Historisch Archief 1877-1940
WEEKBLAD VOOR NEDERLAN
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgeter: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 13 Juli.
Abonnement per 3 maanden ?1.125, fr. p. post ? 1.271
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20'
Reclames per regel 0.40
I H H O IT Ds
VAN VEERE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON : De kellnerin, eene type door J. Bakker.
UIT HET HAAGJE, door Z. KUNST EN
LETTEREN: Tooneel te Amsterdam, door Fr.
Een tooneelspel van Emants, door A. J. ?
Aanteekeningen Schilderkunst, door G. T. Adam
Mickiewicz. VARIA. MILITAIRE ZAKEN:
De geschutgieterij van Finspong (Zweden), (Slof).
SCHAAKSPEL. De thetrophoon. De
eteenklopper, door Carl Schönfeld. Voor Dames,
door E-e. ALLERLEI. RECLAMES.
BEURSOVERZICHT. ADVERTENTIËN.
Van verre en van nabij.
De Spaansche zaken hebben den loop
genomen, die te verwachten was. Reeds
Zondagmorgen was het bekend dat de ko
ningin-regentes aan Don Canovas del Castillo
de vorming van een nieuw ministerie had
opgedragen, en dat deze, wetende dat zij toch
bij hem moest aankloppen, reeds met het
volledige kabinet In zijn zak liep. Dienten
gevolge konden de nieuwe ministers reeds
Zondag den eed afleggen en zich Maandag
aan de Kamer van Afgevaardigden voor
stellen. Als zijne ambtgenooten traden op
Don Carlos o'Donnel y Abreu, hertog van
Tetuan, voor buitenlandsche zaken, Don
Francisco Silvela, voor binnenlandsche zaken,
Cosgayon voor financiën, Villaverde voor
justitie, Isasa voor openbare werken, generaal
Azcarraga voor Oorlog, admiraal Bérenger
voor marine en Fabiévoor koloniën. Het
programma waarmede zij optraden is zeer
geruststellend zooals programma's in den
regel zijn. Zij beginnen daarin medetedeelen,
dat zij volstrekt niet het voornemen hebben
reactionnair te zijn. Zij hebben eerbied
voor de instellingen, die onder het liberale
ministerie zijn tot stand gebracht en willen
niets liever dan die zoo onpartijdig en zoo zorg
vuldig mogelijk uitwerken en toepassen.
Maar op nieuwe verbeteringen behoeft voor
eerst niet gerekend te worden. Het ging wel
wat heel vlug van stal, met die democra
tische en liberale hervormingen; er moet nu
eens een tijd van rust komen, opdat het
volk wennen kan aan den nieuwen toestand
en dat kan het slechts als zij de conservatie
ven het roer in handen hebben, de ver
kiezingen naar hun welbehagen kunnen lei
den en in de plaats van het hervormings
ministerie een zuiver administratief kabinet
kunnen stellen.
Feuilleton.
DE KELLWERIN.
Een type, door J. BAKKEK.
»Guten abend; ein bier ?" en zonder ant
woord af te wachten, snelt Bertha, rinkelend
met de geldtasch om haar middel, door de
lange pijpenlade naar het buffet, hier en daar
een goede bekende een tik gevend met haar
servet en zij gilt reeds van uit de verte met
een hooge, galmende stem: »Ein Bier".
Dan blijft zij bij het buffet even wachten
met een paar coquette lonkjes
schuinsachterwaarts, tot het glas is getapt door den
roodharigen, stoer gebouwden germaanschen
chef, en komt dan met een gevulde »halbe"
terug, die zij met een handigen schuif voor
den bezoeker neerzet. »Zum Wohlsein."
't Is echter geen bekende, deze gast, en
daarom maakt zij niet veel werk van hem ;
zij blijft even in zijn omgeving
ronddrentelen, in afwachting dat hij een praatje zal
aanknoopen, maar als hij te verlegen blijkt
of te slecht bekend met de Duitsche taal,
laat zij hem stilletjes achter zijn bier zitten
en zakt weer langzamerhand af naar het
clubje heeren, waarmede zij stond te praten.
Zij moet de gasten wat aan de praat
houden. Het zinloos gepraat van een onont
wikkeld, vroeg bedorven meisje, dat zelfs
met geen sprankje geest is bedeeld gewor
den. Het kort geschoren, jongensachtig haar
geeft aan haar profiel een schijn van onver
schilligheid.
»Was ?" vraagt* zij met een sterke a-klank
als zij niets meer weet te zeggen en er een
De vrees, dat het conservatieve element
onmiddellijk zou voldoen aan den wensch
der protectionnisten, wordt door de houding
van Canovas niet weerlegd, maar ook niet
gevoed. Door zijn blad, de Epoca, heeft hij
laten verklaren, dat het kabinet niets zal
ondernemen, wat eenigszins de belangen der
Europeesche groote mogendheden raakt.
Dit zal wel in de eerste plaats doelen op
de geruchten, dat de conservatieven zich
zouden aansluiten bij het Drievoudig Ver
bond; maar ook de handelstractaten, die in
1892 moeten herzien worden, kunnen in die
verklaring begrepen zijn.
Voorloopig heeft de nieuwe president van
den ministerraad wel genoeg te doen met
de regeling der verkiezingen. Hij is begonnen
met de zittingen der Cortez te schorsen; en
hoewel het zittingstijdperk eerst in Februari
om is, zijn de afgevaardigden nu reeds naar
huis gegaan, velen met de zekerheid van
nimmer weer te keeren. De premier heeft
nu zeven maanden voor zich om de «leiding''
der eerste verkiezingen, die onder het alge
meen stemrecht moeten plaats hebben, voor
te bereiden en zich eenigszins vertrouwd te
maken met de onbekende toekomst, die
door de kiesrechthervorming van Sagasta nog
wat moeilijker te voorzien is dan voorheen.
Op het oogenblik heeft het er allen schijn
van, dat de liberalen het hem niet te lastig
zullen maken: noch de houding der liberale
pers, noch die van Sagasta bij zijne bezoeken
aan de koningin-regentes doen een feilen
strijd voorzien,
Doch de oplossing van de kwestie hangt
nu geheel af van Canovas.
Indien hij als minister de beloften houdt,
die hij deed voor hij het bewind aanvaardde,
indien hij onverstandige ijveraars en onhan
dige vrienden even goed weet te vermijden
als ongeroepen raadgevers, indien hij de
eerzucht van hooggeplaatste militairen weet
te beteugelen en de liberale instellingen
zooalniet met liefde dan toch onpartijdig
toepast, zal hij de welwillendheid waarmede
hij thans ontvangen is niet spoedig ver
beuren.
Het huishouden van John Buil begon
deze week aardig op het bekende huishouden
van Kéa te gelijken. Eén oogenblik scheen
het, of de strike-geest, geheel Engeland zou
aangrijpen, de uitvoerende macht tot on
macht zou doemen en vrij spel laten aan
het gepeupel, dat niets liever wenscht dan
zich eens onbewaakt en onbezorgd te goed
oogenblik stilte heerscht; en als men haar
geen antwoord waardig keurt, wendt zij zich
quasi geraakt af, eii begint met een galmende,
hooge, versleten stem, een caf
-chantantdeuntje te ncuriën.
Achter in 't lokaal, bij 't buffet, heerscht
het geluid van Duitsche stemmen,
scherpklinkend, met sterke accentuaties, een altijd
durend gepraat, dat in de verte klinkt als
een slaapwiegend gegons, en van tijd tot tijd
gaat een klein deurtje bij het buffet open,
waardoor met een langen, blooten arm scho
tels worden aangereikt, en waaruit een walm
van etenslucht komt, die zich langzaam, erg
verdund, door het lokaal verspreidt. Daar
zit een heertje vergeefs met zijn glas te
tikken, en roept schuchter bijna onhoorbaar
in het groote lokaal »aanriemen".
Bertha, die bezig is met haar vrienden te
coquetteeren en het geroep niet schijnt te
hooren, wordt tot haar plicht geroepen door
een harden tik van een bel aan 't buffet.
»Ja ich komme" gilt zij terug en zij wor
stelt zich los van een jongmenseh, die haar
bij den band van haar tasch vasthoudt, »ach
du falscher Mensch, los!" een kleine klap
om zijn ooren, en Bertha rent, op een tweeden,
ongeduldigen tik, naar 't buffet, waar zij een
vermaning oploopt. Hieruit ontstaat een
woordenwisseling in scherpe Duitsche klan
ken, met wederzijdsche verwijten die hard
klinken ; een geschetter dat, terwijl zij den
wachtenden gast bedient, zich oplost in ver
dwaalde klanken, kwade woorden van 't buffet
en wrevelige antwoorden van uit de verte
terug, en zij slentert weer neuriënd naar
haar heertjes, die haar spottend vragen naar
het incident en zij antwoordt, terwijl zij haar
geldtaschje in haar handen laat rinkelen:
»0ch die fent", met een verachtelijke
hoofdte kunnen doen aan lawaai-maken, plunde
ren en stelen.
Eerst waren het de gasstokers in Leeds,
die door hun weigering om te werken als
hunne eischen niet werden ingewilligd, de
stad eenige dagen in diepe duisternis dom
pelden. Gelukkig dat er nog petroleum be
staat, als is deze brandstol in zulke tijden
in handen van pétroleurs en pétroleuses voor
het behoud der orde geen erg »gelukkig"
wapen.
Nauwelijks was aan de grieven dezer man
nen in zoover tegemoet gekomen en waren
hunne eischen zoover ingewilligd, dat zij
zich bereid verklaarden den arbeid weder
te hervatten, toen uit Londen onrustbarende
berichten kwamen over werkstakingen onder
de politie, het leger, de brievenbestellers en
de telegraafbeambten. De eerste tijdingen
deden het ergste vermoeden. Later bleek
het minder erg te zijn, maar erg blijft het
toch nog altijd. De werkstaking onder de
troepen heeft zich bepaald tot de beide ba
taljons van het grenadierregiment, die wei
gerden Maandagmorgen inspectie te maken
voor den kolonel, omdat zij, door zich voor
die inspectie gereed te maken, de wet op de
Zondagsrust moesten overtreden. Hun
hoofdgrief was, dat zij teveel diensten moesten
verrichten en een ingesteld onderzoek heeft
bewezen, dat dit volkomen waar was. De
minister van oorlog, Lord Stanhope, heeft
toen onmiddellijk intrekking der reeds opge
legde straf bevolen en een regiment infan
terie aangewezen om den dienst der grena
diers te deelen en daardoor te verlichten.
Van de onlusten onder der politie is vooral
de minister van binnenlandsche zaken, de heer
Matthews, schuld, die in zijn talent om zich
vijanden te maken slechts door den post
meester-generaal, den heer Raikes, wordt
overtroffen.
Herhaaldelijk zijn de grieven der agenten
en inspecteurs door den vroegeren chef, den
heer Monroe, te zijner kennis gebracht, doch
zonder gevolg. Dat de ontslag-aanvrage van
Monroe samenhing met het hopelooze van
zijn pogingen om voor zijn ondergeschikten
verbetering te verkrijgen, is thans reeds vol
doende gebleken. De schuldigen in dit geval
zijn dan ook niet de ongelukkige Beevers,
noch de vijftig ontslagen agenten uit
Bowstreet; zelfs de heer Edward Bradford,
Monroe's opvolger, is niet verantwoordelijk te stel
len, zoolang de heer Matthews minister van
Binnenlandsche Zaken blijft.
Het pleit voor den goeden geest in het
Londscli politie-corps, dat de werkstaking
beweging naar 't buffet.
Zij wordt geplaagd en lachend bij haar
japon getrokken, terwijl zij zich schijnbaar
verweert, en moeite doet om los te komen,
maar zij blijft toch om hen heen drentelen
en lokt de plagerij steeds weer uit, in de
hoop dat er een potje bier op zal overschie
ten. En zij blijft jengelend vervelend bij het
tafeltje staan, flauwe antwoorden gevend op
dubbelzinnige vragen, en keert zich van tijd
tot tijd nagemaakt preutsch af, een deuntje
neuriënde, maar nu komt zij uit zichzelf weer
terug, zuchtende:
»Ach Gott, ich habe solch eine Durst."
»Dan moet je een glaasje water drinken
lieve kind,"
Daar wordt zij nu toch bepaald boos
om, en zij loopt kwaad weg, maar wordt
onmiddellijk weer teruggeroepen om af te
rekenen, en als zij dan van ieder een dub
beltje fooi heeft gekregen, en nog een paar
vriendschappelijke tikjes op haar schouder
toe, dan geeft zij allen heel vriendelijk een
handje en roept hun luid haar scherp
klinkenden afscheidsgroet achterna: »Atieu",
terwijl zij de glazen rinkelend in n hand
bij elkaar oppakt, en tegelijkertijd met den
doek, dien zij in de andere hand houdt, de
tafel afneemt.
Dan zet zij de stoelen weer recht, en loopt
met haar glazen naar het buffet om ze daar
in den bak met water te dompelen en om
gekeerd op de koperen plaat met gaatjes te
zetten.
Terwijl maakt zij een praatje met den chef,
den blonden, stoeren kerel die met een hoog,
blauw schort en opgestroopte over elkaar ge
slagen armen achter het buffet tegen het
biervat leunt, in een onverschillige houding,
Zij vertelt hem iets, met halve woorden,
zoo weinig aanhang vond. Het is zeker dat
de vrees om hunne betrekking en het vooruit
zicht op pensioen te verliezen velen weer
houden heeft mede te doen. Maar de onte
vredenheid was zoo algemeen, dat toen.
Maandag in Bowstreet het sein werd gegeven,
de aanstokers niets anders verwachtten, dan
dat het geheele corps hunne partij zou trek
ken. Hierin hebben zij zich teleurgesteld
gezien; het is bij de manifestatie in Bow
street gebleven. Het plichtsbesef en beleid
vol optreden van de meerderheid der politie
heeft groote en nadeelige gevolgen voorko
men. De gebeurtenissen van Maandagavond
hebben een denkbeeld gegeven van den toe
stand, die zou ontstaan zijn wanneer de strike "
algemeen was ? geworden ; en dat zou dien.
dag te erger zijn geweest, omdat naar aan
leiding van wat des morgens in
Wellingtoakazerne was voorgevallen het vertrouwen op
de troepen niet zoo heel groot kon zijn. Het
is te hopen voor de rust in Londen, dat de
regeering, door zooveel mogelijk de billijk*
eischen der politie-dienaren intewilligen, ziek
blijft verzekeren van den steun en de trouw'
van het corps. Wanneer de sociale revolu
tie de zoo gevreesde in Engeland»
hoofdstad en onder zulke auspiciën uit
breekt, is wel het begin, maar niet het einde
te voorzien.
De werkstaking der brievenbestellers ea
telegraafbeambten heeft reeds geruimen tijd
gedreigd, en alleen het verstandig optreden.
van de ambtenaars-vereeniging heeft haar
tot dusver bezworen. Hunne eischen zijn niet
alleen die van meer loon en minder werk
uren, hun hoofdgrief is het verbod om ver
gaderingen bijtewonen. In een schrijven aan
den postmeester-generaal, Raikes, hebben zij
hunne eischen aldus geformuleerd: 1°. in
trekking der circulaire waarbij het deelnemen
aan vergaderingen verboden wordt; 2°. weder
in dienststelling van allen, die wegens deel
neming aan de vergadering van den 16 Juni
zijn ontslagen; 3°. verhooging van het loon
als minimum voor 21-jarige bestellers, die
twee jaar in dienst zijn, tot 24 shillings in
de stad en 21 sh. op het platteland, en 4».
herziening van den dienst, zoo dat de losse
bestellers vaste aanstellingen krijgen. Hier
uit blijkt dat de materieele eischen eerst ia
de tweede plaats genoemd worden; de moreeie
hebben den voorrang. Op dit verzoek -is
door den postmeester geantwoord, dat de ont
slagen beambten weder in dienst zullen ge
steld worden en dat hij verder niets kan
toestaan. Op voorstel van den controleur
Tombs zullen zij tot 21 Juli aan het werk
in bijna onverstaanbaar Duitsch, en zij
schiet zelf voortdurend in dea lach, terwjjl
hij onverschillig glimlachend naar
haarluistert, te lui om zijn mond open te doen.
Dit zijn dezelfde menschen, van wie men.
een oogenblik geleden vermoed zou hebben,
dat zij elkaar zouden vermoorden, maar nu
zijn 't weer de beste vrienden van de wereld,
en zij lachen zamen om een nonsensding.
De avondgasten komen langzamerhand op
zetten, en tegen den tijd dat het drukker
begint te* worden, komt Lisie, de andere
kellnerin van boven, in een eenigszins ver
fraaid avondtoilet, een rood satijnen blouse
met korte mouwen. Zij maakt haar entree
de chambre als een vorstin, links en rechts
groetend en glimlachend een enkelen goeden
bekende een handje gevend.
Dan heeft zij een kleinen twist met Bertha
over een dubbeltje, een twist die luid en
hatelijk wordt gevoerd, en eindelijk ophoudt
als er twee nieuwe gasten komen.
Lisie bedient vóór, en Bertha achter.
Het lokaal wordt gevuld met rookencje,
lachende, lawaaimakende heeren, met een
enkele dame, als een verdwaalde eend er
tusschen in, die met minachting de
kellnerinnen opneemt, en pijn krijgt aan haar oogen
van den dichten tabakswalm.
Het schetterend Dnitsch gepraat aan 't
buffet en 't gerinkel van glazen, wordt over
stemd door het doffe gegons van de met men
schen gevulde zaal.
De groene deur van den ingang klept on
ophoudelijk en laat bezoekers in en uit.
Van tijd tot tijd steekt een armoedig meisje
haar hoofd om de deur, en biedt bloemen
of een paar prulletjes te koop aan, maar zij
trekt zich haastig terug, als Lisie komt aan
rennen met opgeheven hand en harde,
ge