Historisch Archief 1877-1940
DU AMSTEEDAMMËTl, WEEKBLAD VOt)ïl TEBEKLANÖ.
No. 682
"Mt den'? Graserer gezegd. Zulk een jongen had
«t geen denkbeeld van hoe steenhard de grond
1% waarop de menschen het geheele jaar
ror,dtrippélen, hoe diep het gat moet zijn, en dat het
«ok een vorm moest hebben, niet ongeveer als
een mesttuil of nog erger. Een vrouw, die niet
eens een hooivork hanteeren kan, die niet eens
«en flinke voor kan ploegen, zou een mooi
men-nchengraf kunnen maken. Om te lachen is het!"
Zoo dacht de Alitschhofer en zag nu ia dat hij
z§n oudsten zoon, Ladisl, naar het kerkhof moest
Moren. Alleen zou hij eöhter niet klaar komen.
e meid van den Graserer moest hem helpen.
Hét was dan op een frisschen bedauwden
lentenaorgen, dat een stevige jongen, met de spade
«n de schoffel op den schouder, naar het kerk
hof ging. Hij jodelde vandaag niet, floot ook
feen liedjes, zooals dat anders zijne gewoonte
was, als hij zonder veel zorg voortslenterde onder
den zonnigen hemel. Hij was anders een opge
wekte jongen ; ja, hij was het eigenlijk ook van
daag, maar alleen had hij graag wat langer ge
slapen. Gisteren gedanst op den dorpskernaisdag,
om middernacht thuis gekomen, boos gehumeurd
geweest, omdat het op dezen kermisdag met
vigen niet naar den zin gegaan was, vandaag
doodgraverswerk het wordt hoe langer hoe
mooier op de wereld!
LaSisl gaat eerst naar den pastoor om te
vraj^en waar de oude daglooner Augustin moest ge
legd worden.
»Mijn God, waar dan? Wij zijn met de rij
tot aan het groote kruis gekomen. Menig boer
zou wat in zijn schik zijn, als hij de eereplaats
kon krijgen midden op het kerkhof, b\j het kruis.
Maar we zullen geen omweg nemen. Augustin
beeft zich in het leven wat achteraf moeten
houden, daarom zal hij nu zijne rustplaats mid
den in hebbeu."
Zoo sprak de pastoor, ging niet den boeren
zoon naar bet kerkhof, dat buiten het dorp
tusgcben de velden lag en wees hem de plaats waar
gegraven kon worden. Toen bracht hij uit het
knekelhuis een langen, vierhoekigen stok mee,
waarop door insnijdingen aangeduid was hoe lang,
broed en diep het graf gemaakt moest worden.
Pak het werk aan," zeide hij, »dat het er ook
wat netjes uitziet als het klaar is. En werk goed
rechthoekig met den winkelhaak. Leg dan plan
ken er in, dat de aarde niet meer over den rand
terugvalt. Als het van onderen vochtig is en de
kanten zouden kunnen instorten, steek er dan
stutten in. Werp de beenderen en wat gij vindt
qp zijde en breng ze dan in het knekelhuis. En
graaf dan goed diep, anders worden we beiden
beboet."
Ladisl deed gedurende deze aanwijzingen niets
dan voortdurend met zijn hoofd knikken dat
bij het goed zou doen, en toen de pastoor weg
was, zette de jongen spade en schoffel tegen een
houten grafkrnis, en stopte een pijp.
Op het veld aan de overzijde waren landbouwers
bezig, en het hu I en hot! van de ossendrijvers kon
men in den stillen hof hooren weerklinken. Toen
de pijp brandde, leunde Ladisl op zijne spade en
keek op het gras neder terwijl hij bij zich zelf
mompelde: Nu, hoe zal ik het nu aanpakken ?"
Eindelijk stak hij ze in de aarde.
?»Daar komt nu de verwenschte ellendeling,"
bromde hij onder het arbeiden, en pakt me de
meid weg! Maar ik zal hem wel krijgen. Hij
komt nog wel eens onder mijn handen. Met haar
is het uit. Zoo een heb ik er niet noodig.
Wat is dat daar voor een harde knoest? Een
stuk van een oude grafzerk. Ik ken je niet
meer, zal ik zeggen, als ze mij aanspreekt. Ik
kr\jg wel een betere, als ik wil. Als iemand zich
door den eersten den besten schooier laat w
gpakken, dan heb ik er al genoeg van. Ik heb
nooit iets van haar gehad, Goddank. Eruit,
kom!"
Het laatste woord zeide hij tot het stuk steen,
woelde het toen met de spade eruit en schopte
het op zijde.
»Me dunkt we hebben vandaag een mooi werkje
samen", riep een heldere stem.
De knaap keek 0p ; de meid van den Graserer
stond voor hem. Sapperment, dat was een meid!
Vandaag wel in het doordeweeksche pak en
blootsvoets, dat haar de aarde niet in de schoenen
kon vallen, maar het vroolijke kopje met een
zwart zijden doekje omwonden, waar van alle
kanten de gouden haren kwamen nitkrullen. Om
den boezem kruiselings een roode doek gespan
nen, maar aan den hals kom t het witte hemd eruit
kijken. Het jakje heeft zij uitgetrokken; het
hangt aan haar arm. Het is 's morgens al zoo
warm. Het zal heet worden vandaag.
Ladisl had zich dadelijk weer van haar afge
wend, en groef vlijtig aarde op ; eindelijk echter
richtte hij zich omhoog, keek haar donker aan,
en vroeg:
»Wat wil jij dan hier ?"
»De boer stuurt me," antwoordde zij eenvoudig;
>ik moet immers helpen doodgraven."
Zoo", zeide hij en groef verder, zonder zich
om het meisje te bekommeren.
De deerne bleef een tijd staan toekijken, toen
Troeg zij : »Nu, waar moet ik dan aan den
gang gaan? De baas van het werk zal. jij
wel zijrj."
Terwijl zij het woord zeide, had zij zelf de
ondeugendheid niet bemerkt die er instak, maar
toen zij het begreep, dacht zij: «'tIs ook goed,
dan heeft hij meteen wat hem toekomt."
Hij wilde teratond een bits antwoord geven,
maar hield het terug. Met vrouwvolk kibbelen.
Dat zou wat moois zijn ! En nog wel bij zoo'n
werk. Zïj is hem immers vreemd, en met
vreemde menschen kibbelt men niet.
Neem de schop en draag aarde weg!" beval
hij kortaf.
»0m u te dienen, genadige heer!" antwoordde
zij geraakt. Toen werkten beiden op de enge,
donkere plek, de knaap groef de aarde los, het
meisje droeg ze weg. Hij wierp de pijp op de
graszoden, zij had hem gehinderd; weldra trok
Mj zijn jas uit en wierp die ook weg. De meid
spuwde zich van tijd tot tijd in de holle handen
om beter den gladden steel van de schop te
kunnen vasthouden. Geen hunner zeide een
woord.
Toen zij op die manier zich kniediep er in ge
graven hadden, trilden plotseling de handen van
het meisje, zoodat de aarde weer van de schop
viel en daarmede «en roodachtig bruin stokje
met knobbels aan de beide einden. Het mekje
ademde diep, haar handen beefden. »Een
doods.been", zeide zij toen zacht.
De jongman hoorde het niet, maar groef. De
grond was zwart, maar droog; dikwijls lag er
een vermolmd splintertje hout tuaschen.
Het meisje legde de hand op zijn schouder,
en zeide: «Ladisl, je bent niet boos op me ?"
Ik aou niet weten waarom," antwoordde hij
en groef.
»Om gisteren," ging zij voort; »kijk, hoe had
ik nu kunnen weten, dat het je uiet hetzelfde
was, met wien ik dans."
»Het is mij niet hetzelfde," barstte hij uit.
Dat was dom. dacht hij daarop.
«Die van Straubinger heeft me er voor ge
vraagd."
Eu waarom juist die van Straubinger?"
»Ljeve God, waarom zou die juist niet met
mij dansen ?"
»Ik heb je aangesproken."
»Je hebt er me toch geen woordje van gezegd,
dat ik met jou alleen moest dansen."
«Dat moest ge weten," zeide hij.
Het meisje liet zoo een beetje haar kopje han
gen, en vroeg toen bescheiden en zacht: »Houd
je dan zooveel van me, Ladisl?"
Dat spreekt toch van zelf! wilde hij boos uit
roepen, maar nog juist bijtijds kwam het by hem
op : 'tls ook waar. Hoe kon zij het ook weten ?
Ik heb het haar immers nog nooit gezegd.
Hij vatte nu weer een plooi van haar
borstrok aan. »Kind! ik kan het niet hebben, dat
je een ander aankijkt. Ik weet niet waarom."
«Zoo jaloersch ? En je houdt niet eeua van
me?" zeide zij, want nu wilde zij het eruit
hebben.
Wie zegt dat dan?" riep hij en sloeg den
arm om haar hals.
»0ho !" zeide zij, en kroop er onderteen. Toen
werd zij bloedrood tot in haar hals.
»Meid," zeide hij zacht en vol ootmoed, »nu
moest je me een zoen geven "
Wie zal dan dadelijk zoo zoo '' ant
woordde zij, maar zij bleef steken en wees op
het veld, waar de landbouwers bezig waren.
Zij heeft gelijk, dacht Ladisl; die daar kun
nen ons zien, en ze behoeven het niet te weten.
Snel begon hij weer te graven zij te schep
pen. Zij deed het nu veel flinker en vlijtiger
dan eerst. En toen het tegen den middag liep,
waren zij al een heel eind diep in den grond.
»He, dat is grappig," riep plotseling de knaap;
»hoe komt daar zoo in den grond een kegelbal."
want in eene zijde van het graf zat zoo iets. De
jongen hakte het met de spade te voorschijn,
toen gaf het meisje een luiden gil, want voor
haar voeten lag een doodshoofd en keek haar
met de holle oogen schrikwekkend aan.
Zij spraken er verder niets over; de knaap
wierp met de hand den schedel over den rand
naar buiten, zoodat hij over het gras huppelde
en in een partijtje boterbloemen en wilde klaver
bleef steken.
De middagbel luidde voor het eten. Daarna
kwam over de wereld de droomeride stilte van
den heeten zomerdag. De twee jongelieden
daalden weer in den kuil. Het meisje moest
al op de schop gaan staan, als zij over den rand
wilde uitkijken in de wijde wereld. De jongman
zag zonder moeite al de kruisen op het kerkhof,
en daarginds de arbeiders op het veld. Bij het
arbeiden raakten zij elkaar telkens met de elle
bogen, geen vau belden lette daar echter op. Het
was het meisje wfcl vreemd om het hart. Zoo
benauwd en toch zoo zalig! Hoe dikwijls bad
zij al aan dien jongen moeten denken. YVanneer
zij een liedje had gezongen, was hij er altoos in
bedoeld. Zoo dicht had zij nog nooit bij hem
gestaan, van haar leven niet. Wanneer zij ech
ter bedacht waar zij dan stonden, d.'in werd zij
bang, dan liep het haar koud la>igs den rug.
En toch had zij hem niet alleen willen laten in
deze enge diepte. De dag was zwoel, uit de
wanden van het graf kwam een fris.sche, koele
aardlucht.
»Het moet nu wel haast genoeg zijn,"
zeide zij.
«Zoodra ik er niet meer boven uit kan kijken,
is het genoeg," antwoordde de kuaap. »Ik heb
geen maatstok noodisr; dat ben ik zelf.'1
>Daar zal hij goed rusten," merkte zij nu op;
zij bedoelde den ouden daglooner Augustin.
»Hij heeft ook niet veel goeds gehad in de
wereld," antwoordde hij. »Eeu wees. Als kind
bij vreemde menschen te zwerven, later bij het
vee. Dat is ook niet heel vroolijk. Toen soldaat.
Daarna weer bij de boeren dienen en niets dan
bij de boeren dienen. Het trouwen hebbeu zij
hem ook verboden. \\rie geen geld heeft, moet
alleen blijven. Hij had ook niemand om hem te
helpen. Als een bedelaar .gestorven, zoover kan
men bet brengen, wanneer men altijd de boeren
maar dient en eerlijk blyft.' Men moet eigenlijk
niet te eerlijk zijn in de wereld* Wat vind je er
van, meid ?"
»Het eerlijk zijn alleen zal hem ook niet tot
een bedelaar gemaakt hebben," antwoordde het
meisje.
»Je hebt alweer gelijk," zeide de jongen; »sn
nu ziet niemand het meer. Nu zal je me een
zoen geven." »
»Ik smeek je, goede, beste jongen, laat me
eruit!" riep zij. »Bet liedje komt me in de ge
dachte : Hoe rijden de doocten .zoo suel!"
* Waarvoor zou j« dan batig zijn, ik ben im
mers bij je!" hernam hij.
a Een andermaal!" fluisterde zij en greep vas
ter de schop, en schepte aarde. Ladisl dacht:
wacht maar, we hebben den tijd nog, we zijn
nog niet diep genoeg. Hij sioeg met zijn spade
in een verrot stuk hout, rukte het los, daar tui
melde het om, zoover als de ruimte het toeliet.
Het meisje verschool zich aan zijn borst eu ver
borg haar gezicht. Voor hunne voeteu lag, lang
uitgestrekt, een menschelijk geraamte, gedeelte
lijk met lompen .zwart doek bedekt, nog haren
aan den schedel ....
In het volgend oogen blik stond het jonge paar
op het groene grasperk. Zij wisten zelf niet, hoe
zij zoo gauw uit de diepte omhoog gekomen
waren.
«De dooden rijden snel!" zeide het meisje,vau
afschuw haast schreiend.
«Het is merkwaardig zooals dat iemand kan
aangrijpen," zeide Ladisl bijna als verontschul
diging, dat hij zelf ook zoo gauw uit de diepte
omhoog was. «Het loopt mij ook huiverig over den
rug. Menschenbeenderen. Een gewoon doodgraver
ziet ze lederen dag, zooals elk van ons op de
heide de steenen en wortels. Wat is er dan ook
bijzonders aan ? Beenen van een dooJe, die ge
storven is. Daarom zal ook de doodgraver het
leven niet donkerder inzien, als hij geen gek is."
«Dat wij het juist van daag eens geworden zijn ["
zeide zij. »En bij zulk een werk ! Dat kan geen
goed voorteeken zijn."
»Wel zeker, begin zoo maar!" riep de knaap.
»Je zult geen plekje op aarde vinden, zoo groot
als een bed, waaronder niet iemand ligt of gele
gen heeft en vergaan is. Als dat alles slechte
voorteekens waren ! Er is, zegt de schoolmeester,
niets zoo krachtigs en levendigs en vruchtbaars
als aarde, en het is toch' enkel wat verrot is.
't Is waar, ze rijden snel, de dooden, ze zijn al
weer voorbij ook."
»Ben jelui klaar ?" vroeg achter hen eene stem.
Plet was de pastoor.
»Ja, heer pastoor, we zijn klaar," antwoordde
de zoon van den Alitschhofer.
Dus morgen kunt gij hem hier brengen."
»Morgen begraven wij den doode," zeide Ladisl
vroolijk, »en overmorgen "
«Wat bedoel je ?"
«Overmorgen komen wij samen in de pastorie
en worden bruid en bruidegom."
Jelui dwaashoofden !" riep de pastoor.
»Bruid en bruigom y Hoe is dat dau zoo gauw
gegaan v"
«Daar beneden."
Ik zou deze huiverige liefdesverklaring niet
verteld hebben, als het niet juist de
verlovingsgeschiedenis was geweest vau een braaf grijs
paar, dat pas hun gouden feest gevierd heeft.
In dat graf, waarin toen de oude dagluoner Au
gustin bijgezet was, is sedert nog menigeen kalm
gaan uitrusten, en daarna in nieuwe gedaante
wisseling te voorschijn gekomen. Ladisl en zijn
meisje echter zijn nog niet bovenaardscli gewor
den, maar op de aarde gebleven, en God heeft
om hen heen een ganscheu kring geschapeii.
ledere zestien of zevenden jaar gaat het zoo
liet kerkhof rond; in een paar jaar konit de
beurt weer aan het kleine plekje, waar de twee
jongelieden elkaar toen ontmoetten. Als het kon
zijn, zouden zij daar gaarne bij elkander slapen.
Och oude kinderen, dat heeft den tijd nog. Laat
de rij nog maar een keer rondgaan, het zal u
nifct 'eens lang vallen de doodeu rijden snel.
VOOIl DAMES.
Zomertoileit&n. WinterKoorspettwrjcn.
Kc'n,e kleed lwjherr'''r>ir<ter.?Mevronw Shutley.
Postpapier. Wwklooncn.
De zomer, althans officieel. is gekomen
en het blijkt, dat do mode zich er op heei't
voorbereid; de lichte toiletten komen in massa on.
Hot groen verdwijnt, ofschoon madame Caruot
hij den Graud-1'rix nog in het vcrt-d'eau was
maar wit, vooral wit met maïs, wit met goud, wit i
met alle tinten van geel geeft den ioofdtoon aan,.
Dan volgen heh'otrppe, maïs, en daarna rose en
lichtblauw, die niet te onttroonen zyn.
Als stof het dure, maar steeds elegante crêpe
de-Ohme, dat nu al een jaar of wat heerscht
voorts geborduurd neteidoek, batist, crêpe lisse",,
foulard, het oude jaconas en barège, faille; d
effeu patronen gaan het weer wiimeu van de'ge
brocheerde.
Men herinnert zich de antieke sjaaltjes", een
soort revers van het middel naar de .schouders,
of ook wel van don eonen schouder naar dei
aiider loopend, over de horst, liefst met een smal
franjetje er om heen; welnu, ze komen terug,
met franje en al. Er aan verwant zijn de bretels'
niet bijbehoorend keursje, van achteren of van
voren dichtgeregen. Men draagt ook wel twee
bretels over iedcren schouder, van zwart fluweel,
en laat dan even zooveel lange zwart fluweelen'
linten op den rok hangen. Men maakt ook ruggen
zonder naad, rutar neemt dan de stof dwars, voor
hot goed zitten; een aardig en origineel
garnituur is dan een streep borduursel of garneersel
schuin over den rug te laten loopen van het mid
den van den rechterschouder tot een weinig links
van het midden der ceintuur; er is iets antieks
of Japansch. in elk geval artistiek», in die schuine
draperie onder den eenen schouder langs. De
voorzijde wordt bij zulk een rug geheel glad ge
nomen en op den eenen schouder en in den eenen
zijnaad dichtgemaakt.
Men draagt ook weer gekleurde transparanten
onder neteldoekscüe japonnen Als het transparant
rose is, of' garnaalkleur, neemt men het niet
onder het corsaye. ok op de zomertoiletten ziet
men de gordels van goud met edelgesteenten, de
galons met turkooizen; een rand van goudgalon
met verschillende half-edele steenen op wit cr
pelisse is niet te buitensporig, en het eenigszins
zware galon helpt den rok goed har gen.
De zwarte kanten komen, meest in andere
patronen, weer hier en daar te voorschijn; een
zeer fraaie toepassing, die dezen winter navolging
zal vinden, was een zwarte kanten mantel, met
hoogen Medicis-kraag, geheel met rose struisveeren
gevoerd; ook een boa van struisveeren, licht,
warm en elegant, mag eigenlijk bij geen
badplaatstoilet ontbreken. De boa is niet zoo lang meer
als vroeger, sommigen verkorten hern tot een
eenvoudigen kraag, die van achteren met lange
linten in de kleur gesloten wordt; de linten
vormen een suises-moi op den rug, tot den rand
van het kleed. Men noemt den boa ook wel van
tulle, van crêpe lisse of van bloemen.
De parasols nemen meer en meer den vorm en
de .grootte van koepeldaken aan. Voegt men
daarbij, gelijk vaak geschiedt, een of twee breede
kanten volants, slap afhangend, dan kon de sultan
bijna zijn harem op die wijze uit rijden sturen;
deze mode is al te bescheiden om lang stand te
houden.
*
* *
Zoodra de zomerklcoding afgeleverd is, wordt
reeds voor den winter gearbeid, en eene kleine
iridiscrotie nu en dan brengt de nieuwsgierigen
reeds op het spoor. Er wordt van een belangrijke
nieuwigheid voor .avondtoiletten gesproken ; men
zou namelijk lange tullen of gazen sleepen dragen,
op rokken van fluweel of zijde. Kok en corsage
zouden bij elkaar behooren, mot borduursel of
bloemen (zonder bladeren dezen winter)
gegarneerd; van achteren ligt, op den rok of tusscheri
den rok, die zich dan van achteren in tweeën
deelt, de lichte sleep van tulle of crêpe de Chine.
Grenadine zal dozen winter wellicht niet zoo
veel meer gedragen worden, omdat men er gedu
rende den zomer werkelijk misbruik van maakt.
Grenadine als reistoilet, hetzij efïcn zwart met
zwartzijden onderkleed, hetzij met bonte patronen
op zwarten grond en transparant in de kleur,
wordt bij massa's besteld. Ook neemt inen er wol
corsago, ceintuur, panneaux of rand, met kleurig.
passement bezet, bij. Een zeer elegant
grenadinecostuum wordt uit de badplaats Deauville gemeld.
Zwart grenadine met groen en fraise bloempjes;
onderkleed van eha-ngeant taf, groen en rose;
volant van zwarte Chantilly, 30 centimeter breed,
om den rok, geheel met strikjes van smal groen
en fraise fluweel lint, waarvan de einden tot onder
aan de kant hangen ; ais ceintuur een keursje van
fraise fluweel; hooge mouwen van kant op taffen
transparant en smalle strepen fluweel lint.
Een mooie stof voor visite en avoudtoüetten is
zwarte tulle, groot van korrel en met reusachtige
fluweelen mouches. Men vindt ze in twee soorten,
met opgeplakte mouckes, die al hiwjl licht er af
vallen, of met opgenaaide, die veel duurder zijn.
Eene Arnerikaansche kleedinghervormster",
mrs. Jenness Miller, legt liet menschkundiger aan
dau do meeste harer revoiuüonnaire zus teren.
zooals lady Harberton, mrs. Bloomer, enz. Zij
In het overzicht der spelopeningen zijn enkele
zetten verkeerd aangegeven.
Paanigambiet c4 e5, f4,eM: pfi), g5Lc4?g4,etc.
Cunningh.verded. Lu7.
In het l'iercegambiet en het Ilampe-Allgauer
gambiet zijn de 3 eerste zetten van weerskanten
dezelfde als in het Steinit/.Gambiet.
In de klassieke verdediging van het
Paardgainbiet leze men Te zet vau zwart in plaats vau
K.c7. D.e7. De eerste drie zetten gelijk het
paardgambiet.
Wij raden allen die belangstellen in deze studie,
sterk aan tle tabel op ceii groot vel papier aau
eene zijde beschreven, na correctie te cupu'eren
bet zal de ventere studie der openingen aanmer
kelijk vereenvoudigen, en is als het ware het
A B C van het schaakspel, dat ieder van buiten
diene te kennen.
Wij vergaten bij het laatste probleem van Klett
te vermelden, dat wit in o zetten raat geeft.
BUITEXLAXDSCIIE MEDEDEELIXGEX.
De Match Blackburne-Lee werd Maantlag jl. te
Bradford begonnen.
Mr. Ilofïer, secretaris der British-Chess
Association, doelt or;s mede dat tot op Dinsdag 15
Juli du volgende meesters zich definitief voor den
i grooten wedstrijd te Manchester hebben aangemeld :
Uit Engeland, Ginisiierg. Blackbunio, Buru,
Mason, Bird en Lee, uit Amerika Oaptain
Mackensie, Lipscimtz enShowalter, uit Duitschland Laskcr,
VOD Barilolcbun, Schailoj'U en Mioses, uit Yv'cenen
liauer en Weis-,8 en Taubeuhaus uit Parijs.
Dr. Tarrasch uit Xourenberg, E:\glisch. uit
! AVecnon cu Tuchi^orin, uit Petersburg zija nog
onzeker. Louis l'aulscn is door ongesteldheid
verhinilcrd, Hteinitz (Xow-Vork) \Vinawcr (War
schau) en l'osent.hal (Parijs) zullen dit keer niet
van do partij zijn. Door de toegezegde mede
werking der bovengenoemde 10 Matadors is bet
sui'ccs van lint congres in ieder geval verzekerd.
Holland schittert wederom als gewoonlijk door
afwezigheid !
j Op een pas gehouden tournooi te Cbicago won
j Showalter op schitterende wijze den eerstel', prijs.
; Van do 14 partijen die hij speelde wou hij l.'S.
' Hieruit blijkt, dat hij een betere tournooi dan
match.speler is, als zijn match niet MaxJuddten
minste als maatstaf mag dienen. Vau de 4 laatste
groote wedstrijden waaraan bij deelnam won bij
op .'5 den eersten prijs!
Onze landgenoot it. J. Loman te Londen won
7 Juli zijn match met mr. Th. lïoss. Het eind
resultaat was L. 5, P.. '2 en 5 remises. Ross won
de eerste 2 partijen der match, waarna zijn geluk
een einde nam.
OPLOSS1XG
van Probleem Xo. 29 van Lilian Baird.
Wit. Zwart.
l e7 f7 h4 h5
2 e(>
hiJ:'r
Probleem Xo. 30 van Th. Klett.
Wit. Zwart.
l a3 cl do x e5
a g4 f 4 t e') x 14
d2 (14 i met varianten.
Goede oplossingen ontvangen van L. S. te Arnhem
X. St. te 's Ilago on van 110. 29 van Wed. L. T.
A. M. T. te Zutphen.