Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEEDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Ieder noznmer bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uit|eter: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,.
Keizersgracht 436.
Zondag 27 Juli.
l
Abonnement per 3 maanden ?1.125, fr. p. post ? 1.27'
Voor Indiëper "jaar B mail?10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , . . 0.10
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
I H H O r D:
VAN VEERE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON : Katjesspel, Amsterd. schets door J. v.
Maurik Jr. KUNST EN LETTEREN: Tooneel
t» Amsterdam., door Fr. Aanteekenüigen Schil
derkunst, door G. T. Sir Eichard Wallace.
Nbtre dame de Forest, door -wijlen Dr. J. A.
AIberdingk Th\jm, beoordeeld door Jos. W. De
vrouw fin de siècle." Een reis door Rusland,
beoordeeld door A. J. VARIA. SCHAAK
SPEL. MILITAIRE ZAKEN: De stand van
het geweervraagsruk in Nederland, in 1890. I.
Russische schetsen door Anton Tschechow. I.
Voor Dames, door E-e. ALLERLEI.
CORBESPONDENTIE. RECLAMES.
BEURSOVEEZICHT. ADVERTENTIËN.
Van verre en van nabjj.
De Duitsche keizer zal weldra van zijne
zomerreis naar-het hooge noorden
terugkeeren, om een bezoek te brengen aan den
koning der Belgen, dien hij te Ostende zal
ontmoeten, en om daarna eenige dagen in
Engeland door te brengen. Fa dien tijd zal
nog even eene revue van het gardekorps te
Berlijn worden gehouden, en dan gaat de
reis naar St. Petersburg.
Men weet, dat keizer Wilhelm de vele en
langdurige zwerftochten, door hem »in het
belang des rijks" ondernomen, tochten, die
hem aan bijna alle groote en kleinere
Europeesche hoven brachten, met Rusland heeft
begonnen. Dat hieraan het streven ten grond
slag lag, om de verhouding tusschen Rusland
en Duitschland te verbeteren, is algemeen
bekend, maar evenzeer, dat dit streven tot
nu toe niet met eenig succes is bekroond.
Het duurde meer dan een jaar, eerde czar het
bezoek van den jongen monarch beantwoordde,
eu alles wees erop, dat deze burgerlijke be
leefdheid slechts een gedwongen fraaiigheid
was. Rusland wijst alle pogingen tot toenade
ring met in het oogloopende koelheid en met
voorgewende onverschilligheid af. Het wil
klaarblijkelijk in Duitschland niet anders
zien dan den bondgenoot van Oostenrijk, en
Feuilleton.
KATJESSPEL.
Amsterdamsche schets,
door
JÜSTÜS VAN MAURIK JE.
»Gauw! gauw de deur dicht; ik geloof
dat de poes ... jawel, dddr is ie al beneden,
Ka!... Ka-aatje doe de trapdeur dan toch dicht
poes, poessie!" schreeuwt boven van uit 't
portaal een manke, oude juffrouw, met meer
rimpels dan tanden en haren, tot het
kleine morsige dagmeisje dat beneden op de
stoep, voor de openstaande deur, met een
vischvrouw over een paar bakscholletjes on
derhandelt.
»Hij is d'r al uit juffrouw, ik kon d'r niks
an doen," roept 't meisje terug met een
achterwaartschen hoofdwenk naai boven.
»O Heere! 't stomme dier is nog nooit op
straat geweest," klaagt de juffrouw terwijl
zij zoo haastig ze kan de steile treden
afsukkelt en op de stoep staande nogmaals heel
snel achter elkander «Poes-poes-poes-poes!"
roept.
»'t Beessie heit zekers de vis geroke juf
frouw/1 zegt de vischvrouw en met duim en
vinger de dikte van de schol aanwijzend
vraagt ze: »Heit uwe ze ooit zóó gezien
n' vis as 'n tarbot vier dubbeltjes voor
uwe.v
»Poes ! Poes ! Poes !"
»Ken uwe begrijpe; maak
komt
je maar niet
vooreerst niet
buiten aasem die
weerom ; hij neemt z'n vrije dag ereis.
Mot uwe ze dan hebbe voor zeuve stui
vers ?"
»Miessie, Miessie, Miessieü"
»0ch menslief, je katje komt wel van
zelrers weerom, maar zulke schol niet."
»Ik heb vandaag geen vischnoodig! Och!
heere m'n poes!" de juffrouw kijkt links en
rechts de straat in en de vischvrouw zegt
snibbig: »En je laat me roepe door je
in Oostenrijk de eenige mogendheid, van welke
het een ernstig en rechtstreeksch verzet tegen
zijne plannen ten opzichte van het Balkan
schiereiland heeft te duchten. Deze houding
kwam dezer dagen weder duidelijk uit in
een officieus schrijven, uit St. Petersburg aan
de "VVeener Politische Correspondent gericht
Er is in den laatsten tijd herhaaldelijk sprake
geweest van een troonsafstand van vorst
Ferdinand van Bulgarije, en men heeft beweerd
dat zulk een stap, die natuurlijk eene vol
doening voor Rusland zou zijn, het gevolg
zou kunnen wezen van eene eenigszins ernstige
pressie door de Duitsche diplomatie op Oosten
rijk en op den Coburger uitgeoefend. Doch de
officieuse schrijver wijst reeds bij voorbaat
zulk een dienst met bijna beleedigende min
achting af. De oplossing van de Bulgaarsehe
quaestie, zegt hij, moet vooral niet worden
overhaast. Voorloopig is dan ook van de
Russische regeering geenerlei poging te
verwachten, om prins Ferdinand te ver
wijderen, want nierdoor zou aan de Bul
gaarsehe crisis geen einde zijn gemaakt
integendeel, er zouden nieuwe verwikkelingen
door ontstaan, die gevaarlijk voor den vrede
zouden kunnen worden. Men zou door de
verwijdering van den vorst niets winnen, en
alleen nog dankbaar moeten zijn aan die
regeering, door welker tusschenkomst dit
povere resultaat zou zijn bereikt. En om
toch vooral niet onduidelijk te zijn, laat de
officieuse correspondent op deze meer of
minder algemeene beschouwingen de woorden
volgen: »De Russische bladen maken er geen
geheim van, dat het voor Rusland zeer on
aangenaam zou zijn, als bijvoorbeeld de
Duitsche keizer, bij zijn aanstaand bezoek
op Peterhof, zich zou kunnen beroepen op
een aan ons land in de Bulgaarsehe quaestie
bewezen dienst, vooral wanneer het een dienst
gold van zoo geringe beteekenis als eene
diplomatieke pressie zou zijn, die den prins
van Coburg verwijderde zonder een der andere
westelijke elementen van de Bulgaarsehe
quaestie weg te nemen." Dit «westelijk" is
zeer veelzeggend.
De positie van de Duitsche regeering wordt
er niet gemakkelijker op, nu vorst Bisinarck,
meissie, 'k sta hier nou net voor mal, mot
je dan nou weer gén vis ?"
«Neen ? Och, Gomme! waar zou ie nou
naar toe gaan ?"
«Daar, daar!" roept eensklaps Kaatje, die
op straat is gaan staan en met den vinger
voor zich uitwijzend: »daar gaat ie hierover
in de groenkelder!"
«Gauw dan Kaatje, haal 'm weerom!"
«Kristenenziele wat 'n drokte om zoo'n
kat. Weet uwe 't nou wél dat je gén
schol wil ?"
«Neen, neen! van daag maar niet," angstig
ziet de juffrouw het dienstmeisje na, dat zoo
snel 't kan naar den groenkelder, schuins
tegenover, loopt.
De kat, een dood gewone cypersche, is tus
schen een paar groentemanden, aan den in
gang der kelderwoning uitgestald,
weggekropen en slechts het puntje van haar staart is
zichtbaar.
»Daar zit ie," roept een jongen, die 't ge
schreeuw hoorend is blijven staan kijken.
»Waar?"
«Daarzoo, achter die mand met slaai!"
Op haar hurken zittend vleit het meisje:
»Poê-poêtje-poessie! kom dan maar bij Kaatje?"
Het puntje van den staart verdwijnt en
't neusje der kat wordt even zichtbaar.
Een paar kinderen zijn naast den jongen
neergehurkt en schreeuwen eensklaps : «Daar,
kijk dan, nou zie je z'n snoet!"
De kat verdwijnt daardoor geheel en al.
»Kom dan poe ?"
»Miauw!" klinkt het, schor en benauwd,
achter de manden.
»Wat had je meissie ?" vraagt de groente
vrouw uit den kelder aan de trap komend.
»De poes van de juffrouw twee hoog hier
over zit achter uwes slaai."
«Zoo! nou laat 'm maar zitte kind en
gooi assieblief m'n negotie niet door mekaar
allo, jongens! blijf van de mande af; dat
beest doet jelui immers niks."
Inmiddels zijn verschillende voorbijgangers
en straatbengels blijven staan en verbazend
snel groeit het getal nieuwsgierigen voor den
groentekelder aan.
»Wat is er aan de hand, wat is er te doen ?"
die in den vorm van gesprekken met meer
of minder bekende journalisten dagelijks on
gevraagde adviezen geeft, eene toenadering
tot Rusland ten koste van Oostenrijk heefi
aangeprezen. Natuurlijk was de Duitsche re
geering wel genoodzaakt te verklaren, da
zij deze politiek, die van bijzonder weini£
egards tegenover den bondgenoot getuigde
zeer zeker niet zou toepassen. Het dement
aan den al te communicatieven gewezen
rijkskanseliergegeven,lokte van Russische zijde
de boven aangehaalde onvriendelijke woorden
uit, welke nog werden verscherpt door het
uitvoerig betoog, dat het onloochenbaar
feit der voortdurende toenadering tusschen
Rusland en Frankrijk door de openbare
meening in het eerstgenoemde land op hoo
gen prijs wordt gesteld.
Dat de onverschilligheid van de Russische
regeering ten opzichte van hetgeen in Bul
garije voorvalt, slechts voorgewend is, blijkt
uit hare houding tegenover de Porte. Voor
eenige weken hebben de Bulgaren zich met
eene nota gewend tot den sultan, en aange
drongen op erkenning van den vorst en op
benoeming van Bulgaarsehe bisschoppen
voor hunne Macedonische stamverwanteii en
geloofsgenooten. Het verzoek is, wat het
eerste gedeelte betreft, onbeantwoord geble
ven, maar op het tweede punt heeft de
Porte zich inschikkelijk betoond. Het is
bekend, dat de invloed der gezanten
van Engeland en van Oostenrijk aan dit
resultaat niet vreemd was, en dat de Duitsche
gezant zich strikt onzijdig hield. Maar te
St. Petersburg is men zeer boos ge.vorden.
Men heeft er eene nota aan den sultan ge
zonden, om dezen onder het oog te brengen,
dat de concessiën aan Bulgarije voor hem
vernederend waren, dat de inwilliging van
Stamboeloü's eischen slechts een middel was,
om den wankelenden troon van den Cobur
ger te bevestigen en diens onwettige regee
ring te bestendigen, en men heeft ten slotte
gedreigd, dat deze vriendschappelijke hou
ding van de Porte tegenover de jegens Rus
land zoo vijandig gezinde Bulgaarsehe re
geering zeer ernstige gevolgen zou kunnen
hebben voor de Porte zelve.
vragen een paar stemmen.
«Ga toch heen mensche," bromt de groen
tevrouw, »!t is niks niemendal."
«Er zit een kat in de juffrouw d'r groente,"
roept een bengel.
«Anders niet!" enkele mannen en vrou
wen gaan met teleurstelling op 't gelaat heen,
maar de jongens en andere, nieuw
aankomenden blijven staan kijken.
«A-ka-aatsch!'' schreeuwen eenige kinderen,
en de groentevrouw, die het standje voor
haar kelder onaangenaam begint te vinden,
pakt een tweetal manden aan, schudt ze
heftig heen en weer en laat een scherp:
»Akiss! ? vort! akiss!'7 hooren.
Poes springt verschrikt over een mand met
tuin worteltjes heen, gooit in haar vaart een
partijtje suikerdoppers om en snelt aan den
overkant der straat een koomenijswinkel in.
«Akiss! akiss, ka-aatsch!" roept la
chend de jeugd en terwijl de geheele
menschengroep plotseling rechtsomkeert maakt,
hompelt de juffrouw, vergetend dat zij nog
in nachtjak en. rok is, naar den winkel en
vraagt zenuwachtig bevend:
»0ch grut doe dat n ie t, jongens? 't Beessie
wordt er zoo schuw van."
«Akiss! ka-atsch," brult het koor als ant
woord.
Het standje is nu verplaatst, vlak voor
den koomenijswinkel; de eigenaar komt uit
zijn kamer, ziet voor zijn deur een lachenden
en joelenden troep menschen en vraagt
kortaf: »Wat beduidt dat, wat moeten
jelui ?"
«Baas! de juffrouw d'r poessie is bij je
jammetjes," gilt een jongen en een ander
voegt er bij: »Pas op je boter!"
>Geef 'm 'n handje, baas," schreeuwt een
derde.
»0, heere neen! doe de deur toe,
asjeblieft, dan zal ik 'm komen krijgen,"
smeekt hijgend de juffrouw, als ze tusschen
de menschen door tracht te dringen.
Juist wanneer zij voor de deur is, klinkt een
vinnig: »Akiss, kiss!" en vliegt de kat en
achter haar een handstoffer den winkel uit.
»Daar gaat ie al! a-ka-atsch!" juicht de
eugd opnieuw, en als 't verschrikte dier,
tusIn haren omgang met Serviëgeneert de
Russische regeering zich al even weinig als
in dien met de Porte. Voor het oogenblik
staan de regenten en meer nog de ministers
te St.-Petersburg in hooge gunst. Maar toch
wordt hun aan het verstand gebracht, dat
zij den ex-koning Milan niet te veel vrijheid
van handelen moeten laten. Cynisch in
hooge mate is de raad, dien de bovenge
noemde briefschrijver in de Politische Corres
pondent aan de Servische autoriteiten geeft.
«Koop Milan af," raadt hij hun aan
«bij hem is toch alles een geldquaestie." Het
blijkt meer en meer, dat Rusland zich van
Serviëwil bedienen, om Bulgarije te be
strijden. Laten Stamboeloff en vorst Ferdi
nand het schijnt, dat men hen in deze
volgorde moet noemen zich overhalen om
toe te geven aan den drang det patriotten en
proclameeren zij de onafhankelijkheid van
het vorstendom, dan zal de afgunst der
Serviërs allicht voeren tot een vredebreük.
Rusland zal dan de handen in onschuld
wasschen en zijn best doen om in het troe
bele water te visschen. Men kan, in het be
lang van den Europeeschen vrede, niet vurig
genoeg wenschen, dat de Bulgaarsche staats
lieden hunne kalmte niet verliezen en'zïeh
niet door eene uitbarsting van den volks
hartstocht laten afbrengen van den weg der
wijze bedachtzaamheid. Ook al leverde een
misstap hunnerzijds geen dreigend gevaar op
voor den vrede van Europa, toch zou het te
betreuren zijn, als de vruchten van zooveel
gedulde/volharding en zelfverloochening ver
loren moesten gaan.
In de volgende week zullen te ArnhenV
en te Utrecht verkiezingen worden gthouden
voor de Tweede Kamer onzer Staten-Generaal.
Die verkiezingen hebben eene zeer eigen
aardige beteekenis door den strijd, d ie in den
laatsten tijd door den heer Tindal en hen,
die hem uit volle overtuiging steunen, tegen
ons legerbestuur is gevoerd. De aftredende
leden, die zich beiden herkiesbaar stellen,
zijn de majoors Rooseboom en Seyffardt; de
oorzaak van beider aftreding is dezelfde.:
schen de beenen der aanschouwers door, weer
naar de tegenovergestelde zijde der straat
snelt, schreeuwt en lacht de geheele bende;
«Daar gaat ie, daar gaat ie!"
In een hoek onder de kar, die naast het
pothuis tegen de woning van Hein den kruier
staat, blijft de poes ineengedoken zitten; met
dikken staart en de ooren in den nek blaast
zij tegen haar vervolgers.
«Hij is dol! kijk 't venijn zie je in
zijn oogen," zegt iemand.
» Weineen! hij is doodgoed, ik zal 'm wel
krijgen. Och meuscheu laat me nou
toch ereis door," roept zenuwachtig, de
juffrouw, die alweer niet gauw genoeg vooraan.
is kunnen komen, omdat ze zoo mank loopt.
Haar huisheer en onderhuur, zat voor zijn.
ramen doodkalm, zooals een klein burger
renteniertje dat doen kan, de krant te lezen,
en is nu even op de stoep gekomen; nieuws
gierig vraagt hij aan de vischvrouw, die
wijdmonds, met haar handen op de heupen,
schaterend staat te lachen: »Wat is daar toc'h
te doen?"
«O mens 't is 'n paskwil! die manke
juffrouw van hier tweehoog bove is op de
kattejacht; kijk daar zit ze op d'r hurke
voor de kruier z'n kar. Op avontuur krijgt
ze 'm toch niet heit uwe geen zinnigheid
in mooie schol? Bakke of koke, net as je
mondje begeert voor uwe 'n half guldetje!
Niet? 'n Botje dan? Ook geen gernale,
Niemendal? Nou dan bij gelegenheid assie
blief. Hoor d'r nou roepe; 't mensch is
zekers 'n beetje..." De vischvrouw wijst
met den rechtervoorvinger op haar voor
hoofd en ziet den man naast haar vragend aan.
De goedige rentenier haalt even lachend de
schouders op, als hij antwoordt: «Neen! 't is een
doodgoed oud-mensch, maar 'n beetje zenuw
achtig en eenzelvig; 'n beetje poesjesgek." Dan
?aat hij blootshoofds, op zijn pantoffeltjes
naar het groepje menschen dat, lachend en
pretmakend voor de kruierswoning, de po
gingen der juffrouw die onophoudelijk: »Poê,
poêtje" vleit, verijdelt.
»Och gommes! kwam de kruier nou maar
uit zen buis, dan zou die 'm wel pakken,1'