De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 6 juli pagina 5

6 juli 1890 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

niet ongewenscht zjjn, om de ware namen van deze auteurs te leeren kennen, en daarom nemen wjj uit die Igst de volgende inlichtingen, over de meest bekende Parvjsehe pseudoniemen, over. Tot de redactie van den Figaro behooren: Argus (Dignet), Ariel (EmileBergerat), Badattd (Hngues Ie Roux), Caliban (Emile Bergerat), Cesar Valentino (Emüe Faure), Chicot (A. Coussot) Coulanges (F. de Rodays), Darcours (Ch. Réty), I)ey (E. Dichard), Diplomate (Léon Lavedan), Dora (E. Daudet), Dutertre (Dignetï, Dyas (Ch. Bataille), Etincelle (gravin Peyrounyj Fidus (Eugène Loudun), Fontenelle (Gaston Jollivet), Grimm (Albert Millaud). Hamoise (Ch Chincholle), Henry Hoche, (Emile Faure), Ignotus (baron Platel), Jacgues Saint-Cère (Rosenthal), Jean de Paris (Georges Grison), Jules Richard (Jules Maillot), Labruyère (A. Millaud) Lafontaine (A. Millaud), Ie Liseur (H. Chabrillat), Masque de fer (Philippe Gille), Herder (A. Millaud), Mondragon (Eusebio Blascp), Monsieur de Vorchestre (Emile Blavet), Olim (R. Racot), Parisis (Emile Blavet), Pas perdus (Claveau), Pastour (Elie Frébault), Paul Héméry (Edmond Millaud), Perkéo (Flor O'Squarr), Ferry (G. Laffon), Philippe de Grandlieu (Léon Lavedan), Quatrelles (Ernest L'Epine), Quidam (Claveau), Rabagas (Eusebio Blasco), aoul Pro.dines (Lave dan. jun), Rivarol (Rouette-Delorme), Robert Müton (Neyroud-Lagayère), Saint-Blaise (P. Fondvillars), Saint-Genest (Buchuron), Saint-Simon (A. Millaud), Servator (A. Grenier) en Tolbiac (Dubut de la Forest). In den Gil Bias vinden wij de volgende noms de guerre : Asmodée (Baron de Vaux), Brimborion (Mme. P. Savari), Qolombine (pseudoniem van verscheiden auteurs), Corréo (Firmin Javel), Diable boiteux (Baron de Vaux), Don Caprice (Bernard), Don Fdbrice (Ducher), Dupont, des Arts (A. Dreyfus), Eaque (Em. Chesneau), Farmer (Dupressoir), Frascata (Baron Toussaint), Georges Duret (E. Mairèsse), Henry Hen (Oscar Comroettant), Lazarüle (Fernand Bourgeat), Mancellière (L. Epinette), Maufrigneuse (Guy de Maupassant), Monsieur gui passé(Abraham Dreyfus), Mora (Baron Toussaint), Nitouche (P. Eyriès), etave Sally (Mare de Rossiény), Parent (K. Penart). Perriehon (Abraham Dreyfus), Pompon (de Saint-Geniès), Santülane (Gérard), Sapho (Mme. de Laspeyres) en Yorick (Baron Crèvecoeur). In de Vie Parisienne: Ange Bénigne (Madame de Molènes), Christophe (Th. Decazes), Chut (Gra vin Martel de Mirabeau), Claude Larcher (Paul Bourget), Daniël (Félix Morand), Dick (Vicomte de Saint-Geniès), Don J.... (Du Filliet), E. Pee (Gravin de Molènes), Fortune (G. Calmels), Graindorge (Hipp. Taine), Gyp (Gravin Martel de Mira beau), Huroun (Ch. Joliet), H. de Hem (H, de Montant), Karl (Carle des Perrières), Klak (SaintCère - Rosenthal), Kwiek (J: Redelsperger), Lauzun (de Saint-Geniès), Leo Saba (Sabatier), Lestrapade (Vicomte de Lestrade), Marion (Mme. de Laspeyres), Mitschi (Saint-Cère?Rosenthal), Mosca (Gravin de Puliga), Moush (P. Devaux), Nick (Gravin Mar tel de Mirabeau), Nuque (Vicomte de Lestrade), Nyl (Mme Luneau), Pascaline (gravin de Molènes), Poup (Georges Lachaud), P.P.C. (Armand Nisard), Satin (gravin de Molènes), Scamp (gravin Martel de Mirabeau), Soutaches (gravin de Molènes), Smock (Mme C. Selden), Steek (Saint-Cère?Ro senthal), Teliot (Ch. Joliet), Trois toiles (gravin de Molènes) en Zut (gravin Martel de Mirabeau). Verder is nog te vermelden, dat de ware naam van RénéMaizeroy baron Toussaint is; Richard O'Monroy heet de Saint-Geniès, Comtesse Dash heet Mme de Saint-Mars. Henry des Houx heet Duraud-Morimbeau en Pierre Loti heet Julian Viaud. lx oordpool-expeditie. Dr Nansen schijnt in Noorwegen groote moeilijkheden te ondervinden, wat betreft zijn voorgenomen expeditie naar de Noordpool. Het Storthing is niet geneigd aan het plan zijn goedkeuring te verleenen, nu de financieele commissie heeft voorgesteld de gevraagde som van 200.000 kronen niet toe te staan. De Noorweegsche bladen zijn hierover zeer gebelgd en herinneren, dat men in Denemarken voor de expeditie van luitenant Rieder naar Groenland, ofschoon zij van veel minder belang is, 180.000 kronen heeft toegestaan. Nansen heeft 200.000 kronen noodig," schrijft MorgeMadet om de Noordpool te vinden, de weetgierigheid van alle volken te bevredigen en ons volk groote eer te verschaffen. Welk land zal de eer hebben van de .Noordpool te ontdekken ? Het Noorweegsche Stor thing heeft thans de eer van Noorwegen in zijn hand." Indien dr. Nansen de noodige middelen in Noorwegen niet verkrijgen kan, zal een consortium van Deensehe kapitalisten hem de gevraagde som verschaffen. In het bekende verkooplokaal van den heer H. Gr. Bom alhier zal op Maandag 7 Juli en op de volgende dagen de verkpoping plaats hebben van eene belangrijke collectie boeken, nagelaten door de heeren Ds, Riehm, Dr. Stephan, Dr. Penn en G. J. Kuipers. Behalve de boeken komen bij deze gelegenheid onder den hamer een natuur historisch kabinet, tal van voorwerpen uit het planten- en delfstoffen- zoowel als uit het dierenrijk, fraaie horens en schelpen, praeparaten op spiritus, skeletten, opgezette dieren, vogels, aqua rium, boeken- en naturalienkasten; verder eene collectie optische, physische, chemische, electrische en chirurgische instrumenten,schoolbenoodigdheden teekenbehoeften, postzegels en vooral ten slotte eene collectie goede oude strijkinstrumenten. Militaire Zaken. DE GESCHUÏGIETERIJ VAN FINSPONG (ZWEDEN). Ditmaal voeren wij onze lezers naar Zweden, het land der rolsteenen en dennebosschen, van graniet en ijzer; het land der sagen, waar Esaias Fegnér zijn schoone Frithiofs Saga schreef, door wijlen onzen gevierdeu dichter ten Kate in zulke boeiende Nederlandsche verzen vertolkt; het land, alwaar in het Nationaal Museum te Stock holm de herinneringen aan verschillende Zweedsche vorsten en helden bijeenverzameld zijn. Men vindt daar o. a. het opgezette paard, dat Gustaaf Adolf in den slag bij Lutzen (16 No vember 1632), in welken hij sneuvelde, bereed, en het met zijn bloed doortrokken linnen laken, waarin zijn lijk, nadat het teruggevonden was, gewikkeld werd. Wij zien daar de kleeding en wapenrusting, die Karel XII, koning van Zwe den, den 13 November 1718 droeg, toen hij voor Frederikshald (Noorwegen) door een kogel doodelijk in het hoofd getroffen werd, en stellen ons bij het aaaschouwen van den doorboorden drie kanten hoed voor, hoe hij de van een z waar lederen handschoen voorziene rechterhand werk tuiglijk op de gewonde plaats brengt en deze bebloed, zooals zij er uit ziet, moet hebben te ruggetrokken. Men treft hier aan den zwarten domino enz., waarin koning Gustaaf III van Zweden in den nacht van 15 op 10 Maart 1792 een gemaskerd bal te Stockholm bezocht, en men wijst u in die kleedingstukken de gaten aan van den kogel, waarmede Ankarström dien vorst verraderlijk in den rug trof, zoodat hij den 29 Maart d. a. v. overleed. Vooral in Zweden wordt men menigmaal met de gedachten naar vorige eeuwen teruggevoerd; zoo ook bij een bezoek aan de geschutgieterij van Finspong. Het prachtige slot van dien naam in 1618 door een onzer landgenooten, Louis de Geer, gebouwd en daarna door hem bewoond, vormt met de later in de nabijheid daarvan op getrokken nevengebouwen, en met de op korten afstand zich bevindende geschutgieterij van denzelfden naam en de daarbij behoorende werk plaatsen, woningea van beambten, werklieden, enz., aan de fabriek verbonden, wat men het plaatsje Finspong noemt. Het is gelegen in de provincie Linnköping (vroeger de oude provincie Gothland), ten noordwesten en op een afstand van omstreeks uren gaans van Norrköping, aan het vernauwde noordelijk uiteinde van het Glan-meer, dat zich van daar tot dicht bij ge noemde stad uitstrekt. Sedert verscheidene jaren is Finspong door een zijlijn met het Zweed sche spoorwegnet verbonden en daardoor gemak kelijker dan vóór dien tijd te bereiken. Zweden was een der landen in welke men het eersi gietijzeren kanonnen vervaardigde, en reeds in 1568 was de Zweedsche marine grootendeels van zulke vuurmonden voorziea. Het Zweedsche kanongietijzer was van oudsher wegens zijne goede hoedanigheden beroemd, dewijl de ijzer ertsen zeer zuiver zijn en vooral weinig phosphor dat het ijzer in kouden toestand bros maakt bevatten. In de 17de en 18de eeuw schaften de meeste Europeesche rijken gietijzeren vuurmonden in Zweden aan. De geschutgieterij van Finsprong, sedert 1620 door de regeering bevoorrecht, bezigt voor de vervaardiging harer gietijzeren vuurmonden steeds de zuiverste en rijkste ertsen, terwijl tot het uitsmelten van deze ia de hoogovens, als srneltmiddel kalk en als brandstof altijd houtskolen en geen cokes worden gebruikt. De ertslading van den hoogoven bestaat voor kanon gietijzer ge woonlijk uit: 10 pCt. Förola-erts, 10 pCt. Nartorp-erts en 10 pCt. Stenebo-erts, welke vóór dien tijd eene lichte roosting in een daartoe be stemden oven ondergaan. Door deze bewerking worden de klompen erts broos, (waardoor men ze gemakkelijk in kleinere stukken van de gewenschte grootte eener noot kan kloppen) en vluchtige bestanddeelen verwijderd. Om een denkbeeld te geven van den rijkdom en zuiverheid dezer ertsen wordt medegedeeld, dat zij ia percenten van het ertsgewicht, aan gietijzer, phosphor en zwavel bevatten: Gietijzer. 58 45 54 Phosphor. 0,01 0,01 0,03 Zwavel. 0,06 0,01 0,09 het Törola erts » Nartorp » » Stenebo » In het gietijzer zelf het product na uitsmelting met brandstof en smeltmiddel be vindt zich d. a. 93,7 pCt. gietijzer, 0,05 pOt. phosphor, 0,12 pCt. zwavel en omstreeks 4 pCt. koolstof. Zwavel maakt het ijzer roodbros, zoodat de aanwezigheid van eene kleine hoeveelheid dezer stof voor smeedijzer, dat in gloeienden toestand bewerkt moet worden, wél, maar voor gietijzer.geen bezwaar heeft. De laatste persoonlijke eigenaar van Finspong was de heer Carl Ekman. Omstreeks het jaar 1877 kwam zij in handen eener naamlooze ven nootschap en bleef genoemde heer directeur van die inrichting. Van 1868 tot 1876 heeft deze fabriek voor Nederland en hare koloniën een groot aantal met stalen ringen gecercleerde gietijzeren kanon nen van 24 cAI. kaliber voor kustverdediging en daarbij behoorende pantserkogels en granaten geleverd. In het vorige jaar (1889) zijn omtrent de ge schutgieterij van Finsprong verschenen drie ge schriften, uitgegeven door de vennootschap welke die inrichting tegenwoordig exploiteert, met Franschen en Engelschen tekst, gedrukt te Stock holm in de zoogenaamde Centraal drukkerij (central tryckeriet) aldaar. Zij voeren tot titel: l »Le matériel de guerre de Finspong (Suède)." »War material at Finspong (Sweden.)" 2 »Fir avec des obus de rupture en acier de Finspong et de M. Krupp." »Firing Tests with armour-piercing steel shells from Finspong and from Mr. Krupp." 3 »Epreuve a outrance d'un tube en acier de Finspong." »Experitnental bursting of a steel tube from Finspong." Zooals uit bovenstaande titels blijkt, is de in houd dezer drie geschriften zeer verschillend, en wij zullen ze hieronder achtereenvolgens be spreken. I. Natuurlijk is de toestand der geschutgieterij van Finspong sedert haar ontstaan in verschil lende opzichten zeer veranderd. Werden de vuur monden aanvankelijk uit een hoogoven en naar mate zij in grootte en gewicht toenamen uit twee hoogovens (waarbij het gietijzer dans gelijktijdig werd afgetapt) gegoten, later, d. i. omstreeks 1867 was zelfs de productie van twee hoogovens niet'meer voldoende om de zware kanonnen die men toen wenschte, te kunnen gieten. Er wer den daarom, en ook om een zuiverder en gelijkslachtiger product te bekomen, twee groote en vier kleine reverbeerovens gebouwd, waarin het uit den hoogoven (in gietelingen) verkregen giet ijzer werd omgesmolten. Het vloeibaar ijzer der verschillende reverbeerovens werd in een reser voir geleid en daaruit het kanon gegoten. Boven dien worden de kanonnen niet meer vol, maar over eene met leem enz. bekleede holle ijzeren kern gegoten Hierbij wordt het vloeibare metaal het eerst onder in den vorm geleid zoodanig, dat het daarin stijgende tevens een draaiende beweging om de kern verkrijgt. Dadelijk na de gieting wordt door deze kern een stroom koude lucht gedreven ; eenigen tijd later de kern weggenomen en koud water in de ziel gevoerd. Beide maat regelen dienen om het stollen van de gloeiende ijzermassa zooveel mogelijk van binnen naar bui ten te doen plaats hebben en hierdoor het ont staan van gallen (gaten of poreuse gedeelten) in de ziel te voorkomen en de sterkte van het kanon te bevorderen. De toenemende eischen der artillerie, die steeds meer van het weerstandsvermogen der vuurmonden vorderde, waren oorzaak, dat de achterste helft der gietijzeren kanonnen voorzien werd van een of meer lagen (?acht) stalen rin gen, die tegen elkander aansluitende met een zekere spanning daarom heen gelegd het kanon versterkten. Een enkel woord als toelichting van het nuttige beginsel dezer bewerking zal hier wel niet overbodig zijn. De stalen ringen hebben in normalen (kouden) toestand eene in wendige middellijn, die iets kleiner is dan de uitwendige middellijn van dat gedeelte van den vuurmond waaromheen zij gelegd moeten wor den. De ring wordt verwarmd, terwijl men het inwendige van het kanon met koud water, sneeuw of ijs koel houdt, en zoodra de inwendige mid dellijn van den ring voldoende is toegenomen, wordt deze om het kanon geschoven. Aanne2de Jaargang-. Schaakspel. 6 Juli 1890. De jaarlijksche wedstrijd van onzen Nederlandschen schaakbond zal Zondag 17 Aug. in den Haag een aanvang nemen. Wij stellen onzen lezers hiervan tijdig in kennis opdat men er zijne vacantie naar kan inrichten. Ieder rechtgeaard schaker zorge dus, dat hij 17 Aug. in den Haag present is, en men vcrgete niet, dat ook van een schaakwedstrijd geldt: hoe meer zielen hoe meer vreugd! De bondswedstrijden der laatste jaren, met uitzondering van hot mis lukte Goudsche congres, waren steeds, zoowel voor deelnemers als voor toeschouwers een bron van onuitputtelijk genot. De geestdrift die gedurende een tournooi onder het publiek heerscht, wekt den spelers op, om door middel van schoone partijen die belangstel ling levendig te houden; want ook de schaker heeft, gelijk ieder ander kunstenaar, behoefte aan inspiratie. Dat het op onze bondscongressen vroolijk toegaat, en er ook rijkelijk voor amusement gezorgd wordt, daarvan kunnen allen getuigen, die bijv. het Dtrechtsche congres (1886) bijwoonden! Gedurende de 4 dagen, die de wedstrijd in beslag nam, ver flauwde de belangstelling van het talrijk opgeko men publiek geen oogenblik en geen tournooi was daardoor rijker aan geestige partijen; men denke slechts aan het kabinetstuk-je, dat de lieer Meijer leverde in zijn partij tegen Foreest Jr. of aan de stoute combinatie van Foreest Sr. tegen Mossemaker, ook Bénima gaf in zijn partij togen I). Foreest het beste dat wij ooit van hem zagen. Hoe geheel anders is het ons te moede bij 't naspelen der partijen van den laatsten wedstrijd, geen enkel zetje, dat tintolt van geest, men ziet uit ieder spel de neerslachtigheid der omgeving. Dat moet in don Haag anders zijn'. Daarom, heeren schakers uit alle deelen des lands! niet moedeloos ter neer gezeten, maar de lendenen omgord en moedig op ten strijde! Wij moeten den Jansaliegcest. die alle goede ondernemingen bij ons volk doet mislukken, van ons afschudden en een voorbeeld nemen aan onze Duitsche en Engelsche naburen die voor de grootste reizen niet terugdeinzen waar het een schaakwedstrijd betreft. Na de maar al te vaak eenzijdige herseninspanning onzer dagelijksclie beroepsbezigheden is een ernctige partij schaak, mits van niet al te langen duur, het beste middel onze levensgeesten voor vroegtijdige afstomping te bewaren; het absor beert geheel onze gedachten, het doet ons onze dagelijksche beslommeringen voor een oogenblik verge ten, scherpt ons verstanden houdt de fantasie leven dig. Deze uitwerking heeft het echter alleen dan, wanneer wij, evenals van muziek of teekenen, er een geregelde studie van maken en het niet als enkel tijdverdrijf beschouwen. Eerst wanneer men tot do finesses van het spel is doorgedrongen, kan kan ten volle de waarde en het genot er van beseffen. Wij zullen om onzen lezers bij deze studie behulpzaam te zijn, een overzicht der verschil lende spelopeningen publiceren, waarvan wij enkele later meer breedvoerig zullen bespreken. Voor hen die wenschen zich in het spel te bekwa men, is kennis der openingen een eerst vereischte. Wij laten hier voorafgaan eene verklaring der teckens en verkortingen K. r= Koning, D. Dame of Koningin, T. Toren, P. Paard, L. Looper, staat geen letter voor den zet, dan is hiermede de pion bedoeld. f betcekend schaak, x neemt met schaak J: X neemt met schaakmat. P. f3 x eöbet. P.f3 neemt e5, of in de verkorte schrijfwijze P.e5: Kan de pion e5 eveneens door het andere paard geslagen worden, zoo schrijft men P. fe 5: In veikorten vorm is d4 X ^ = de 5 : dus d4 neemt e5. mende dat elke ring 25 cM. breed is, zjjn dam bijv. 8 ringen voldoende om het 2 M. lange dlindervormige achtergedeelte van een vuurmoad van een laag ringen te voorzien. Afkoelende, wil de ring weder tot zijne oorspronkelijke middellijn samentrekken, maar hierin verhindert hem het metaal van het kanon. Dit laatste wordt nu kolossaal gedrukt, zoo zelfs, dat wanneer de inwendige middellijn van den ring 0,001 kleiner is dan de uitwendige middellijn van den vuur» mond, de middellijn der ziel bij een kanon van 24 cM. kaliber door een laag ringen gewoonlijk 0,1 a 0,15 mM., en door twee lagen ringenCy} a 0,25 mM. kleiner wordt, terwijl de ringen zelf ook gedeeltelijk uitgerekt blijven. Door dit samenpersen van het gietijzer van buiten naar binnen wordt het weerstandsvermo gen van den vuurmond grooter, dewijl de spankracht der buskruitgassen in de ziel het eerst door deze samendrukkende spanning van het metaal wordt tegengehouden en de ziel eerst tot hare vroegere grootte moet uitzetten alvorens de schokkend werkende kracht der buskruitgassen op de volstrekte vastheid van het gietijzer kan werken. Het -spreekt echter vanzelf, dat de spanning der ringen niet zóó groot mag wezen, dat de veerkracht van deze overschreden wordt; d. w. z., nu het schot moeten de ruigen weer dezelfde middellijn aannemen als zij vóór dien tijd bezaten, het metaal van het kanon even sterk drukken; zij mogen de gedurende het schot verkregen tijdelijke uitzetting niet behou den, en dus niet los gaan zitten, want in dat geval dragen zij tot versterking van den vuurmond niets bij. Intusschen bleek door de steeds grootere uit werking die men van de vunrmonden eischte ook deze constructie niet sterk genoeg, in de eerste plaats voor die kanonnen (veld- en lichtere vestingkanonnen) waarbij een maximum uitwer king met een minimum gewicht gepaard moet gaan. Het gietijzer werd toen door het zooveel sterkere (zachte) gietstaal met omstreeks 0,3 pet. koolstof vervangen, en alhoewel Zweden ter verkrijging van dit materiaal zich aanvanke lijk tot het buitenland moest wenden, zoo slaagde de Zweedsche industrie er toch weldra in om dat materiaal en wel van uitmuntende hoedanig heid zelf te bereiden. Sedert zijn door de geschutgieterij van Fins pong voor de Zweedsche artillerie en marine een groot getal stalen vuurmonden ,van verschil lend kaliber geleverd ; terwijl ook de fabricage van verschillende soorten van projectielen, o. a. pantsergranaten van gietijzer en van Zweedsch gietstaal zeer belangrijk was. Behalve projec tielen en kanonnen worden te Finspong ook vervaardigd affuiten voor verschillende soorten van zoowel lichte als zware vuurmonden. (Slot volgt). IN DE LEESZAAL VAN HET BRITSOH MUSEUM TE LONDEN. Het is mijne bedoeling niet u te onthalen op eene beschrijving van de beroemde boekerij van het Britsch Museum. Deze behoort, mijns in ziens, tot een van die zaken, die men moet gaan xien om er een juist begrip van te krijgen; bui tendien kunt gij in uw Baedeker of anderen gids voor Londen een nauwkeuriger opgaaf, der boe ken en zalen van de ontzaglijk groote en grootsche bibliotheek vinden, dan ik u zou kunnen geven. Wij bemoeien ons thans slechts met de groote zaal For lieaders only, waar iederen dag gemid deld 600 lezers tegenwoordig zijn. Een zeer eigenaardig publiek vormen deze, waarmede het wel de moeite waard is nader kennis te maken. Allerlei natiën vindt men hier vertegenwoordigd! Amerikanen, Duitschers, Franschen, Engelschen natuurlijk, Hollanders, Zweden, fiusschen, nu ea dan een Turk, een Chinees, ja, wat al niet. Om tot de leeszaal toegang te verkrijgen, moet men voorzien zijn van een kaartje, dat op ver toon van een recommaiidatiebrief van een of an der bekend persoon, verkrijgbaar wordt gesteld. Op de recommandatiebrieven is men nogal precies: »the Trustees cannot accept the reeommendations of Hotel-Keepers and Lodging-house-Keepers in favour of their lodgers" en dit is dan ook wel noodig, want, daar het verlof om de rcadingroom te bezoeken, geheel gratis wordt verleend, zijn er natuurlijk zeer veel liefhebbers, die er gebruik van wenschen te maken. Trouwens «gemengd gezelschap" treft men in de zaal zeer zeker aan, fijne aristocratische manieren moetgy niet van al de readers verwachten, maar zoodra een aspirant den naam heeft van «quite respect' ablc" te zijn, staat de toegang tot de leeszaal voor hem open. Deze bestaat uit een groote, cirkelvormige ruimte, waarin langwerpige tafels staan, die in 7 of 8 lessenaars zijn verdeeld, ieder met een letter en nummer voorzien. De lessenaars zijn van bruin hout en met zwart, glad leder overtrokken; op alle vindt men inkt, pennewisscher, veeren en stalen pennen, presse-papier, vouwbeen en vloei. De stoelen zijn een voudig, maar *eoi>ifortable." Men heeft de keuze tusscheii zittingen van leder, mat of glad hout. Aan het bovenste gedeelte van den lessenaar be vinden zich een houten lezenaar en een boeken plank) e. De stoelen staan op rolletjes en men heeft dus geen last van het vervelende, schuivelende geluid dat het verzetten van stoelen op een onbekleeden vloer dikwijls veroorzaakt. In het midden der zaal zit op een verheven zetel de superintendent en om hem bevinden zich de counters met catalogussen en de witte briefjes, waarop men schrijven moet welk boek men ver langt te lezen. Deze tickets worden in een mand gelegd en door de attendants weggenomen, die dan de boeken zoeken en ze aan de verschillende lezers brengen. Nu hebt ge geen begrip hoeveel karakterstu die, meer nog misschien gelaatstudie men maken kan, als men bezig is, of zich ten minste houdt alsof men bezig is, een dergelijke ticket te schrij ven. Als ik mij van mijne inspannende studiën een oogenblikje rust gunde, heb ik er mij dik wijls mee vermaakt op te merken, hoe lang som mige menschen op hetzelfde plaatsje bij een counter verwijlden, en toen ik wat meer in de leeszaal thuisraakte, begreep ik spoedig de re^

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl