellijn van dat gedeelte van den
vuurmond waaromheen zij gelegd moeten wor
den. De ring wordt verwarmd, terwijl men het
inwendige van het kanon met koud water, sneeuw
of ijs koel houdt, en zoodra de inwendige mid
dellijn van den ring voldoende is toegenomen,
wordt deze om het kanon geschoven.
Aanne2de Jaargang-.
Schaakspel.
6 Juli 1890.
De jaarlijksche wedstrijd van onzen
Nederlandschen schaakbond zal Zondag 17 Aug. in den
Haag een aanvang nemen.
Wij stellen onzen lezers hiervan tijdig in kennis
opdat men er zijne vacantie naar kan inrichten.
Ieder rechtgeaard schaker zorge dus, dat hij
17 Aug. in den Haag present is, en men vcrgete
niet, dat ook van een schaakwedstrijd geldt: hoe
meer zielen hoe meer vreugd! De bondswedstrijden
der laatste jaren, met uitzondering van hot mis
lukte Goudsche congres, waren steeds, zoowel voor
deelnemers als voor toeschouwers een bron van
onuitputtelijk genot.
De geestdrift die gedurende een tournooi onder
het publiek heerscht, wekt den spelers op, om
door middel van schoone partijen die belangstel
ling levendig te houden; want ook de schaker
heeft, gelijk ieder ander kunstenaar, behoefte aan
inspiratie.
Dat het op onze bondscongressen vroolijk toegaat,
en er ook rijkelijk voor amusement gezorgd wordt,
daarvan kunnen allen getuigen, die bijv. het
Dtrechtsche congres (1886) bijwoonden! Gedurende
de 4 dagen, die de wedstrijd in beslag nam, ver
flauwde de belangstelling van het talrijk opgeko
men publiek geen oogenblik en geen tournooi
was daardoor rijker aan geestige partijen; men
denke slechts aan het kabinetstuk-je, dat de lieer
Meijer leverde in zijn partij tegen Foreest Jr.
of aan de stoute combinatie van Foreest Sr. tegen
Mossemaker, ook Bénima gaf in zijn partij togen
I). Foreest het beste dat wij ooit van hem zagen.
Hoe geheel anders is het ons te moede bij 't
naspelen der partijen van den laatsten wedstrijd,
geen enkel zetje, dat tintolt van geest, men ziet
uit ieder spel de neerslachtigheid der omgeving.
Dat moet in don Haag anders zijn'. Daarom,
heeren schakers uit alle deelen des lands! niet
moedeloos ter neer gezeten, maar de lendenen
omgord en moedig op ten strijde! Wij moeten
den Jansaliegcest. die alle goede ondernemingen
bij ons volk doet mislukken, van ons afschudden
en een voorbeeld nemen aan onze Duitsche en
Engelsche naburen die voor de grootste reizen
niet terugdeinzen waar het een schaakwedstrijd
betreft.
Na de maar al te vaak eenzijdige
herseninspanning onzer dagelijksclie beroepsbezigheden is
een ernctige partij schaak, mits van niet al te
langen duur, het beste middel onze levensgeesten
voor vroegtijdige afstomping te bewaren; het absor
beert geheel onze gedachten, het doet ons onze
dagelijksche beslommeringen voor een oogenblik verge
ten, scherpt ons verstanden houdt de fantasie leven
dig. Deze uitwerking heeft het echter alleen dan,
wanneer wij, evenals van muziek of teekenen, er een
geregelde studie van maken en het niet als enkel
tijdverdrijf beschouwen. Eerst wanneer men tot do
finesses van het spel is doorgedrongen, kan kan ten
volle de waarde en het genot er van beseffen.
Wij zullen om onzen lezers bij deze studie
behulpzaam te zijn, een overzicht der verschil
lende spelopeningen publiceren, waarvan wij enkele
later meer breedvoerig zullen bespreken.
Voor hen die wenschen zich in het spel te bekwa
men, is kennis der openingen een eerst vereischte.
Wij laten hier voorafgaan eene verklaring der
teckens en verkortingen K. r= Koning, D. Dame
of Koningin, T. Toren, P. Paard, L.
Looper, staat geen letter voor den zet, dan is
hiermede de pion bedoeld.
f betcekend schaak, x neemt met schaak J:
X neemt met schaakmat. P. f3 x eöbet. P.f3
neemt e5, of in de verkorte schrijfwijze P.e5:
Kan de pion e5 eveneens door het andere paard
geslagen worden, zoo schrijft men P. fe 5: In
veikorten vorm is d4 X ^ = de 5 : dus d4 neemt e5.
mende dat elke ring 25 cM. breed is, zjjn dam
bijv. 8 ringen voldoende om het 2 M. lange
dlindervormige achtergedeelte van een vuurmoad
van een laag ringen te voorzien. Afkoelende,
wil de ring weder tot zijne oorspronkelijke
middellijn samentrekken, maar hierin verhindert hem
het metaal van het kanon. Dit laatste wordt
nu kolossaal gedrukt, zoo zelfs, dat wanneer de
inwendige middellijn van den ring 0,001 kleiner
is dan de uitwendige middellijn van den vuur»
mond, de middellijn der ziel bij een kanon van
24 cM. kaliber door een laag ringen gewoonlijk
0,1 a 0,15 mM., en door twee lagen ringenCy}
a 0,25 mM. kleiner wordt, terwijl de ringen zelf
ook gedeeltelijk uitgerekt blijven.
Door dit samenpersen van het gietijzer van
buiten naar binnen wordt het weerstandsvermo
gen van den vuurmond grooter, dewijl de
spankracht der buskruitgassen in de ziel het eerst
door deze samendrukkende spanning van het
metaal wordt tegengehouden en de ziel eerst tot
hare vroegere grootte moet uitzetten alvorens de
schokkend werkende kracht der buskruitgassen
op de volstrekte vastheid van het gietijzer kan
werken. Het -spreekt echter vanzelf, dat de
spanning der ringen niet zóó groot mag wezen,
dat de veerkracht van deze overschreden wordt;
d. w. z., nu het schot moeten de ruigen weer
dezelfde middellijn aannemen als zij vóór dien
tijd bezaten, het metaal van het kanon even
sterk drukken; zij mogen de gedurende het
schot verkregen tijdelijke uitzetting niet behou
den, en dus niet los gaan zitten, want in dat
geval dragen zij tot versterking van den
vuurmond niets bij.
Intusschen bleek door de steeds grootere uit
werking die men van de vunrmonden eischte
ook deze constructie niet sterk genoeg, in de
eerste plaats voor die kanonnen (veld- en lichtere
vestingkanonnen) waarbij een maximum uitwer
king met een minimum gewicht gepaard moet
gaan. Het gietijzer werd toen door het zooveel
sterkere (zachte) gietstaal met omstreeks 0,3
pet. koolstof vervangen, en alhoewel Zweden
ter verkrijging van dit materiaal zich aanvanke
lijk tot het buitenland moest wenden, zoo slaagde
de Zweedsche industrie er toch weldra in om dat
materiaal en wel van uitmuntende hoedanig
heid zelf te bereiden.
Sedert zijn door de geschutgieterij van Fins
pong voor de Zweedsche artillerie en marine
een groot getal stalen vuurmonden ,van verschil
lend kaliber geleverd ; terwijl ook de fabricage
van verschillende soorten van projectielen, o. a.
pantsergranaten van gietijzer en van Zweedsch
gietstaal zeer belangrijk was. Behalve projec
tielen en kanonnen worden te Finspong ook
vervaardigd affuiten voor verschillende soorten
van zoowel lichte als zware vuurmonden.
(Slot volgt).
IN DE LEESZAAL VAN HET BRITSOH
MUSEUM TE LONDEN.
Het is mijne bedoeling niet u te onthalen op
eene beschrijving van de beroemde boekerij van
het Britsch Museum. Deze behoort, mijns in
ziens, tot een van die zaken, die men moet gaan
xien om er een juist begrip van te krijgen; bui
tendien kunt gij in uw Baedeker of anderen gids
voor Londen een nauwkeuriger opgaaf, der boe
ken en zalen van de ontzaglijk groote en grootsche
bibliotheek vinden, dan ik u zou kunnen geven.
Wij bemoeien ons thans slechts met de groote
zaal For lieaders only, waar iederen dag gemid
deld 600 lezers tegenwoordig zijn. Een zeer
eigenaardig publiek vormen deze, waarmede het
wel de moeite waard is nader kennis te maken.
Allerlei natiën vindt men hier vertegenwoordigd!
Amerikanen, Duitschers, Franschen, Engelschen
natuurlijk, Hollanders, Zweden, fiusschen, nu ea
dan een Turk, een Chinees, ja, wat al niet.
Om tot de leeszaal toegang te verkrijgen, moet
men voorzien zijn van een kaartje, dat op ver
toon van een recommaiidatiebrief van een of an
der bekend persoon, verkrijgbaar wordt gesteld.
Op de recommandatiebrieven is men nogal precies:
»the Trustees cannot accept the reeommendations
of Hotel-Keepers and Lodging-house-Keepers
in favour of their lodgers" en dit is
dan ook wel noodig, want, daar het verlof om
de rcadingroom te bezoeken, geheel gratis wordt
verleend, zijn er natuurlijk zeer veel liefhebbers,
die er gebruik van wenschen te maken. Trouwens
«gemengd gezelschap" treft men in de zaal zeer
zeker aan, fijne aristocratische manieren moetgy
niet van al de readers verwachten, maar zoodra
een aspirant den naam heeft van «quite respect'
ablc" te zijn, staat de toegang tot de leeszaal
voor hem open. Deze bestaat uit een groote,
cirkelvormige ruimte, waarin langwerpige tafels
staan, die in 7 of 8 lessenaars zijn verdeeld,
ieder met een letter en nummer voorzien. De
lessenaars zijn van bruin hout en met zwart, glad
leder overtrokken; op alle vindt men inkt,
pennewisscher, veeren en stalen pennen,
presse-papier, vouwbeen en vloei. De stoelen zijn een
voudig, maar *eoi>ifortable." Men heeft de keuze
tusscheii zittingen van leder, mat of glad hout.
Aan het bovenste gedeelte van den lessenaar be
vinden zich een houten lezenaar en een boeken
plank) e. De stoelen staan op rolletjes en men
heeft dus geen last van het vervelende,
schuivelende geluid dat het verzetten van stoelen op
een onbekleeden vloer dikwijls veroorzaakt. In
het midden der zaal zit op een verheven zetel
de superintendent en om hem bevinden zich de
counters met catalogussen en de witte briefjes,
waarop men schrijven moet welk boek men ver
langt te lezen. Deze tickets worden in een mand
gelegd en door de attendants weggenomen, die
dan de boeken zoeken en ze aan de verschillende
lezers brengen.
Nu hebt ge geen begrip hoeveel karakterstu
die, meer nog misschien gelaatstudie men maken
kan, als men bezig is, of zich ten minste houdt
alsof men bezig is, een dergelijke ticket te schrij
ven. Als ik mij van mijne inspannende studiën
een oogenblikje rust gunde, heb ik er mij dik
wijls mee vermaakt op te merken, hoe lang som
mige menschen op hetzelfde plaatsje bij een
counter verwijlden, en toen ik wat meer in de
leeszaal thuisraakte, begreep ik spoedig de re^