Historisch Archief 1877-1940
?een gietstalen kanon een zwaarder ringkanon
van gietijzer nemen, dat bovendien 25 pCt.
minder kost. Juist in dezen tijd, zeggen de
?schrijvers, worden uitgebreide versterkingen met
eene kostbare bewapening vereischt, en is het
niet overschillig of deze laatste voor een veel
lageren prijs kan worden aangeschaft.
Werkelijk zijn, door verschillende Rijken aan
de geschutgieterij van Finspong belangrijke be
stellingen gedaan van gietijzeren kanonnen van
verschillend kaliber met stalen ringen voorzien.
Hoe verleidelijk bovenstaande beschouwing nu
?ook klinke, zoo mogen wij toch de opmerking
niet achterwege laten, dat alhoewel de deugd
zaamheid van het kanongietijzer van Finspong
allen lof verdient, aan het zachte gietstaal toch
de voorkeur moet gegeven worden, zoowel wat
de volstrekte vastheid (sterkte) als duurzaamheid
van dit materiaal betreft. Voor de reeds zeer
zware vuurmonden van groot kaliber is elke
bedangrijke vermeerdering van gewicht ongewenscht.
Verder komt het ons voor, dat bij deze soort
van vuurmonden, de hoogere prijs per stuk der
gietstalen lingkanonnen door het grooter aantal
schoten dat daaruit kan gedaan, en de meerdere
?uitwerking welke daarmede verkregen kan wor
den, wel opweegt tegen den lageren prijs der
gietijzeren ringkanonnen. Onzes inziens kunnen
deze laatsten tegenwoordig alleen met voordeel
worden aangewend voor mortieren enhouwitsers
»f korte kanonnen, waarin de spanning der
buskruitgassen veel minde; is dan bij de lange
kanoBS.
In hoofdstuk II *Bouches a feu en acier"
wordt de belangrijke mededeeling gedaan, dat de
Iranonnen van Zweedseh gietstaal te Finspong
«Heen gegoten, en niet zooals bij Krnpp en el
ders daarna nog gesmeed geworden. Volgens de
te Fingpong genomen proeven en opgedane
on?dervinding is, in de eerste plaats door de uit
muntende grondstof, laatstgenoemde kostbare be
werking overbodig en schijnt men door de wijze
van gieten en verdere behandeling van de
staalblokken er in geslaagd te zijn om xander sme
den galvrije kanonnen te vervaardigen; hierdoor
kan de prijs dier vuurmonden ook lager zijn dan
in andere fabrieken.
Strek- en breekproeven hebben verder geleerd
dat de sterkte van dit Zweedsche gietstaal
niet onderdoet voor het beste materiaal van
?dezelfde soort, dat elders vervaardigd wordt. Om
een denkbeeld te geven van de deugdzaamheid
en uitmuntende eigenschappen van het Zweedsche
gietstaal, zij het navolgende medegedeeld: In
1869 werden te Finspong proeven genomen tegen
een 30 cM. dikke pantserschijf (6 smeedijzeren
platen ieder dik 5 cM), welke ook door Prins
Oscar (tegenwoordig koning van Zweden) werden
bijgewoond, en waarbij o. a. met volle
puntko?gels uit een gietijzeren achterlaadringkanon van 24
«M. kaliber geschoten; een dezer projectielen
was van ongesmeed Zweedseh gietstaal. De ko
gel doorboorde slechts even de geheele dikte der
schijf, veerde terug en werd vlak voor de
schijf teruggevonden ; hij was gaaf, niet
opgestuikt en zonder eenige scheur of ander gebrek,
alleen waren de metalen nokken natuurlijk ge
lijk met het oppervlak van het projectiel wegge
rukt en was het kegelvormig vooreinde door de
wrijving een weinig afgesleten.
Verder vindt men in dit werkje eenige gegevens
betreffende de gietijzeren ringkanonnen en stalen
vnurmonden, welke door de geschutgieterij van
Finspong voor de Zweedsche en Deensche regee
ringen zijn vervaardigd; terwijl een zestal platen
met afbeeldingen van projectielen, kanonnen en
affuiten, die aldaar gefabriceerd zijn, den tekst
ophelderen.
II. Het boven onder 2 genoemde geschrift
bevat de uitkomsten eener vergelijkende proef
met stalen pantsergranaten van Krupp en Fin
spong.
Na eene korte inleiding, waarbij gewezen wordt
op de moeilijkheid om de pantsergranaten zoo
sterk te maken, dat ze bij de groote snelheid,
-die tegenwoordig aan die projectielen wordt me
degedeeld, zonder te breken een pantserschijf
doorboren, volgt het verslag der proef in Maart,
in Mei 1889 door de Zweedsche marine te
Carlskrona genomen.
De gietstalen pantserschijf bezat eene dikte van
'27 c.M., terwijl het kanon van 15 c.M. kaliber
der Zweedsche marine op een afstand van 93 M.
van de schijf was opgesteld. De pantsergranaten
hadden een gewicht van 45,4 Kg.; de
buskruitlading varieerde van 16 tot 24 Kg. en de
trefsnelheid (d. i. de snelheid van de granaat op het
oogenblik dat deze de schijf treft) van 508 tot
587 M. De Finspongsche granaten waren van
ongesmeed gegoten staal. Met beide soorten van
projectielen werden drie schoten gedaan.
De drie granaten van Krupp doorboorden de
?ehijf; de twee eerste bleven daarin steken en
waren in verscheidene stukken gebroken ; de derde
was in zijn geheel gebleven, maar had verschil
lende scheuren bekomen, en werd 4 M. vóór de
schijf teruggevonden.
De drie granaten van Fiaspong doorboorden
de schijf; de twee eerste werden op korten af
stand vóór deze teruggevonden; de derde bleef
in de schijf steken; alle drie waren in hun ge
heel gebleven, zonder scheuren, maar, evenals
die van Krupp, een weinig korter geworden en
opgestuikt. Een drietal platen geeft eene voor
stelling van den toestand der granaten na het
schot. Voor zoover eene juiste vergelijking
tusschen de hoedanigheid dezer twee soorten van
pantsergranaten mogelijk is, kan men gerustelijk
aannemen, dat die van Finspong zich minstens
even sterk zoo niet sterker dan die van Krupp
hebben getoond.
III. In het derde door ons genoemde ge
schrift wordt een overzicht gegeven van een
geweldpioef (springproef) met een stalen buis,
welke (later van stalen ringen voorzien) had
moeten dienen voor een kanon van 12 cM. ka
liber der Zweedsche marine. Deze buis was
wegens twee lengtescheuren in het buitenopper
vlak afgekeurd. De scheuren waren niet diep
en lieten, nadat de buis uitwendig, op de goede
middellijn om gefretteerd (beringd) te worden,
was afgedraaid, slechts strepen na; toch werd
gevreesd, dat deze nog de aanduiding eener die
per liggende fout waren in de afkeuring bleef
gehandhaafd.
Om na te gaan aan welke kracht deze buis
weerstand zou kunnen bieden, werd zij aan eene
springproef onderworpen. Vooraf was zij evenwel
uit- en inwendig geheel afgewerkt, alsof zij voor
een gewoon kanon moest dienen, doch slechts
op het juiste kaliber van 12,14 cM..gladgeboord
(niet getrokken) en daarna gehard.
Eenvoudigheidshalve werd geen (achter) sluitingstoestel
aangebracht, maar geschiedde de lading langs
de monding; het zundgat was in het achtervlak
der buis in de richting van de as der ziel aan
gebracht.
De buis had eene totale lengte van 3,135 M.,
de groofste metaaldikte van het 1.52 M, lange
cilindrische achtergedeelte bedroeg 9 cM.; bij
den bodem der ziel (stootbodem), die den halven
bolvorm bezat, was de kleinste metaaldikte 19
cM. Verder zij medegedeeld, dat bovenbedoeld
kanon van 12 cM. kaliber bestemd is om daar
uit met eene lading van 6.25 K.G. projectielen
te schieten van 22 K.G. gewicht, zoodat deze
eene aanvankelijke snelheid van 450 M. verkrij
gen en de maximum spankracht der
buskruitgassen 2100 atmosfeer bedraagt. De proef had
C' ats van 10 tot 17 Mei 1889. De
buskruiting werd opvolgend van 5 tot 13.5 K.G., het
gewicht van het projectiel (zijnde volle cylinders
van kanongietijzer ieder 50 a 75 K.G. wegende) van
50 tot 100 K.G. opgevoerd. Bij het 29ste schot
(het derde met de maximum buskruitlading en
gewicht van projectie)) sprong de buis. Na het
21ste schot (bij eene buskr. lad. van 11.5 K.G.
en een gew. v. proj. v. 50 K.G.) was de grootste
verwijding der ziel, op 80 cM. van het achter
einde daarvan gelegen. 1,8 m.M.
De maximum gasspanning bedroeg bij het eerste
schot ruim 3300 atmosfeeren, bij het 7de schot
(buskr. lad. 8 K.G., gew. proj. 50 K.G) ruim
6300 atm., is bij de volgende schoten niet geme
ten kunnen worden, maar was bij het springen
natuurlijk veel hooger.
Bij strekproeven van kleine staven, uit het
vooren achtergedeelte der geharde buis genomen,
verkreeg men de volgende gemiddelde uitkomsten:
Grens der veerkracht, bij een kracht van 27 K.G.
per m.M.2; de verlenging vóór het breken be
droeg (over eene lengte van 100 m.M.) 17 pCt.
van de lengte; breking had plaats bij eene kracht
van 62 KG. per m.M.3.
Eene bij het verslag gevoegde plaat geeft eene
afbeelding van de buis vóór het schieten en van
de wijze hoe het kanon gesprongen is. In hoe
veel stukken dit springen (over de grootste ach
terhelft van de buis) plaats had, wordt niet
vermeld, maar volgens de teekening zou dat
aantal minstens 10 bedragen. Geen der stukken
had zich volgens de lengteseheuren, voor welke
de buis was afgekeurd, afgescheiden, men mag
daaruit dus afleiden, dat die geen
noemenswaardigen nadeeligen invloed op de sterkte der
buis hebben uitgeoefend.
De uitslag dezer geweldproef kan schitterend
genoemd worden, en bevestigt, zooals ook aan
het einde van het verslag gezegd wordt, de in
Zweden reeds opgedane oudervinding dat het
Zweedsche gietstaal (zonder smeden) een uitste
kend kanonmateriaal is, waarvan de veiligheid
bij het gebruik niets te wenschen overlaat.
Gaarne nemen wij dit naar aanleiding van de
besproken proef aan, maar vermeenen toch, dat
een doelmatig smeden na het gieten niet anders
dan gunstig op de gelijkslachtigheid en sterkte
van het materiaal kan werken.
Natuurlijk ligt het in den aard der zaak, dat
aan de geschutgieterij van Finspong ook andere
zaken dan kanons, affuiten en projectielen wor
den vervaardigd; terwijl ten slotte door de
schrijvers vermeld wordt, dat zij, die nadere in
lichtingen verlangen, slechts behoeven te schrij
ven aan het volgende adres: »Sociétéanonyme
de la Fonderie de Canons a Finspong (öuède)".
Bij het doen der bestelling van eenig voorwerp
behoeft men eenvoudig de hoofdeigenschappen te
vermelden waaraan dit moet voldoen; de fabriek
belast zich dan met het maken van een plan,
dat zij daarna aan de goedkeuring van den be
steller onderwerpt.
VERBETERING.
In No. 680 (6 Juli jl.) van dit blad, bladz. 5,
tweede kolom regel 6 v. b. staat: »Fegnér", lees
Tegnêr; in dezelfde kolom regel 6 v. o. staat
10 pCt. Förola-erts", lees 80 pCt. Förola erts.
In de derde kolom regel 8 v. b staat het T
rolaerts", lees het Förola-erts; regel 40 v. b. staat
Fir"' lees Tir.
DE THEATROPHOON.
In de Répiiblique Frangaise geeft Groselaude"
een half ernstig, half gekscherend artikeltje over de
nieuwe toepassing der electriciteit, den
theatrophoon.
..Het vraagstuk van de ventilatie der schouw
burgen heeft een groote schrede vooruit gedaan;
voortaan zal men in de maand Juli, zonder
eenigszins van de warmte te hj'den te hebben, tooneel
en muziek kunnen genieten.
Het procédéis allereenvoudigst; gij gaat in 't
voorbijloopen even de vestibule van het Nouveaut
stheater binnen, waar de temperatuur ongeveer
dezelfde is als op den boulevard; ge vindt daar
een reeks kleine toestellen, elegant van vorm en
nog versierd met een aardige teekening van Ch
ret; ge brengt aan uw oor de telephoonbuisjes
die aan elke zijde er naast hangen; en daarna
hebt ge slechts 50 centimes in een daartoe aan
gebrachte spaarpotreet te steken, om terstond te
hooren wat er op belangrijken afstand in de
schouwburgen gezongen, verteld of georkest wordt.
My dunkt dat zyn wel de wonderen der weten
schap !
Na vijf minuten (want voor uw tien sous krijgt
ge geen seconde langer) hernieuwt ge het offer
van uw zilverstukje, en als ge er wat veel in
uw zak hebt, hangt het alleen van u zelf af, u
op de opera of comedie te tracteeren tot den
laatsten omnibus, zonder jas of hoed te behoeven
af te staan; op die wijze komt het tooneel u op
10 centimes de minuut, maar de besparing aan
fooien voor ouvreuses maakt dat ruim goed.
Dat is dus de Theatrophoon; ik maak overigens
er geen aanspraak op, hem u te doen kennen,
want geheel Parijs heeft reeds gedefileerd in de
vestibule der Nouveautes, om de eerste toestellen
te zien werken. De H.H. Marinowitch en Szarvady
hebben hier hun eerste proef gewaagd; tegen het
nieuwe tooneelsaizoen hopen zij met het groote
net gereed te zijn, dat alle groote clubs, hotels
en eerste restaurants met de schouwburgen in ge
meenschap zal brengen.
Wat inrichting betreft is de theatrophoon een
vernuftige combinatie van het beginsel der auto
matische balansen en van den telephoon; het
vallen van het zilverstukje doet door zijn gewicht
een hefboom omslaan en stelt den electrischen
stroom in beweging, dio door een uurwerk gere
geld wordt. De wijzerplaat van dit uurwerk is in
vijf minuten rondgeloopen en zichtbaar; men kan
dus weten hoelang men nog te genieten heeft.
Deze wijzerplaat kan tevens dienen om eieren
naar te koken; alleen bestaat er gevaar, dat de
keukenmeid, geheel verloren in het genot van
hetgeen zij hoort, mocht vergeten de eieren uit
den ketel te halen ; maar zoo heeft iedere groote
zaak haar kleine schaduwzijden.
Wie in staat is, zich tien minuten achter elkaar
den theatrophoon te veroorloven, kan den franc
inéns erin werpen om het genot onafgebroken
te smaken. Nog is er aan den rechterkant van
den toestel een bakje dat zeer de nieuwsgierig
heid opwekt; daarin worden de valsche munten,
welke door onkiesche lieden in de opening wer
den gestopt, met verachting neergesmeten; de
theatrophoon is niet minder goed gedresseerd dan
de poedel van den bekenden blindeman, en wei
gort meedoogenloos alle niet gangbare munt. Er
is over gedacht, aan het bakje een machine te
verbinden die, door middel van een sterken stroom,
den oneerlijken inwerper vasthield tot de eerste
ronde van don politieagent, maar men heeft be
sloten, den bedrijver alloen aan de kwellingen
van zijn geweten over te laten, dat even luid
tikken zal, als de munt, welke in het
schandobakje valt.
2de Jaargang,
Schaakspel.
13 Juli 1890.
OVERZICHT DER MEEST GEBRUIKELIJKE SPELOPXEMÏNGEN.
1234567
Russische verdediging e4, e5 P.f3, P f6
Philidors verdediging
Deensche Gambiet
Spaansche partij
Engelsche partij
Schotsche partij .
Schotsche Gambiet ,
Tweepaardspel in de
nahand .
Italiaansche partij ,
Evans Gambiet
Vierpaardspel ,
Noordsche Gambiet ,
Centrum opening ,
Weener party ,
Steinitz Gambiet
d6
f5
P.c6
c3
dl.
d4, ed4:
P.c3
fP.f6
\L.c5
P.c6
P.e5:, dG
f d4
\L.c4
P.eö: P.cG
T K-laG
r MWG
d5!
ed4:
L.c4 P.f6P.g5,
c3
P.f3, P.e4:;d4,
L.a4 P f6
o?o P.e4::
D.a4, f6,L.b5, P.e7; j
p ,,.fL.c5L.e3, D.fG'cS, P.e7j
'\l'. f6 P.c6:, bcG:
L.cl P.tG! o?o, L.có] \
\ \ \
d5 edö: P.a5 L.b5t, cGjdcG:, bcG: L.e2, liG
L.c5
P.c3, P.f6L.b5, L.M o?o, o-o!d3,
c3, dc3:
D.d4:,P.c6
f4,
f4,
f4.
d5
d6
ef4:
d3, P.fG
P.c3
b4, L.b4:
c3,
ed4: o-o
dG!
L.c4, cb2L.b2:LMtl'. d2
D.e3
d4, D.b4t K.e2 15,
f:lG
:2 L'5
In het voorgaande nummer gaven wij eene ver
klaring der teekens en verkortingen bij het
schaakspel gebruikelijk, welke echter zoo on
duidelijk is, dat \vij meencn die te moeten
herhalen: K. koning, 1), =z dame of koningin,
T. kasteel of toren, l'. paani, L. looper,
staat geen letter vóór den zet, dan is daarmede
de pion bedoeld.
-f- betcekent schaak, +" neemt met schaak,
± schaakmat. 4 neemt met schaakmat.
P. fii X e"' bet. P- neemt có of in verkorte
schrijfwijze P. e5 : kan de pion eó eveneens door
het andere paard geslagen worden, zoo schrijft
men l'. fe5: In verkorten vorm is d4 X e«r'
de5, dus d4 neemt e5.
MEDEDEELINGEN.
Een zooeven verschenen Engelsch blad, deelt
de volgende schaaknieuwtjes mede: 14 Juli a.s.
zal de lang besproken match tusschen den veteraan
J. II. Blackburne en den jeugdigen kampioen F.
Lee een aanvang nemen. Inzet /' 300 van weers
zijden.
De prijzen voor het groote Internationale con
gres te Manchester zijn voorloopig aldus vastgesteld:
Ie prijs ? 960, 2e f 720, 3e /' 600, 4e ? 480,
DE STEENKLOPPEB,
door CAEL SCHÖNFELD. «
Zwaar en langzaam rolde ons rijtuig den on»
gewoon stellen bergstraatweg af, die met bewon
derenswaardige stoutheid aan de verbrijzelde
bergreuzen door dynamietboringen, tunnel werken en
duizelingwekkende bruggen ontworsteld was.
Groote, uit de bergen gehouwen rotsblokken,.
waren aan den rand van den afgrond als'een
beschuttingsmuur tegen ongelukken regelmatig
rechtop gezet. De smalle rijweg, die slechts op
enkele plaatsen verbreed was om uit te wjjken
voor voertuigen die men tegenkwam, was geheel
met ongeveer gelijke stukjes steen belegd; van
deze lagen, voor mogelijke verbetering van den
weg, eene groote menigte met gelijke
tusschenruimten aan den kant van den straatweg opge
stapeld, in een vorm die deed denken aan groote
vierkante doodkisten.
Van het als tooverachtig schoon, beroemde
panorama, dat zich op dezen weg bij een hel
dere lucht voor den reiziger opent, was heden
niets te zien. Ofschoon de kalender het midden
van den zomer aanwees, heerschte er toch eene
bijna winterachtige weersgesteldheid. Een zware
nevel was naar beneden gekomen en liet den
weg vóór ons nauwelijks op eenige schreden vrg.,
Een zachte wind, niet sterk genoeg om den mist
te verdrijven, joeg ons de vochtigheid die in de
lucht zweefde, in het gezicht, en slechts een
flauw schijnsel aan den hemel, liet vermoeden,
dat de zon, die korten tijd geleden opgegaan
was, zich daar bevond. Onze koetsier had de
poging om eenige tonen aan zijn posthoorn te
ontlokken, spoedig opgegeven, daar de paarden
bij zulk weer op den steilen straatweg zijne
geheele aandacht in beslag namen. Ik zat in den
meest beschutten hoek van den coup
achterovergeleund evenals mijn reisgezel, de arts uit
het stadje in het dal, waar we nu heenreden.
Hij was den vorigen avond naar het meer dan
duizend voet hooger gelegen alpendorp geroepen
om in een der beide groote hotels, die zich daar
boven bevinden, een toerist te verbinden, die op
een gletschertocht een ongeluk had gekregen.
We waren tot nog toe niemand tegengekomen;
geen enkel geluid van een levend wezen had zich
laten hooren, toen ons plotseling een mannen
stem tegenklonk, die een zwaarmoedige eentonige
melodie zong.
Onze wagen draaide kort daarop om eene
bocht van den straatweg, en in de buurt van
een dier doodkistachtige steenhoopen zagen we
een steenklopper, van wien het gezang af komstig
was. Hij zat op een laag rotsblok, had zijn
hamer op den vóór hem liggenden hoop steenea
geplaatst, rustte met de beide handen daarop en
met zijn kin op deze. Het bovenste gedeelte van
zijn lichaam was ver voorover gebogen en met
zijne oogen zonder uitdrukking op het ledige
starend, zong hij zijne eentonige wijs. Ik hui
verde toen ik hem zag. De koude regen, die
intusschen begonnen was te vallen, druppelde on
gehinderd op hem neder en had hem reeds geheel
doorweekt, daar hij behalve een grove linnen broek
en een verscheurd bont hemd niets aan het lijf
had. Dicht bij hem lag een kleine vilten hoed
vol gaten en van zijn haar en baard droppelde
het water op zijne knieën. Eerst toen we vlak
bij hem waren zag ik dat hij geen voeten had
en de beenen maar stompjes waren, die onder de
knieën eindigden. Onze koetsier riep hem een
goeden dag toe; maar hij scheen ons in het
geheel niet te zien en onvermoeid zong hij zijne
melodie even gelijkmatig en zonder uitdruk
king als de eentonige lijkzang dien men dikwijls
bij begrafenissen hoort en waarbij de zingende in
het geheel niets gevoelt.
Ik wendde mij tot mijn buurman met de
vraag, of de arme man gedwongen was zijn
treurigen arbeid ba zulk een weer vol te houden.
»0! neen," luidde het antwoord, »maar hij wil
niet in zijne hut kruipen. Dikwijls blijft hij ook
's nachts er buiten liggen. De arme drommel Is
geheel krankzinnig. Eens was hij de verstandig
ste en knapste jongen uit het dorp."
»En hoe werd hij zoo krankzinnig?" vroeg ik.
"De geschiedenis is heel eenvoudig en ook
niet nieuw; wilt ge ze hooren?"
»Zeer gaarne." Hier is ze zooals mijn reis
genoot ze me vertelde.
»Anton was, zooals ik zeide, een knappe jon
gen, de knapste in den geheelen omtrek. Hij
was koetsier bij den postmeester, die hem bijna
altijd, op bijzonder verzoek van de zomergasten,
als gids in het gebergte moest meegeven, omdat
hij altijd vroolijk en vriendelijk was en zijn in
nemende manieren gunstig afstaken bij de
boersche gewoonten van de overige koetsiers. Altijd
met zorg gekleed, had hij in zijn postiljonspak
spoedig op menig vrouwenhart een meer dan
voorbijgaanden indruk gemaakt, maar hij nam
nooit de gelegenheid waar om van eenig daaruit
voortspruitend voordeel gebruik te maken. H$
vergenoegde zich met de buitengewoon groote
fooien die hem ten deel vielen en bleef zijne
Rosa trouw. Dit was de dochter van den post
meester, en op haar was de jongeling tot over
zijne ooren verliefd. Als hij laat in den nacht
van een langen tocht terugkwam, klom hij, om
dat de vader er niets van mocht merken, over
de tuitihaag, floot heel zacht als een vogel, n
dan kwam de mooie Rosa naar beneden en
vloog in zijne armen. Dikwijls zagen de buren
het tweetal tot aan het krieken van den dag bij
elkander zitten, maar niemand verried het mooie,
jonge paar.
Anton had van zijne moeder een klein ver
mogen geërfd. Hij verloofde zich in het geheim
met zijne geliefde, en er werd bepaald, dat h^j
den strengen en opbruischenden vader om hare
hand zou vragen, zoo gauw hij uit de stad en
uit den dienst terugkwam, waar hij binnenkort
heen moest. Zij had hem eeuwige trouw gezwo
ren, en hij was vertrokken naar de kazerne.
Eens op een dag echter onderschepte de vader
een brief, dien Anton aan zijne geliefde geschre
ven had en dien de brievenbesteller haar stilletjes
wilde in handen spelen.
Dit had een vreeselijk tooneel tengevolge,
waarna de vader zijne dochter opsloot in hare
kamer, waar ze weken lang niet uit mocht. Ze
vond gelegenheid Anton nog een brief te doen
bezorgen, waarin ze hem alles meedeelde, hem
eeuwige trouw zwoer en hem verzocht niet meer