De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 13 juli pagina 2

13 juli 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTlBDiMMEI, WEEKBLAD TOOB NEBERLAND. in afwachting van eene ernstige be:klg- huöner grieven, door de postadmie. .^J telegrafisten hebben, nu al hun erni*""Éj%» klachten niet hielpen, tot een grappige !i'^<iêtoevlucht genomen. Zij waren eerst "?" voornemens om op het jubileum van de . ' Btiriverspost de drie cheers voor de koningin * * niet mee aan te heifen, en van dat oogenblik ,x* if het werk te staken. Doch Zondagnacht bebben zij nog een vergadering belegd, en -'? oen den volgeuden dag door de hertogin van 'Ediaburg aan het hoofdkantoor het sein werd pegeven, juichten zij dapper mede. Zij gaven daarvan kennis aan den heer Raikes, door h«n deze poëtische ontboezeming toe te >The London Telegraph Staff this Jubilee Day f O- tbe Postmaster-General their respects now pay. At ten the 'current was sent about, And f<M? tbe Queen we raised a shout. Swefa loyal men we are sure you will say Qteentiy deserve an increase of pay." de Belgische Kamer is het groote l ingekomen, om bij wijze van een k door het volk aan koning Leopold D§' zij» 25jarig jubileum aan te bieden, een Beotelooae leening van 25 millioen francs Mat den Onaf hankelijken Congostaaat voor te schieten. Na tien jaren verkrijgt Belgi Ittfc r«eht den Staat in bezit te nemen, of 3J£ pCi. rente te eischen en de leening aflosbaar te maken. Bij de memorie van toe lichting, die het wetsontwerp vergezelt, is gevoegd een afschrift van 's konings testa ment, waarin hij, om aan zijn welbemind vaderland de vruchten te verzekeren van het werk, sinds vele jaren door hem in Afrika ondernomen, na zijn dood den Onafhankelijken Congostaat aan Belgiëvermaakt. De Belgische bladen zijn allen vol lof voor de koninklijke gedachte in deze handelwijze uit gedrukt. Alleen de Réforme vindt het wat heel erg dat de Belgen moeten betalen voor de koloniale lief hebberijen van den koningprotector. De schenking na den dood, zooate het blad 's konings testament noemt, acht het in strijd met de beginselen van het recht en met den Code civil. De leening is in strijd met de grondwet, die wil dat de civiele lijst des konings jaarlijks wordt vast gesteld. En het geheele voorstel is een schending van de belofte, door den koning en de ministers afgelegd, om een votum te verkrijgen ten gunste eener persoonlijke unie. Het geld zou, meent het blad, veel nut tiger besteed worden als er een verzekeringsfonds voor oude en invalide arbeiders voor werd opgericht. Nu is het bekend, dat de koloniale staat kunde van koning Leopold nooit erg in den smaak van het democratische blad is gevallen, en te verwonderen is de heftige uitval tegen de voorgestelde leening dan ook volstrekt niet. Maar evenmin zal het te verwonderen zijn, als de voorstellen met vlag en wimpel worden aan genomen. De herhaalde toejuichingen, die in da Kamer de lezing van de conventie en van de bijbehoorende stukken onderbraken, zijn als goede voorteekenen aan te nemen. De Belgische bladen wijzen er met nadruk op, dat de conventie, de voorstellen en de memorie van toelichting door alle ministers ofiderteekend zijn. meen e scheldwoorden. »Zoo boos?" Neen zij is zoo boos niet, als zij wel lijkt, wamt onmiddellijk staat haar gezicht weer in een vriendelijke plooi, en men zou meenen met het zachtste lammetje der wereld te doen te hebben. Maar veel tijd voor gekheidmaken heeft zij nu niet meer; 't is een draven van een naar het buffet met een hoofd vol bestel lingen, en de handen vol glazen, die zij, bshendig door lange gewoonte, met een grooten zwaai over de tafeltjes laat schuiven, meer gooiend dan neerzettend, dan is zij weer een oogenblik bezig om af te rekenen niet een paar gasten die vertrekken. »Danke schön, guten abend" zegt zij met eea vriendelijk lachend gezicht, met een glim lach die eensklaps verdwenen is, als zij zich over het tafeltje buigt, om het met haar doek af te vegen. Doch er zijn twee nieuwe be zoekers, die juist aan dat tafeltje plaats iiemen,. en de glimlach is er weer. »Guten abend, zwei bier?" en zij seint gil lende aan 't buffet, terwijl zij er heendraaf't, »Zwei!" Zoo nadert eindelijk de tijd, dat nog alleen een paar plakkers overblijven, die in een hoekje bij 't buffet achter hun stamglazen zitten. Kijke jongelui die strakjes naar hun club gaan om een grogje te drinken, maar die in den vooravond het bier van de Duitsehe kneip prefereeren. Zij zijn royaal en laten een ander gaarne van hun overvloed mede genieten, en daarom zijn de beide meisje al spoedig in hun om geving, en als de andere gasten weg zijn, zoodat het decorum niet meer zoo angstvallig behoeft in acht genomen te worden, zitten zij ook aan, en drinken op hun gemak een Even voor de zomervacantie van het Nederlandsche Lagerhuis begon, werden de langverwachte en veelbesproken legerwetten door den minister Bergansius ingediend. Ondanks de heftige aanvallen, daarop reeds vóór de verschijning uitgeoefend, bleek het dat de minister het door hem voorgestane begin sel van persoonlijken dienstplicht niet uit partij-overwegingen had laten glippen, maar den moed had het in zijn wetsontwerp op te nemen. Dat hem dit bij zijn katholieke landgenooten in aanzien heeft doen toenemen valt te betwijfelen; de katholieke pers ten minste was niets gesticht over deze ministerieele daad. Al dadelijk werd hem ouder het oog gebracht, dat wetten maken en wetten in het Staatsblad brengen twee verschillende din gen zijn, en dat deze wet niet veel kans had ooit »wet'' te worden. De schrijver van deze booze opmerking vergat daarbij zeker, dat de voorstellen integendeel zeer veel kans hebben wet te worden, want van liberale en van anti-revolutionaire zijde is men het tenminste eens over het beginsel, dat het noodig wordt den dienstplicht persoonlijk te vervullen. En de organen van deze beide partijen hebben zich dan ook in vrij gunstigen zin over dat beginsel van de voorstel len uitgelaten. Met de invoering van den persoonlijken dienstplicht hangt nauw samen de af schaffing van ons zoo echt Nederlandsch wapen »de schutterij." Aan haar och ja de schutterij is vrouwelijk, al was een vrouw een beletsel om weerbaar schutter te zijn aan haar wijdt de minister in zijn memorie van toelichting een roerende lijkrede. Hij dacht aan het oude kerkhofopschrift de mortuis nil nisi bene" en zeide zooveel goeds van de oude, trouwe, schutterige schutterij, dat we bijna spijt zouden krijgen haar te gaan verliezen. De Regeering «waardeert ten volle den ijver en de toewijding van kader en manschappen" zoowel als »de stu die, moeite en geldelijke opoffering die vele officieren zich jaar in, jaar uit getroosten om zich op de hoogte te stellen van en te bekwamen voor hun taak" maar vindt het toch maar beter dien »heldenstoet" niet langer aan te houden. En zoo zul spoedig voor ons de tijd van «schutteren'' om zijn, en zullen wij met weemoed staren op den roodgekraagden jas en de mooie blinkende chacot, die ons clan nog herinnert aan de jaren, toen we met hart en ziel, met ijver en toe wijding schutter waren. Dan zal landweer en landstorm de plaats innemen zoo lang en zoo waardig vervuld door ouze schutters; en zal geeii straatjongen onze ooren meer streelen met het hartverheffend lied : »Moeder daar leit een schutter in de geut'' enz. Wij krijgen dus een nieuwe legerwet met persoonlijken dienstplicht en zonder schut terij. Als daarbij nu nog komen eeu uit voerbaar voorschrift op de mobilisatie, een verstandig plan van concentratie, een wel doordacht ontwerp van verdediging en een goedgeregelde bevelvoering, dan twijfelen wij er niet aan, of eenmaal zullen wij kunnen verklaren: »Zoo is Ncdsrland tenminste verdedig baar." Uit het Haagje, Verkeert de geleerde wereld nog altijd in pijn lijke onzekerheid, wat betreft do ware verhouding potje bier mee; zij zijn dankbaar dat zij ein delijk eens zitten, maar blijven uit gewoonte doorpraten en plageu met gemaakte coi|uetterie. Een agent van de nachtpolitie steekt zijn hoofd om de deur en mompelt iets onhoorbaars, dat in den klank veel heeft van een dreigement, doch voor den chef' is dit een bekend sein. Hij komt van achter zijn toon bank, voor 't eerst dien avond, en beveelt met Duitsehe autocratie »Polizeistunde". Er wordt afgerekend, onder voortdurend gezeur van. flauwe grappen en dubbelzinnig heden, niet rukjes en duwtjes en een gewilde grappigheid, er wordt geteut en gejengeld om een dubbeltje, zoodat de agent ten tweeden male zijn kop om de deur komt steken. Dati stappen zij eindelijk op, luidruchtig leven makend met hun stokken, en zij worden tot aan de deur uitgeleide gedaan door Bertha en Lisie, met het permanente glimlachje; doch als de deur achter hen dicht klopt, en het lawaai hunner stemmen allengs in den stillen nacht wegsterft, is de glimlach ver dwenen en keeren zij beiden niet vermoeide, ontevreden gezichten in de half'duistere zaal terug, waar de meeste lichten reeds zijn uit gedraaid en de chef' bezig is de stoelen om gekeerd op de tafels te plaatsen, om morgen vroeg te kunnen aanvegen. Lisie heeft nog wat met den chef te ver rekenen, en zij helpt hem meteen een handje; maar Bertha die haar tasch reeds heeft losgegespt, en den geheelen dag al verlangd heeft naar dit uur, gaat zonder plichtplegin gen met een norsch uiterlijk, vermoeid naar boven; naar haar ellendig zolderhokje dat over de daken uitziet. tusschen den cirkel en zijn vierkant,, zoo is de Haagsche wereld dezen zomer alweer vaster dan ooit overtuigd geworden dat de verhouding van Carrétot z\jn circus volkomen in orde is, hoege naamd niets te wenscken overlaat. Ouder gewoonte heeft onze moderne Archimedes op kippologisck gebied, ijverig geholpen door August den Domme, zijn cirkel getrokken ter zijde van de Laan Copes van Cattenburch in een wil dernis, die sleclits wacht op de komst van de noodige boven- en benedenkuizen, om tot een stemmige, recht in de leer gaande, straat bekeerd te worden. Zooals men weet is deze buurt ons paardenkwartier bij uitnemendheid. Zij dio de potsierlijke reizen van Guüivor, haarfijn en boeiend medegedeeld door Jonathan Swift, gelezen hebben, vinden zich in deze wijk van 's Gravenhage gegeheel verplaatst in het land der Houyiinknms" waar geen menschen maar paarden regeeren en den boventoon voeren. Letterlijk huis aan huis wonen paarden. "Waar inen het oog ook wendt, overal ontwaart men studeer-, toilet-, eet- en slaapkamers voor paarden; zelfs is er een groote paarden-vergaderplaats, het Alexandersveld geheoten. Wie men er natuurlijk niet vindt, zijn de Yahous", die afschuwelijke monsters, half mensch half aap, die in het land der Houyhnhnhn.ns" de rol van last en trekdieren vervullen. Wel is waar werd de groote Gulliver zelf' bij zyn eerste ontmoeting met een Houyhnhnhnm" bij vergissing voor een Yahou" aangezien, maar later werd erkend, dat de reiziger voornamelijk wat het uiterlijk betrof op zulk een verachtelijk wezen geleek en bijna evenveel vernuft en ver stand had, als een geboren Houylmknknm". Gullivers viervoetige gastheer, die zijn logéde taal van het land geleerd had, en veel met hem rede neerde, zeide eens in een vertrouwelijk gesprek tot hem: mijn waarde Gulliver, om precies eender te zijn als onze yahous", ontbreekt het u slechts aan wat meer kracht, vlugheid en langere'nagels, maar op zedelijk gebied is de gelijkenis, als ik uwe verhalen over Europa ten minste goed be grepen heb, volmaakt. Uok de yakous'; haten elkaar niet doodeln'ken haat, en de reden die wy' de gewoonte hebben aan dat verschijnsel te ge ven is deze, dat zij wedcrkeerig elkanders leelykheid zien, zonder dat een enkola op zijn eigen voorkomen voldoende acht geeft. Allerlei punten van tweedracht, die onder yaliom heersenen, ko men ook bij u voor. Indien wij bijv. aan vijïyahous zooveel vleesch geven, dat er wel vijftig zich mode kunnen verzadigen, gaan de vijf' gulzige dieren in plaatti van in vrede te gebruiken wat hun over vloedig verstrekt wordt, elkander te lijf omdat elk van hen alles wil opeten. Men vecht, men krabbelt, men verscheurt elkaader, totdat de over winning naar eune zijde overslaat; en indien rnen elkander niet doodt, dan is het alleen omdat men het verstand van de Europecsche yaïious mist om allerlei om allerlei oorlogstuig en verDielingsmiddeleu uit te vinden." Worden alzoo, blijkens deze opgeschroefde, voor ons menschen weinig vleiende redevoering, de echte, onvervalschte yahous hier gelukkig niet aangetruifen, zoo is hot een feit dat in don in den cirkelgang van Carréde meerderheid van den meiw-ch boven het paard niet duidelijk in het oog springt. Wat bijvoorbeeld te zeggen van den zoon van mevrouw Chevron, van zich zelve The White Lady", genaamd Blackfriars", een paard dat ge heel in de hooge school opgevoed en afgericht is, tegenover dwa^e menscheu, die als kinderen met balletjes en sinaasappelen werpen of als apen grimassen maken, slingeren, duikelen en elkander nazitten? Is.het niet om in de war to raken en Gulliver's phantastische reizon voor werkelijkheid te houden, wanneer men het witte apporteurspaai'd Puft'" met zijn professoraal, kalm uiterlijk allerlei verstandige dingen ziet doen, als geld van een bord nemen en zakdoek of handschoenen van den directeur opzoeken en aanbrengen, en August op zijn onwijze manier hot edele dier daarover uitlacht? Ja,, dan gelijkt die oliedomme verbazend sterk op een echten yahou", precies zooa's Swüt die getoekend heeft; vooral wanneer hij in een onvermijdelijk op deze beloediging volgend duel met ruiterpistolon deor het verstandige paard wordt doodgeschoten, althans met een hevige bui teling over den rand der manege tuimelt. Neemt men in aanmerking dat een beer plomp gelijk eeu zak met beenderen op een paard ter neder ligt en trots den besten \oitigeur door met vloeipapier beplakte hocpeltjos springt, en dat Aapjo If7 in het Heisavontuur met hindernis sen", door menscheu getrokken wordt, dan be grijpt men dat het niet aan Haagsche Gullivers ontbreekt om al die paardcngeleerdkoid en Yahoustreken te gaan bewonderen. Een mensch ziet gaarne iets bijzonders en het paarden spel is hier min of meen een nieuwtj:;, omdat wij geen vast steenen circus bezitten Al was het danrom alleen, is het te nopen dat wij ons hier ten eeuwigen dage met een leelijke tent, zoo maar losweg uit spaanders, balkeu en planken in elkaar gesmeten, zullen moeten behelpen. De Eden-theaters en Parksckouwburgen van den tegenwoonUgen tijd met hunne spiegels, verguldsel en sierplanten, mot hunne marineren buffetten en dito vrouwen, steeds omringd door een eere wacht van flusscheii met gouden kragen, wier kurken hoofden slechts van excelsior droomen,rnet hunne lommerrijke priëelen en schilderachtige hoekjas, waar de kleurigste en welriekendste bloemen uit planten- en dierenrijk worden aaugetroü'on zij doen gewis denken aan de overheerlijke paleizen en Instoorden uit de Arabische Nachtvertellingen. Voor iemand die op oen benauwd bovonhuisjo woont in een nieuwe buurt; zonder gaslantaarns, sluitende deuren, spijkerlwudonde maren of droog behangsel, moet het een lust zijn daar te toeven en voor een oogen blik zijn nauwe, kakende, steile trap vau thuis te vergeten. Maar niemand zal ontkennen, tenzij hij aandeden in dergelijke ondernemingen heeit zitten, dat de overrijke, weelderige omgeving niet anders dan schadelijk kan werken op hetgeen ten tooneelo gevoerd wordt, en wat in een schouw burg toch eigenlijk hot hoofddoel wezen moet. liet spreekt toch wel van zelf dat. wanneer men tooneelkoningen mat valsche baarden, edelsteeneu, bermelijnen mautels, stemmen en hou dingen in oen echt paleis plaatst, de bordpapie ren kronen hen belac'aelijk, in plaats van eerbied waardige en ontzagwekkend maken. Zet dezelfde gekroonde hoofden op het schamele tooneel van eene doorluchtige kermistent met een troonzaal in den trant van een slaapkamer uit een hotel van den derden rang, en er zal maar n roep zijn over hun majesteit, wijsheid en vorstelijk uiterlijk. Hetzelfde verschijnsel is onlangs duidelijk uit gekomen bij de yertooning door de Leidsche stu denten van den intocht van Karel V binnen Njjmegen in 1546. Trotsck en fwr reden ridders en edellieden in hunne prachtige wapenrustingen en costumen op brieschende en steigerende strijdrossen langs de miniatuurgrachtjes en door de be nauwde burgerlijke steegjes der goede stad Lei den, nog onaanzienlijker en smaller gemaakt door getimmerten van ruwe planken, bij wijze van tribunes, voor alle huizen aangebracht. De hoofd persoon van den optocht, omringd door pages en herauten, stak zoo geweldig af bij de nuckteru, klcinsteedsche omgeving, dat de toesckouwers on willekeurig in vervoering geraakten en den keizer luide hunne hulde brachten. Dazelfde keizer, later op hot echt vorstelijke kurhaus1' te Scheveningen verschenen, kon hoogstens een goedkeurend kuikje verwerven. Dikwijls wordt ook hier geklaagd over de schrale opkomst van hot publiek in onze schouwburgen. Maar ligt de schuld niet aan de inrichtingen zelf, die op zoo weelderigen voet opgezet zijn dat zg' het bezoek duur en het costuum en spel van ac teurs en actrices door haar glans bovendien nog verduisteren en verkleinen ? Men heeft door al dien noodeloozen opschik deze wanverhouding gesticht, dat, terwijl men voor het lezen van den besten roman in drie deolen uit een leesbiblio theek gedurende drie wekon met zijn heele gezin smullen kan voc* slechts dertig cents, men voor hot zien en kooren van eea slecht komediestuk, dat in een paar uren afgespeeld wordt, een a twee gulden psr hoofd offeren moetl Toch is de kome die-zaal niets anders dan het bandjs van het boek en iedereen weet dat dichtwerken, verguld op snee, niet altijd tot de myest geliefde en ge zochte bahooren. Do werken die in trek zijn, kebben in tegendeel veel meer het voorkomen van zokere kattlooze editie van Moeder de Gans", vol met czelsooren, waarvan Hildebrand in zyn, Camera Obscura met de meeste toewijding en ach ting spreekt. Z. Kunst en Letteren. TOONEEL TE AMSTERDAM. Salon des Variétés: liet huwelijk van Barillon. De vorige week heb ik m\j onthouden een overzicht te schrijven, omdat in de schouwburgen niets nieuws werd vertoond. De directie van dan Salon des Variétés en ds hk. Prot hebben begrepen dat met dit bijzonder fraaie zomerweer er echler nog wel publiek t vinden zou zijn, dat geamuseerd wilde worden en dat behalve deze burgers, er ook nog boeren en baitenlui in de stad vortoeldcn, die het 's avonds in den schouwburg droger vinden dan in een. regenbui. De hk. Prot hebben hun gezelschap aan het instucieeren van De bloem van Perste, operette van Lecocq gezet, en eerlang hoop ik daarvan een mooie voorstelling bij te wonen. In den Salou des Vavietés heb ik Met huioelijk van Jjtirülon zien vcrtoonen. Dit is naar het Fransch van Georges Feydean en Maurice Desvallières door E. P. B. bewerkt, en wordt opgevoerd met mise en-scèue van dea heer Henri Poolman. Zoowel deze heer als de regie en de artiston, allen hebbon veel eer van hun werk. Er is mij maar n zaak onbegrepen gebleven en dat is, waarom op het Boulanger!" Leve Holland!' volgde. liet blijspel is geheel in den Fransch°n toe stand gelaten ; de veearts blyft domicilie kiezen in Troyes ; de handeling geschiedt in de eerste twee bedrijven te Parijs, waarom laat men Barillon, dan toch Leve Holland!" roepen? Die Biirillon is een echte ongeluksvogel. Hij denkt te huwen met de lieve V'irginie en wordt door een schrijffout, aan het stadüuis be gaan, de echtgenoot van haar moeder, de weduwe Jiimljart. Als hij getrouwd is, komt de heer Jüuilart, van wien men dacht, dat hij zijn vrouw tot weduwe had gemaakt door te verdrinken ia de Oceaan, onverwachts terug. Barïllon is dus de man van zyn gewensckie schoonmoeder, en de stiefvader van zijn geliefde, bovendien gehuwd met de vrouw van een nog levenden man. Dat lïarillon's hoofd in de war geraakt, is niet te verwonderen. De verwarringen zijn in dit stuk bijzonder good aangebracht en worden door de artisten die er in medewerken, ook juist vertoond. Radenen te over ora eeu bezoek aan den Salon aan te bevelen als er maar niet een groote Maar'' was. En dit is dat er toespelingen en grappen in voorkomen, die op het publiek teveel a bout portant worden losgelaten. Zoo b.v. dat lange aanhouden over die bekende uitwassen op het voorhoofd, Wel! de toestand is grappig genoeg, dwaas zelfs! er behoeft geen peper meer bij om dit gerecht te doen genieten, en had men grappen als bedoelde geschrapt of bekort, ik ge loot, dat er geen plaats minder om bezet zou zijn. Ik voor my vind het zotte verhaal van Jambart's schipbreuk wel zoo amusant. In die fiauwiteiten zit ten minste geest. liet stuk werd prettig gespeeld. De dames Poolman-Huijzers, R ssing-Sablairolles en Blankenstein verdienen allen lof, vooral rnevr. Poolman komt hulde toe. De mannenrollen werden vervuld door de hh. H. Poolman (ISurillon), Siuith, Barendse, Ludolph, Blauw, Overgauw en Donke. Da heer Poolman was soms wel wat luidruchtig en de heer Smith moet wat op zijn houding pas sen, een zeeman mag niet ep een geknakt riet gelijken ; de hk. Ludolph (Burgemeester) en Blauw (Putrice Surcoufjzijn minder bekend, doch speelden er niet minder goed om. Het is prettig luchtig in don Salon, en ik wenschte, dat men ket luchtje, dat aan Het huwe lijk van JJarillon is, ook weg kon spuien. FR.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl