Historisch Archief 1877-1940
No. B82
DE A.MBTERDAMMEE, W EEXBL A D VOO R BEDEEL AND.
of h(j wel werkelyk een kunstenaar en geen
knoeier en beunhaas was, daar werd hij met
allerlei vragen en raadsels en versjes geplaagd en
in het nauw gebracht. Kon luj op alles goed antwoor
den, dan begroetten de anderen hem met
hartelyken handslag als een der hunnen, heetten hem
welkom, dronken op zyne gezondheid en deelden
hern ook den naam mede, dien hij van dien tijd
af dragen zou. Zoo zyn dan ook de meeste kunste
naars uit dien tijd, slechts bekend bij hunne
bijnamen, die zy deels aan hun uiterlijk, deels
aan hun geboorteplaats, deels ook aan hunne
eigenaardige .kunstvaardigheid en manier te dan
ken hebben. Dan echter geleidden zjj hem in triomf
over de brug en door de volkspoort (Porta del
Popoio) in het heerlijke Rome,
Zoo werd het in oude tijden gedaan. De latere
eeuwen verwierpen den engen band der gilden
en veredelden het vroeger streng nagekomen ge
bruik tot vroolijke scherts. Altijd toch hielden
de kunstenaars zich nog vast en trouw by elkan
der, meer echter uit eigen neiging dan om den
vorm in stand te houden; altijd nog maakten
ze eene vereeniging uit, maar niet om zich van
de andere gilden af te zonderen, maar om te
zamen de schoone dagen hunner Italiaansche
jeugd te genieten, en de geest der eeuw bepaal
de daarvan telkens de vervorming. Uit de
puinhoopen van dit gild verrees een fantastisch
koninkryk. De tijd, die afkeerig was van koninkrijken,
wierp ook dezen troon, op foglietten en
thyrsusstaven gegrondvest, omver.
Toen kwam er eene anarchie, maar slechts voor
korten tyd, tot een dictator, een tweede Napo
leon, zich omhoog werkte, den staat eene mili
tair monarchaal aanzien gaf en hem jarenlang
onder den titel van Generaal beheerschte. Ka
zjjn aftreden liet het denkbeeld van republiek en
volkssouvereiniteit zich ook hier gelden. De staat
maakte zich tot een vrijstaat, benoemde een pre
sident, die met wettelijk beperkte macht bekleed
werd; een vice-president stond hem ter zijde,
volkstribunen zouden voor de rechten der repu
blikeinen waken, en de duur van het president
schap, evenals dat der andere ambten, werd tot
den tijd van een jaar beperkt.. Deze bij onze
eeuw passende staatsregeling handhaafde de vrij
staat Ponte Molle tot op den huidisjen dag. De
president heeft volle vryheid om voor het heil
van den staat te werken. ledere overschrijding
van zjjn macht zou echter zijn onmiddellijken val
na zich slepen, want de kunstenaars zijn een op
vliegend volkje, dat op zijne vrijheid is gesteld
en dat by daden van willekeur geen gekheid ver
staat. Zyn inkomen is overigens ongeveer 20,000
dollars minder dan dat van den president der
Vereenigde Staten, het bedraagt bruto en netto
niets.
***
Slaat men de geschreven en zeer fragmentarische
jaarboeken van het genootschap Pouto Molle op,
dan ziet men, zooals reeds opgemerkt werd, een
regelmatige opeenvolging van aanteekeningen eerst
sedert het jaar 1838, toen de president Busso
met dit doel een boek aanlegde en naar eigen en
vreemde herinnering ook een aantal namen zijner
voorgangers opteekende. Zijn onmiddellijke voor
ganger was de beeldhouwer Eümmel.
In het jaar 1836 tot 1837 stond aan het hoofd
van den kunstlievenden vrijstaat als president de
Bchilder Mülier uit Kassei, die door den
Vicepresident, den schilder Foltz uit Bingen, terzijde
werd gestaan. Er kwamen onder anderen in dit
jaar de landschapschilder Haushofer uit München
bij, en Koebel uit Mainz. Rahl uit Weenen en
Neureuther uit Beieren kwamen er ook in dit jaar
bij. In het jaar 1835?36 was Mülier president,
de schilder Pollack (Praag) vice-president. Gaat
meu'nog een jaar terug, dan vindt men den schilder
Flor aan het roer van den staat, en Muller als
vice-president. Vóór FJor's presidentschap heerscht
er volkomen duisternis. In 1828 stond aan het
hoofd der vereeniging Riepenhausen met den
titel van consul. Hieraan schijnt dus de door
Gaudy bedoelde omwenteling van de monarchie
tot eene republiek kort te zijn voorafgegaan.
In het jaar 1829 begon de militaire dicta
tuur, want Preller regeerde als Generaal, en ook
zijn opvolger, die zich langer tijd schijnt te hebben
staande gehouden, de schilder Nesly, wordt steeds
als Generaal vermeld. In zijne glorierijke regee
ring worden als bijgetreden medeleden onder an
deren genoemd : de beeldhouwers Thorwaldsen en
Schwanthaler, de schilder Pollack uit Praag, de
schilders Petzold uit Kopenhagen en Heup uit
Mainz, Fcarnley uit Noorwegen, Blumech uit
Itzehoe, Primavesi uit Kassei, Werdemann uit
Winterthur, Küinmel uit Hannover en Jahn uit
Kiel.
Een vaste residentie bezat de vrijstaat I'onto
Molle niet. Groote feesten en algemeer.e bijeen
komsten werden, al naar de beschikbare ruimte,
soms in den Falcone, soms in den Lepre, in het
Paluzzo Triano, of waar het dan het beste uitkwam,
gehouden, en daar had ook de opneming van nieuwe
leden plaats, als er waren aangekomen. De Osteria
bij den Ponto Molle diende reeds lang niet meer
als tooneel voor deze feesten en het overgaan
der brug" kon voortaan slechts zinnebeeldig wor
den opgenomen. Wanneer er zulk eene opname
zou plaats hebben, werden de medeleden door een
aanplakbiljet in het cai'éGreco bekend gemaakt
inet de plaats, den dag en het uur. Bij de bijeen
komst at ieder naar gelang zijne middelen en
lust het voorschreven, en de kandidaat voor de
opname betaalde als bruggengeld den wijn die
door het geheele gezelschap gebruikt was. Tot
allerlei grappen gaf de groentijd" die aan de
opneming vooraf ging, het onderzoek naar manne
lijk karakter en bekwaamheid in de kunst aan
leiding. De aangekomene moest in een zoo
komisch mogelijk reiscostuum verschijnen, en het
dan gehouden examen geleek geheel op een
examen der groenen op kunstgebied.
Voor goede antwoorden werd de ondervraagde
met eeii beker wijn beloond, en voor slechte in
gelijke mate gestraft. Had men den groen zijn
onwetendheid en nietswaardigheid Hink op het
gemoed gedrukt, en hem intusschen goed voor
den gek gehouden, dan herinnerde de president j
zich dat examens niet tot doel hebben de
candidaten te laten zakken, en nam den nieuweling, die
langzamerhand den verschuldigde)! eerbied en oot
moed liet blijken, in de vereeuiging Ponto Molle
op, terwijl hij hem tegelijkertijd de Bajocco-orde
vereerde.
De Bajocco-orde was een koperen soldo (5 cen
times) en werd aan een blauw lint gedragen. In
de schatkamer van de Duitsche
kunstenaarsvereeniging wordt eene buitengewoon prachtige, uit eene
menigte van koperen munten kunstig en netjes
aaneengeregen ambtsketen bewaard, die de presi
dent der vereeniging Ponto Molle bij groote ge
legenheden als grootmeester der orde placht te
dragen en die later, toen uit Ponto Molle de
Duitsche kunstenaarsvereeniging ontstond, op den
president van deze overging. Eene reeks van be
roemde mannen hebben de bajocco-orde met onder
scheiding gedragen. Thorwaldsen heeft haar onder
zijne uitgebreide verzameling van ridderorden de
eereplaats ingeruimd en verscheen b\j het groote
feest, waarmede de kunstenaars van Kopenhagen
hem bij zijn terugkeer begroetten, slechts met
de Bajocco-orde versierd. Het afschrift van zijn
diploma is *nog heden in het archief van de
Duitsche kunstenaarsvereeniging te zien. Ook
Horace Vernet en van de uitstekende Duitsche
kunstenaars der oude periode Wagner en
Heinhart bezaten en droegen deze decoratie, In
Flor's eerste presidentschap heeft de prinses van
Denemarken, de toenmaals gescheiden gemalin
van den lateren koning Christiaan, ook Rome
bezocht. Zij noodigde Thorwaldsen en een aan
tal andere kunstenaars, allen leden van
PontoMolle, waaronder ook Reinhart en Flor, op
een feestmaal, liet aan tafel, aan het dessert,
de glazen met champagne vullen, verklaarde de
vergadering vooreen kapitel der vereeniging Ponto
Moüe en maakte aanspraak om er in opgenomen
te worden.
Daar nu'volgens de statuten, alleen mannen
leden mochten zyn, geraakte de president in niet
geringe verlegenheid.
De overige leden intusschen waren zeer opge
wonden en bestormden Flor met aandrang, om het
verzoek toe te staan. Spoedig werd er een bajocco
opgezocht, goed opgepoetst, een gaatje er in ge
boord en aan een eindje blauw lint bevestigd. De
prinses maakte onder groote vroolijkheid de deco
ratie op hare borst vast en dronk met een
geestigen toost de gezondheid van het gezelschap. Maar
de president had later wegens overschrijding van
zijn macht zeer veel te doorstaan, gelijk Flor in
zyue herinneringen uitdrukkelijk vermeldt. Verloor
een der leden zyn ordeteeken, dan moest er een
groot verzoekschrift worden opgesteld om de
vernieuwing te verkrijgen. Kunstig vervaardigde
en versierde documenten van dien aard, in een
reusachtig formaat, voor een deel van groote
meesters, zijn nog tegenwoordig in het archief
van de Duitsche kunstenaarsvereeniging bewaard.
Flor's eerste ambtsjaar schijnt een vroolijkjaar
voor de aangroeiende kunstenaarskolonie te Rome
geweest te zijn. Hij zelf bracht langen tijd in
Duitschland, Frankrijk en Engeland door, heeft
daar Lord en Lady tihrewsbury geschilderd, Lady
Gwendoline en Lady Mary Talbot (die later door
prins Borghese en prins Doria naar Rome zijn
gebracht) en ook koningin Adelaïde. Hij had op
het landgoed van Lord Lichneld voor een groot
gezelschap met de Hertogin van Kent het duet
An Alexis send ich dich" gezongen en, de doch
ter der hertogin, de toemnaals 13-jari^e prinses,
de latere koning Victoria, onder de kinderen
vroolijk zien dansen; ook had hij eene menigte
voorname lieden leeren kennen en veel geschil
derd, en was nu met bestellingen voor kopieën van
verscheiden groote schilderijen van oude meesters,
die voor een kerk der zeer katholieke familie
Talbot bestemd waren, naar Rome teruggekeerd.
In het CaféGreco, dat toen het verzamelpunt
was voor de geheele kunstwereld, vond hij zijn
oude vrienden terug. Bij de bkandinaviërs vierde
hij Kerstfeest met een talrijk gezelschap, in het
huis van den Zweedschen beeldhouwer Byströtn.
De hofdames der prinses van Denemarken waren
ook onder de gasten. Met klimop bekranst ging
men aan tafel, Thorwaldbeu zelf zette tot ope
ning van het maal den schotel met rijstebrij op
tafel, en het feest liep onder scherts en zang in
zorgelooze vrodijkheid af. Ook in. het karneval
ging het zér lustig toe. Eerst had men groote
dingen willen doen, maar onder al dat denken
en plannen maken konden zij, zooals het gewoon
lijk gaat, tot geen besluit komen. Op het laatste
o ogenblik, namelijk op Moceolo avoud, besloot men
kort en goed een Olympus van gipstiguren te
vertoouen. Op ecu grooten wagen was een troon
gemaakt, waarop Jupiter met een allongepruik
en een levende kalkoen als adelaar op de hand,
majestueus plaats nam. Om hem liefin schaarden zich
de andere goden en artisten, de gezichten en handen
met loodwit geverfd, het gewaad van beddelakens
en witte kleeren geïmproviseerd. Paris droeg als
phrygische muts een slaapmuts met pluim, eu daar
onder een bril op zijn neus en verdeelde aan de
schooneu op den Corso gouden appelen. Als de
vensters te hoog waren, dan reikte Mercurius, de
bode der goden, de uitverkoren darnes den schoon
heidsprijs toe. De koetsier was behalve met zijn
zwart haar en zwarten baard nog met een zon
van carton uitgerust en overigens als Phocbus
Apollo in het wit gedrapeerd. Een goede vriend
had zijii schimmels voor paarden aan den zonnegod
gegeven, en de rossen waren voor die gelegenheid
met groote beschilderde vleugels zeer klassiek toe
getakeld. Fior zelf verscheen als godin Diana,
hij droeg een klassieke pruik van grijs papier en daar
boven een doorschijnende halve maan, die later
voor lantaarn diende om de uitgeblazen kaarsen
weer aan te steken ; hij schoot met pijl en boog
bloemen in de ramen bij de schoone Romemsche
vrouwen. De Olympus vond grooten bijval, en
steeg, na vijf zakken confetti en een halven wagen
bloemen te hebben rondgestrooid, tot het
godenmaal af.
De volgende jaren verkrijgt de vrijstaat
PontoMolle een vasteren vorm en neemt belangrijker vlucht.
liet aanleggen van hst jaarboek in het jaar 1838
ca de fraaie gedichten van Gaudy nic het jaar
183'J getuigen daarvan. Een bijzonder glansrijk
vereeaigingsjaar was het jaar 1841?42. LIeel in
het begin van het jaar stierf do toenmalige pre
sident ilaach en Flor nam de teugels van het
bewind weer op. Hij wijdde zijn tweeden
ambtstijd op Driekoningen in, door een groote
regeeringsdaad, het stichten van een orde van verdienste.
Deze bestond uit een bronzen medaille aan een
rood lint gedragen ; op de eene zijde was, op den
Ponte Molle staand, een ridder met een guitaar
afgebeeld, op de andere zijde een krans met de
zinnebeelden der kunsten. In den krans zweeft
eene muze. Daaronder staat het inschrift Virtuti
Pontis mollicae.
Flor schrijft in zijn Herinneriugen, dat de pau
selijke censor op deze inscriptie wegens het
barbaarsche latijn aanmerking had gemaakt. De te
genwoordige Ponto Molle heette namelijk in vroegen
tijd Pons Milvius, en daarom had het moeten zijn
Virtuti Pontis Milvii, maar de stempel, door den
medailleur Ciisar uit Weenen gesneden, kon niet
meer worden veranderd en het opschrift bleef
bestaan. De eerste leden die met de nieuwe orde
bedeeld werden, waren Ferdinand Hiller die zich
in dien tijd zeer verdienstelijk maakte voor het
gezang der vereeniging, en do medailleur Ciisar
zelt. Later, den 28sten April, volgde eone groote
uitdeeling van orden, waarbij vooreerst gedeco
reerd werden: Thorwaldsen, Reinhart en
Wagner, en dan de vroegere
grootwaardigheidsbekleeders eu leiders der vereeniging, Busse,
Kümmel, Foltz en Reinach, de vroegere generaal
Nerly eu van de toenmalige bestuursleden de
vicepresident Mathiü, evenals de volkstribuun en
schilder Scheffech en de staatssecretaris Geyer.
Twee dagen later kregen nog Rahl, Memminger
en Heide! de nieuwe onderscheiding, die, als alle
dergelijke eereteekenen ook in grootere staten,
bestemd was, om de burgers van den vrijstaat
tot groote daden aan te vuren.
EEN MERKWAARDIG BOEK.
Johan De Meester. Een huwelijk.
? Zutphen, W. J. Thieme & Co. 18ÜO.
Frans Koene is de zoon van een gefortuneerd
en zeer gewoon vader eu van eene, reeds vijfjaar
vóór den aanvang van het verhaal overleden, fijn
gevormde moeder. Van zijn moeder had hij, met
een zwak lichaamsgestel, een fijngevoeligheid ge
rfd, welke door de aanraking met de grove na
tuur des vaders overprikkeld was geworden,
zoodat juist het gewone, gezonde gevoel aan menigen
kant was afgestompt."
Welke lotgevallen van dezen jongen man be
schrijft de roman van den heer De Meester ?
Deze: hij verbeeldt zich verliefd te zijn op een
gefortuneerd nichtje vati hem, Annie de Loever.
Hij is dat toch eigenlijk niet zoo zeer, zij zou
overigens ook niet, zoo als hij dat verlangt, in
eene dorpseenzaamheid met hem willen gaan leven.
Daarom trouwt hij maar een ongefortuneerd
meipje, waarop hij ook. nu werkelijk, verliefd
raakt, een onderwijzeresje, Helene Droguet.
Ziedaar de lotgevallen van Frans Koene. Verder
geschiedt er niets. Frans heeft Auuie niet eens
ten huwelijk gevraagd, neen, hij merkt alleen in
eeu algemeene, onverschillige kouversatie met
haar moeder, die hij eeue visite maakt, dat zij
niet geschikt voor hem zou zijn; er hebben ook
geeu belangrijks voorvallen of gevoelvolle samen
komsten tusschen Frans en Helene plaats. Het
hevigste wat er gebeurt, het eeuigste wat het
werk aan zoogenaamde handeling behelst, is een
eenigszins onaangename woordenwisseling tusscheu
Fraus en zijn vader... en ... een wat heftige
toost van Frans op het bescheiden
huwelijksdejeuner.
Neen, het werk van den heer De Meester is
geen gebeurtenissen-roman, het is zelfs in 't ge
heel geeu roman, het is beter dan dat, het is
eeu studis, eeu fijne zielkundige studie, geschre
ven met eeu weemoed, die, zonder zich te
toonen, het werk steunt, het werk zijn kracht en
zijn leven geeft.
Dit is eeu zeer mooie eigenschap, die weemoed,
die de ziel is van het lichaam van het verhaal,
die daarin alles-beheerachend en onzichtbaar
leeft.
De soberheid van »Een Huwelijk'' is het beste
kenmerk van zijn. superioriteit. Niet alleen, dat
er geeu uitwendige, geen uiterlijke gebeurtenis
sen voorvallen en het geheele drama gespeeld
wordt in de ziel van Frans Koene, iu zij u den
ken en gevoelen, verlevendigd door het zeif be
wustzijn dat hem in hooge mate eigen is, maar
dat denkeu en gevoelen zelf wordt ons niet in
gerekte overwegingen v au Frans, of door opge
wonden uitroepen voorgesteld; maar komt te
voren in al den eenvoud, maar daardoor ook
met al het innig belangrijke van het zeer ge
wone leven van een zeer gewoon mensen.
Een zeer gewoon mensen is Frans Koene, maar
ook weer alleen, riaar het uiterlijke te oordeeleu;
innerlijk is hij ongewoon, maar de lezer heeft
die ongewoonheid reeds geaccepteerd voor hij 't
zelf goed heeft kunnen bemerken, want Frans'
ongewoonheid ligt verscholen op iedere bladzijde
van het verbaal, zouder dat bij zelf of de auteur
daarop pocht of er ook maar de aandacht op
vestigt. Frans is geen. ontdekkingsreiziger, geen
held, geen uitvinder, geeu kunstenaar, gten wijs
geer, hij heeft geen bijzondere gaven van kennis
of vernuft, maar bij is ongewoon als een zeer
gewoon mensch, die ten opzichte van zich zelf
clair-voyaut zou ziju.
»Ook ik beu Dojipcliccscn, in alles, iu karakter,
zelfs iri stand ...." zegt Frans Koene. Dit is
waar, maar :>Doppehvesen" in karakter zij n, moet
men hier niet slechts opvatten als wispelturig
heid, als het karakter van iemand, die niet goed
weet wat hij wil, maar vooral in de beteekenis
van eeu menseb, wiens karakteristiek is, dat zijn
eigen doen en laten, zijn eigen leven, hem zóó
bewust is als bestond bij uit twee measchen,
waarvan de een den auder steeds naast zich
leven zag.
Dit is de hoofdzaak van den roman en het is
noodzakelijk voor de duidelijkheid hierop nader
iu te gaan. Want nu zou men allicht gissen,
dat de roman van den hr. De Meester, hetzij
een mystiek spiritistische strekking had, hetzij
een populair-weteiischappelijke hypnose roman
of iets dergelijks was. Dit is echter geenszins
het geval. De heldere bewustheid, het biZoudere
geweten, van Frans Koene wordt niet voorge
steld als een geheimzinnige kracht, als een ge
tuigenis van het bestaan eener geestenwereld, in
spiritistischeu trant; evenmin als een kunstma
tig, wetenschappelijk verkregen toestand Tan fat
menschelijk wezen, waarin een nog weinig'te
kende natuurkracht zich openbaart, naar de leer
der bypnotisten. Ware dit de zaak, het-werkTan
den hr. De Meester zou belangrijk voor tte ire-.
tenscbap of als curiosum kunnen zijn, op «en
eervolle plaats in de domeinen der letterkunde
zoude het als zoodanig echter geen aanspraak
kunnen maken Maar »Een Huwelijk" béheort
geheel tot de hoogere psychologie en is het produfct
der funktiën van een fijti in teltekt en een scherpe
zelf-observatie. Nu kan men wel van Frans
Koene zeggen, dat hij leeft en-voortdurend helder
ziend is in de door hem zelf over zich gebractó»
hypnose; maar dit is dan in overdrachtelijke be
teekenis, even als men zegt, dat het leven eene
komedie en elk mensch een tooneelspeler is, eiiz.
Want de uiting der bizondere kracht of der helder
ziendheid van mediums en gehypnotiséerden betïeft
steeds betrekkelijk grove en door elk mensch ter
stond te begrijpen zaken; terwijl de helderziende
Fraus Koene fijne gemoedsbewegingen van zich zelf
en subtile facetten van het hem omgevende leven
waarneemt, die alleen geobserveerd kunnen wor
den door een artistiek en intellektueel bijzonder
gevormd mensch.
De weemoed, die door het boek heen gespreid
ligt, is tot deze leidende gedachte terug te bren
gen : dat Frans Koene, die zich zelf als een
machine ziet, waarvan hij de bewegingen een voor
een bespeurt en regelen kan, van wien men dus
zou kuunen veronderstellen dat hij beter dan een
ander in staat is een groot levensdoel te beoogen
en te bereiken, dat juist deze man met grooter
duidelijkheid en zekerheid dan zijn evenmenschen
tot de konklusie komt: het leven beheerscht rrijj
in plaats van ik het Ie "en, zonder er iets tegen
te kunnen doen zie ik mij hulpeloos door het leven
her en der gestuurd, zooals de wind solt met een
dor blad op den weg.
»Een Huwelijk" is een psychologische roman,
waarin geen humor voorkomt, of men moest de
melancholieke ironie, waarmede de
klein-burgerlijkbeid der familie Land, waaruit Frans Koene
de pleegdochter Helene Droguet trouwt, wordt
aangeduid, humor willen noemen. Het kontrast
tusscheu de klein-burgerlijke levensmanieren der
familie Land en de voorname levenswijze der
familie van Frans, die zich hier komt m
sallieeren, wordt niet om zichzelfs wil grof-grappig
beschreven, maar men ziet het gelaat van den
verhaler hier slechts even met een glimlach de
fatale evoluties van Frans' levenslot verlichten.
In »Een Huwelijk", als psychologischen roman,
voegden -ook geen aardig realistische of geëxal
teerd impressionistische natuurbeschrijvingen.
Toch komt er, zeer kort en matig, nu en dan
eeu goed stukje beschrijving in het werk voor,
gedeeltelijk ietwat symboliescb, zooals Frans'
bezoek aan de zee, waar hij met zijn neef den
schilder even filosofeert over de groote kracht,
die hier zonder klacht en zonder beklag ver
loren gaat, en Frans' wandeling te Zeist, waar
hij het dorre blad ziet slingeren op den weg;
gedeeltelijk om eenvoudig den toestand, waartoe
het verhaal gevorderd is, meer reliëf te geven,
b.v. de terugkeer 's avonds in het rijtuig van de
familie Lam!, wie Frans een buitenpartijtje heeft
aangeboden, als Frans Hélène's hand wil nemen
en hij er zich gevat uit redt, toen Helene, daar
van luidruchtig schrikkend, er ieders aandacht
voor gaande maakte.
Men mag het ten zeerste waardeeren, dat de
heer De Meester, nu hij reeds zoolang te Parijs
gevestigd is, niet naar een plomp succes heeft
gestreefd door ons een »Parijschen" roman te
geven, waarin met de nauwkeurigheid, die alleen
een Parijzenaar kan bezitten, zeden van
demimondaiues eu boulcvardieis worden beschreven,
maar dat hij aan fijnere zielkundige ontleding
de voorkeur heeft gegeven, een werk waartoe
hem blijkbaar het leven in Holland minstens
even goed te pas is gekomen als het Parijsche
dat had kunnen doen.
12 Juli 'DO.
A. J.
DE RUSSISCHE PERS, VOLGENS EEN
EftGELSCH HOOFDOFFICIER.
De generaal majoor Chevenix French geeft in
Blackwood's Magazine van deze maand eene zeer
belangrijke studie over de Russische pers. eene
studie, waarvan het interessant is een overzicht te
geven, al moet men er bij in 't oog houden, dat
zij door een Engelschman is geschreven.
Wat dadelijk den vreemdeling treft in de salons
te St. Petersburg, zegt hij, is de zonderlinge zorg,
die iedereen, ten minste in zijne tegenwoordig
heid, draagt, om elk gesprek over de
binnenlandsche politiek van het land te vermijden. Nieuws
gierig om er iets van te weten te komen, wendt
hij zich natuurlijk tot de inlandsche pers. Niet
alsof hij niet wist dat zij onderworpen is aan de
regels der censuur. Maar hij denkt gaarne , dat
als hij al do dagbladen leest, en voornamelijk die
der provincie, hij althans eenig denkbeeld zal
krijgen van de strooming der meeningen in het
land. Tot zijne groote verwondering bemerkt hij,
dat al de bladen omtreat de meeste quaesties van
dezelfde meening zijn, zelfs als zij tot de meest
tegenovergestelde partijen behooren, en dat onder
deze de belangrijkste vraagstukken, ware
levensquaesties, of met stilzwijgen worden voorbijgegaan
of metde uiterste omzichtigheid en overal in dezelfde
termen worden behandeld. Ook heeft hij eenige
weken noodig, voornamelijk als hij gewoon is aan
de vrijheid van de pers zooals men ze in Enge
land ziet heersenen, om den waren toestand te kun
nen begrijpen van den Russischen journalist en
do moeilijkheden, te midden van welke deze zijn
steeds bedreigd bestaan volhoudt.
Eigenlijk beschouwt het Russische gouvernement
de pers als een innig verderfelijke en vijandige
macht, het duldt haar omdat het geen middel
heeft gevonden om haar af te schaffen, maar laat
nooit na haar in toom te houden.
Een ander veelbeteekenend en treffend feit is,
dat de Russische pers, met uitzondering van twee
of drie gesubsidieerde bladen, geheel liberaal en
antigouvernemcntaal is. Alles wat het land aan
verstand, talent en wetenschap bezit, bevindt
zich in de gelederen van de oppositie. Als er
eene uitzondering hierop is, zooals in het geval