De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 20 juli pagina 6

20 juli 1890 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DU AMSTEEDAMMËTl, WEEKBLAD VOt)ïl TEBEKLANÖ. No. 682 "Mt den'? Graserer gezegd. Zulk een jongen had «t geen denkbeeld van hoe steenhard de grond 1% waarop de menschen het geheele jaar ror,dtrippélen, hoe diep het gat moet zijn, en dat het «ok een vorm moest hebben, niet ongeveer als een mesttuil of nog erger. Een vrouw, die niet eens een hooivork hanteeren kan, die niet eens «en flinke voor kan ploegen, zou een mooi men-nchengraf kunnen maken. Om te lachen is het!" Zoo dacht de Alitschhofer en zag nu ia dat hij z§n oudsten zoon, Ladisl, naar het kerkhof moest Moren. Alleen zou hij eöhter niet klaar komen. e meid van den Graserer moest hem helpen. Hét was dan op een frisschen bedauwden lentenaorgen, dat een stevige jongen, met de spade «n de schoffel op den schouder, naar het kerk hof ging. Hij jodelde vandaag niet, floot ook feen liedjes, zooals dat anders zijne gewoonte was, als hij zonder veel zorg voortslenterde onder den zonnigen hemel. Hij was anders een opge wekte jongen ; ja, hij was het eigenlijk ook van daag, maar alleen had hij graag wat langer ge slapen. Gisteren gedanst op den dorpskernaisdag, om middernacht thuis gekomen, boos gehumeurd geweest, omdat het op dezen kermisdag met vigen niet naar den zin gegaan was, vandaag doodgraverswerk het wordt hoe langer hoe mooier op de wereld! LaSisl gaat eerst naar den pastoor om te vraj^en waar de oude daglooner Augustin moest ge legd worden. »Mijn God, waar dan? Wij zijn met de rij tot aan het groote kruis gekomen. Menig boer zou wat in zijn schik zijn, als hij de eereplaats kon krijgen midden op het kerkhof, b\j het kruis. Maar we zullen geen omweg nemen. Augustin beeft zich in het leven wat achteraf moeten houden, daarom zal hij nu zijne rustplaats mid den in hebbeu." Zoo sprak de pastoor, ging niet den boeren zoon naar bet kerkhof, dat buiten het dorp tusgcben de velden lag en wees hem de plaats waar gegraven kon worden. Toen bracht hij uit het knekelhuis een langen, vierhoekigen stok mee, waarop door insnijdingen aangeduid was hoe lang, broed en diep het graf gemaakt moest worden. Pak het werk aan," zeide hij, »dat het er ook wat netjes uitziet als het klaar is. En werk goed rechthoekig met den winkelhaak. Leg dan plan ken er in, dat de aarde niet meer over den rand terugvalt. Als het van onderen vochtig is en de kanten zouden kunnen instorten, steek er dan stutten in. Werp de beenderen en wat gij vindt qp zijde en breng ze dan in het knekelhuis. En graaf dan goed diep, anders worden we beiden beboet." Ladisl deed gedurende deze aanwijzingen niets dan voortdurend met zijn hoofd knikken dat bij het goed zou doen, en toen de pastoor weg was, zette de jongen spade en schoffel tegen een houten grafkrnis, en stopte een pijp. Op het veld aan de overzijde waren landbouwers bezig, en het hu I en hot! van de ossendrijvers kon men in den stillen hof hooren weerklinken. Toen de pijp brandde, leunde Ladisl op zijne spade en keek op het gras neder terwijl hij bij zich zelf mompelde: Nu, hoe zal ik het nu aanpakken ?" Eindelijk stak hij ze in de aarde. ?»Daar komt nu de verwenschte ellendeling," bromde hij onder het arbeiden, en pakt me de meid weg! Maar ik zal hem wel krijgen. Hij komt nog wel eens onder mijn handen. Met haar is het uit. Zoo een heb ik er niet noodig. Wat is dat daar voor een harde knoest? Een stuk van een oude grafzerk. Ik ken je niet meer, zal ik zeggen, als ze mij aanspreekt. Ik kr\jg wel een betere, als ik wil. Als iemand zich door den eersten den besten schooier laat w gpakken, dan heb ik er al genoeg van. Ik heb nooit iets van haar gehad, Goddank. Eruit, kom!" Het laatste woord zeide hij tot het stuk steen, woelde het toen met de spade eruit en schopte het op zijde. »Me dunkt we hebben vandaag een mooi werkje samen", riep een heldere stem. De knaap keek 0p ; de meid van den Graserer stond voor hem. Sapperment, dat was een meid! Vandaag wel in het doordeweeksche pak en blootsvoets, dat haar de aarde niet in de schoenen kon vallen, maar het vroolijke kopje met een zwart zijden doekje omwonden, waar van alle kanten de gouden haren kwamen nitkrullen. Om den boezem kruiselings een roode doek gespan nen, maar aan den hals kom t het witte hemd eruit kijken. Het jakje heeft zij uitgetrokken; het hangt aan haar arm. Het is 's morgens al zoo warm. Het zal heet worden vandaag. Ladisl had zich dadelijk weer van haar afge wend, en groef vlijtig aarde op ; eindelijk echter richtte hij zich omhoog, keek haar donker aan, en vroeg: »Wat wil jij dan hier ?" »De boer stuurt me," antwoordde zij eenvoudig; >ik moet immers helpen doodgraven." Zoo", zeide hij en groef verder, zonder zich om het meisje te bekommeren. De deerne bleef een tijd staan toekijken, toen Troeg zij : »Nu, waar moet ik dan aan den gang gaan? De baas van het werk zal. jij wel zijrj." Terwijl zij het woord zeide, had zij zelf de ondeugendheid niet bemerkt die er instak, maar toen zij het begreep, dacht zij: «'tIs ook goed, dan heeft hij meteen wat hem toekomt." Hij wilde teratond een bits antwoord geven, maar hield het terug. Met vrouwvolk kibbelen. Dat zou wat moois zijn ! En nog wel bij zoo'n werk. Zïj is hem immers vreemd, en met vreemde menschen kibbelt men niet. Neem de schop en draag aarde weg!" beval hij kortaf. »0m u te dienen, genadige heer!" antwoordde zij geraakt. Toen werkten beiden op de enge, donkere plek, de knaap groef de aarde los, het meisje droeg ze weg. Hij wierp de pijp op de graszoden, zij had hem gehinderd; weldra trok Mj zijn jas uit en wierp die ook weg. De meid spuwde zich van tijd tot tijd in de holle handen om beter den gladden steel van de schop te kunnen vasthouden. Geen hunner zeide een woord. Toen zij op die manier zich kniediep er in ge graven hadden, trilden plotseling de handen van het meisje, zoodat de aarde weer van de schop viel en daarmede «en roodachtig bruin stokje met knobbels aan de beide einden. Het mekje ademde diep, haar handen beefden. »Een doods.been", zeide zij toen zacht. De jongman hoorde het niet, maar groef. De grond was zwart, maar droog; dikwijls lag er een vermolmd splintertje hout tuaschen. Het meisje legde de hand op zijn schouder, en zeide: «Ladisl, je bent niet boos op me ?" Ik aou niet weten waarom," antwoordde hij en groef. »Om gisteren," ging zij voort; »kijk, hoe had ik nu kunnen weten, dat het je uiet hetzelfde was, met wien ik dans." »Het is mij niet hetzelfde," barstte hij uit. Dat was dom. dacht hij daarop. «Die van Straubinger heeft me er voor ge vraagd." Eu waarom juist die van Straubinger?" »Ljeve God, waarom zou die juist niet met mij dansen ?" »Ik heb je aangesproken." »Je hebt er me toch geen woordje van gezegd, dat ik met jou alleen moest dansen." «Dat moest ge weten," zeide hij. Het meisje liet zoo een beetje haar kopje han gen, en vroeg toen bescheiden en zacht: »Houd je dan zooveel van me, Ladisl?" Dat spreekt toch van zelf! wilde hij boos uit roepen, maar nog juist bijtijds kwam het by hem op : 'tls ook waar. Hoe kon zij het ook weten ? Ik heb het haar immers nog nooit gezegd. Hij vatte nu weer een plooi van haar borstrok aan. »Kind! ik kan het niet hebben, dat je een ander aankijkt. Ik weet niet waarom." «Zoo jaloersch ? En je houdt niet eeua van me?" zeide zij, want nu wilde zij het eruit hebben. Wie zegt dat dan?" riep hij en sloeg den arm om haar hals. »0ho !" zeide zij, en kroop er onderteen. Toen werd zij bloedrood tot in haar hals. »Meid," zeide hij zacht en vol ootmoed, »nu moest je me een zoen geven " Wie zal dan dadelijk zoo zoo '' ant woordde zij, maar zij bleef steken en wees op het veld, waar de landbouwers bezig waren. Zij heeft gelijk, dacht Ladisl; die daar kun nen ons zien, en ze behoeven het niet te weten. Snel begon hij weer te graven zij te schep pen. Zij deed het nu veel flinker en vlijtiger dan eerst. En toen het tegen den middag liep, waren zij al een heel eind diep in den grond. »He, dat is grappig," riep plotseling de knaap; »hoe komt daar zoo in den grond een kegelbal." want in eene zijde van het graf zat zoo iets. De jongen hakte het met de spade te voorschijn, toen gaf het meisje een luiden gil, want voor haar voeten lag een doodshoofd en keek haar met de holle oogen schrikwekkend aan. Zij spraken er verder niets over; de knaap wierp met de hand den schedel over den rand naar buiten, zoodat hij over het gras huppelde en in een partijtje boterbloemen en wilde klaver bleef steken. De middagbel luidde voor het eten. Daarna kwam over de wereld de droomeride stilte van den heeten zomerdag. De twee jongelieden daalden weer in den kuil. Het meisje moest al op de schop gaan staan, als zij over den rand wilde uitkijken in de wijde wereld. De jongman zag zonder moeite al de kruisen op het kerkhof, en daarginds de arbeiders op het veld. Bij het arbeiden raakten zij elkaar telkens met de elle bogen, geen vau belden lette daar echter op. Het was het meisje wfcl vreemd om het hart. Zoo benauwd en toch zoo zalig! Hoe dikwijls bad zij al aan dien jongen moeten denken. YVanneer zij een liedje had gezongen, was hij er altoos in bedoeld. Zoo dicht had zij nog nooit bij hem gestaan, van haar leven niet. Wanneer zij ech ter bedacht waar zij dan stonden, d.'in werd zij bang, dan liep het haar koud la>igs den rug. En toch had zij hem niet alleen willen laten in deze enge diepte. De dag was zwoel, uit de wanden van het graf kwam een fris.sche, koele aardlucht. »Het moet nu wel haast genoeg zijn," zeide zij. «Zoodra ik er niet meer boven uit kan kijken, is het genoeg," antwoordde de kuaap. »Ik heb geen maatstok noodisr; dat ben ik zelf.'1 >Daar zal hij goed rusten," merkte zij nu op; zij bedoelde den ouden daglooner Augustin. »Hij heeft ook niet veel goeds gehad in de wereld," antwoordde hij. »Eeu wees. Als kind bij vreemde menschen te zwerven, later bij het vee. Dat is ook niet heel vroolijk. Toen soldaat. Daarna weer bij de boeren dienen en niets dan bij de boeren dienen. Het trouwen hebbeu zij hem ook verboden. \\rie geen geld heeft, moet alleen blijven. Hij had ook niemand om hem te helpen. Als een bedelaar .gestorven, zoover kan men bet brengen, wanneer men altijd de boeren maar dient en eerlijk blyft.' Men moet eigenlijk niet te eerlijk zijn in de wereld* Wat vind je er van, meid ?" »Het eerlijk zijn alleen zal hem ook niet tot een bedelaar gemaakt hebben," antwoordde het meisje. »Je hebt alweer gelijk," zeide de jongen; »sn nu ziet niemand het meer. Nu zal je me een zoen geven." » »Ik smeek je, goede, beste jongen, laat me eruit!" riep zij. »Bet liedje komt me in de ge dachte : Hoe rijden de doocten .zoo suel!" * Waarvoor zou j« dan batig zijn, ik ben im mers bij je!" hernam hij. a Een andermaal!" fluisterde zij en greep vas ter de schop, en schepte aarde. Ladisl dacht: wacht maar, we hebben den tijd nog, we zijn nog niet diep genoeg. Hij sioeg met zijn spade in een verrot stuk hout, rukte het los, daar tui melde het om, zoover als de ruimte het toeliet. Het meisje verschool zich aan zijn borst eu ver borg haar gezicht. Voor hunne voeteu lag, lang uitgestrekt, een menschelijk geraamte, gedeelte lijk met lompen .zwart doek bedekt, nog haren aan den schedel .... In het volgend oogen blik stond het jonge paar op het groene grasperk. Zij wisten zelf niet, hoe zij zoo gauw uit de diepte omhoog gekomen waren. «De dooden rijden snel!" zeide het meisje,vau afschuw haast schreiend. «Het is merkwaardig zooals dat iemand kan aangrijpen," zeide Ladisl bijna als verontschul diging, dat hij zelf ook zoo gauw uit de diepte omhoog was. «Het loopt mij ook huiverig over den rug. Menschenbeenderen. Een gewoon doodgraver ziet ze lederen dag, zooals elk van ons op de heide de steenen en wortels. Wat is er dan ook bijzonders aan ? Beenen van een dooJe, die ge storven is. Daarom zal ook de doodgraver het leven niet donkerder inzien, als hij geen gek is." «Dat wij het juist van daag eens geworden zijn [" zeide zij. »En bij zulk een werk ! Dat kan geen goed voorteeken zijn." »Wel zeker, begin zoo maar!" riep de knaap. »Je zult geen plekje op aarde vinden, zoo groot als een bed, waaronder niet iemand ligt of gele gen heeft en vergaan is. Als dat alles slechte voorteekens waren ! Er is, zegt de schoolmeester, niets zoo krachtigs en levendigs en vruchtbaars als aarde, en het is toch' enkel wat verrot is. 't Is waar, ze rijden snel, de dooden, ze zijn al weer voorbij ook." »Ben jelui klaar ?" vroeg achter hen eene stem. Plet was de pastoor. »Ja, heer pastoor, we zijn klaar," antwoordde de zoon van den Alitschhofer. Dus morgen kunt gij hem hier brengen." »Morgen begraven wij den doode," zeide Ladisl vroolijk, »en overmorgen " «Wat bedoel je ?" «Overmorgen komen wij samen in de pastorie en worden bruid en bruidegom." Jelui dwaashoofden !" riep de pastoor. »Bruid en bruigom y Hoe is dat dau zoo gauw gegaan v" «Daar beneden." Ik zou deze huiverige liefdesverklaring niet verteld hebben, als het niet juist de verlovingsgeschiedenis was geweest vau een braaf grijs paar, dat pas hun gouden feest gevierd heeft. In dat graf, waarin toen de oude dagluoner Au gustin bijgezet was, is sedert nog menigeen kalm gaan uitrusten, en daarna in nieuwe gedaante wisseling te voorschijn gekomen. Ladisl en zijn meisje echter zijn nog niet bovenaardscli gewor den, maar op de aarde gebleven, en God heeft om hen heen een ganscheu kring geschapeii. ledere zestien of zevenden jaar gaat het zoo liet kerkhof rond; in een paar jaar konit de beurt weer aan het kleine plekje, waar de twee jongelieden elkaar toen ontmoetten. Als het kon zijn, zouden zij daar gaarne bij elkander slapen. Och oude kinderen, dat heeft den tijd nog. Laat de rij nog maar een keer rondgaan, het zal u nifct 'eens lang vallen de doodeu rijden snel. VOOIl DAMES. Zomertoileit&n. WinterKoorspettwrjcn. Kc'n,e kleed lwjherr'''r>ir<ter.?Mevronw Shutley. Postpapier. Wwklooncn. De zomer, althans officieel. is gekomen en het blijkt, dat do mode zich er op heei't voorbereid; de lichte toiletten komen in massa on. Hot groen verdwijnt, ofschoon madame Caruot hij den Graud-1'rix nog in het vcrt-d'eau was maar wit, vooral wit met maïs, wit met goud, wit i met alle tinten van geel geeft den ioofdtoon aan,. Dan volgen heh'otrppe, maïs, en daarna rose en lichtblauw, die niet te onttroonen zyn. Als stof het dure, maar steeds elegante crêpe de-Ohme, dat nu al een jaar of wat heerscht voorts geborduurd neteidoek, batist, crêpe lisse",, foulard, het oude jaconas en barège, faille; d effeu patronen gaan het weer wiimeu van de'ge brocheerde. Men herinnert zich de antieke sjaaltjes", een soort revers van het middel naar de .schouders, of ook wel van don eonen schouder naar dei aiider loopend, over de horst, liefst met een smal franjetje er om heen; welnu, ze komen terug, met franje en al. Er aan verwant zijn de bretels' niet bijbehoorend keursje, van achteren of van voren dichtgeregen. Men draagt ook wel twee bretels over iedcren schouder, van zwart fluweel, en laat dan even zooveel lange zwart fluweelen' linten op den rok hangen. Men maakt ook ruggen zonder naad, rutar neemt dan de stof dwars, voor hot goed zitten; een aardig en origineel garnituur is dan een streep borduursel of garneersel schuin over den rug te laten loopen van het mid den van den rechterschouder tot een weinig links van het midden der ceintuur; er is iets antieks of Japansch. in elk geval artistiek», in die schuine draperie onder den eenen schouder langs. De voorzijde wordt bij zulk een rug geheel glad ge nomen en op den eenen schouder en in den eenen zijnaad dichtgemaakt. Men draagt ook weer gekleurde transparanten onder neteldoekscüe japonnen Als het transparant rose is, of' garnaalkleur, neemt men het niet onder het corsaye. ok op de zomertoiletten ziet men de gordels van goud met edelgesteenten, de galons met turkooizen; een rand van goudgalon met verschillende half-edele steenen op wit cr pelisse is niet te buitensporig, en het eenigszins zware galon helpt den rok goed har gen. De zwarte kanten komen, meest in andere patronen, weer hier en daar te voorschijn; een zeer fraaie toepassing, die dezen winter navolging zal vinden, was een zwarte kanten mantel, met hoogen Medicis-kraag, geheel met rose struisveeren gevoerd; ook een boa van struisveeren, licht, warm en elegant, mag eigenlijk bij geen badplaatstoilet ontbreken. De boa is niet zoo lang meer als vroeger, sommigen verkorten hern tot een eenvoudigen kraag, die van achteren met lange linten in de kleur gesloten wordt; de linten vormen een suises-moi op den rug, tot den rand van het kleed. Men noemt den boa ook wel van tulle, van crêpe lisse of van bloemen. De parasols nemen meer en meer den vorm en de .grootte van koepeldaken aan. Voegt men daarbij, gelijk vaak geschiedt, een of twee breede kanten volants, slap afhangend, dan kon de sultan bijna zijn harem op die wijze uit rijden sturen; deze mode is al te bescheiden om lang stand te houden. * * * Zoodra de zomerklcoding afgeleverd is, wordt reeds voor den winter gearbeid, en eene kleine iridiscrotie nu en dan brengt de nieuwsgierigen reeds op het spoor. Er wordt van een belangrijke nieuwigheid voor .avondtoiletten gesproken ; men zou namelijk lange tullen of gazen sleepen dragen, op rokken van fluweel of zijde. Kok en corsage zouden bij elkaar behooren, mot borduursel of bloemen (zonder bladeren dezen winter) gegarneerd; van achteren ligt, op den rok of tusscheri den rok, die zich dan van achteren in tweeën deelt, de lichte sleep van tulle of crêpe de Chine. Grenadine zal dozen winter wellicht niet zoo veel meer gedragen worden, omdat men er gedu rende den zomer werkelijk misbruik van maakt. Grenadine als reistoilet, hetzij efïcn zwart met zwartzijden onderkleed, hetzij met bonte patronen op zwarten grond en transparant in de kleur, wordt bij massa's besteld. Ook neemt inen er wol corsago, ceintuur, panneaux of rand, met kleurig. passement bezet, bij. Een zeer elegant grenadinecostuum wordt uit de badplaats Deauville gemeld. Zwart grenadine met groen en fraise bloempjes; onderkleed van eha-ngeant taf, groen en rose; volant van zwarte Chantilly, 30 centimeter breed, om den rok, geheel met strikjes van smal groen en fraise fluweel lint, waarvan de einden tot onder aan de kant hangen ; ais ceintuur een keursje van fraise fluweel; hooge mouwen van kant op taffen transparant en smalle strepen fluweel lint. Een mooie stof voor visite en avoudtoüetten is zwarte tulle, groot van korrel en met reusachtige fluweelen mouches. Men vindt ze in twee soorten, met opgeplakte mouckes, die al hiwjl licht er af vallen, of met opgenaaide, die veel duurder zijn. Eene Arnerikaansche kleedinghervormster", mrs. Jenness Miller, legt liet menschkundiger aan dau do meeste harer revoiuüonnaire zus teren. zooals lady Harberton, mrs. Bloomer, enz. Zij In het overzicht der spelopeningen zijn enkele zetten verkeerd aangegeven. Paanigambiet c4 e5, f4,eM: pfi), g5Lc4?g4,etc. Cunningh.verded. Lu7. In het l'iercegambiet en het Ilampe-Allgauer gambiet zijn de 3 eerste zetten van weerskanten dezelfde als in het Steinit/.Gambiet. In de klassieke verdediging van het Paardgainbiet leze men Te zet vau zwart in plaats vau K.c7. D.e7. De eerste drie zetten gelijk het paardgambiet. Wij raden allen die belangstellen in deze studie, sterk aan tle tabel op ceii groot vel papier aau eene zijde beschreven, na correctie te cupu'eren bet zal de ventere studie der openingen aanmer kelijk vereenvoudigen, en is als het ware het A B C van het schaakspel, dat ieder van buiten diene te kennen. Wij vergaten bij het laatste probleem van Klett te vermelden, dat wit in o zetten raat geeft. BUITEXLAXDSCIIE MEDEDEELIXGEX. De Match Blackburne-Lee werd Maantlag jl. te Bradford begonnen. Mr. Ilofïer, secretaris der British-Chess Association, doelt or;s mede dat tot op Dinsdag 15 Juli du volgende meesters zich definitief voor den i grooten wedstrijd te Manchester hebben aangemeld : Uit Engeland, Ginisiierg. Blackbunio, Buru, Mason, Bird en Lee, uit Amerika Oaptain Mackensie, Lipscimtz enShowalter, uit Duitschland Laskcr, VOD Barilolcbun, Schailoj'U en Mioses, uit Yv'cenen liauer en Weis-,8 en Taubeuhaus uit Parijs. Dr. Tarrasch uit Xourenberg, E:\glisch. uit ! AVecnon cu Tuchi^orin, uit Petersburg zija nog onzeker. Louis l'aulscn is door ongesteldheid verhinilcrd, Hteinitz (Xow-Vork) \Vinawcr (War schau) en l'osent.hal (Parijs) zullen dit keer niet van do partij zijn. Door de toegezegde mede werking der bovengenoemde 10 Matadors is bet sui'ccs van lint congres in ieder geval verzekerd. Holland schittert wederom als gewoonlijk door afwezigheid ! j Op een pas gehouden tournooi te Cbicago won j Showalter op schitterende wijze den eerstel', prijs. ; Van do 14 partijen die hij speelde wou hij l.'S. ' Hieruit blijkt, dat hij een betere tournooi dan match.speler is, als zijn match niet MaxJuddten minste als maatstaf mag dienen. Vau de 4 laatste groote wedstrijden waaraan bij deelnam won bij op .'5 den eersten prijs! Onze landgenoot it. J. Loman te Londen won 7 Juli zijn match met mr. Th. lïoss. Het eind resultaat was L. 5, P.. '2 en 5 remises. Ross won de eerste 2 partijen der match, waarna zijn geluk een einde nam. OPLOSS1XG van Probleem Xo. 29 van Lilian Baird. Wit. Zwart. l e7 f7 h4 h5 2 e(> hiJ:'r Probleem Xo. 30 van Th. Klett. Wit. Zwart. l a3 cl do x e5 a g4 f 4 t e') x 14 d2 (14 i met varianten. Goede oplossingen ontvangen van L. S. te Arnhem X. St. te 's Ilago on van 110. 29 van Wed. L. T. A. M. T. te Zutphen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl