De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 13 juli pagina 1

13 juli 1890 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

WEEKBLAD VOOR NEDERLAN Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgeter: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 13 Juli. Abonnement per 3 maanden ?1.125, fr. p. post ? 1.271 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10 Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20' Reclames per regel 0.40 I H H O IT Ds VAN VEERE EN VAN NABIJ. FEUILLE TON : De kellnerin, eene type door J. Bakker. UIT HET HAAGJE, door Z. KUNST EN LETTEREN: Tooneel te Amsterdam, door Fr. Een tooneelspel van Emants, door A. J. ? Aanteekeningen Schilderkunst, door G. T. Adam Mickiewicz. VARIA. MILITAIRE ZAKEN: De geschutgieterij van Finspong (Zweden), (Slof). SCHAAKSPEL. De thetrophoon. De eteenklopper, door Carl Schönfeld. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. BEURSOVERZICHT. ADVERTENTIËN. Van verre en van nabij. De Spaansche zaken hebben den loop genomen, die te verwachten was. Reeds Zondagmorgen was het bekend dat de ko ningin-regentes aan Don Canovas del Castillo de vorming van een nieuw ministerie had opgedragen, en dat deze, wetende dat zij toch bij hem moest aankloppen, reeds met het volledige kabinet In zijn zak liep. Dienten gevolge konden de nieuwe ministers reeds Zondag den eed afleggen en zich Maandag aan de Kamer van Afgevaardigden voor stellen. Als zijne ambtgenooten traden op Don Carlos o'Donnel y Abreu, hertog van Tetuan, voor buitenlandsche zaken, Don Francisco Silvela, voor binnenlandsche zaken, Cosgayon voor financiën, Villaverde voor justitie, Isasa voor openbare werken, generaal Azcarraga voor Oorlog, admiraal Bérenger voor marine en Fabiévoor koloniën. Het programma waarmede zij optraden is zeer geruststellend zooals programma's in den regel zijn. Zij beginnen daarin medetedeelen, dat zij volstrekt niet het voornemen hebben reactionnair te zijn. Zij hebben eerbied voor de instellingen, die onder het liberale ministerie zijn tot stand gebracht en willen niets liever dan die zoo onpartijdig en zoo zorg vuldig mogelijk uitwerken en toepassen. Maar op nieuwe verbeteringen behoeft voor eerst niet gerekend te worden. Het ging wel wat heel vlug van stal, met die democra tische en liberale hervormingen; er moet nu eens een tijd van rust komen, opdat het volk wennen kan aan den nieuwen toestand en dat kan het slechts als zij de conservatie ven het roer in handen hebben, de ver kiezingen naar hun welbehagen kunnen lei den en in de plaats van het hervormings ministerie een zuiver administratief kabinet kunnen stellen. Feuilleton. DE KELLWERIN. Een type, door J. BAKKEK. »Guten abend; ein bier ?" en zonder ant woord af te wachten, snelt Bertha, rinkelend met de geldtasch om haar middel, door de lange pijpenlade naar het buffet, hier en daar een goede bekende een tik gevend met haar servet en zij gilt reeds van uit de verte met een hooge, galmende stem: »Ein Bier". Dan blijft zij bij het buffet even wachten met een paar coquette lonkjes schuinsachterwaarts, tot het glas is getapt door den roodharigen, stoer gebouwden germaanschen chef, en komt dan met een gevulde »halbe" terug, die zij met een handigen schuif voor den bezoeker neerzet. »Zum Wohlsein." 't Is echter geen bekende, deze gast, en daarom maakt zij niet veel werk van hem ; zij blijft even in zijn omgeving ronddrentelen, in afwachting dat hij een praatje zal aanknoopen, maar als hij te verlegen blijkt of te slecht bekend met de Duitsche taal, laat zij hem stilletjes achter zijn bier zitten en zakt weer langzamerhand af naar het clubje heeren, waarmede zij stond te praten. Zij moet de gasten wat aan de praat houden. Het zinloos gepraat van een onont wikkeld, vroeg bedorven meisje, dat zelfs met geen sprankje geest is bedeeld gewor den. Het kort geschoren, jongensachtig haar geeft aan haar profiel een schijn van onver schilligheid. »Was ?" vraagt* zij met een sterke a-klank als zij niets meer weet te zeggen en er een De vrees, dat het conservatieve element onmiddellijk zou voldoen aan den wensch der protectionnisten, wordt door de houding van Canovas niet weerlegd, maar ook niet gevoed. Door zijn blad, de Epoca, heeft hij laten verklaren, dat het kabinet niets zal ondernemen, wat eenigszins de belangen der Europeesche groote mogendheden raakt. Dit zal wel in de eerste plaats doelen op de geruchten, dat de conservatieven zich zouden aansluiten bij het Drievoudig Ver bond; maar ook de handelstractaten, die in 1892 moeten herzien worden, kunnen in die verklaring begrepen zijn. Voorloopig heeft de nieuwe president van den ministerraad wel genoeg te doen met de regeling der verkiezingen. Hij is begonnen met de zittingen der Cortez te schorsen; en hoewel het zittingstijdperk eerst in Februari om is, zijn de afgevaardigden nu reeds naar huis gegaan, velen met de zekerheid van nimmer weer te keeren. De premier heeft nu zeven maanden voor zich om de «leiding'' der eerste verkiezingen, die onder het alge meen stemrecht moeten plaats hebben, voor te bereiden en zich eenigszins vertrouwd te maken met de onbekende toekomst, die door de kiesrechthervorming van Sagasta nog wat moeilijker te voorzien is dan voorheen. Op het oogenblik heeft het er allen schijn van, dat de liberalen het hem niet te lastig zullen maken: noch de houding der liberale pers, noch die van Sagasta bij zijne bezoeken aan de koningin-regentes doen een feilen strijd voorzien, Doch de oplossing van de kwestie hangt nu geheel af van Canovas. Indien hij als minister de beloften houdt, die hij deed voor hij het bewind aanvaardde, indien hij onverstandige ijveraars en onhan dige vrienden even goed weet te vermijden als ongeroepen raadgevers, indien hij de eerzucht van hooggeplaatste militairen weet te beteugelen en de liberale instellingen zooalniet met liefde dan toch onpartijdig toepast, zal hij de welwillendheid waarmede hij thans ontvangen is niet spoedig ver beuren. Het huishouden van John Buil begon deze week aardig op het bekende huishouden van Kéa te gelijken. Eén oogenblik scheen het, of de strike-geest, geheel Engeland zou aangrijpen, de uitvoerende macht tot on macht zou doemen en vrij spel laten aan het gepeupel, dat niets liever wenscht dan zich eens onbewaakt en onbezorgd te goed oogenblik stilte heerscht; en als men haar geen antwoord waardig keurt, wendt zij zich quasi geraakt af, eii begint met een galmende, hooge, versleten stem, een caf -chantantdeuntje te ncuriën. Achter in 't lokaal, bij 't buffet, heerscht het geluid van Duitsche stemmen, scherpklinkend, met sterke accentuaties, een altijd durend gepraat, dat in de verte klinkt als een slaapwiegend gegons, en van tijd tot tijd gaat een klein deurtje bij het buffet open, waardoor met een langen, blooten arm scho tels worden aangereikt, en waaruit een walm van etenslucht komt, die zich langzaam, erg verdund, door het lokaal verspreidt. Daar zit een heertje vergeefs met zijn glas te tikken, en roept schuchter bijna onhoorbaar in het groote lokaal »aanriemen". Bertha, die bezig is met haar vrienden te coquetteeren en het geroep niet schijnt te hooren, wordt tot haar plicht geroepen door een harden tik van een bel aan 't buffet. »Ja ich komme" gilt zij terug en zij wor stelt zich los van een jongmenseh, die haar bij den band van haar tasch vasthoudt, »ach du falscher Mensch, los!" een kleine klap om zijn ooren, en Bertha rent, op een tweeden, ongeduldigen tik, naar 't buffet, waar zij een vermaning oploopt. Hieruit ontstaat een woordenwisseling in scherpe Duitsche klan ken, met wederzijdsche verwijten die hard klinken ; een geschetter dat, terwijl zij den wachtenden gast bedient, zich oplost in ver dwaalde klanken, kwade woorden van 't buffet en wrevelige antwoorden van uit de verte terug, en zij slentert weer neuriënd naar haar heertjes, die haar spottend vragen naar het incident en zij antwoordt, terwijl zij haar geldtaschje in haar handen laat rinkelen: »0ch die fent", met een verachtelijke hoofdte kunnen doen aan lawaai-maken, plunde ren en stelen. Eerst waren het de gasstokers in Leeds, die door hun weigering om te werken als hunne eischen niet werden ingewilligd, de stad eenige dagen in diepe duisternis dom pelden. Gelukkig dat er nog petroleum be staat, als is deze brandstol in zulke tijden in handen van pétroleurs en pétroleuses voor het behoud der orde geen erg »gelukkig" wapen. Nauwelijks was aan de grieven dezer man nen in zoover tegemoet gekomen en waren hunne eischen zoover ingewilligd, dat zij zich bereid verklaarden den arbeid weder te hervatten, toen uit Londen onrustbarende berichten kwamen over werkstakingen onder de politie, het leger, de brievenbestellers en de telegraafbeambten. De eerste tijdingen deden het ergste vermoeden. Later bleek het minder erg te zijn, maar erg blijft het toch nog altijd. De werkstaking onder de troepen heeft zich bepaald tot de beide ba taljons van het grenadierregiment, die wei gerden Maandagmorgen inspectie te maken voor den kolonel, omdat zij, door zich voor die inspectie gereed te maken, de wet op de Zondagsrust moesten overtreden. Hun hoofdgrief was, dat zij teveel diensten moesten verrichten en een ingesteld onderzoek heeft bewezen, dat dit volkomen waar was. De minister van oorlog, Lord Stanhope, heeft toen onmiddellijk intrekking der reeds opge legde straf bevolen en een regiment infan terie aangewezen om den dienst der grena diers te deelen en daardoor te verlichten. Van de onlusten onder der politie is vooral de minister van binnenlandsche zaken, de heer Matthews, schuld, die in zijn talent om zich vijanden te maken slechts door den post meester-generaal, den heer Raikes, wordt overtroffen. Herhaaldelijk zijn de grieven der agenten en inspecteurs door den vroegeren chef, den heer Monroe, te zijner kennis gebracht, doch zonder gevolg. Dat de ontslag-aanvrage van Monroe samenhing met het hopelooze van zijn pogingen om voor zijn ondergeschikten verbetering te verkrijgen, is thans reeds vol doende gebleken. De schuldigen in dit geval zijn dan ook niet de ongelukkige Beevers, noch de vijftig ontslagen agenten uit Bowstreet; zelfs de heer Edward Bradford, Monroe's opvolger, is niet verantwoordelijk te stel len, zoolang de heer Matthews minister van Binnenlandsche Zaken blijft. Het pleit voor den goeden geest in het Londscli politie-corps, dat de werkstaking beweging naar 't buffet. Zij wordt geplaagd en lachend bij haar japon getrokken, terwijl zij zich schijnbaar verweert, en moeite doet om los te komen, maar zij blijft toch om hen heen drentelen en lokt de plagerij steeds weer uit, in de hoop dat er een potje bier op zal overschie ten. En zij blijft jengelend vervelend bij het tafeltje staan, flauwe antwoorden gevend op dubbelzinnige vragen, en keert zich van tijd tot tijd nagemaakt preutsch af, een deuntje neuriënde, maar nu komt zij uit zichzelf weer terug, zuchtende: »Ach Gott, ich habe solch eine Durst." »Dan moet je een glaasje water drinken lieve kind," Daar wordt zij nu toch bepaald boos om, en zij loopt kwaad weg, maar wordt onmiddellijk weer teruggeroepen om af te rekenen, en als zij dan van ieder een dub beltje fooi heeft gekregen, en nog een paar vriendschappelijke tikjes op haar schouder toe, dan geeft zij allen heel vriendelijk een handje en roept hun luid haar scherp klinkenden afscheidsgroet achterna: »Atieu", terwijl zij de glazen rinkelend in n hand bij elkaar oppakt, en tegelijkertijd met den doek, dien zij in de andere hand houdt, de tafel afneemt. Dan zet zij de stoelen weer recht, en loopt met haar glazen naar het buffet om ze daar in den bak met water te dompelen en om gekeerd op de koperen plaat met gaatjes te zetten. Terwijl maakt zij een praatje met den chef, den blonden, stoeren kerel die met een hoog, blauw schort en opgestroopte over elkaar ge slagen armen achter het buffet tegen het biervat leunt, in een onverschillige houding, Zij vertelt hem iets, met halve woorden, zoo weinig aanhang vond. Het is zeker dat de vrees om hunne betrekking en het vooruit zicht op pensioen te verliezen velen weer houden heeft mede te doen. Maar de onte vredenheid was zoo algemeen, dat toen. Maandag in Bowstreet het sein werd gegeven, de aanstokers niets anders verwachtten, dan dat het geheele corps hunne partij zou trek ken. Hierin hebben zij zich teleurgesteld gezien; het is bij de manifestatie in Bow street gebleven. Het plichtsbesef en beleid vol optreden van de meerderheid der politie heeft groote en nadeelige gevolgen voorko men. De gebeurtenissen van Maandagavond hebben een denkbeeld gegeven van den toe stand, die zou ontstaan zijn wanneer de strike " algemeen was ? geworden ; en dat zou dien. dag te erger zijn geweest, omdat naar aan leiding van wat des morgens in Wellingtoakazerne was voorgevallen het vertrouwen op de troepen niet zoo heel groot kon zijn. Het is te hopen voor de rust in Londen, dat de regeering, door zooveel mogelijk de billijk* eischen der politie-dienaren intewilligen, ziek blijft verzekeren van den steun en de trouw' van het corps. Wanneer de sociale revolu tie de zoo gevreesde in Engeland» hoofdstad en onder zulke auspiciën uit breekt, is wel het begin, maar niet het einde te voorzien. De werkstaking der brievenbestellers ea telegraafbeambten heeft reeds geruimen tijd gedreigd, en alleen het verstandig optreden. van de ambtenaars-vereeniging heeft haar tot dusver bezworen. Hunne eischen zijn niet alleen die van meer loon en minder werk uren, hun hoofdgrief is het verbod om ver gaderingen bijtewonen. In een schrijven aan den postmeester-generaal, Raikes, hebben zij hunne eischen aldus geformuleerd: 1°. in trekking der circulaire waarbij het deelnemen aan vergaderingen verboden wordt; 2°. weder in dienststelling van allen, die wegens deel neming aan de vergadering van den 16 Juni zijn ontslagen; 3°. verhooging van het loon als minimum voor 21-jarige bestellers, die twee jaar in dienst zijn, tot 24 shillings in de stad en 21 sh. op het platteland, en 4». herziening van den dienst, zoo dat de losse bestellers vaste aanstellingen krijgen. Hier uit blijkt dat de materieele eischen eerst ia de tweede plaats genoemd worden; de moreeie hebben den voorrang. Op dit verzoek -is door den postmeester geantwoord, dat de ont slagen beambten weder in dienst zullen ge steld worden en dat hij verder niets kan toestaan. Op voorstel van den controleur Tombs zullen zij tot 21 Juli aan het werk in bijna onverstaanbaar Duitsch, en zij schiet zelf voortdurend in dea lach, terwjjl hij onverschillig glimlachend naar haarluistert, te lui om zijn mond open te doen. Dit zijn dezelfde menschen, van wie men. een oogenblik geleden vermoed zou hebben, dat zij elkaar zouden vermoorden, maar nu zijn 't weer de beste vrienden van de wereld, en zij lachen zamen om een nonsensding. De avondgasten komen langzamerhand op zetten, en tegen den tijd dat het drukker begint te* worden, komt Lisie, de andere kellnerin van boven, in een eenigszins ver fraaid avondtoilet, een rood satijnen blouse met korte mouwen. Zij maakt haar entree de chambre als een vorstin, links en rechts groetend en glimlachend een enkelen goeden bekende een handje gevend. Dan heeft zij een kleinen twist met Bertha over een dubbeltje, een twist die luid en hatelijk wordt gevoerd, en eindelijk ophoudt als er twee nieuwe gasten komen. Lisie bedient vóór, en Bertha achter. Het lokaal wordt gevuld met rookencje, lachende, lawaaimakende heeren, met een enkele dame, als een verdwaalde eend er tusschen in, die met minachting de kellnerinnen opneemt, en pijn krijgt aan haar oogen van den dichten tabakswalm. Het schetterend Dnitsch gepraat aan 't buffet en 't gerinkel van glazen, wordt over stemd door het doffe gegons van de met men schen gevulde zaal. De groene deur van den ingang klept on ophoudelijk en laat bezoekers in en uit. Van tijd tot tijd steekt een armoedig meisje haar hoofd om de deur, en biedt bloemen of een paar prulletjes te koop aan, maar zij trekt zich haastig terug, als Lisie komt aan rennen met opgeheven hand en harde, ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl