Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTlBDiMMEI, WEEKBLAD TOOB NEBERLAND.
in afwachting van eene ernstige
be:klg- huöner grieven, door de
postadmie.
.^J telegrafisten hebben, nu al hun
erni*""Éj%» klachten niet hielpen, tot een grappige
!i'^<iêtoevlucht genomen. Zij waren eerst
"?" voornemens om op het jubileum van de
. ' Btiriverspost de drie cheers voor de koningin
* * niet mee aan te heifen, en van dat oogenblik
,x* if het werk te staken. Doch Zondagnacht
bebben zij nog een vergadering belegd, en
-'? oen den volgeuden dag door de hertogin van
'Ediaburg aan het hoofdkantoor het sein werd
pegeven, juichten zij dapper mede. Zij gaven
daarvan kennis aan den heer Raikes, door
h«n deze poëtische ontboezeming toe te
>The London Telegraph Staff this Jubilee Day
f O- tbe Postmaster-General their respects
now pay.
At ten the 'current was sent about,
And f<M? tbe Queen we raised a shout.
Swefa loyal men we are sure you will say
Qteentiy deserve an increase of pay."
de Belgische Kamer is het groote
l ingekomen, om bij wijze van een
k door het volk aan koning Leopold
D§' zij» 25jarig jubileum aan te bieden, een
Beotelooae leening van 25 millioen francs
Mat den Onaf hankelijken Congostaaat voor
te schieten. Na tien jaren verkrijgt Belgi
Ittfc r«eht den Staat in bezit te nemen, of
3J£ pCi. rente te eischen en de leening
aflosbaar te maken. Bij de memorie van toe
lichting, die het wetsontwerp vergezelt, is
gevoegd een afschrift van 's konings testa
ment, waarin hij, om aan zijn welbemind
vaderland de vruchten te verzekeren van
het werk, sinds vele jaren door hem in Afrika
ondernomen, na zijn dood den
Onafhankelijken Congostaat aan Belgiëvermaakt. De
Belgische bladen zijn allen vol lof voor de
koninklijke gedachte in deze handelwijze uit
gedrukt. Alleen de Réforme vindt het wat
heel erg dat de Belgen moeten betalen voor
de koloniale lief hebberijen van den
koningprotector. De schenking na den dood,
zooate het blad 's konings testament noemt,
acht het in strijd met de beginselen van het
recht en met den Code civil. De leening is
in strijd met de grondwet, die wil dat de
civiele lijst des konings jaarlijks wordt vast
gesteld. En het geheele voorstel is een
schending van de belofte, door den koning
en de ministers afgelegd, om een votum te
verkrijgen ten gunste eener persoonlijke
unie. Het geld zou, meent het blad, veel nut
tiger besteed worden als er een
verzekeringsfonds voor oude en invalide arbeiders voor
werd opgericht.
Nu is het bekend, dat de koloniale staat
kunde van koning Leopold nooit erg in den
smaak van het democratische blad is gevallen,
en te verwonderen is de heftige uitval tegen de
voorgestelde leening dan ook volstrekt niet.
Maar evenmin zal het te verwonderen zijn, als
de voorstellen met vlag en wimpel worden aan
genomen. De herhaalde toejuichingen, die in
da Kamer de lezing van de conventie en
van de bijbehoorende stukken onderbraken,
zijn als goede voorteekenen aan te nemen.
De Belgische bladen wijzen er met nadruk
op, dat de conventie, de voorstellen en de
memorie van toelichting door alle ministers
ofiderteekend zijn.
meen e scheldwoorden.
»Zoo boos?"
Neen zij is zoo boos niet, als zij wel lijkt,
wamt onmiddellijk staat haar gezicht weer
in een vriendelijke plooi, en men zou
meenen met het zachtste lammetje der wereld
te doen te hebben.
Maar veel tijd voor gekheidmaken heeft
zij nu niet meer; 't is een draven van een
naar het buffet met een hoofd vol bestel
lingen, en de handen vol glazen, die zij,
bshendig door lange gewoonte, met een grooten
zwaai over de tafeltjes laat schuiven, meer
gooiend dan neerzettend, dan is zij weer een
oogenblik bezig om af te rekenen niet een
paar gasten die vertrekken.
»Danke schön, guten abend" zegt zij met
eea vriendelijk lachend gezicht, met een glim
lach die eensklaps verdwenen is, als zij zich
over het tafeltje buigt, om het met haar doek
af te vegen. Doch er zijn twee nieuwe be
zoekers, die juist aan dat tafeltje plaats
iiemen,. en de glimlach is er weer.
»Guten abend, zwei bier?" en zij seint gil
lende aan 't buffet, terwijl zij er heendraaf't,
»Zwei!" Zoo nadert eindelijk de tijd, dat
nog alleen een paar plakkers overblijven, die
in een hoekje bij 't buffet achter hun
stamglazen zitten. Kijke jongelui die strakjes naar
hun club gaan om een grogje te drinken,
maar die in den vooravond het bier van de
Duitsehe kneip prefereeren.
Zij zijn royaal en laten een ander gaarne
van hun overvloed mede genieten, en daarom
zijn de beide meisje al spoedig in hun om
geving, en als de andere gasten weg zijn,
zoodat het decorum niet meer zoo angstvallig
behoeft in acht genomen te worden, zitten
zij ook aan, en drinken op hun gemak een
Even voor de zomervacantie van het
Nederlandsche Lagerhuis begon, werden de
langverwachte en veelbesproken legerwetten
door den minister Bergansius ingediend.
Ondanks de heftige aanvallen, daarop reeds
vóór de verschijning uitgeoefend, bleek het dat
de minister het door hem voorgestane begin
sel van persoonlijken dienstplicht niet uit
partij-overwegingen had laten glippen, maar
den moed had het in zijn wetsontwerp op te
nemen. Dat hem dit bij zijn katholieke
landgenooten in aanzien heeft doen toenemen
valt te betwijfelen; de katholieke pers ten
minste was niets gesticht over deze
ministerieele daad. Al dadelijk werd hem ouder het
oog gebracht, dat wetten maken en wetten in
het Staatsblad brengen twee verschillende din
gen zijn, en dat deze wet niet veel kans had
ooit »wet'' te worden. De schrijver van deze
booze opmerking vergat daarbij zeker, dat
de voorstellen integendeel zeer veel kans
hebben wet te worden, want van liberale en
van anti-revolutionaire zijde is men het
tenminste eens over het beginsel, dat het
noodig wordt den dienstplicht persoonlijk te
vervullen. En de organen van deze beide
partijen hebben zich dan ook in vrij
gunstigen zin over dat beginsel van de voorstel
len uitgelaten.
Met de invoering van den persoonlijken
dienstplicht hangt nauw samen de af
schaffing van ons zoo echt Nederlandsch
wapen »de schutterij." Aan haar och ja
de schutterij is vrouwelijk, al was een vrouw
een beletsel om weerbaar schutter te zijn
aan haar wijdt de minister in zijn memorie
van toelichting een roerende lijkrede. Hij
dacht aan het oude kerkhofopschrift de
mortuis nil nisi bene" en zeide zooveel goeds
van de oude, trouwe, schutterige schutterij,
dat we bijna spijt zouden krijgen haar te
gaan verliezen. De Regeering «waardeert
ten volle den ijver en de toewijding van
kader en manschappen" zoowel als »de stu
die, moeite en geldelijke opoffering die vele
officieren zich jaar in, jaar uit getroosten
om zich op de hoogte te stellen van en te
bekwamen voor hun taak" maar vindt
het toch maar beter dien »heldenstoet" niet
langer aan te houden. En zoo zul spoedig
voor ons de tijd van «schutteren'' om zijn,
en zullen wij met weemoed staren op den
roodgekraagden jas en de mooie blinkende chacot,
die ons clan nog herinnert aan de jaren,
toen we met hart en ziel, met ijver en toe
wijding schutter waren. Dan zal landweer
en landstorm de plaats innemen zoo lang
en zoo waardig vervuld door ouze schutters;
en zal geeii straatjongen onze ooren meer
streelen met het hartverheffend lied :
»Moeder daar leit een schutter in de
geut'' enz.
Wij krijgen dus een nieuwe legerwet met
persoonlijken dienstplicht en zonder schut
terij. Als daarbij nu nog komen eeu uit
voerbaar voorschrift op de mobilisatie, een
verstandig plan van concentratie, een wel
doordacht ontwerp van verdediging en een
goedgeregelde bevelvoering, dan twijfelen wij
er niet aan, of eenmaal zullen wij kunnen
verklaren:
»Zoo is Ncdsrland tenminste verdedig
baar."
Uit het Haagje,
Verkeert de geleerde wereld nog altijd in pijn
lijke onzekerheid, wat betreft do ware verhouding
potje bier mee; zij zijn dankbaar dat zij ein
delijk eens zitten, maar blijven uit gewoonte
doorpraten en plageu met gemaakte
coi|uetterie.
Een agent van de nachtpolitie steekt zijn
hoofd om de deur en mompelt iets
onhoorbaars, dat in den klank veel heeft van een
dreigement, doch voor den chef' is dit een
bekend sein. Hij komt van achter zijn toon
bank, voor 't eerst dien avond, en beveelt
met Duitsehe autocratie »Polizeistunde".
Er wordt afgerekend, onder voortdurend
gezeur van. flauwe grappen en dubbelzinnig
heden, niet rukjes en duwtjes en een gewilde
grappigheid, er wordt geteut en gejengeld
om een dubbeltje, zoodat de agent ten
tweeden male zijn kop om de deur komt
steken.
Dati stappen zij eindelijk op, luidruchtig
leven makend met hun stokken, en zij worden
tot aan de deur uitgeleide gedaan door Bertha
en Lisie, met het permanente glimlachje;
doch als de deur achter hen dicht klopt, en
het lawaai hunner stemmen allengs in den
stillen nacht wegsterft, is de glimlach ver
dwenen en keeren zij beiden niet vermoeide,
ontevreden gezichten in de half'duistere zaal
terug, waar de meeste lichten reeds zijn uit
gedraaid en de chef' bezig is de stoelen om
gekeerd op de tafels te plaatsen, om morgen
vroeg te kunnen aanvegen.
Lisie heeft nog wat met den chef te ver
rekenen, en zij helpt hem meteen een handje;
maar Bertha die haar tasch reeds heeft
losgegespt, en den geheelen dag al verlangd
heeft naar dit uur, gaat zonder plichtplegin
gen met een norsch uiterlijk, vermoeid naar
boven; naar haar ellendig zolderhokje dat
over de daken uitziet.
tusschen den cirkel en zijn vierkant,, zoo is de
Haagsche wereld dezen zomer alweer vaster dan
ooit overtuigd geworden dat de verhouding van
Carrétot z\jn circus volkomen in orde is, hoege
naamd niets te wenscken overlaat.
Ouder gewoonte heeft onze moderne Archimedes
op kippologisck gebied, ijverig geholpen door
August den Domme, zijn cirkel getrokken ter zijde
van de Laan Copes van Cattenburch in een wil
dernis, die sleclits wacht op de komst van de
noodige boven- en benedenkuizen, om tot een
stemmige, recht in de leer gaande, straat bekeerd
te worden. Zooals men weet is deze buurt ons
paardenkwartier bij uitnemendheid. Zij dio de
potsierlijke reizen van Guüivor, haarfijn en boeiend
medegedeeld door Jonathan Swift, gelezen hebben,
vinden zich in deze wijk van 's Gravenhage
gegeheel verplaatst in het land der Houyiinknms"
waar geen menschen maar paarden regeeren en
den boventoon voeren. Letterlijk huis aan huis
wonen paarden. "Waar inen het oog ook wendt,
overal ontwaart men studeer-, toilet-, eet- en
slaapkamers voor paarden; zelfs is er een groote
paarden-vergaderplaats, het Alexandersveld
geheoten. Wie men er natuurlijk niet vindt, zijn de
Yahous", die afschuwelijke monsters, half mensch
half aap, die in het land der Houyhnhnhn.ns"
de rol van last en trekdieren vervullen. Wel
is waar werd de groote Gulliver zelf' bij zyn
eerste ontmoeting met een Houyhnhnhnm"
bij vergissing voor een Yahou" aangezien, maar
later werd erkend, dat de reiziger voornamelijk
wat het uiterlijk betrof op zulk een verachtelijk
wezen geleek en bijna evenveel vernuft en ver
stand had, als een geboren Houylmknknm".
Gullivers viervoetige gastheer, die zijn logéde taal
van het land geleerd had, en veel met hem rede
neerde, zeide eens in een vertrouwelijk gesprek
tot hem: mijn waarde Gulliver, om precies eender
te zijn als onze yahous", ontbreekt het u slechts
aan wat meer kracht, vlugheid en langere'nagels,
maar op zedelijk gebied is de gelijkenis, als ik
uwe verhalen over Europa ten minste goed be
grepen heb, volmaakt. Uok de yakous'; haten
elkaar niet doodeln'ken haat, en de reden die wy'
de gewoonte hebben aan dat verschijnsel te ge
ven is deze, dat zij wedcrkeerig elkanders
leelykheid zien, zonder dat een enkola op zijn eigen
voorkomen voldoende acht geeft. Allerlei punten
van tweedracht, die onder yaliom heersenen, ko
men ook bij u voor. Indien wij bijv. aan vijïyahous
zooveel vleesch geven, dat er wel vijftig zich mode
kunnen verzadigen, gaan de vijf' gulzige dieren in
plaatti van in vrede te gebruiken wat hun over
vloedig verstrekt wordt, elkander te lijf omdat
elk van hen alles wil opeten. Men vecht, men
krabbelt, men verscheurt elkaader, totdat de over
winning naar eune zijde overslaat; en indien rnen
elkander niet doodt, dan is het alleen omdat men
het verstand van de Europecsche yaïious mist om
allerlei om allerlei oorlogstuig en
verDielingsmiddeleu uit te vinden."
Worden alzoo, blijkens deze opgeschroefde, voor
ons menschen weinig vleiende redevoering, de
echte, onvervalschte yahous hier gelukkig niet
aangetruifen, zoo is hot een feit dat in don in den
cirkelgang van Carréde meerderheid van den
meiw-ch boven het paard niet duidelijk in het oog
springt. Wat bijvoorbeeld te zeggen van den zoon
van mevrouw Chevron, van zich zelve The White
Lady", genaamd Blackfriars", een paard dat ge
heel in de hooge school opgevoed en afgericht is,
tegenover dwa^e menscheu, die als kinderen met
balletjes en sinaasappelen werpen of als apen
grimassen maken, slingeren, duikelen en elkander
nazitten? Is.het niet om in de war to raken en
Gulliver's phantastische reizon voor werkelijkheid
te houden, wanneer men het witte
apporteurspaai'd Puft'" met zijn professoraal, kalm uiterlijk
allerlei verstandige dingen ziet doen, als geld van
een bord nemen en zakdoek of handschoenen van
den directeur opzoeken en aanbrengen, en August
op zijn onwijze manier hot edele dier daarover
uitlacht? Ja,, dan gelijkt die oliedomme verbazend
sterk op een echten yahou", precies zooa's Swüt
die getoekend heeft; vooral wanneer hij in een
onvermijdelijk op deze beloediging volgend duel
met ruiterpistolon deor het verstandige paard
wordt doodgeschoten, althans met een hevige bui
teling over den rand der manege tuimelt.
Neemt men in aanmerking dat een beer plomp
gelijk eeu zak met beenderen op een paard ter
neder ligt en trots den besten \oitigeur door met
vloeipapier beplakte hocpeltjos springt, en dat
Aapjo If7 in het Heisavontuur met hindernis
sen", door menscheu getrokken wordt, dan be
grijpt men dat het niet aan Haagsche Gullivers
ontbreekt om al die paardcngeleerdkoid en
Yahoustreken te gaan bewonderen. Een mensch ziet
gaarne iets bijzonders en het paarden spel is hier
min of meen een nieuwtj:;, omdat wij geen vast
steenen circus bezitten Al was het danrom alleen,
is het te nopen dat wij ons hier ten eeuwigen
dage met een leelijke tent, zoo maar losweg uit
spaanders, balkeu en planken in elkaar gesmeten,
zullen moeten behelpen. De Eden-theaters en
Parksckouwburgen van den tegenwoonUgen tijd
met hunne spiegels, verguldsel en sierplanten, mot
hunne marineren buffetten en dito vrouwen, steeds
omringd door een eere wacht van flusscheii met
gouden kragen, wier kurken hoofden slechts van
excelsior droomen,rnet hunne lommerrijke priëelen
en schilderachtige hoekjas, waar de kleurigste en
welriekendste bloemen uit planten- en dierenrijk
worden aaugetroü'on zij doen gewis denken aan
de overheerlijke paleizen en Instoorden uit de
Arabische Nachtvertellingen. Voor iemand die op
oen benauwd bovonhuisjo woont in een nieuwe
buurt; zonder gaslantaarns, sluitende deuren,
spijkerlwudonde maren of droog behangsel, moet het
een lust zijn daar te toeven en voor een oogen
blik zijn nauwe, kakende, steile trap vau thuis
te vergeten. Maar niemand zal ontkennen, tenzij
hij aandeden in dergelijke ondernemingen heeit
zitten, dat de overrijke, weelderige omgeving niet
anders dan schadelijk kan werken op hetgeen ten
tooneelo gevoerd wordt, en wat in een schouw
burg toch eigenlijk hot hoofddoel wezen moet.
liet spreekt toch wel van zelf dat. wanneer
men tooneelkoningen mat valsche baarden,
edelsteeneu, bermelijnen mautels, stemmen en hou
dingen in oen echt paleis plaatst, de bordpapie
ren kronen hen belac'aelijk, in plaats van eerbied
waardige en ontzagwekkend maken. Zet dezelfde
gekroonde hoofden op het schamele tooneel van
eene doorluchtige kermistent met een troonzaal
in den trant van een slaapkamer uit een hotel
van den derden rang, en er zal maar n roep
zijn over hun majesteit, wijsheid en vorstelijk
uiterlijk.
Hetzelfde verschijnsel is onlangs duidelijk uit
gekomen bij de yertooning door de Leidsche stu
denten van den intocht van Karel V binnen
Njjmegen in 1546. Trotsck en fwr reden ridders en
edellieden in hunne prachtige wapenrustingen en
costumen op brieschende en steigerende
strijdrossen langs de miniatuurgrachtjes en door de be
nauwde burgerlijke steegjes der goede stad Lei
den, nog onaanzienlijker en smaller gemaakt door
getimmerten van ruwe planken, bij wijze van
tribunes, voor alle huizen aangebracht. De hoofd
persoon van den optocht, omringd door pages en
herauten, stak zoo geweldig af bij de nuckteru,
klcinsteedsche omgeving, dat de toesckouwers on
willekeurig in vervoering geraakten en den keizer
luide hunne hulde brachten. Dazelfde keizer, later
op hot echt vorstelijke kurhaus1' te Scheveningen
verschenen, kon hoogstens een goedkeurend kuikje
verwerven.
Dikwijls wordt ook hier geklaagd over de schrale
opkomst van hot publiek in onze schouwburgen.
Maar ligt de schuld niet aan de inrichtingen zelf,
die op zoo weelderigen voet opgezet zijn dat zg'
het bezoek duur en het costuum en spel van ac
teurs en actrices door haar glans bovendien nog
verduisteren en verkleinen ? Men heeft door al
dien noodeloozen opschik deze wanverhouding
gesticht, dat, terwijl men voor het lezen van den
besten roman in drie deolen uit een leesbiblio
theek gedurende drie wekon met zijn heele gezin
smullen kan voc* slechts dertig cents, men voor
hot zien en kooren van eea slecht komediestuk,
dat in een paar uren afgespeeld wordt, een a twee
gulden psr hoofd offeren moetl Toch is de kome
die-zaal niets anders dan het bandjs van het
boek en iedereen weet dat dichtwerken, verguld
op snee, niet altijd tot de myest geliefde en ge
zochte bahooren. Do werken die in trek zijn,
kebben in tegendeel veel meer het voorkomen van
zokere kattlooze editie van Moeder de Gans",
vol met czelsooren, waarvan Hildebrand in zyn,
Camera Obscura met de meeste toewijding en ach
ting spreekt. Z.
Kunst en Letteren.
TOONEEL TE AMSTERDAM.
Salon des Variétés: liet huwelijk van Barillon.
De vorige week heb ik m\j onthouden een
overzicht te schrijven, omdat in de schouwburgen
niets nieuws werd vertoond.
De directie van dan Salon des Variétés en ds
hk. Prot hebben begrepen dat met dit bijzonder
fraaie zomerweer er echler nog wel publiek t
vinden zou zijn, dat geamuseerd wilde worden en
dat behalve deze burgers, er ook nog boeren en
baitenlui in de stad vortoeldcn, die het 's avonds
in den schouwburg droger vinden dan in een.
regenbui.
De hk. Prot hebben hun gezelschap aan het
instucieeren van De bloem van Perste, operette
van Lecocq gezet, en eerlang hoop ik daarvan
een mooie voorstelling bij te wonen.
In den Salou des Vavietés heb ik Met
huioelijk van Jjtirülon zien vcrtoonen.
Dit is naar het Fransch van Georges Feydean
en Maurice Desvallières door E. P. B. bewerkt,
en wordt opgevoerd met mise en-scèue van dea
heer Henri Poolman.
Zoowel deze heer als de regie en de artiston,
allen hebbon veel eer van hun werk.
Er is mij maar n zaak onbegrepen gebleven
en dat is, waarom op het Boulanger!" Leve
Holland!' volgde.
liet blijspel is geheel in den Fransch°n toe
stand gelaten ; de veearts blyft domicilie kiezen
in Troyes ; de handeling geschiedt in de eerste
twee bedrijven te Parijs, waarom laat men
Barillon, dan toch Leve Holland!" roepen?
Die Biirillon is een echte ongeluksvogel.
Hij denkt te huwen met de lieve V'irginie en
wordt door een schrijffout, aan het stadüuis be
gaan, de echtgenoot van haar moeder, de weduwe
Jiimljart. Als hij getrouwd is, komt de heer
Jüuilart, van wien men dacht, dat hij zijn vrouw
tot weduwe had gemaakt door te verdrinken ia
de Oceaan, onverwachts terug.
Barïllon is dus de man van zyn gewensckie
schoonmoeder, en de stiefvader van zijn geliefde,
bovendien gehuwd met de vrouw van een nog
levenden man.
Dat lïarillon's hoofd in de war geraakt, is niet
te verwonderen.
De verwarringen zijn in dit stuk bijzonder good
aangebracht en worden door de artisten die er in
medewerken, ook juist vertoond.
Radenen te over ora eeu bezoek aan den Salon
aan te bevelen als er maar niet een groote
Maar'' was. En dit is dat er toespelingen en
grappen in voorkomen, die op het publiek teveel
a bout portant worden losgelaten. Zoo b.v. dat
lange aanhouden over die bekende uitwassen op
het voorhoofd, Wel! de toestand is grappig
genoeg, dwaas zelfs! er behoeft geen peper meer
bij om dit gerecht te doen genieten, en had men
grappen als bedoelde geschrapt of bekort, ik ge
loot, dat er geen plaats minder om bezet zou zijn.
Ik voor my vind het zotte verhaal van Jambart's
schipbreuk wel zoo amusant. In die fiauwiteiten
zit ten minste geest.
liet stuk werd prettig gespeeld.
De dames Poolman-Huijzers, R
ssing-Sablairolles en Blankenstein verdienen allen lof, vooral
rnevr. Poolman komt hulde toe.
De mannenrollen werden vervuld door de hh.
H. Poolman (ISurillon), Siuith, Barendse, Ludolph,
Blauw, Overgauw en Donke.
Da heer Poolman was soms wel wat luidruchtig
en de heer Smith moet wat op zijn houding pas
sen, een zeeman mag niet ep een geknakt riet
gelijken ; de hk. Ludolph (Burgemeester) en Blauw
(Putrice Surcoufjzijn minder bekend, doch speelden
er niet minder goed om.
Het is prettig luchtig in don Salon, en ik
wenschte, dat men ket luchtje, dat aan Het huwe
lijk van JJarillon is, ook weg kon spuien.
FR.