Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?> e
. EEN TOONEELSPEL VAN EMANTS.
De hr. Marcellus Emants heeft onlangs bij
Cremer & Co. te 'g-Gravenhage een tooneeJspel in
vier bedrijven uitgegeven, getiteld: Haar Zuster.
Het eerste bedriji doet ons de five o'clock tea"
bewonen, op den jour" van mevrouw Martha van
Neerstraeten geboren Overkamp, te Arnhem. Wij
maken kennis met de gastvrouw en h«ar zuster
Henriëtte, met haar man luitenant Floris, haar
oom Victor Overkump, met luitenant Bosma, met
HWvrouw Erkalens en haar dochters SopHeije en
Marietje Erkalens. Het blijkt dat, terwijl Martha
eene huiselijke vrouw is, die liever met haar huis
houding, haar kindje, haar handwerken en lief
hebberijen bezig is dan haar meer wereldsch ge
zinden man naar de vermaken en feesten buitens
huis te vergezellen, deze voor die zaken daaren
tegen eene uitmuntende gezellin heeft gevonden
in de bij hen inwonende schoonzuster Henriëtte.
Die Henriëtte is een wat men noemt excentriek
meisje, die niets liever doet dan al haar mid
dagen dansend te paard en al haar avonden
dansend op bals door te brengen, en steeds
met haar zwager. Nu, de kletserige, kwaad
sprekende mevrouw Erkalens en haar henr woor
den in alles beamende dochters zijn het reeds
lang met elkaar eens en steken hun gevoelen niet
onder stoelen of banken, dat het met dat voort
durend samenzijn van zwager en schoonzuster
niet geheel pluis is en daar waarschijnlijk meer
achter steekt dan men op het eerste gezicht zou
vermoeden. Martha merkt het een en ander van
frat er in de stad van hun drieën verteld wordt
en zy wil daarom Henriëtte aanzetten tot trouwen,
maar liever met een zekeren rijken Dirk Valk,
die thans juist een wanhoopsreis doet na ns
door Henriëtte afgewezen te zijn, dan met luite
nant Bosma, die juist in dit bedrijf door Henriëtte
is afgewezen, maar wie zjj toch de meeste dansen
TOn het eerstdaagsche Casino-bal heeft toegezegd,
zoodat h\j alte hoop nog niet verloren heei't.
Het tweede bedrijf leidt ons op een vroeg och
tenduur de huiskamer der van Neerstraeten s bin
nen, waar Martha de laatste hand legt aan een
schilderijtje, dat zij haren man op zijn aanstaanden
verjaardag wil vereeren. Tengevolge van deze en
andere druktes, vindt Floris bij zijn thuiskomst
zich geen aangename omgeving bereid, het tocht
omdat de ramen open zijn gezet om den
kachelrook te verdrijven, de tafel is nog niet gedekt
voor het ontbijt, Martha heeft zelfs haar toilet
nog niet gemaakt. Floris wordt korzelig, driftig,
en besluit eindelijk met Henriëtte nog wat te gaan
rijden tot de boel hier klaar zal zijn. Martha wordt
ook boos en, terwijl Floris even weg is, komt het
tot een verklaring tusschen de twee zusters op
onaangenamen toon, waarvan weder het gevolg
is, dat Martha, als zij juist daarna een gesprek
heeft met den plotseling aangekomen Valk, in
haar geprikkeldheid te ver gaande, dezen zooveel
te verstaan geeft als dat hij niet zonder vrucht
Henriëtte het hof zou kunnen maken. Martha,
die eerst geweigerd had, deelt, als Floris en
Henriëtte weder thuis zijn, mede, dat zij hen
naar het Casino-bal dien avond vergezellen zal
(op dat zij met haar man zou dansen en Henriëtte
dus meer beschikbaar voor Valk zal zijn).
Het rerde bedr. vertoont ons het casino; in een
antichambre van de balzaal hooren wij eenige
gasten weder kwaadspreken van de familie Neer
straeten; Bosma en Valk mengen zich in het ge
sprek. Bosma hoort al eerst hoe Valk tnet ge
ringschatting spreekt van kale militairen die mooie
meisjes willen huwen, later heeft er een onder
houd tusschen die twee plaats, waar Bosina (die
juist . Henriëttes geprefereerd danser dien avond
zou zijn) in vfrtrouwen van Valk verneemt, hoe
Martha aan Valk te verstaan heeft gegeven, dat Valk
met'succes naar Henriëttes hand zal kunnen din
gen. Dit verbittert Bosma dermate (hij meent er
een groote valschheid van Henriëtte jegens hem
in te bespeuren), dat hij, als het op dansen aan
komt, Henriëtte eenvoudig aan baar lot overlaat,
die dus een zeer mal figuur maakt. Als Floris
dit te weten komt, ijlt hij aanstonds naar Bosraa's
woning en beleedigt hem wegens den smaad door
Bosma Floris' zuster aangedaan. Henriëtte is zeer
opgewonden, maar wijst toch Valk af, die meent
op dit moment zijn aanzoek te kunnen doen.
Het vierde bedrijf speelt weer in de huiskamer
der Neerstraetens. Het is de dag na het bal, en
Floris' verjaardag. Henriëtte heeft Bosma ontboden
om een tweegevecht tusschen hem en Floris te
voorkomen, opdat daardoor de onschuldige Martha
niet tevens gekomprómetteerd zou worden. Bosma
wil echter van geen terugneming zijner uitdaging
weten. Martha, van alles onkundig, komt binnen
met haar geschenken. Zij speelt om hem te verwel
komen Floris' lievelingswals. Martha merkt, te
midden van haar felicitaties en betuigingen van
gehechtheid, al spoedig, dat er iets aan Floris
hapert; als zij eindelijk begrijpt dat haar man
over eenige uren moet duclleeren, heeft er een
hevig tooneel plaats, waarin zij Floris wil
vcrbidden. Er is echter niets aan te doen. Eindelijk
komt Valk, en Henriëtte wil zijn huwelijksaanzoek
aanvaarden op voorwaarde dat hij het duel tus
schen Floris en Bosma verbindere. En dit gebeurt
door dat Bosma, met toestemming dor
sekondanten, met Valk duelleert in plaats van met Floris.
Valk wordt gewond en krijgt Henriëtte tot vronw.
Uit dit beknopt inboudsverslag wordt wellicht
reeds de indruk ontvangen, dat er in dit
tooneelspel veel gebeurt in bizonder weinig tijd; bij de
lezing van het stuk zelf, bij de vertoonirg nog
meer misschien, doet de, men zou zeggen behen
dige vlugheid, waarmede de gebeurtenissen elkaar
opvolgen, u verwonderd staan, en men denkt bij
wijle juist door die vlugheid eerder aan een blij
spel dan aan een tooneelspel. De vraag schijnt
gewettigd: Is het waarschijnlijk, lijkt het een
ware weergave van het leven, dat om van de ver
dere opeenstapeling van koïncidenties te
zwijgen-Valk aan Bosma, die hij vroeger volstrekt niet
kende, even nadat die ' heeren aan elkaar zijn
voorgesteld, van zijn verliefdheid op Ilenriette zal
vertellen, en zelfs, hoewel hij nog in 't geheel
geen aanvaardend antwoord van haar heeft ont
vangen, Bosma zal meededen dat hij nagenoeg
zeker is van zijn zaak'? En is het te vermoe
den, dat Bosma's gehuVen, wier vriend door Fioris
Neerstraeten zwaar beleedigd is, zich zoo ppoedig
zullen laten vinden om Valk als plaatsvervanger van
Floris te accepteeren?
De algemeene aanmerking, die voor 't overige
op dit stuk te maken zou zijn, is dat, wat de
in-een-zetting der handeling aan
gaat, de auteur zich meest van middelen heeft
bediend, die d-e bekoring der nieuwheid nog
al eens missen, hoewel wij toch dankbaar moe
ten erkennen dat oude trucs als het luisteren
aan deuren of het toevallig vinden van brieven,
enz., door hem zijn versmaad. Maar de plo
seHng verschijnende Valk, het bal, het duel, en
het pathetische pianospel op Floris' verjar'ng,
het zijn allen dramatische motieven, wier
wurking de noderlandsehe voetlichten reeds vaak be
schenen hebben. Zoo ook de karakterisee
ring der personen. Het antagonisme der twee
.zusters, de wijze waarop Henriëtte haar excen
triciteit toont, de lastertongende mevrouw Erka
lens, enz , zij munten niet door frischheid van
begrip uit. En welk een vergrijsde truc, welk een
al te goeükoope speculatie op den lachzin van
lezer of toeschouwer, dat aanwerdsel van Valk,
dat ook 't slotwoord van 't toor.eelspel is, om
telkens te zeggon: Daar is geen quaestie van !''.
De verdiensten van dit stuk zijn eerder te
vinden in de samenstelling en in den
dialoog. Do samenstelling is zonder leemten
en zonder overlading, goed overwogen en kunstig
als een hecht en sierlijk gebouw; de dialoog is
goed gemanierd en natuur-getrouw tevens geschre
ven. Aaa kleinigheden zelfs kan men merken
hoezeer de auteur zich daarvan rekenschap geeft.
Het ook in Nederlandsche tooneeltaal gebruikelijk
Ah!" heeft hij vervangen door A". In-der-daad
komt dit meer met de uitspraak overeen. Zoo
ook de uitroepings-woorden: o je" en nou!".
Men kan overtuigd zijn dat, opgewekt gespeeld,
dit tooneelspel in den schouwburg een goed effect
zal maken.
Juli '90.
A. J.
AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST.
Er zijn van die dingen, die niet te vaak gezegd
kunnen worden. Zoo moet ons na de sluiting
van de Haagsche driejaarlijkscho tentoonstelling,
waar ook voor het Stedelijk Haagsch Museum werd
aangekocht, de opmerking nog eens van hot hart
hoe dwaas het toch is, dat men voor zoo'n Mu
seum maar aankoopt en aankoopt, terwijl in wat
er het .meest gemist wordt, maar niet schijnt te
zullen worden voorzien. Want is het niet absurd,
dat in het museum van moderne kunst in den
Haag zelt, men ons Amsterdamsche Rijksmuseum
daarin zoekt gelijk te blijven om nog altijd geen
Willem Maris te hebben 'l En nu mag men zeggen
dat de Willera Maris op de Haagsche tentoonstel
ling geen uitgelezen schilderij was, om hem blij
vend in een museum te vertegenwoordigen, maar
dit is geen excuus. Want behalve dat er kort
geleden op het Damrak hier een overheerlijk spe
cimen van zijn kunst te zien was, kan men altijd
bij Tersteeg of Wisselingh in den Haag een goo
den Willem Maris vinden. En woont de meester
zelf niet in de buurt?
Zoolang er in het Haagsche Museum geen W.
Maris is, blijft elke aankoop bespottelijk.
Amsterdam gaat een monumentale stad worden,
waar monumentale kunst zal fioreeren. In het
Panorama hebben we nu twee monumentale
schilderijen te zien, echte voortbrengselen van
monumentale schilderkunst. In het Vondelpark
zal, als de Amsterdammers maarw.llen bijdragen,
een monumentale fontein worden opgericht. Zoo
we hopen, de beelden aan den statigen
kerkhofingang van het park en het onvolprezen stand
beeld van Vondel waardig. In Artis komt een
monument van dr. Westerman. En zoolang dat
er nog niet is, kan men den overleden directeur
van Artiain was vereeuwigd zien in 't Amsterdamsen
Panopticum.
Bij Quantin te Parijs is onder den titel
L'Anatomie des Maitres' een werkje verschenen met
reproducties van anatomische teekeningen door
Leonardo, Michel Angelo, llafaël en andere mees
ters, die belangrijker zijn voor hen, die deze mees
ters, dan voor hen die de anatomie zelve
wenschen te bestudeeren, omdat het teekeningen zijn,
die z\j wel voor eigen gebruik, maar niet ten bate
van anderen gemaakt hebben.
Bij Robbert Oppenheira te Berlijn is de
duitsche vertaling verschenen van eene oor
spronkelijk in het Deensch door Emil
Hannover geschreven monografie over Antoine Watteau.
Het is het beste boek van dien omvang, dat men
raadplegen kan over het werk van dien
genottelijksten artificieeleu schilder der meest artificieele
eeuw onzer beschaving.
Door Professor Clmrch is een belangrijk werk
in het licht gegeven over Chemistrij of Paintiny.
Van het merkwaardige Dagboek der schoone,
jonggestorven schilderes Marie Baskirtseff, dat
door G-ladstone a book without a parallel" ge
noemd werd, is nu een Engelsche vertaling ver
schenen, van twee portretten voorzien.
In the Woman World van Juli komt ook een
artikel voor over do artisle, wier pikante auto
biografie als geschreven lijkt o;a bij het, Engelsche
publiek groote belangstelling te wekken.
In The Magazine of Art van Juli heeft een zeer
lezenswaardige eu goed geïllustreerde biografische
studie gestaan door Luoy Madox Rossetti over
den trefi'elyken schilder Ford Madox Brown,
Dante Rosetti's vriend en meester, die, nu acht
en zestig jaar oud, nog altijd met onvermoeide
kracht arbeidt aan zijn groote werk, de serie
fresco schilderingen van het stadhuis te Manchester.
The Whirlwind geeft een aardige en in de
Engelsche kritiek zeldzame bespreking van oen
tentoonstelling in het vroegere tehuis van Buft'alo
Bill te London. Zij is geschreven door den jongen
Engelschen portretschilder Walter Sickert, bij
wien de kunstrubriek van dat levendige wakkere
tijdschrift in goede handen schijnt te zijn. Het
meerendoel der schilderijen op deze tentoonstel
ling is van den derden rang, en mag aan degenen,
die nooit in Parijs waren, bewijzen dat de massa
comnierciale schilderkunst in Frankrijk even slecht
en misschien hinderlijker is dan de massa com
mercial e schilderkunst in Engeland.
In hoofdzaak zijn er drie ia het oog vallende
uitzonderingen. Er is vooral een Manet, er zijn
eenige studies van Dantan. er zijn enkele por
tretten van Delaunay. De Manet is een bewon
derenswaardig voorbeeld van het werk van een
der schitterendste en machtigste schilders die er
geweest zijn. Hij bad ni«t de verbeeldingskracht
of de poëzie van Whistler. Wij kunnen voor een
Manet niet dat eerbiedig ontzag, dat gevoel van
iets bovenmenscheüjks krijgen, dat over ons
komt voor enkele sobere doeken van den
Londonschen meester. Manet had niets van
Whistlers decoratieve kennis en bovendien had
hij Whistlers oneindige variëteit niet. Hij was
feitelijk de meester- schilder van het morceau, een
man van doen hors ligne. Om deze zelfde reden
is de studie van zijn werk onschatbaar voor
beginnendem.
Men kan een leerling geen ideeën geven, maar
men kan hem zijn bedrijf leeren. Ik zou iedereen
die denkt over de stichting van een kunstschool
ot eenige dergelijke welgemeende geldbesteding
raden in de plaats daarvan voor het rijk een
mooien Manet aan te koopen, omdat ze nu nog
te krijgen zijn voor het tiendepart van den prijs
van een modernen Sir John Millais.
De portretten van Delaunay zijn respectabel.
Ofschoon iets beters niet van hem te zeggen valt,
is hij waarschijnlijk de beste portretschilder in
Frankrijk. Als men geen genie is, is het beter er
rond voor uit te komen, en de uiterste inspan
ning te besteden aan het verkrijgen van eene
goede gelijkenis, dan een gemak en een durf voor
te wenden, waar men geen recht op heeft. Daarom
heb ik meer respect voor de wijze waarop
Delauray werkt, ofschoon hij in hoogeren zin eigenlijk
geen schilder kan genoemd worden, dan voor de
garcon-de-café-manieren van Carolus Duran. of
voor denRembrandt-met-stroop-trant van Bonrat.
In de Art Moderne wo^dt uit Parijs geschre
ven : een reusachtig doek van Roybet trekt op
het oogenblik de ounoozelen die tuk zijn op ar
tistieke emoties naar de zalen van Georges Petit.
Het is in een rommel van theater-costumes die
gedragen worden door lodepoppen, de banale
. voorstelling van een Karel den Stouten, beladen
mot ijzp.r te paard, in de Kathedraal van Nesle
dringeado en er de bevolking latende ombrengen
die er zich verscholen had. Roybet heeft op een
enorm doek de koude minntiense, nette en ge
krulde kunst overgebracht die hij gewoonlijk uit
oefent in doeken van bescheidener afmeting. En
de muren van de Galerij-Petit zijn ook behangen
met een vijftigtal van die produkten die hoog
geprijsd staan op de markt der gekleurde olie
stukken, en die hier het groote stuk Karel de
Stoute vergezellen alsdeaatdappelen den biefstuk.
Men wordt waarlijk ontwapend tegenover de
ontzettende naïeveteit der schilders, die nog in
1890 die convontioneele, gestremde kunst uit
oefenen, die kunst van zink en blik, die ons nu
weder een meesterstuk meer heeft gegeven, zooals
de kranten dat uitdrukken die den schilder niet
wilden kwetsen, noch vooral zijn impressario mis
hagen. Die dingen staan zoo ver van ons, zij zin
ken weg in zulk een ver verleden, nu de kunst
voortgegaan is en een wonderen bloei beleeft, dat
men er voor blijft staan zonder indruk en zonder
gedachten, met niets dan de verbazing over zoo
veel verloren tijd en ijdelen arbeid.
Reeds is er sprake van den Karel de Stoute in
de hoofdsteden te laten rondtrekken zooals men
met de Munkaczy's en de Piloiy's doet. Frankrijk
benijdt naar het schijnt, den vagabondischen roem
van Hongarije. Of men hom met of zonder muziek
zal vertoonen, kunnen we nog niet zeggen. Maar
laat men zich haasten hem in de wagon en ver
volgens op het schip te bijschen en dat een zeer
rijk Amerikaansch koopman in gezouten spek het
spoedig aankoope om spoedig ons te verlossen van
dat lastige en nuttelooze voorwerp.
Een Fransch statisticus heeft de moeite genomen
o-m een stellige opgave te verkrijgen van het aan
tal schilders tegenwoordig in Frankrijk gedomici
lieerd. Het is gebleken dat hun aantal bedraagt
22.357 of gemiddeld 260 in elk departement. Hot
doek, jaarlijks door hen beschilderd, bedraagt on
geveer 15 vierkante kilometers, en kan naar de
onderwerpen aldus worden verdeeld :
Landschap 2 kil.
Portret l
Militaire scènes 3
Intérieurs 2
Decoratieve kunst . . . . 2 ,,
Antieke voorstellingen. . . 3
De overschietende 2 kilometers zija gevuld met
voorstellingen van allerlei aard.
Eeuige prijzen van stukken uit de nalatenschap
van Mme Oppenheim, dezer dagen te Parijs ver
kocht: Brion, la Danse du Coq fr. 3,000; Land
schap van Corot fr. 850; van dezelfden Ie soir
dans les bois fr. 5,200; Fortuny, la plaza de to
ros de Séville fr. 1,280.
Louis Leloir, Ie baptême du nouveau-né9,000;
Robert Fleury, Le Sac de Rome en 1572 : fr. 1.200.
Van oude schilderijen' noemen wij Pater, la
halte a l'Auborge 8,500; Robert Hubert, twee
decoratieve paneelen 8,000; Schalken, la Veille
de la bataille fr. 5,280.
De Exposition générale des Beaux-Arts te Brussel,
zal dit jaar geopend worden op 15 Sept. en duren
tot 15 November.
Te Dresden zal gedurende de maanden Augustus
en September gehouden worden een internationale
tentoonstelling van aquarellen, pastei, teekeningen
en etsen, onder beschermheerschap van Z. M. den
Koning van Saksen. Het comitéheeft 35,000 Mark
toegestaan voor een tombo'a.
G. T.
ADAM MICKTEWICZ.
Den vierden Juli werd het stoffelijk overschot
van Polen's grootsten dichter, Adam Mickiewicz,
met plechtigheid en vorstelijke eer inde
koningsgroeve te Krakau bijgezet. Hem trof het lot,
zijn vaderland te moeten ontvluchten, nergens
een tehuis te vinden, daarna aelfe in den dood
niet tot rust te kunnen komen en van Ck»oata>p
tinopel naar Montmorency bij Parij?, en vandaar
naar de oude kroningsstad Krukau, het
Poolsche Rome", gevoerd te worden, om hier einde
lijk uit te rusten van de omzwervingen en teleur
stellingen van zijn leven.
In het dorpje Osowiec, in het district
Nowogrodek, in het p&latinaat Wilna, zag, den .24
December 1798, Adam Mickiewicz het leveBsiicht.
Zijn vadir, de notaris Mickiewicz, behoorde tot
den minderen adel; in de sombere natuur vaa
Littbauwen, op den. bodem vol bloedige
herraneringen, ontwikkelde zich het gemoedsleven ?an
den jongen dichter; de romantische invloeden
der omgeving zijn in zijn verdere werben niette
miskennen geweest.
Sinds het tijdperk der Dnitsche Orde tot de
laatste deeling van Polen, ja zelfs tot den
laatBten grooten Poolschen opstand in 1830?'31 was
Litthauwen steeds het tooneel van den strijd, het
grensland, dat Litthauivers en Polen, eerst af
zonderlijk en sedert de Jagellonen vereenigd,
tegen Duitechers, Zweden en Russen, en zelfsin
het zuidelijk deel tegen Osmanen, Tartaren en
Kozakken moesten verdedigen. Slechts kort waren
steeds de tusschenpoozen, gedurende welke het
uitgeplunderde en uitgemoorde land zich weer
tot eenige welvaart kon verheffen, waarin knoet
en wetenschap werden gekweekt, en de
vxoolijkheid zich weer in de huizen van den
leven&lustigen kleinen adf.l deed gelden. Telkens kwam
dan weder de strijdlust der Moskoviten hen las
tig vallen; zelfs als deze, gelijk bv. door hettnan
Czarnicki, bijna tot verdelging verslagen waren,
en een tien-, twintig- of dertigjarigen, of aelfe
een eeuwigen vrede sloten, werd spoedig het
tractaat door de overwonnenen verbroken, en met
Russische taaiheid begonnen de roovers het spel
opnieuw.
In eene van deze vreedzame perioden, die in
de geschiedenis van Litthauwen tot de uitzonde
ringen behooren, werd Mickiewicz jongeling en
man en vormde zich tot dichter. Door
Napoleou's oorlogen werd Litthauwen eerat in 1812
aangedap.n, en slechts voor korten tijd; de pe
riode 1815 tot 1825, toen het land onder de
zachte heerschappij van keizer Alexander I stond,
die vriendelijk jegens Polen en het Katholicisme
gezind was, bracht welvaart en tevredenheid aaa
het veel geplaagde land. Als centrum van we
tenschap, beoefening der geschiedenis van iet
vaderland, en kunst, bloeide de nieuw opgerichte
universiteit van Wiloa, waar aan de voeten van
Lelewel eu van dea dichters oom Jozef Mickie
wicz een talrijke en geestdriftvollejongschap zich
aan de toekomst wijdde. Hier studeerde Adam
van 1815 tot 1820,nadat hij te Nowogrodèk bij de
Dominikanen het lager en middelbaar onderwijs
had genoten en te Kowuo het gymnasium had
bezocht; hij ontving een regeeringsbeurs en legde
zich toe op wis- en natuurkunde, philosophie,
geschiedenis en litteratuur. Na het voleindigen
zijner studie, werd hij tot leeraar aan het gym
nasium te Kowno benoemd, waar hij van 1820
tot 1822 Latijn en Poolsch doceerde.
Te Kowno, een romantisch gelegen stadje in
het dal waardoor de Wilija stroomt, rijpten des
dichters eerste en veelbelovende proeven. Eene
ongelukkige liefde voor Maria Werecezakoff, die
later met een graaf Lorenz von Puttkanoer
trouwde, deed het gedicht ontstaan, waarin
Mickiewicz zijn Machten en verwijten tot den
stroom, de Wilija, richt, dien hij de plaats der
verlaren liefde doei innemen :
Wilija, moederstroom, niet te evenaren
In gouden grond, in spieg'lecd klare baren ;
Litthfmweu's maagd, komt zij uw golfslag vangen,
Haar hart wordt reiner, litflijker haar wangen.
Wilija komt door 't dal van Kowno vloeien,
Waar duizend tulpen en narcissen bloe'en ;
Litthauweus maagd zag onze kn:jpen blozen,
Voor haar gelaat, dat bloeit als tulp en rozen.
Wilija blijft iu Ko-wno's dal niet wonen,
Slechts Hiet den Niemen zoekt zij liefdebanden;
Litthanwen's maagd veracht Litthauweu'g zonen,
Zij mint den jong'ung slechts uit vreemde
landen.
Wilija valt in Niernens krachtige armen,
Die haar door klippen sleurt eu duizend weeën;
Vergeeft* wil zij ziju koude borst verwarmen,
Zij sterft met hem vereend, in 't dk>p der
zêoën.
Litthauwen s maagd, ook u hè', ft wrggereten
De vreemd liug, vau uw land en die u minden;
Ook gij verzii kt, verloren en vergeten,
Maar droever, daar gij niet den dood mocht
vinden.
Wien zou 't gelukken, hart of stroom te keeren?
De maagd zal minnen, de Wilija vlieten.
Wilija zal de Niemenstroom verteren,
De rnaagd, geboeid, haar tranenvloed vergieten.
Het lied dat door de Poolwhe jeugd met
geestdrift werd ontvangen, bevatte een verwijt
an de j on gedocht ers van Littbauwen ; de toespe
ling op de Niemen had de onuii>kenbare bedoeling
de Duitschers aan te duiden, en in de Russische
regeeringskringen begon men op den jongen
dichter met wantrouwend oog te letten; vooral
de beruchte senator NowosilcufF hield den jongen
Mickiewicz in h<-t oog.
Intus^chen dichtte Mickiewicz zijn balladen
en romancen, waarvan de eerste bundel, als
vreugdekreet in den strijd tueschen romantici en
classici in 1823 te Wilna uitkwam. Tegelijk
verscheen zijn eerste epos, raxyna en het
twee-de en vier Ie stuk der Dxyady,
;>lijkplechtigbeid." In hetzelfde jaar werd den dichter het
reeds in 1822 gevraagde ontslag geschonken, en
hem hierdoor de gelegenheid geopend, opnieuw
zijue studiën te Wilna op te neraeu. Maar niet
lang zou hij zich aan philosophie en poëzie kun
nen wijden ; als lid eener tamelijk onschuldige
studcntenvereeuiging, de philomaten, philareten,
of stralenden", werd hij met talrijke lotgenooten
naar de gevangenis te Warschau gevoerd, van
daar op de thans nog in Rusland gebruikelijke