De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 13 juli pagina 5

13 juli 1890 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

?een gietstalen kanon een zwaarder ringkanon van gietijzer nemen, dat bovendien 25 pCt. minder kost. Juist in dezen tijd, zeggen de ?schrijvers, worden uitgebreide versterkingen met eene kostbare bewapening vereischt, en is het niet overschillig of deze laatste voor een veel lageren prijs kan worden aangeschaft. Werkelijk zijn, door verschillende Rijken aan de geschutgieterij van Finspong belangrijke be stellingen gedaan van gietijzeren kanonnen van verschillend kaliber met stalen ringen voorzien. Hoe verleidelijk bovenstaande beschouwing nu ?ook klinke, zoo mogen wij toch de opmerking niet achterwege laten, dat alhoewel de deugd zaamheid van het kanongietijzer van Finspong allen lof verdient, aan het zachte gietstaal toch de voorkeur moet gegeven worden, zoowel wat de volstrekte vastheid (sterkte) als duurzaamheid van dit materiaal betreft. Voor de reeds zeer zware vuurmonden van groot kaliber is elke bedangrijke vermeerdering van gewicht ongewenscht. Verder komt het ons voor, dat bij deze soort van vuurmonden, de hoogere prijs per stuk der gietstalen lingkanonnen door het grooter aantal schoten dat daaruit kan gedaan, en de meerdere ?uitwerking welke daarmede verkregen kan wor den, wel opweegt tegen den lageren prijs der gietijzeren ringkanonnen. Onzes inziens kunnen deze laatsten tegenwoordig alleen met voordeel worden aangewend voor mortieren enhouwitsers »f korte kanonnen, waarin de spanning der buskruitgassen veel minde; is dan bij de lange kanoBS. In hoofdstuk II *Bouches a feu en acier" wordt de belangrijke mededeeling gedaan, dat de Iranonnen van Zweedseh gietstaal te Finspong «Heen gegoten, en niet zooals bij Krnpp en el ders daarna nog gesmeed geworden. Volgens de te Fingpong genomen proeven en opgedane on?dervinding is, in de eerste plaats door de uit muntende grondstof, laatstgenoemde kostbare be werking overbodig en schijnt men door de wijze van gieten en verdere behandeling van de staalblokken er in geslaagd te zijn om xander sme den galvrije kanonnen te vervaardigen; hierdoor kan de prijs dier vuurmonden ook lager zijn dan in andere fabrieken. Strek- en breekproeven hebben verder geleerd dat de sterkte van dit Zweedsche gietstaal niet onderdoet voor het beste materiaal van ?dezelfde soort, dat elders vervaardigd wordt. Om een denkbeeld te geven van de deugdzaamheid en uitmuntende eigenschappen van het Zweedsche gietstaal, zij het navolgende medegedeeld: In 1869 werden te Finspong proeven genomen tegen een 30 cM. dikke pantserschijf (6 smeedijzeren platen ieder dik 5 cM), welke ook door Prins Oscar (tegenwoordig koning van Zweden) werden bijgewoond, en waarbij o. a. met volle puntko?gels uit een gietijzeren achterlaadringkanon van 24 «M. kaliber geschoten; een dezer projectielen was van ongesmeed Zweedseh gietstaal. De ko gel doorboorde slechts even de geheele dikte der schijf, veerde terug en werd vlak voor de schijf teruggevonden ; hij was gaaf, niet opgestuikt en zonder eenige scheur of ander gebrek, alleen waren de metalen nokken natuurlijk ge lijk met het oppervlak van het projectiel wegge rukt en was het kegelvormig vooreinde door de wrijving een weinig afgesleten. Verder vindt men in dit werkje eenige gegevens betreffende de gietijzeren ringkanonnen en stalen vnurmonden, welke door de geschutgieterij van Finspong voor de Zweedsche en Deensche regee ringen zijn vervaardigd; terwijl een zestal platen met afbeeldingen van projectielen, kanonnen en affuiten, die aldaar gefabriceerd zijn, den tekst ophelderen. II. Het boven onder 2 genoemde geschrift bevat de uitkomsten eener vergelijkende proef met stalen pantsergranaten van Krupp en Fin spong. Na eene korte inleiding, waarbij gewezen wordt op de moeilijkheid om de pantsergranaten zoo sterk te maken, dat ze bij de groote snelheid, -die tegenwoordig aan die projectielen wordt me degedeeld, zonder te breken een pantserschijf doorboren, volgt het verslag der proef in Maart, in Mei 1889 door de Zweedsche marine te Carlskrona genomen. De gietstalen pantserschijf bezat eene dikte van '27 c.M., terwijl het kanon van 15 c.M. kaliber der Zweedsche marine op een afstand van 93 M. van de schijf was opgesteld. De pantsergranaten hadden een gewicht van 45,4 Kg.; de buskruitlading varieerde van 16 tot 24 Kg. en de trefsnelheid (d. i. de snelheid van de granaat op het oogenblik dat deze de schijf treft) van 508 tot 587 M. De Finspongsche granaten waren van ongesmeed gegoten staal. Met beide soorten van projectielen werden drie schoten gedaan. De drie granaten van Krupp doorboorden de ?ehijf; de twee eerste bleven daarin steken en waren in verscheidene stukken gebroken ; de derde was in zijn geheel gebleven, maar had verschil lende scheuren bekomen, en werd 4 M. vóór de schijf teruggevonden. De drie granaten van Fiaspong doorboorden de schijf; de twee eerste werden op korten af stand vóór deze teruggevonden; de derde bleef in de schijf steken; alle drie waren in hun ge heel gebleven, zonder scheuren, maar, evenals die van Krupp, een weinig korter geworden en opgestuikt. Een drietal platen geeft eene voor stelling van den toestand der granaten na het schot. Voor zoover eene juiste vergelijking tusschen de hoedanigheid dezer twee soorten van pantsergranaten mogelijk is, kan men gerustelijk aannemen, dat die van Finspong zich minstens even sterk zoo niet sterker dan die van Krupp hebben getoond. III. In het derde door ons genoemde ge schrift wordt een overzicht gegeven van een geweldpioef (springproef) met een stalen buis, welke (later van stalen ringen voorzien) had moeten dienen voor een kanon van 12 cM. ka liber der Zweedsche marine. Deze buis was wegens twee lengtescheuren in het buitenopper vlak afgekeurd. De scheuren waren niet diep en lieten, nadat de buis uitwendig, op de goede middellijn om gefretteerd (beringd) te worden, was afgedraaid, slechts strepen na; toch werd gevreesd, dat deze nog de aanduiding eener die per liggende fout waren in de afkeuring bleef gehandhaafd. Om na te gaan aan welke kracht deze buis weerstand zou kunnen bieden, werd zij aan eene springproef onderworpen. Vooraf was zij evenwel uit- en inwendig geheel afgewerkt, alsof zij voor een gewoon kanon moest dienen, doch slechts op het juiste kaliber van 12,14 cM..gladgeboord (niet getrokken) en daarna gehard. Eenvoudigheidshalve werd geen (achter) sluitingstoestel aangebracht, maar geschiedde de lading langs de monding; het zundgat was in het achtervlak der buis in de richting van de as der ziel aan gebracht. De buis had eene totale lengte van 3,135 M., de groofste metaaldikte van het 1.52 M, lange cilindrische achtergedeelte bedroeg 9 cM.; bij den bodem der ziel (stootbodem), die den halven bolvorm bezat, was de kleinste metaaldikte 19 cM. Verder zij medegedeeld, dat bovenbedoeld kanon van 12 cM. kaliber bestemd is om daar uit met eene lading van 6.25 K.G. projectielen te schieten van 22 K.G. gewicht, zoodat deze eene aanvankelijke snelheid van 450 M. verkrij gen en de maximum spankracht der buskruitgassen 2100 atmosfeer bedraagt. De proef had C' ats van 10 tot 17 Mei 1889. De buskruiting werd opvolgend van 5 tot 13.5 K.G., het gewicht van het projectiel (zijnde volle cylinders van kanongietijzer ieder 50 a 75 K.G. wegende) van 50 tot 100 K.G. opgevoerd. Bij het 29ste schot (het derde met de maximum buskruitlading en gewicht van projectie)) sprong de buis. Na het 21ste schot (bij eene buskr. lad. van 11.5 K.G. en een gew. v. proj. v. 50 K.G.) was de grootste verwijding der ziel, op 80 cM. van het achter einde daarvan gelegen. 1,8 m.M. De maximum gasspanning bedroeg bij het eerste schot ruim 3300 atmosfeeren, bij het 7de schot (buskr. lad. 8 K.G., gew. proj. 50 K.G) ruim 6300 atm., is bij de volgende schoten niet geme ten kunnen worden, maar was bij het springen natuurlijk veel hooger. Bij strekproeven van kleine staven, uit het vooren achtergedeelte der geharde buis genomen, verkreeg men de volgende gemiddelde uitkomsten: Grens der veerkracht, bij een kracht van 27 K.G. per m.M.2; de verlenging vóór het breken be droeg (over eene lengte van 100 m.M.) 17 pCt. van de lengte; breking had plaats bij eene kracht van 62 KG. per m.M.3. Eene bij het verslag gevoegde plaat geeft eene afbeelding van de buis vóór het schieten en van de wijze hoe het kanon gesprongen is. In hoe veel stukken dit springen (over de grootste ach terhelft van de buis) plaats had, wordt niet vermeld, maar volgens de teekening zou dat aantal minstens 10 bedragen. Geen der stukken had zich volgens de lengteseheuren, voor welke de buis was afgekeurd, afgescheiden, men mag daaruit dus afleiden, dat die geen noemenswaardigen nadeeligen invloed op de sterkte der buis hebben uitgeoefend. De uitslag dezer geweldproef kan schitterend genoemd worden, en bevestigt, zooals ook aan het einde van het verslag gezegd wordt, de in Zweden reeds opgedane oudervinding dat het Zweedsche gietstaal (zonder smeden) een uitste kend kanonmateriaal is, waarvan de veiligheid bij het gebruik niets te wenschen overlaat. Gaarne nemen wij dit naar aanleiding van de besproken proef aan, maar vermeenen toch, dat een doelmatig smeden na het gieten niet anders dan gunstig op de gelijkslachtigheid en sterkte van het materiaal kan werken. Natuurlijk ligt het in den aard der zaak, dat aan de geschutgieterij van Finspong ook andere zaken dan kanons, affuiten en projectielen wor den vervaardigd; terwijl ten slotte door de schrijvers vermeld wordt, dat zij, die nadere in lichtingen verlangen, slechts behoeven te schrij ven aan het volgende adres: »Sociétéanonyme de la Fonderie de Canons a Finspong (öuède)". Bij het doen der bestelling van eenig voorwerp behoeft men eenvoudig de hoofdeigenschappen te vermelden waaraan dit moet voldoen; de fabriek belast zich dan met het maken van een plan, dat zij daarna aan de goedkeuring van den be steller onderwerpt. VERBETERING. In No. 680 (6 Juli jl.) van dit blad, bladz. 5, tweede kolom regel 6 v. b. staat: »Fegnér", lees Tegnêr; in dezelfde kolom regel 6 v. o. staat 10 pCt. Förola-erts", lees 80 pCt. Förola erts. In de derde kolom regel 8 v. b staat het T rolaerts", lees het Förola-erts; regel 40 v. b. staat Fir"' lees Tir. DE THEATROPHOON. In de Répiiblique Frangaise geeft Groselaude" een half ernstig, half gekscherend artikeltje over de nieuwe toepassing der electriciteit, den theatrophoon. ..Het vraagstuk van de ventilatie der schouw burgen heeft een groote schrede vooruit gedaan; voortaan zal men in de maand Juli, zonder eenigszins van de warmte te hj'den te hebben, tooneel en muziek kunnen genieten. Het procédéis allereenvoudigst; gij gaat in 't voorbijloopen even de vestibule van het Nouveaut stheater binnen, waar de temperatuur ongeveer dezelfde is als op den boulevard; ge vindt daar een reeks kleine toestellen, elegant van vorm en nog versierd met een aardige teekening van Ch ret; ge brengt aan uw oor de telephoonbuisjes die aan elke zijde er naast hangen; en daarna hebt ge slechts 50 centimes in een daartoe aan gebrachte spaarpotreet te steken, om terstond te hooren wat er op belangrijken afstand in de schouwburgen gezongen, verteld of georkest wordt. My dunkt dat zyn wel de wonderen der weten schap ! Na vijf minuten (want voor uw tien sous krijgt ge geen seconde langer) hernieuwt ge het offer van uw zilverstukje, en als ge er wat veel in uw zak hebt, hangt het alleen van u zelf af, u op de opera of comedie te tracteeren tot den laatsten omnibus, zonder jas of hoed te behoeven af te staan; op die wijze komt het tooneel u op 10 centimes de minuut, maar de besparing aan fooien voor ouvreuses maakt dat ruim goed. Dat is dus de Theatrophoon; ik maak overigens er geen aanspraak op, hem u te doen kennen, want geheel Parijs heeft reeds gedefileerd in de vestibule der Nouveautes, om de eerste toestellen te zien werken. De H.H. Marinowitch en Szarvady hebben hier hun eerste proef gewaagd; tegen het nieuwe tooneelsaizoen hopen zij met het groote net gereed te zijn, dat alle groote clubs, hotels en eerste restaurants met de schouwburgen in ge meenschap zal brengen. Wat inrichting betreft is de theatrophoon een vernuftige combinatie van het beginsel der auto matische balansen en van den telephoon; het vallen van het zilverstukje doet door zijn gewicht een hefboom omslaan en stelt den electrischen stroom in beweging, dio door een uurwerk gere geld wordt. De wijzerplaat van dit uurwerk is in vijf minuten rondgeloopen en zichtbaar; men kan dus weten hoelang men nog te genieten heeft. Deze wijzerplaat kan tevens dienen om eieren naar te koken; alleen bestaat er gevaar, dat de keukenmeid, geheel verloren in het genot van hetgeen zij hoort, mocht vergeten de eieren uit den ketel te halen ; maar zoo heeft iedere groote zaak haar kleine schaduwzijden. Wie in staat is, zich tien minuten achter elkaar den theatrophoon te veroorloven, kan den franc inéns erin werpen om het genot onafgebroken te smaken. Nog is er aan den rechterkant van den toestel een bakje dat zeer de nieuwsgierig heid opwekt; daarin worden de valsche munten, welke door onkiesche lieden in de opening wer den gestopt, met verachting neergesmeten; de theatrophoon is niet minder goed gedresseerd dan de poedel van den bekenden blindeman, en wei gort meedoogenloos alle niet gangbare munt. Er is over gedacht, aan het bakje een machine te verbinden die, door middel van een sterken stroom, den oneerlijken inwerper vasthield tot de eerste ronde van don politieagent, maar men heeft be sloten, den bedrijver alloen aan de kwellingen van zijn geweten over te laten, dat even luid tikken zal, als de munt, welke in het schandobakje valt. 2de Jaargang, Schaakspel. 13 Juli 1890. OVERZICHT DER MEEST GEBRUIKELIJKE SPELOPXEMÏNGEN. 1234567 Russische verdediging e4, e5 P.f3, P f6 Philidors verdediging Deensche Gambiet Spaansche partij Engelsche partij Schotsche partij . Schotsche Gambiet , Tweepaardspel in de nahand . Italiaansche partij , Evans Gambiet Vierpaardspel , Noordsche Gambiet , Centrum opening , Weener party , Steinitz Gambiet d6 f5 P.c6 c3 dl. d4, ed4: P.c3 fP.f6 \L.c5 P.c6 P.e5:, dG f d4 \L.c4 P.eö: P.cG T K-laG r MWG d5! ed4: L.c4 P.f6P.g5, c3 P.f3, P.e4:;d4, L.a4 P f6 o?o P.e4:: D.a4, f6,L.b5, P.e7; j p ,,.fL.c5L.e3, D.fG'cS, P.e7j '\l'. f6 P.c6:, bcG: L.cl P.tG! o?o, L.có] \ \ \ \ d5 edö: P.a5 L.b5t, cGjdcG:, bcG: L.e2, liG L.c5 P.c3, P.f6L.b5, L.M o?o, o-o!d3, c3, dc3: D.d4:,P.c6 f4, f4, f4. d5 d6 ef4: d3, P.fG P.c3 b4, L.b4: c3, ed4: o-o dG! L.c4, cb2L.b2:LMtl'. d2 D.e3 d4, D.b4t K.e2 15, f:lG :2 L'5 In het voorgaande nummer gaven wij eene ver klaring der teekens en verkortingen bij het schaakspel gebruikelijk, welke echter zoo on duidelijk is, dat \vij meencn die te moeten herhalen: K. koning, 1), =z dame of koningin, T. kasteel of toren, l'. paani, L. looper, staat geen letter vóór den zet, dan is daarmede de pion bedoeld. -f- betcekent schaak, +" neemt met schaak, ± schaakmat. 4 neemt met schaakmat. P. fii X e"' bet. P- neemt có of in verkorte schrijfwijze P. e5 : kan de pion eó eveneens door het andere paard geslagen worden, zoo schrijft men l'. fe5: In verkorten vorm is d4 X e«r' de5, dus d4 neemt e5. MEDEDEELINGEN. Een zooeven verschenen Engelsch blad, deelt de volgende schaaknieuwtjes mede: 14 Juli a.s. zal de lang besproken match tusschen den veteraan J. II. Blackburne en den jeugdigen kampioen F. Lee een aanvang nemen. Inzet /' 300 van weers zijden. De prijzen voor het groote Internationale con gres te Manchester zijn voorloopig aldus vastgesteld: Ie prijs ? 960, 2e f 720, 3e /' 600, 4e ? 480, DE STEENKLOPPEB, door CAEL SCHÖNFELD. « Zwaar en langzaam rolde ons rijtuig den on» gewoon stellen bergstraatweg af, die met bewon derenswaardige stoutheid aan de verbrijzelde bergreuzen door dynamietboringen, tunnel werken en duizelingwekkende bruggen ontworsteld was. Groote, uit de bergen gehouwen rotsblokken,. waren aan den rand van den afgrond als'een beschuttingsmuur tegen ongelukken regelmatig rechtop gezet. De smalle rijweg, die slechts op enkele plaatsen verbreed was om uit te wjjken voor voertuigen die men tegenkwam, was geheel met ongeveer gelijke stukjes steen belegd; van deze lagen, voor mogelijke verbetering van den weg, eene groote menigte met gelijke tusschenruimten aan den kant van den straatweg opge stapeld, in een vorm die deed denken aan groote vierkante doodkisten. Van het als tooverachtig schoon, beroemde panorama, dat zich op dezen weg bij een hel dere lucht voor den reiziger opent, was heden niets te zien. Ofschoon de kalender het midden van den zomer aanwees, heerschte er toch eene bijna winterachtige weersgesteldheid. Een zware nevel was naar beneden gekomen en liet den weg vóór ons nauwelijks op eenige schreden vrg., Een zachte wind, niet sterk genoeg om den mist te verdrijven, joeg ons de vochtigheid die in de lucht zweefde, in het gezicht, en slechts een flauw schijnsel aan den hemel, liet vermoeden, dat de zon, die korten tijd geleden opgegaan was, zich daar bevond. Onze koetsier had de poging om eenige tonen aan zijn posthoorn te ontlokken, spoedig opgegeven, daar de paarden bij zulk weer op den steilen straatweg zijne geheele aandacht in beslag namen. Ik zat in den meest beschutten hoek van den coup achterovergeleund evenals mijn reisgezel, de arts uit het stadje in het dal, waar we nu heenreden. Hij was den vorigen avond naar het meer dan duizend voet hooger gelegen alpendorp geroepen om in een der beide groote hotels, die zich daar boven bevinden, een toerist te verbinden, die op een gletschertocht een ongeluk had gekregen. We waren tot nog toe niemand tegengekomen; geen enkel geluid van een levend wezen had zich laten hooren, toen ons plotseling een mannen stem tegenklonk, die een zwaarmoedige eentonige melodie zong. Onze wagen draaide kort daarop om eene bocht van den straatweg, en in de buurt van een dier doodkistachtige steenhoopen zagen we een steenklopper, van wien het gezang af komstig was. Hij zat op een laag rotsblok, had zijn hamer op den vóór hem liggenden hoop steenea geplaatst, rustte met de beide handen daarop en met zijn kin op deze. Het bovenste gedeelte van zijn lichaam was ver voorover gebogen en met zijne oogen zonder uitdrukking op het ledige starend, zong hij zijne eentonige wijs. Ik hui verde toen ik hem zag. De koude regen, die intusschen begonnen was te vallen, druppelde on gehinderd op hem neder en had hem reeds geheel doorweekt, daar hij behalve een grove linnen broek en een verscheurd bont hemd niets aan het lijf had. Dicht bij hem lag een kleine vilten hoed vol gaten en van zijn haar en baard droppelde het water op zijne knieën. Eerst toen we vlak bij hem waren zag ik dat hij geen voeten had en de beenen maar stompjes waren, die onder de knieën eindigden. Onze koetsier riep hem een goeden dag toe; maar hij scheen ons in het geheel niet te zien en onvermoeid zong hij zijne melodie even gelijkmatig en zonder uitdruk king als de eentonige lijkzang dien men dikwijls bij begrafenissen hoort en waarbij de zingende in het geheel niets gevoelt. Ik wendde mij tot mijn buurman met de vraag, of de arme man gedwongen was zijn treurigen arbeid ba zulk een weer vol te houden. »0! neen," luidde het antwoord, »maar hij wil niet in zijne hut kruipen. Dikwijls blijft hij ook 's nachts er buiten liggen. De arme drommel Is geheel krankzinnig. Eens was hij de verstandig ste en knapste jongen uit het dorp." »En hoe werd hij zoo krankzinnig?" vroeg ik. "De geschiedenis is heel eenvoudig en ook niet nieuw; wilt ge ze hooren?" »Zeer gaarne." Hier is ze zooals mijn reis genoot ze me vertelde. »Anton was, zooals ik zeide, een knappe jon gen, de knapste in den geheelen omtrek. Hij was koetsier bij den postmeester, die hem bijna altijd, op bijzonder verzoek van de zomergasten, als gids in het gebergte moest meegeven, omdat hij altijd vroolijk en vriendelijk was en zijn in nemende manieren gunstig afstaken bij de boersche gewoonten van de overige koetsiers. Altijd met zorg gekleed, had hij in zijn postiljonspak spoedig op menig vrouwenhart een meer dan voorbijgaanden indruk gemaakt, maar hij nam nooit de gelegenheid waar om van eenig daaruit voortspruitend voordeel gebruik te maken. H$ vergenoegde zich met de buitengewoon groote fooien die hem ten deel vielen en bleef zijne Rosa trouw. Dit was de dochter van den post meester, en op haar was de jongeling tot over zijne ooren verliefd. Als hij laat in den nacht van een langen tocht terugkwam, klom hij, om dat de vader er niets van mocht merken, over de tuitihaag, floot heel zacht als een vogel, n dan kwam de mooie Rosa naar beneden en vloog in zijne armen. Dikwijls zagen de buren het tweetal tot aan het krieken van den dag bij elkander zitten, maar niemand verried het mooie, jonge paar. Anton had van zijne moeder een klein ver mogen geërfd. Hij verloofde zich in het geheim met zijne geliefde, en er werd bepaald, dat h^j den strengen en opbruischenden vader om hare hand zou vragen, zoo gauw hij uit de stad en uit den dienst terugkwam, waar hij binnenkort heen moest. Zij had hem eeuwige trouw gezwo ren, en hij was vertrokken naar de kazerne. Eens op een dag echter onderschepte de vader een brief, dien Anton aan zijne geliefde geschre ven had en dien de brievenbesteller haar stilletjes wilde in handen spelen. Dit had een vreeselijk tooneel tengevolge, waarna de vader zijne dochter opsloot in hare kamer, waar ze weken lang niet uit mocht. Ze vond gelegenheid Anton nog een brief te doen bezorgen, waarin ze hem alles meedeelde, hem eeuwige trouw zwoer en hem verzocht niet meer

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl