De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 13 juli pagina 4

13 juli 1890 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, WEEKBLAÏ) VOOR NEDEBLAHD. V*n «administratieve .verzending" naar St. m eerst in 1825 ontviug hij verlof, te Od«oa~te Kaan wonen. '? ? m, de hoofdstad van Klein-Rusland, waar de elementen, vooral de Poolsche, talrijk titttving Mickiewicz verlof, aan het Lyceum :plieu voordrachten over Latijnsche littera'?te houden; weldra werd hij in alle kringen, dj» dei Russische aristocratie, geëerd. De generaal graaf Witte, gaf zich op bevel uit St. Petersburg veel moeite, om 3en jongen patriot voor Eussisch-panslavistische doeleinden te winnen, maar vergeefs. Een ge. ?folg van Mickiewicz' weigering was een »wensch" , der regeering, dat hij weer naar eigenlijk Ruskffid «Ou komen; in 1826 verhuisde hij naar Moskou, waar hem het verzoek, nasporingen in het archief te mogen doen, geweigerd werd. Toch vond hg bij den gouverneur, prins Galitzin, vriendelijke opname en verkreeg verlof tot een reis naar de Krim, vanwaar hij de «sonnetten uit de Krim" meebracht. In 1826 te Moskou ge drukt, werden zij spoedig vertaald in allerlei talen «o brachten Polen en Kussen in geestdrift. In 1828 keerde Mickiewicz weer naar St. Peienburg terug, en gaf er zijn tweede epos Konrad Wattenrod uit. Ook dit behandelt, evenals QroKyna, eene periode uit den strijd der Litthauweif tegen de Duitsche orde. Het werk was in vorm veel schooner dan de toch reeds uitmuatamde Ihyady, en werkte op de Poolsche jeagd zoo aanvurend, dat de Russische censuur eer»t het uitgeven meende te moeten weigeren; eent een ukase van Czar Nikolaas, die toch andert culk een Polenvriend niet was, deed de uitgave doorgaan. Bi een tweede periode te Petersburg ontstondea een groot aantal gedichten, ouder anderen 1 de Ode aan de jeugd en Farys, iwee gecijhten in Byron's trant. In Petersburg sloot degroote ' Poschkin die gelyk men weet op 28jarigen - leefiyd door een luitenant in duel gedood werd dea dichter Mickiewicz na een voordracht in de urnen, en zeide: »Quel génie, q uel feu sacré, que suis-je anprès de lui!" Prinses Zene deWolowska, waarmede de dichter een oprechte vriendschap gesloten had, verschafte hem een pas voor bet buitenland met de clausule »iiiet over Litthauen te reizen;" zijne qualificatie in dien pas was toen reeds: «cé'èbre poète polonais." Mickiewicz ging over zee naar Lubeck toen muur Berlijn en Praag, waar hij den Poolschen dichter Odyniec ontmoette, en vandaar met de zen in 1829 naar Weimar, waar Göthe hem boorde en hem zij a hulde betuigde. In 1829 werd eene reis do_or Italië, met Odyniee ondernomen, tot Mickiewics zich zich in bet eind van ' 1830 te Genève vestigde; kort daarop ging hij echter, terwijl zijn vriend naar Parijs ging, weer naar Rome, waar hij den dich ter Krasinski en,vele andere uitgewekenen vond. De omstandigheden zouden hem echter geen r-ust gunnen. Op 30 November 1830 barstte te Warschau, onder leiding van luitenant Wisocki, de militaire opstand uit, waarvan de ongeluk kige afloop, ondanks de schitterende wapenfeiten door de Polen verricht, de laatste sporen van Polen's onafhankelijkheid vernietigde. In het begin van December bereikte het bericht van den opstand Rome, en Mickiewicz ijlde naar Posen, om zijne vrienden te helpen. Men wist hem van het terrein van den strijd terug te bouden, er waren toch strijders genoeg, en het ontbrak hun, door het bondgenootschap tusschen Rusland en Pommeren, eer aan wapens en ammunitie dan aan handen. Het was de laatste maal, dat de Poolsche dichter, den grond van Polen betrad. Hij ging naar Dresden, schreef er van 1832 tot 1834 het derde deel van Dzyady, en in 1834 zijn beste werk Pan Tadeusx., Heer Thaddeus." Het was ook zijn grootste en zijn laatste, het geldt nog in de Slavische wereld als een onvergankelijk meesterstuk. De handeling speelt geheel op dien Litthauschen bodem, waarvan te scheiden hem zooveel moeite had gekost. Pan Thadeusx, is een epos, van 9500 zesvoetige verzen. Mickiewicz houdt daarin aan de Pool sche jeugd in treffende woorden den spiegel der geschiedenis voor; door plastische tafereelen uit den tijd van Polens verdeeldheid en politieken ondergang toont hij hun, welke onheilen het - liberum veto (het vernietigen van besluiten door ne stem) over het land gebracht heeft, en vooral hoe alleen door instemming met het ge loof der vaderen, door herstel der oude eenvou dige gewoonten, door onderwerping van het indi vidu door het algemeen welzijn, het land weder tot een zelfstandig bestaan kan komen. Pan Thadeusi was Mickiewicz' laatste werk van beteekenis. In 1833 stierf zijn vriend Garczyaski te Avignon en dit trof hem zoo, dat hij, evenals Kosziusko, besloot naar Amerika te gaan. Hij werd er van teruggehouden door een nieuwe emotie, zijne liefde voor Cecilia Szymanowska, die hij vroeger in St. Petersburg had leeren kennen, en met welke hij nu trouwde. Thans kwam er echter een andere richting in zijn gemoedsleven ; het is opmerkelijk, hierin een overeenkomst met andere Russen, Gogol en Tolstoïte vinden. Hij werd mysticus; in de plaats van zijn wetenschappelijk en helder stre ven, koos hij het «Messianisme', van Tomianski, een droom van mystisch-spiritueele wedergeboorte zoowel voor Polen als voor het individu; hr offerde daaraan zijn katholicisme, zijn produceeren en zijn handelend optreden ten gunste van Polen op. In 1838 verschenen zijn gezamenlijke werken, acht deelen; de stad Lausanne bood hem een professoraat aan, dat hij weldra voor den leersteel van Slavische talen aan het College de France te Parijs verruilde. Hij was daar van 1840 tot 1845, toen zijn dwepen hem naar Italiëdrong; hij organiseerde er eerst een Poolsch legioen, trad toen in Piemonteenschen, daarna in Toskaanschen dienst, en vochi hi 1849 tegen de Franschen. Toch benoemde hem in 1852 Napoleon III to bibliothecaris van het arsenaal. In hetzelfde jaar stierf zijne vrouw in het gekkenhuis te Vanves en Mickiewicz' gestel was lichamelijk en geestelijk zeer aangetast. Bij het uitbreken van den Krim oorlog wilde Napoleon zich van hem bedienen ten einde de stemming der Slavische bevolkin] p het Balkan-schiereiland te weten te komen en Iroeg hem eene zending daarheen op. Mickiewicz ?ertrok naar Constantinopel en stierf er op 28 November 1852 aan dysenterie. Zijn lijk werd naar Montmorency gevoerd; hans echter is het, na 38 jaren, naar Krakau >vergebracht en rust er naast die van den groo»en Bobieski, van Kosziusko en den bij Leipzig ;evallen prins Poniatowski in Poolsche aarde. 5ene begrafenis in Litthauwschen grond heeft Ie Russische regeering zelfs nu nog niet wiilen oestaan. Mickiewicz onderscheidde zich in het leven, mdanks zijn streng katholicisme en zijn krachtig nationaliteitsgevoel," door groote verdraagzaamleid zelfs jegens Russen en Duitschers, de vij anden van zijn land. Toch is de invloed, door zijne werken op de ^oolsche jeugd uitgeoefend, nog steeds krachtig; n den heerlijksten dichtvorm leeren zij vaderlandsiefde, spreken van de groote daden der voorvaderen m vermanen tot ernstig zelfonderzoek en verbetering ran het eigen ik, als het krachtigste en verhe'enste middel tot verheffing van het vaderland. V A K l A. PLAST ISCHE KUNST. De Gymnastiek- en Schermvereeniging Hollandia" gaf op 11 Juli een feest ter eere van haar yfjarig bestaan; onder leiding van den heer X P. Gerth werden verschillende gymnastiek- en ichermoefeningen ten beste gegeven, en de bijeen komst met een bal champêtre besloten. Er zal in September a.s. te Weenen weer eens ien schoonheidswedstrijd gehouden worden. Dames, die willen deelnemen aan deze kermis der ijdelleid", moeten voor 20 Augustus haar portret met nauwkeurige opgaaf van adres inzenden bij het voorbereidend comité. De deelneemsters moeten n soiree-toilet of in haar nationale dracht gekleed zijn. Desverlangende ontvangen de tot den wed strijd toegelaten schoonen vergoeding van de reistosten en kunnen zij vyf dagen te Weenen ver>lyf houden op kosten van het comité. Voorts ontvangen allen een geschenk als aandenken. Er worden prijzen toegekend tot een gezamenlijk be drag van /' 3000. TOONEEL EN MUZIEK. Over den nieuwen componist, van wien wij eenige weken geleden melding maakten, wordt aan de Frankf. Ztg. uit Rome geschreven : Cerignola, een klein stadje in Zuid-Italië, zal misschien spoedig wereldberoemd worden, niet zoozeer om dat daar een genie het eerste levenslicht aan schouwde, als wel omdat een componist, die thans als waardig navolger van Bellini, Rossini en Verdi en redder der met ondergang bedreigde Italiaansche muziek geëerd wordt, daar ter plaatse door de gierigheid der gemeente gevaar liep, van hon ger om te komen. Er leefde daar namelijk met vrouw en kind van een maandelijksch salaris van slechts honderd lire als gemeentelijk mu ziek directeur een zekere Pietro Mascagni. Deze vernam verleden jaar uit de dagbladen, dat de heer Sonzogno, de uitgever van de Milaansche Secolo, een pry's van 3000 lire had uitgeloofd voor de beste opera in n akte. Het bekroonde muziekwerk zou in het Tcatro Costanzi te Rome worden ten tooneele gebpracht. Hy componeerde nu -? gelijk hij zelf vertelt zonder behulp van een piano, daar noch zijn eigen middelen, noch die der gemeente de aankoop van zulk een kostbaar instrument veroorloofden, bin nen korten tijd een opera, Cavalleria Rusticana betiteld, die te Rome, waar zij haar première beleefde, werkelijk furore maakte en niet slechts' door het publiek met geestdrift ontvangen, maar bovendien door de voornaamste critici en muziekkenners als een waar meesterstuk geprezen werd. De heer Sonzogno heeft den componist terstond met de opdracht vereerd, voor zijn rekening en op schitterende voorwaarden n of twee opera's te schrijven en de gemeente Cerignola heeft haar zoo snel beroemd geworden kapelmeester het eereburgerschap verleend en ook zijn salaris, naar de Sindaco verzekert, grootmoedig verdubbeld. Mo gelijk, dat het stadsbestuur den componist nu ook een eere-piano" ten geschenke geeft. Bij der gelijke gelegenheden weet men wel, waar men begint, maar niet, waar men ophoudt. EEN BRIEF VAN JENNY LIND. Men verneemt, dat Jenny Lind hare mémoires zal doen uitgeven. Dat de groote zangeres reeds jaren geleden het denkbeeld koesterde, om een autobiographie te leveren, blijkt uit een brief, dien zij in 1882 aan La Mara richtte. Deze had haar verzocht om eenige mededeelingen uit haar leven, welke in het vijfde deel der Musikalischcn Studiën-Jcö'pfe, Die Frauen im lonleben der Gegenwart zouden worden opgenomen. Op verzoek der kunstenaars werd haar beeltenis uit de por tretten-verzameling der Studienköpfe weggelaten. De redenen, die haar tot dit verzoek noopten, gaf zij in het bovenbedoeld schrijven, dat wij uit de Neue MusiJczeitung overnemen: Great Malvern, April 23. Zeer geachte mevrouw! Ik heb uw vereerend schrijven van den 19 Dec. j.l. in goede orde ontvangen en moet u ver zoeken mij te willen verontschuldigen, dat ik het tot dusver onbeantwoord liet. Maar voortdurend richt men zooveel brieven en vragen tot mij, zoo dikwerf verzoekt men mij tegenwoordig, om schet sen uit mijn leven, dat ik werkelijk niet bij machte ben aan alle brieven de noodige aandacht te schen ken, te meer daar ik niet meer jong en krachtig ben en mijn oogen ontzien moeten worden. Bovendien is het wel zoo noodzakelijk een beschrijving van mijn leven het licht te doen zien? Het is zeer vriendelijk, dat men er aan denkt maar wat men ook van mij en over mij schrijven zal, moet steeds zeer onvolledig en onbelangrijk blijven want slechts ik alleen houd de draden, waaruit mijn leven gesponnen is, in het diepst mijner ziel en waarlijk zij zullen of slechts door mij zelf voor de wereld blootgelegd worden of met mij in het graf vergaan! Derhalve, geachte «aevrouw, doet het mij zeer leed uw verzoek niet te kunnen inwilligen. Al de kleine opstellen, die over m\jn geringe persoon bestaan, zijn in den hoogsten graad onbelangrijk, onvolko men en dikwerf onwaar. En détail over hen uit te weiden ligt thans niet in mijn plan. Ik verlang niet meer, onder welken vorm ook, weder voor de wereld op te treden. De wereld mengt waarheid en leugen dooreen en slechts de marionetten van het heden spelen een rol. De mijne is sedert lang uitgespeeld en dus, geachte mevrouw, wil van mij een oprecht gemeenden raad aannemen: Wees zoo goed en laat uw zoo vriendelyke bedoeling varen om iets over mijn leven te schrijven; U zoudt slechts moeten herhalen wat reeds voor veertig jaar over mij werd gezegd. De waarheid omtrent mijn wonderbaar leven, het echte daaruit, zal door m ij z e l f slechts eenmaal worden verteld ten minste, wanneer ik daar ooit toe overga, waar ik nog aan twijfel mocht ik er niet toe kunnen besluiten, dan is dat van geen belang. De geschiedenis der meeste menschen is ook wonderbaar" en de besten schrijven hun leven niet! Uw dienstwillige, JENNY LIND?GOLDSCHMIDT. Men schrijft uit Parijs: Het is bijna regel ge worden, dat eiken zomer een gezelschap opera zangers uit de provincie in het Chateau d1 Eau een reeks volksvoorstellingen geeft en deze met Mermets Roland a Roncevaux opent. Met uitzon dering van een zeer goeden tenor, Vanloo genaamd, (dien velen onzer lezers zich van de Haags che opera herinneren) gaf de Roland van dit jaar minder dan dien van vorige jaren te genieten. De eerste zangeres liet zich zelfs na de ouverture veront schuldigen, omdat zij volstrekt niet bg stem" was en ook het orkest was erbarmelijk. Nochtans verwekte het populaire werk van den dichtercomponist weder voortdurenden bijval en opnieuw werd het bewijs geleverd, welk een voordeel het voor een muziek-drama ie, als tekst en compositie van dezelfde hand afkomstig zijn. Dezer dagen bevatte Figaro een artikel van Alpert Delpit, waarin deze trachtte aan te toonen, dat de directeuren der Groote Opera, Ritt en Gailhard, in de zes jaren van hun bestuur zich aan tal van tekortkomingen hebben schuldig gemaakt. Zij hebben volgens Delpit het materieel gebruikt en niet aangevuld, te weinig nieuwe opera's gege ven, anderhalf millioen meer voor zichzelf gehouden dan recht was en de Opera in alle opzichten doen achteruitgaan. LETTEREN EN WETENSCHAP. De HH. G. Theod. Bom & Zoon, zullen op Dinsdag 15 Juli in hun magazijn, Spuistraat 135, naast de Port van Cleve", eene talrijke verzaBoek- en Plaatwerken verkoopen, uit vijf verschil lende bibliotheken afkomstig, en vergezeld van boeken over de meest heterogene vakken, godge leerdheid en mechanica, rechtsgeleerdheid en topographie, eene bonte verzameling, waarschijnlijk met eenige inlagen" nog aangevuld, maar waarin men allicht voor een prijsje aan het een of ander gewenscht boek kan komen. Wat is het begin geweest; hoe was de voort gang; wat zal het einde zijn?" is de titel der redevoering, door Prof. J. A. C. Oudemans, rector-magnificus der Utrechtsche Universiteit op 26 Maart 1890 uitgesproken. (Uitgave Van Druten te Utrecht). Het begin en het einde van ons wereldstelsel worden hier bedoeld; de hoogleeraar geeft met een eenvoud, helderheid en sierlijkheid die aan een Fransch geleerde doen denken, na een kort kritisch overzicht der oude scheppingsfantazieën (Genesis, Hesiodus, Ovidius, Homerus) en der trapsgewijze ontdekkingen der onderzoekers (van Pythagoras en Eudoxus tot op onzen tijd), in weinige bladzijden een resumévan het tegenwoordig standpunt der wetenschap. Hij verklaart volgens de laatste gevonden wetten en aannemelijkste hypothesen het ontstaan van aarde en zonnestelsel; geeft de oorzaken aan, die ver moedelijk hun voortbestaan regelen, en voorspelt omtrent het einde hetgeen er te voorspellen valt. Het einde is, gelijk men weet, verhongeren en bevriezen, als gevolg van de trapsgewijze afkoe ling der zon; maar prof. Oudemans troost ons met een ruim après nous Ie déluge; hij geeft ons althans zes of acht millioen jaren eer de af koeling zich zal doen gevoelen, terwijl wellicht daarna het organisme van mensch, dier en plant, door zich naar de nieuwe toestanden in te rich ten, het nog een tijd zal uithouden. Dan zal er geen warmte meer zijn voor den plantengroei, weldra geen opstijging van waterdamp, dus geen regen, geen voeding van zeeën en rivieren meer; alle voorwaarden van het leven houden op, de dampkring verdwijnt en het zal op de aarde koud en eenzaam zijn als op de maan. Het boekje, wetenschappelijk en tevens aange naam geschreven, zal veler belangstelling wekken. Caesar en Tacitus tijdgenooten der Kruisvaar ders. Deze belangrijke historische ontdekking vindt men in Meijer's nieuw Konversationlexicon ver meld, waar men in deel IC, bladzijde 313, onder het hoofd Wapenen kon lezen: Ook het zwaard van Karel den Groote behoorde tot deze soort en, naar Caesar en Tacitus verhalen, sprongen ook nog tijdens de kruistochten Jegeraanvoerders en ridders vóór of' tijdens den slag van het paard en streden met het lange zwaard, de Spatha, te voet." Nu, zooals bekend is, sliep zelfs de goede Homerus wel; we zullen daarom het overi gens voortreffelijke boek niet al te hard vallen. De vraag naar de prachtuitgaaf van Stanley's reisverhaal is zóó groot, dgt thans 20 pond ster ling gevraagd wordt voor een exemplaar, dat eerst 10 pond sterling 10 shillings kostte. De oplaag van 18,000 exemplaren, ad 2 guineas, was in een week uitverkocht. REGENBADEN. Bij de groote hygiënische quaestie der baden is nog altijd de prijs een voornaam bezwaar. Een onderdompeling in een sloot behoeft niet veel te kosten, maar warmte, vrijheid, reinheid en eenig comfort te vereenigen met lagen pr\js, scheen tot heden vrij moeiehjk. De heer H. J. Wolter, (firma Redeker & Co. te Amersfoort), tracht aan de voornaamste van deze eischen tegemoet te ko men, door het Badhuis met Vier Regenbaden", op de hygiënische tentoonstelling in werking. De Regenbaden zijn te verkiezen bovea kuipbaden," zegt de firma, omdat lo. de bader staat en zich ongedwongen bewegen kan en niet aan de enge mate van een kuip gebonden en tot eene zittende houding en de daaraan verbonden neiging tot drijven gedwongen is; 2o. de fijne straaltjes een eenigszins prikkelende werking op de huid teweegbrengen, die aangenaam aandoet; 3o. men zich beter reinigt, dr.ar men zich steeds met zuiver water afspoelt en de onreinheden dadelijk verwijderd worden, (men denke er toch aan, dat bij het verlaten van een kuipbad het lichaam, dat gereinigd moest worden, bevochtigd is door het meest verontreinigde water). De redenen, waarom men in het algemeen een afschrik van regenbaden heeft, zijn: a. de tem peratuur van het water is meestal niet te regelen, b. de waterstralen vallen loodrecht en al het wa ter valt dus op het hoofd, dwingt de oogen ge sloten te houden, vult de oorholten, enz. In het tentoongestelde badhuis zijn deze be zwaren vermeden, daar: lo. het badwater door den bader zelven naar verkiezing van 35 a 40 C. op elke lagere temperatuur gebracht kan wor den, en 2o. de douches schuin staan, zoodat de waterstraaltjes in boogvorm vallen en, door bewe ging van het lichaam, naar verkiezing met alle deelen hiervan in aanraking kunnen komen. Elke bader ontvangt voor een bad 30 liter van 35 , 40°_C. en vrij gebruik van koud water. (De hoeveelheid warm water is dus beperkt, hetgeen geschied is met het doel om de exploitatiekosten niet te groot te maken, doch de inrichting zou ook gewijzigd kunnen worden in eene, waarbij den bader vrij gebruik ook van warm water ten dienste stond). Het bakje, dat het warme water bevat en dat op ongeveer 2.50 M. boven den vloer der badkamer is aangebracht, wordt gevuld door den badmeester van uit de stookkamer, tijdens de bader zich ontkleedt. (Ook dit is gedaan met het doel de exploitatiekosten zoo gering mogelijk te maken, daar het warme water zoolang mogelijk in het tegen warmteverlies beschutte warmwaterreservoir blijft en dus onnoodige afkoeling in de douchebakken vermeden wordt.) Wanneer de bader ontkleed is, behoeft hij slechts een wijzer van links naar rechts te bewegen om de douches te doen loopen. Wenscht hij de tem peratuur van het water te verminderen, dan opene hij de kraan onder de douchebak min of meeren kan, indien hij de temperatuur nog lager wenscht, den wijzer weder eenigszins naar links draaien: door beweging van kraan en wijzer is het mogelijk elke verlangde temperatuur tusschen 35 a 40°C. en die van het koude water te verkrijgen. Aan het eind van het bad kan hij zelfs, door den wijzer geheel naar links te draaien en de kraan wijder open te zetten, zich eene koude douche geven. De tusschenkomst van den badmeester is alleen noodig voor hot vullen van het bakje, doch hier van bemerkt, zooals boven aangeduid is, de bader niets. De bader is dus geheel vrij, zoowel in den tijd van het bad, het openen en sluiten der dou che en de temperatuur van het water. Het warmwaterreservoir wordt verwarmd door een ketel met coaks gestookt. Dezelfde ketel dient tevens 's winters voor de verwarming der badka mers door middel van warm water, circuleerende door buizen langs een der wanden van het ge bouw opgesteld. Het doel, hier in 't oog gehouden en vrij wel bereikt, is, door de minst kostbare exploitatie in de mogelijkheid te zijn, om warme baden tegen een zeer lagen prijs te geven. Een bad met zeep en handkoek kost nu 10 cent, doch zou, wanneer het badhuis in de stad stond en dus voor ieder een toegankelijk was, zoodat op een druk bezoek gerekend kon worden, voor nog lageren prijs ge geven kunnen worden. Dat verschillende autoriteiten en besturen dit reeds ingezien hebben, blijkt daaruit, dat reeds de volgende opdrachten door den heer H. J. Wolter uitgevoerd zijn: infanterie-kazerne te Arn hem : 6 regenbaden ; kazerne koloniaal werfdcpot te Harderwijk: 4 regenbaden; infanterie-kazerne te Amersfoort: 40 regenbaden; sanatorium te Baarn: diverse straal- en regenbaden; en herstel lingsoord Ik'ideheuvel te Hilversum: 2 regenbaden. Ook de inrichting voor stadsbestedelingen te Amsterdam, gaf opdracht voor 2 en het badhuis te Zutphen voor 10 regenbaden. Militaire Zaken. DE GESCHUTGIETERIJ VAN FINSPONG (ZWEDEN). (Slot). Onder hoofdstuk I Bouclics d feu en fonte fretten d'ader" wordt eene beschouwing gegeven omtrent de superioriteit (in sterkte) vanhetgietstaal ten opzichte van het gietijzer, doch tevens de aandacht er op gevestigd, dat deze eigenschap van het gietstaal in het bijzonder van groote waarde is als men van een vuurmond bij een minimum gewicht een maximum uitwerking vor dert. Om de hevige uitwerking van een lichten vuurmond op de affuit en een te grooten terug loop of sterk springen van deze laatste bij het schieten te vermijden, is het evenwel noodig dat het gewicht van den vuurmond zwaarder en soms zelfs veel zwaarder wordt genomen dan voor een voldoend weerstandsvermogen daarvan noodig is; zulks is bijv. liet geval met de korte kanons, houwitsers en mortieren. In het algemeen is zelfs bij een lang kanon van groote uitwerking een zware vuurmond en een affuit voordeeliger dan omgekeerd; zoodat bijv. het Nederlandsche kanon van 10,5 cM. kaliber, waarbij de vuur mond 750 K.G. en de affuit 1170 K.G. wegen, in een nadeeligen toestand verkeert. Bovendien behoeven de vuurmonden, welke aan eene vaste standplaats in gepantserde torens of geschutstanden gebonden zijn, geen minimum ge wicht te bezitten. In die gevallen kan men dan zonder nadeel voor de uitwerking, in plaats van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl