De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 13 juli pagina 3

13 juli 1890 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ?> e . EEN TOONEELSPEL VAN EMANTS. De hr. Marcellus Emants heeft onlangs bij Cremer & Co. te 'g-Gravenhage een tooneeJspel in vier bedrijven uitgegeven, getiteld: Haar Zuster. Het eerste bedriji doet ons de five o'clock tea" bewonen, op den jour" van mevrouw Martha van Neerstraeten geboren Overkamp, te Arnhem. Wij maken kennis met de gastvrouw en h«ar zuster Henriëtte, met haar man luitenant Floris, haar oom Victor Overkump, met luitenant Bosma, met HWvrouw Erkalens en haar dochters SopHeije en Marietje Erkalens. Het blijkt dat, terwijl Martha eene huiselijke vrouw is, die liever met haar huis houding, haar kindje, haar handwerken en lief hebberijen bezig is dan haar meer wereldsch ge zinden man naar de vermaken en feesten buitens huis te vergezellen, deze voor die zaken daaren tegen eene uitmuntende gezellin heeft gevonden in de bij hen inwonende schoonzuster Henriëtte. Die Henriëtte is een wat men noemt excentriek meisje, die niets liever doet dan al haar mid dagen dansend te paard en al haar avonden dansend op bals door te brengen, en steeds met haar zwager. Nu, de kletserige, kwaad sprekende mevrouw Erkalens en haar henr woor den in alles beamende dochters zijn het reeds lang met elkaar eens en steken hun gevoelen niet onder stoelen of banken, dat het met dat voort durend samenzijn van zwager en schoonzuster niet geheel pluis is en daar waarschijnlijk meer achter steekt dan men op het eerste gezicht zou vermoeden. Martha merkt het een en ander van frat er in de stad van hun drieën verteld wordt en zy wil daarom Henriëtte aanzetten tot trouwen, maar liever met een zekeren rijken Dirk Valk, die thans juist een wanhoopsreis doet na ns door Henriëtte afgewezen te zijn, dan met luite nant Bosma, die juist in dit bedrijf door Henriëtte is afgewezen, maar wie zjj toch de meeste dansen TOn het eerstdaagsche Casino-bal heeft toegezegd, zoodat h\j alte hoop nog niet verloren heei't. Het tweede bedrijf leidt ons op een vroeg och tenduur de huiskamer der van Neerstraeten s bin nen, waar Martha de laatste hand legt aan een schilderijtje, dat zij haren man op zijn aanstaanden verjaardag wil vereeren. Tengevolge van deze en andere druktes, vindt Floris bij zijn thuiskomst zich geen aangename omgeving bereid, het tocht omdat de ramen open zijn gezet om den kachelrook te verdrijven, de tafel is nog niet gedekt voor het ontbijt, Martha heeft zelfs haar toilet nog niet gemaakt. Floris wordt korzelig, driftig, en besluit eindelijk met Henriëtte nog wat te gaan rijden tot de boel hier klaar zal zijn. Martha wordt ook boos en, terwijl Floris even weg is, komt het tot een verklaring tusschen de twee zusters op onaangenamen toon, waarvan weder het gevolg is, dat Martha, als zij juist daarna een gesprek heeft met den plotseling aangekomen Valk, in haar geprikkeldheid te ver gaande, dezen zooveel te verstaan geeft als dat hij niet zonder vrucht Henriëtte het hof zou kunnen maken. Martha, die eerst geweigerd had, deelt, als Floris en Henriëtte weder thuis zijn, mede, dat zij hen naar het Casino-bal dien avond vergezellen zal (op dat zij met haar man zou dansen en Henriëtte dus meer beschikbaar voor Valk zal zijn). Het rerde bedr. vertoont ons het casino; in een antichambre van de balzaal hooren wij eenige gasten weder kwaadspreken van de familie Neer straeten; Bosma en Valk mengen zich in het ge sprek. Bosma hoort al eerst hoe Valk tnet ge ringschatting spreekt van kale militairen die mooie meisjes willen huwen, later heeft er een onder houd tusschen die twee plaats, waar Bosina (die juist . Henriëttes geprefereerd danser dien avond zou zijn) in vfrtrouwen van Valk verneemt, hoe Martha aan Valk te verstaan heeft gegeven, dat Valk met'succes naar Henriëttes hand zal kunnen din gen. Dit verbittert Bosma dermate (hij meent er een groote valschheid van Henriëtte jegens hem in te bespeuren), dat hij, als het op dansen aan komt, Henriëtte eenvoudig aan baar lot overlaat, die dus een zeer mal figuur maakt. Als Floris dit te weten komt, ijlt hij aanstonds naar Bosraa's woning en beleedigt hem wegens den smaad door Bosma Floris' zuster aangedaan. Henriëtte is zeer opgewonden, maar wijst toch Valk af, die meent op dit moment zijn aanzoek te kunnen doen. Het vierde bedrijf speelt weer in de huiskamer der Neerstraetens. Het is de dag na het bal, en Floris' verjaardag. Henriëtte heeft Bosma ontboden om een tweegevecht tusschen hem en Floris te voorkomen, opdat daardoor de onschuldige Martha niet tevens gekomprómetteerd zou worden. Bosma wil echter van geen terugneming zijner uitdaging weten. Martha, van alles onkundig, komt binnen met haar geschenken. Zij speelt om hem te verwel komen Floris' lievelingswals. Martha merkt, te midden van haar felicitaties en betuigingen van gehechtheid, al spoedig, dat er iets aan Floris hapert; als zij eindelijk begrijpt dat haar man over eenige uren moet duclleeren, heeft er een hevig tooneel plaats, waarin zij Floris wil vcrbidden. Er is echter niets aan te doen. Eindelijk komt Valk, en Henriëtte wil zijn huwelijksaanzoek aanvaarden op voorwaarde dat hij het duel tus schen Floris en Bosma verbindere. En dit gebeurt door dat Bosma, met toestemming dor sekondanten, met Valk duelleert in plaats van met Floris. Valk wordt gewond en krijgt Henriëtte tot vronw. Uit dit beknopt inboudsverslag wordt wellicht reeds de indruk ontvangen, dat er in dit tooneelspel veel gebeurt in bizonder weinig tijd; bij de lezing van het stuk zelf, bij de vertoonirg nog meer misschien, doet de, men zou zeggen behen dige vlugheid, waarmede de gebeurtenissen elkaar opvolgen, u verwonderd staan, en men denkt bij wijle juist door die vlugheid eerder aan een blij spel dan aan een tooneelspel. De vraag schijnt gewettigd: Is het waarschijnlijk, lijkt het een ware weergave van het leven, dat om van de ver dere opeenstapeling van koïncidenties te zwijgen-Valk aan Bosma, die hij vroeger volstrekt niet kende, even nadat die ' heeren aan elkaar zijn voorgesteld, van zijn verliefdheid op Ilenriette zal vertellen, en zelfs, hoewel hij nog in 't geheel geen aanvaardend antwoord van haar heeft ont vangen, Bosma zal meededen dat hij nagenoeg zeker is van zijn zaak'? En is het te vermoe den, dat Bosma's gehuVen, wier vriend door Fioris Neerstraeten zwaar beleedigd is, zich zoo ppoedig zullen laten vinden om Valk als plaatsvervanger van Floris te accepteeren? De algemeene aanmerking, die voor 't overige op dit stuk te maken zou zijn, is dat, wat de in-een-zetting der handeling aan gaat, de auteur zich meest van middelen heeft bediend, die d-e bekoring der nieuwheid nog al eens missen, hoewel wij toch dankbaar moe ten erkennen dat oude trucs als het luisteren aan deuren of het toevallig vinden van brieven, enz., door hem zijn versmaad. Maar de plo seHng verschijnende Valk, het bal, het duel, en het pathetische pianospel op Floris' verjar'ng, het zijn allen dramatische motieven, wier wurking de noderlandsehe voetlichten reeds vaak be schenen hebben. Zoo ook de karakterisee ring der personen. Het antagonisme der twee .zusters, de wijze waarop Henriëtte haar excen triciteit toont, de lastertongende mevrouw Erka lens, enz , zij munten niet door frischheid van begrip uit. En welk een vergrijsde truc, welk een al te goeükoope speculatie op den lachzin van lezer of toeschouwer, dat aanwerdsel van Valk, dat ook 't slotwoord van 't toor.eelspel is, om telkens te zeggon: Daar is geen quaestie van !''. De verdiensten van dit stuk zijn eerder te vinden in de samenstelling en in den dialoog. Do samenstelling is zonder leemten en zonder overlading, goed overwogen en kunstig als een hecht en sierlijk gebouw; de dialoog is goed gemanierd en natuur-getrouw tevens geschre ven. Aaa kleinigheden zelfs kan men merken hoezeer de auteur zich daarvan rekenschap geeft. Het ook in Nederlandsche tooneeltaal gebruikelijk Ah!" heeft hij vervangen door A". In-der-daad komt dit meer met de uitspraak overeen. Zoo ook de uitroepings-woorden: o je" en nou!". Men kan overtuigd zijn dat, opgewekt gespeeld, dit tooneelspel in den schouwburg een goed effect zal maken. Juli '90. A. J. AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST. Er zijn van die dingen, die niet te vaak gezegd kunnen worden. Zoo moet ons na de sluiting van de Haagsche driejaarlijkscho tentoonstelling, waar ook voor het Stedelijk Haagsch Museum werd aangekocht, de opmerking nog eens van hot hart hoe dwaas het toch is, dat men voor zoo'n Mu seum maar aankoopt en aankoopt, terwijl in wat er het .meest gemist wordt, maar niet schijnt te zullen worden voorzien. Want is het niet absurd, dat in het museum van moderne kunst in den Haag zelt, men ons Amsterdamsche Rijksmuseum daarin zoekt gelijk te blijven om nog altijd geen Willem Maris te hebben 'l En nu mag men zeggen dat de Willera Maris op de Haagsche tentoonstel ling geen uitgelezen schilderij was, om hem blij vend in een museum te vertegenwoordigen, maar dit is geen excuus. Want behalve dat er kort geleden op het Damrak hier een overheerlijk spe cimen van zijn kunst te zien was, kan men altijd bij Tersteeg of Wisselingh in den Haag een goo den Willem Maris vinden. En woont de meester zelf niet in de buurt? Zoolang er in het Haagsche Museum geen W. Maris is, blijft elke aankoop bespottelijk. Amsterdam gaat een monumentale stad worden, waar monumentale kunst zal fioreeren. In het Panorama hebben we nu twee monumentale schilderijen te zien, echte voortbrengselen van monumentale schilderkunst. In het Vondelpark zal, als de Amsterdammers maarw.llen bijdragen, een monumentale fontein worden opgericht. Zoo we hopen, de beelden aan den statigen kerkhofingang van het park en het onvolprezen stand beeld van Vondel waardig. In Artis komt een monument van dr. Westerman. En zoolang dat er nog niet is, kan men den overleden directeur van Artiain was vereeuwigd zien in 't Amsterdamsen Panopticum. Bij Quantin te Parijs is onder den titel L'Anatomie des Maitres' een werkje verschenen met reproducties van anatomische teekeningen door Leonardo, Michel Angelo, llafaël en andere mees ters, die belangrijker zijn voor hen, die deze mees ters, dan voor hen die de anatomie zelve wenschen te bestudeeren, omdat het teekeningen zijn, die z\j wel voor eigen gebruik, maar niet ten bate van anderen gemaakt hebben. Bij Robbert Oppenheira te Berlijn is de duitsche vertaling verschenen van eene oor spronkelijk in het Deensch door Emil Hannover geschreven monografie over Antoine Watteau. Het is het beste boek van dien omvang, dat men raadplegen kan over het werk van dien genottelijksten artificieeleu schilder der meest artificieele eeuw onzer beschaving. Door Professor Clmrch is een belangrijk werk in het licht gegeven over Chemistrij of Paintiny. Van het merkwaardige Dagboek der schoone, jonggestorven schilderes Marie Baskirtseff, dat door G-ladstone a book without a parallel" ge noemd werd, is nu een Engelsche vertaling ver schenen, van twee portretten voorzien. In the Woman World van Juli komt ook een artikel voor over do artisle, wier pikante auto biografie als geschreven lijkt o;a bij het, Engelsche publiek groote belangstelling te wekken. In The Magazine of Art van Juli heeft een zeer lezenswaardige eu goed geïllustreerde biografische studie gestaan door Luoy Madox Rossetti over den trefi'elyken schilder Ford Madox Brown, Dante Rosetti's vriend en meester, die, nu acht en zestig jaar oud, nog altijd met onvermoeide kracht arbeidt aan zijn groote werk, de serie fresco schilderingen van het stadhuis te Manchester. The Whirlwind geeft een aardige en in de Engelsche kritiek zeldzame bespreking van oen tentoonstelling in het vroegere tehuis van Buft'alo Bill te London. Zij is geschreven door den jongen Engelschen portretschilder Walter Sickert, bij wien de kunstrubriek van dat levendige wakkere tijdschrift in goede handen schijnt te zijn. Het meerendoel der schilderijen op deze tentoonstel ling is van den derden rang, en mag aan degenen, die nooit in Parijs waren, bewijzen dat de massa comnierciale schilderkunst in Frankrijk even slecht en misschien hinderlijker is dan de massa com mercial e schilderkunst in Engeland. In hoofdzaak zijn er drie ia het oog vallende uitzonderingen. Er is vooral een Manet, er zijn eenige studies van Dantan. er zijn enkele por tretten van Delaunay. De Manet is een bewon derenswaardig voorbeeld van het werk van een der schitterendste en machtigste schilders die er geweest zijn. Hij bad ni«t de verbeeldingskracht of de poëzie van Whistler. Wij kunnen voor een Manet niet dat eerbiedig ontzag, dat gevoel van iets bovenmenscheüjks krijgen, dat over ons komt voor enkele sobere doeken van den Londonschen meester. Manet had niets van Whistlers decoratieve kennis en bovendien had hij Whistlers oneindige variëteit niet. Hij was feitelijk de meester- schilder van het morceau, een man van doen hors ligne. Om deze zelfde reden is de studie van zijn werk onschatbaar voor beginnendem. Men kan een leerling geen ideeën geven, maar men kan hem zijn bedrijf leeren. Ik zou iedereen die denkt over de stichting van een kunstschool ot eenige dergelijke welgemeende geldbesteding raden in de plaats daarvan voor het rijk een mooien Manet aan te koopen, omdat ze nu nog te krijgen zijn voor het tiendepart van den prijs van een modernen Sir John Millais. De portretten van Delaunay zijn respectabel. Ofschoon iets beters niet van hem te zeggen valt, is hij waarschijnlijk de beste portretschilder in Frankrijk. Als men geen genie is, is het beter er rond voor uit te komen, en de uiterste inspan ning te besteden aan het verkrijgen van eene goede gelijkenis, dan een gemak en een durf voor te wenden, waar men geen recht op heeft. Daarom heb ik meer respect voor de wijze waarop Delauray werkt, ofschoon hij in hoogeren zin eigenlijk geen schilder kan genoemd worden, dan voor de garcon-de-café-manieren van Carolus Duran. of voor denRembrandt-met-stroop-trant van Bonrat. In de Art Moderne wo^dt uit Parijs geschre ven : een reusachtig doek van Roybet trekt op het oogenblik de ounoozelen die tuk zijn op ar tistieke emoties naar de zalen van Georges Petit. Het is in een rommel van theater-costumes die gedragen worden door lodepoppen, de banale . voorstelling van een Karel den Stouten, beladen mot ijzp.r te paard, in de Kathedraal van Nesle dringeado en er de bevolking latende ombrengen die er zich verscholen had. Roybet heeft op een enorm doek de koude minntiense, nette en ge krulde kunst overgebracht die hij gewoonlijk uit oefent in doeken van bescheidener afmeting. En de muren van de Galerij-Petit zijn ook behangen met een vijftigtal van die produkten die hoog geprijsd staan op de markt der gekleurde olie stukken, en die hier het groote stuk Karel de Stoute vergezellen alsdeaatdappelen den biefstuk. Men wordt waarlijk ontwapend tegenover de ontzettende naïeveteit der schilders, die nog in 1890 die convontioneele, gestremde kunst uit oefenen, die kunst van zink en blik, die ons nu weder een meesterstuk meer heeft gegeven, zooals de kranten dat uitdrukken die den schilder niet wilden kwetsen, noch vooral zijn impressario mis hagen. Die dingen staan zoo ver van ons, zij zin ken weg in zulk een ver verleden, nu de kunst voortgegaan is en een wonderen bloei beleeft, dat men er voor blijft staan zonder indruk en zonder gedachten, met niets dan de verbazing over zoo veel verloren tijd en ijdelen arbeid. Reeds is er sprake van den Karel de Stoute in de hoofdsteden te laten rondtrekken zooals men met de Munkaczy's en de Piloiy's doet. Frankrijk benijdt naar het schijnt, den vagabondischen roem van Hongarije. Of men hom met of zonder muziek zal vertoonen, kunnen we nog niet zeggen. Maar laat men zich haasten hem in de wagon en ver volgens op het schip te bijschen en dat een zeer rijk Amerikaansch koopman in gezouten spek het spoedig aankoope om spoedig ons te verlossen van dat lastige en nuttelooze voorwerp. Een Fransch statisticus heeft de moeite genomen o-m een stellige opgave te verkrijgen van het aan tal schilders tegenwoordig in Frankrijk gedomici lieerd. Het is gebleken dat hun aantal bedraagt 22.357 of gemiddeld 260 in elk departement. Hot doek, jaarlijks door hen beschilderd, bedraagt on geveer 15 vierkante kilometers, en kan naar de onderwerpen aldus worden verdeeld : Landschap 2 kil. Portret l Militaire scènes 3 Intérieurs 2 Decoratieve kunst . . . . 2 ,, Antieke voorstellingen. . . 3 De overschietende 2 kilometers zija gevuld met voorstellingen van allerlei aard. Eeuige prijzen van stukken uit de nalatenschap van Mme Oppenheim, dezer dagen te Parijs ver kocht: Brion, la Danse du Coq fr. 3,000; Land schap van Corot fr. 850; van dezelfden Ie soir dans les bois fr. 5,200; Fortuny, la plaza de to ros de Séville fr. 1,280. Louis Leloir, Ie baptême du nouveau-né9,000; Robert Fleury, Le Sac de Rome en 1572 : fr. 1.200. Van oude schilderijen' noemen wij Pater, la halte a l'Auborge 8,500; Robert Hubert, twee decoratieve paneelen 8,000; Schalken, la Veille de la bataille fr. 5,280. De Exposition générale des Beaux-Arts te Brussel, zal dit jaar geopend worden op 15 Sept. en duren tot 15 November. Te Dresden zal gedurende de maanden Augustus en September gehouden worden een internationale tentoonstelling van aquarellen, pastei, teekeningen en etsen, onder beschermheerschap van Z. M. den Koning van Saksen. Het comitéheeft 35,000 Mark toegestaan voor een tombo'a. G. T. ADAM MICKTEWICZ. Den vierden Juli werd het stoffelijk overschot van Polen's grootsten dichter, Adam Mickiewicz, met plechtigheid en vorstelijke eer inde koningsgroeve te Krakau bijgezet. Hem trof het lot, zijn vaderland te moeten ontvluchten, nergens een tehuis te vinden, daarna aelfe in den dood niet tot rust te kunnen komen en van Ck»oata>p tinopel naar Montmorency bij Parij?, en vandaar naar de oude kroningsstad Krukau, het Poolsche Rome", gevoerd te worden, om hier einde lijk uit te rusten van de omzwervingen en teleur stellingen van zijn leven. In het dorpje Osowiec, in het district Nowogrodek, in het p&latinaat Wilna, zag, den .24 December 1798, Adam Mickiewicz het leveBsiicht. Zijn vadir, de notaris Mickiewicz, behoorde tot den minderen adel; in de sombere natuur vaa Littbauwen, op den. bodem vol bloedige herraneringen, ontwikkelde zich het gemoedsleven ?an den jongen dichter; de romantische invloeden der omgeving zijn in zijn verdere werben niette miskennen geweest. Sinds het tijdperk der Dnitsche Orde tot de laatste deeling van Polen, ja zelfs tot den laatBten grooten Poolschen opstand in 1830?'31 was Litthauwen steeds het tooneel van den strijd, het grensland, dat Litthauivers en Polen, eerst af zonderlijk en sedert de Jagellonen vereenigd, tegen Duitechers, Zweden en Russen, en zelfsin het zuidelijk deel tegen Osmanen, Tartaren en Kozakken moesten verdedigen. Slechts kort waren steeds de tusschenpoozen, gedurende welke het uitgeplunderde en uitgemoorde land zich weer tot eenige welvaart kon verheffen, waarin knoet en wetenschap werden gekweekt, en de vxoolijkheid zich weer in de huizen van den leven&lustigen kleinen adf.l deed gelden. Telkens kwam dan weder de strijdlust der Moskoviten hen las tig vallen; zelfs als deze, gelijk bv. door hettnan Czarnicki, bijna tot verdelging verslagen waren, en een tien-, twintig- of dertigjarigen, of aelfe een eeuwigen vrede sloten, werd spoedig het tractaat door de overwonnenen verbroken, en met Russische taaiheid begonnen de roovers het spel opnieuw. In eene van deze vreedzame perioden, die in de geschiedenis van Litthauwen tot de uitzonde ringen behooren, werd Mickiewicz jongeling en man en vormde zich tot dichter. Door Napoleou's oorlogen werd Litthauwen eerat in 1812 aangedap.n, en slechts voor korten tijd; de pe riode 1815 tot 1825, toen het land onder de zachte heerschappij van keizer Alexander I stond, die vriendelijk jegens Polen en het Katholicisme gezind was, bracht welvaart en tevredenheid aaa het veel geplaagde land. Als centrum van we tenschap, beoefening der geschiedenis van iet vaderland, en kunst, bloeide de nieuw opgerichte universiteit van Wiloa, waar aan de voeten van Lelewel eu van dea dichters oom Jozef Mickie wicz een talrijke en geestdriftvollejongschap zich aan de toekomst wijdde. Hier studeerde Adam van 1815 tot 1820,nadat hij te Nowogrodèk bij de Dominikanen het lager en middelbaar onderwijs had genoten en te Kowuo het gymnasium had bezocht; hij ontving een regeeringsbeurs en legde zich toe op wis- en natuurkunde, philosophie, geschiedenis en litteratuur. Na het voleindigen zijner studie, werd hij tot leeraar aan het gym nasium te Kowno benoemd, waar hij van 1820 tot 1822 Latijn en Poolsch doceerde. Te Kowno, een romantisch gelegen stadje in het dal waardoor de Wilija stroomt, rijpten des dichters eerste en veelbelovende proeven. Eene ongelukkige liefde voor Maria Werecezakoff, die later met een graaf Lorenz von Puttkanoer trouwde, deed het gedicht ontstaan, waarin Mickiewicz zijn Machten en verwijten tot den stroom, de Wilija, richt, dien hij de plaats der verlaren liefde doei innemen : Wilija, moederstroom, niet te evenaren In gouden grond, in spieg'lecd klare baren ; Litthfmweu's maagd, komt zij uw golfslag vangen, Haar hart wordt reiner, litflijker haar wangen. Wilija komt door 't dal van Kowno vloeien, Waar duizend tulpen en narcissen bloe'en ; Litthauweus maagd zag onze kn:jpen blozen, Voor haar gelaat, dat bloeit als tulp en rozen. Wilija blijft iu Ko-wno's dal niet wonen, Slechts Hiet den Niemen zoekt zij liefdebanden; Litthanwen's maagd veracht Litthauweu'g zonen, Zij mint den jong'ung slechts uit vreemde landen. Wilija valt in Niernens krachtige armen, Die haar door klippen sleurt eu duizend weeën; Vergeeft* wil zij ziju koude borst verwarmen, Zij sterft met hem vereend, in 't dk>p der zêoën. Litthauwen s maagd, ook u hè', ft wrggereten De vreemd liug, vau uw land en die u minden; Ook gij verzii kt, verloren en vergeten, Maar droever, daar gij niet den dood mocht vinden. Wien zou 't gelukken, hart of stroom te keeren? De maagd zal minnen, de Wilija vlieten. Wilija zal de Niemenstroom verteren, De rnaagd, geboeid, haar tranenvloed vergieten. Het lied dat door de Poolwhe jeugd met geestdrift werd ontvangen, bevatte een verwijt an de j on gedocht ers van Littbauwen ; de toespe ling op de Niemen had de onuii>kenbare bedoeling de Duitschers aan te duiden, en in de Russische regeeringskringen begon men op den jongen dichter met wantrouwend oog te letten; vooral de beruchte senator NowosilcufF hield den jongen Mickiewicz in h<-t oog. Intus^chen dichtte Mickiewicz zijn balladen en romancen, waarvan de eerste bundel, als vreugdekreet in den strijd tueschen romantici en classici in 1823 te Wilna uitkwam. Tegelijk verscheen zijn eerste epos, raxyna en het twee-de en vier Ie stuk der Dxyady, ;>lijkplechtigbeid." In hetzelfde jaar werd den dichter het reeds in 1822 gevraagde ontslag geschonken, en hem hierdoor de gelegenheid geopend, opnieuw zijue studiën te Wilna op te neraeu. Maar niet lang zou hij zich aan philosophie en poëzie kun nen wijden ; als lid eener tamelijk onschuldige studcntenvereeuiging, de philomaten, philareten, of stralenden", werd hij met talrijke lotgenooten naar de gevangenis te Warschau gevoerd, van daar op de thans nog in Rusland gebruikelijke

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl