Historisch Archief 1877-1940
1MSTERDA
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschynt eiken Zaterdagavond.
Tj. VAN HOLEEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 20 Juli.
Abonnement per 3 maanden ?1.125, fr. p. post/' 1.27'
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . , 0.20
Reclames per regel _ 0.40
I N K O V D:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON: Er in geloopen. Uit de herinneringen van
een geneesheer, door Ennius. KUNST EN
LETTEREN: Tooneel te Amsterdam, door Fr.
Aanteekeningen Schilderkunst, door G. T. De
kunstenaarsvereeniging Ponto Molle." Een
merkwaardig boek, door A. J. De Russische
pers, volgens een Engelsch hoofdofficier. VA
RIA. WETENSCHAP: De hervorming der
tijdsbepaling. Het geleerden-proletariaat in
Dnitschland, door F. J. v. U. In Siberië.
SCHAAKSPEL. De dooden ryden snel, eene
liefdesgeschiedenis naar P. K. Rosegger. Voor
Dames, door E-e. ALLERLEI. RECLA
MES. BEURSOVERZICHT. ADVERTEN
TIËN.
Van verre en van nabij.
De heer Von Bismarck is weer eens aan
het praten geweest, en het heeft er allen
schijn van, dat hij ook weer eens zijn neus
voorbijgepraat heeft. Hij heeft verschillende
»stoutich-heden" aan het adres van zijnen
allergenadigsten Jieer en keizer in een ge
sprek gevlochten, dat hij wist voor publici
teit bestemd te zijn; en hij wenschte dus
klaarblijkelijk niets anders, dan daarover zijn
hart eens lucht te geven en er desnoods wat
polemiek over te voeren. Nu is het waar, dat
wij in een reclame-eeuw leven, en dat iedere
fabrikant in cacao of staatkunde zijn
eigen waar voor de beste en goedkoopste
moet verklaren net zoolang tot de menschen
het ook gaan gelooven; maar wij meenden
dat Bismarck hooger stond, dan die andere
reclame-politici, en dat hij het nageslacht zou
laten oordeelen, onpartijdig, wiens politiek het
de beste vond. Dat echter doet Bismarck niet;
hij is bang vergeten te worden, en de reclame
moet dienst doen om de algemeene aandacht
voortdurend op hem en zijn politiek gevestigd
te houden.
Nu, van reclame-maken heeft hij slag. Bij
het hoekje'van den haard, dampende uit zijn
moffenpijp en een schuimend glas
Germaniabrau voor zich, zit hij als een ontslagen
jachtopziener uittepakken over zijn
meeningen en die van zijn heer; over zijn on
gelukkig lot, en over de ondankbaarheid der
menschen, die vroeger wel bij hem kwamen
toen er nog wat te halen viel, maar nu
nee, hoor, niks meer. Ze denken zeker dat ik
de pest heb.
Wij, die van verre staan, en die klanken
hooren, wij kunnen ons niet vooorstellen, dat
het Duitschlands eerste kanselier is, die
Feuilleton.
ERIN GELOOPEN,
TJit de herinneringen van een geneesheer,
door ENNIUS.
Juist toen ik 's voormiddags na eenige
ochtendvisites in huis wilde gaan, hield een
onbekend dienstmeisje mij staande, met ver
zoek om in den loop van den dag bij haar
mevrouw te willen komen: »Mevrouw woonde
boven een garen- en bandwinkel in de Tweede
Blauwehandsteeg." Ik gaf eenige verwonde
ring te kennen, dat mevrouw naar mij had
gestuurd, omdat die straat geheel aan den
anderen kant lag, een heel eind van mij af.
»De juffrouw van beneden had vroeger hier
in den omtrek gewoond en ook aan de maag
gemankeerd, net als mevrouw, en toen had
mijnheer haar geholpen," vertelde zij tot
opheldering. Goed, ik zou komen, maar 't
zou niet heel spoedig zijn. »Dat kwam er
niet op aan, als mevrouw maar mocht weten,
hoe laat ongeveer."
Zoo'n vraag is niets ongewoons; er zijn
huisgezinnen, die zich ook zelfs tegenover
den dokter schamen voor sommige familie
verhoudingen of andere relaties, die het een
of ander niet onverwachts voor het oog van
een vreemdeling willen onthullen of verlegen
zijn met sommige huishoudelijke omstandig
heden, die zij gaarne eerst wat aan kant
daar spreekt. Is dat de man, die voor geen
middel terugdeinsde, om zijn grootsch doel,
Duitschlands eenheid, te bevorderen ; is dat
de ijzeren kanselier, die Europa de wet
voorschreef bij meer dan een gelegenheid ;
is dat de staatsman, die door zijn onbeweeg
lijke trekken, zijn energieken blik en zijn
militaire kortheid Favre en Thiers schrik
inboezemde bij de vredes-onderhandelingen;
is dat de eerste minister, die een vervolging
instelde tegen Geffcken, wegens het open
baar maken van een dagboek, dat door hem
tot de diplomatieke geheimen werd gere
kend ? En bovenal is dat de eerste dienaar
der kroon, die steeds heeft verklaard, dat
de plicht van een' vaderlander is, trouw
te blijven aan den monarch, en elk die
andere begrippen daarover koesterde tot de
vijanden des Eijks rekende ?
Diezelfde inan, een der grootste figuren die
onze eeuw kan aanwijzen, zit daar morrend
en mokkend in zijn binnenkamer, gereed om
den eersten bezoeker den besten te onthalen
op een droef veihaal van zijn miskenning en
op de betuiging, dat hij het wel anders en
beter zou doen, als hij maar weer baas was.
Wat heeft de hertog van Lauenburg dan nu
eigentlijk verteld ? Wij zullen zijn vinnige
maar ten deele welverdiende uitvallen tegen de
Duitsche pers onbesproken laten, doch hem
eens even volgen bij wat hij zeide over de
arbeidersconferentie en de arbeidswetten. Die
dragen in geen geval zijn goedkeuring weg.
Niet meegaan met den tijd en met zijn eischen
neen, tegen stroom oproeien. De
socialistenwet verscherpen, dat is beter dan arbeiders
wetten maken. Maar de keizer, door hu
manitaire beginselen gedreven, wilde tege
moet komen aan de billijke eischen der
Duitsche arbeidersklasse. Toen stelde Bis
marck de arbeiderswetten op, tegen zijn zin,
alleen als dienaar der kroon; maar hij deed
het toch. En hij gaf den keizer den raad
een conferentie bijeen te roepen om over
een internationale arbeiderswetgeving te be
raadslagen. Die conferentie moest, zoo
hoopte Bismarck, een zeef zijn, om 's keizers
vergaande denkbeelden te ziften, een rem
voor zijn al te voortvarende humaniteit.
Het is werkelijk curieus, dat de ex-kan
selier dit durft te vertellen. Hij schrijft
wetten, die hem zelf niet bevallen, en wil
een conferentie bijeenroepen, met het doel
een nutteloos werk te doen. Heeft hij wat
zijn plicht was, als dienaar der kroon naar
zijne opvatting, den keizer gezegd wat hij
dacht over deze beide zaken ? En vindt hij
het niet beleedigend voor den keizer, voor
Duitschland, voor geheel Europa, te durven
zeggen dat de Mogendheden werden
uitge
willen doen of uit het oog verwijderen voor
de komst van den dokter.
Ik gaf aan, dat ik precies om vier uur
zou komen, en juist op dat tijdstip was ik
dan ook aan de deur.
De patiënt, een groote sterk gebouwde
dame, lag te bed; haar uiterlijk was donker,
hetgeen op 't oogenblik nog meer in 't oog
viel, omdat zij erg bleek was. Zij klaagde
over voortdurende misselijkheid, vertelde dat
zij een paar maal had gebraakt, iets wat
hetgeen waarschijnlijk nog maar zeer kort
geleden was, zooals ik opmaakte uit de zweet
druppels op het voorhoofd en de afmatting
die op het gelaat geteekend stond, gepaard
aan eene eigenaardig snikkende beweging van
het voor eene vrouw bijzonder vooruitsprin
gend en daardoor zichtbaar strottenhoofd
de adamsappel, zooals de anatomen het den
naam hebben gegeven.
Eerst later herinnerde ik mij, dat zij haar
donkere haren geheel had weggeborgen on
der een niet zeer coquet mutsje en dat zij
juist daarom al heel weinig haartooi moest
bezitten 't geen mij bij dit type van vrouw
verwonderde, of haar lokken kort had af
gesneden.
Hare stem was nagenoeg fluisterende, zoo
als zij zeide, pas sedert korten tijd en ten
gevolge van pijn in de keel.
Het onderzoek van borst en maagstreek
ging gemakkelijk; wij geneesheeren heb
ben zoo dikwijls te sukkelen met ware of
voorgewende preutschheid onzer vrouwelijke
patiënten, dat ik blij was daarvan
niets te bespeuren. Daar kwam bij, dat ik
al spoedig den indruk kreeg waarschijnlijk
te doen te hebben met eene dame, wier
hunoodigd tot een werk, waarmede het tegen
deel werd beoogd, van hetgeen gezegd werd
er mede te beoogen?
Ook in zijn uitlatingen over de
socialistenwet, het verdrag met Engeland, en de
binnenlandsche politiek ligt dezelfde klein
geestige zucht tot Rechlhaberei, een man als
Bismarck onwaardig. En met het volste
recht richt de Duitsch-vrijzinnige pers tot
hem het verwijt, dat oppositie als de zijne
wél in het Parlement, maar niet in het ver
haal van een interview thuis behoort.
De toestanden in het Oosten worden met
den dag ingewikkelder. Nu de Porte heeft
medegedeeld geen antwoord te zullen zenden.
op het verzoek van Bulgarije om erkenning
der tegenwoordige regeering, schijnt
Stamboeloff voornemens het dan maar zonder die
erkenning te doen. Algemeen verwacht men
dat op den verjaardag van vorst Ferdinand's
regeering, 2/14 Augustus, de onafhankelijk
heid van Bulgarije en Oost-Rumeliëzal
worden afgekondigd. Bij wijze van voor
proefje heeft de Bulgaarsche regeering nu
reeds besloten de jaarlijksche schatting van
150,000 Turksche Ponden niet meer aan de
Verheven Porte te betalen. Of deze oplos
sing der Oostersche kwestie de meest
gewenschte is, valt op goede gronden te be
twijfelen; en of de belanghebbenden bij de
regeling der Bulgaarsche zaken daarmede
vrede zullen hebben, eveneens. Het is daarom
te voorzien, dat er van die onafhankelijk
heidsverklaring al heel weinig zal komen.
Maar tevens, dat er iets moet gebeuren, om
aan den verwarden toestand, waarin het
land zich bevindt, een einde te maken. De
regeerende vorst heeft het maar 't verstan
digst gevonden zijn koffers te pakken en
elders de ontspanning te zoeken, die zijn
hoofdstad hem niet kon aanbieden.
Na verschillende conferenties met de hoofden
van zijn geslacht en dat zijner moeder, is
hij nu in Carlsbad aangekomen. StamboelofF
maakt een binnenlandsch reisje, is nu hier
en dan daar, en schijnt er voorloopig ook
niets in te zien om naar Sofia terugtekeeren.
In alle plaatsen is de staat van beleg af
gekondigd, behalve in Philippopel. En van
eenige regeeringsbezigheid is daarbij geen
sprake. Dat men bij zulk een toestand meer
aan een anarchistischen staat, dan aan een
regeering denkt, is niet te verwonderen; en
dat er meer kans bestaat voor inlijving dan
voor onafhankelijksverklaring, iiiet minder.
Een herziening van het tractaat van Berlijn
op dit punt ware wellicht de beste op
lossing.
welijksleven in een gewichtig punt afweek
van dat van wettig getrouwde vrouwen.
De pols mijner patiënte was wel min of
meer gejaagd, doch koorts kon ik niet waar
nemen, hetgeen mij bevreemdde. Juist toen ik
wilde heengaan, en mij reeds had omgekeerd,
ontstond er weer braakneiging, doch zonder
verder gevolg.
Ik meende voorshands niets dan een lichte
maagkatarrh te mogen diagnosticeeren; schreef
een mixtuur voor; daarbij raadde ik een
matig dieet aan en vooral rust, ik be
loofde verder den volgenden dag precies op
hetzelfde uur te zullen terugkomen.
Beterschap vond ik toen in 't geheel niet; juist
denzelfden toestand zag ik voor mij; de
patiënt klaagde over een mat gevoel door 't
geheele lichaam en loomheid in armen en
beenen, met pijn in 't hoofd en vooral een
drukkend gevoel in de maagstreek.
Dergelijke subjectieve gevoelens kan een
geneesheer nooit zelf onderzoeken, hij kan ze
alleen aannemen op geloof in zijn patiënt en
daarbij nagaan of zij ook in strijd zijn met
andere wél door hem zelf waarneembare tee
kenen. Dit was bij deze lijderes niet het
geval; integendeel al hetgeen zij aangaf be
vestigde mijne eerste opvatting van maag
katarrh.
Vier dagen achtereen op hetzelfde tijdstip
bezocht ik getrouw mijne patiënt en bij iedere
visite bleef ik aandringen op dieet en rust,
omdat juist bij verwaarloozing van aanvan
kelijk lichte maagaandoeningen zeer gemak
kelijk eene slepende maagkwaal kan ont
staan, met al de gevaren en pijnen daaraan
verbonden.
Volgens opgaaf hield zij zich ook getrouw
Al even treurig is het in Serviëgesteld;
tenminste het scheelt niet veel. De radicale
regeering, waarvan de Serviërs zooveel goeds
hoopten, nadert haren val. En de vrijzinnige
partij, die na het aftreden van Milan
Obrenowitch geheel achteraf gesteld scheen te zijn,
begint weer teekenen van leven te geven.
Het blad Videlo, Garaschanins orgaan, is
weder verschenen, en bevatte natuurlijk een
heftigen aanval tegen de bestaande regeering.
Maar het gaat hier even als in Bulgarije
de leiders der beweging houden zich buiten
schot. De heer Garaschanin voert den strijd
tegen de Servische regeering van uit Parijs.
En hij denkt eerst naar Belgrado te gaan,
als hij de kans schoon ziet, om daar een
pronunciamiento te bewerken en de radicale
regeering ten val te brengen.
Heel veel zou Serviëdaarbij niet verliezen.
De radicalen hebben het land niet veel voor
deel aangebracht. Hun regeeringsprogramma
was een aaneenschakeling van onmogelijk
heden en onwaarheden, en hun bewind kan
slechts leiden tot ontgoocheling en onder
gang.
Om hieraan een eind te maken heeft Ga
raschanin besloten de vrijzinnige partij weder
aan de staatkundige beweging een werkzaam
deel te doen nemen, en zoodra de kans
schoon is, de plaats der radicale
regeeringspartij in te nemen.
De Paus heeft een concessie gedaan aan
Italië, die in Rome als de eerste stap op
den weg van verzoening tusschen het
Vaticaan en het Quirinaal wordt beschouwd. Hij
heeft zijn vrijwillige gevangenis voor een
oogenblik verlaten en een uitstapje op
Italiaansch grondgebied gemaakt. Sinds de
inneining van Rome in 1870, is dit de eerste
maal dat de Paus het Vaticaan verlaat;
steeds werd de Opperpriester der
Roomschkatholieke Christenheid voorgesteld als een
gevangene, die met geweld in zijn paleis
opgesloten werd. Die meening is inder
tijd op kunstmatige wijze zeer sterk in de
hand gewerkt; aandoenlijke verhalen deden
de ronde omtrent de behandeling, die de
gevangene van het Vaticaan moest onder
gaan. De eenvoudige, maar cordate han
deling van Leo XIII heeft thans voorgoed
aan die meening een einde gemaakt, en
tevens zijn gezindheid tegenover Italiëin
een helder daglicht gesteld. Daardoor
ververkrijgt dit uiterst gewone feit, een meer
dan gewone beteekenis.
aan mijn orders; ik bezat natuurlijk geene
gegevens om het tegendeel te vermoeden.
Den vijfden dag voerde mijn praktijk mij
hoogst toevallig reeds vóór den middag in
die buurt.
Ik meende door thans te gaan mijne mid
dagvisite te kunnen besparen en opende,
zooals mijne gewoonte was, na te hebben.
gebeld, terstond de voordeur en ging de
trap van de bovenwoning op.
Halverwege hoorde ik praten en lachen
in een der kamers, waarbij ik zeer duidelijk
een mannenstem onderscheidde; in het vol
gend oogenblik vertoonde zich het mij be
kende dienstmeisje boven aan de trap en
ontstelde blijkbaar op het zien van mijn
persoon.
In een vloed van woorden vertelde zij mij,
dat mevrouw vandaag iets beter was, dat
op 't oogenblik iemand haar een bezoek
bracht, en of ik het niet kwalijk wou nemen,
doch dat zij mij onmogelijk kon ontvangen,
enz. enz.
Ik meende in dit bezoek en deze verlegen
heid slechts een bevestiging te zien van
mijne vermoedens aangaande de relaties
mijner mooie patiënte, en drong dus niet
verder er op aan haar dien dag te zien,
zei dat zij met den levensregel enz. op de
zelfde wijze zou voortgaan en beloofde op
de dringende uitnoodiging van de dienst
bare, den volgenden dag op het gewone uur
mijn bezoek te zullen hervatten.
Ik vond haar toen werkelijk iets beter,
hoewel zij nog immer pijn gevoelde bij druk
king in de maagstreek en neiging toonde tot
braken. De volgende twee dagen zag ik haar
in steeds nagenoeg denzelfden toestand, den