Historisch Archief 1877-1940
P"| J-B:-- jPFïff^^r^r^Vv
DE AMSTERDAM1EK
WEEKBLAD VOOR NEDEKLA
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 10 Augustus.
Abonnement per 3 maanden ?1.125, fr. p. post ? 1.27'
Voor Indiëper jaar n mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . O.lO
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . , 0.20
Reclames per regel 0.40
I K B O V l»
VAN VEERE EN VAN NABIJ.
FKUILLETON: Liefde en groenten, door Laura Dilling, II.
KUNST EN LETTEREN: Tooneel te Am
sterdam, door Fr. Aanteekeningen Schilder
kunst, door G. T. ~ Mad. Ackerniann. Een
Fracschman over Nederland, door F. J. A. M. W.
Een tragische roman, door A. J. VARIA.
MILITAIRE ZAKEN: Eene mobilisatie-oefe
ning bjj de Fransche Marine. SCHAAKSPEL.
Russische schetsen van A. Tschechow. Dieren
voor de rechtbank. Een genie, uit het Noorsch
door Floria. Voor Dames, door E-e. AL
LERLEI. RECLAMES. BEURSOVER
ZICHT. ADVERTENTIËN.
Van verre en van nabij.
De Kölnische Zeitung bevat een artikel
over »Vorst Bismarck en zijne ware vrienden."
Tot deze laatste rekent het blad in de eerste
plaats zich zelf, ofschoon het door den ge
wezen rijkskanselier van «lafhartigheid en
felonie" is beschuldigd. Dit is al bijzonder
edelmoedig van de Kölnische, van welke
graaf Herbert Bismarck eens heeft getuigd,
dat zij hem evenveel waard was als een geheel
legerkorps dertigduizend man! aan
den Rijn. Zóó geprezen te zijn, zóó «verguisd"
te worden en dan nog te verklaren, dat de
heer Von Bismarck (senior), wat hij ook
moge zeggen, nogit den tempel van zijn eigen
roem zal kunnen afbreken, is zeker heel
braaf. Wie weet of de kluizenaar van
Friedrichsruhe, door zijn trouwe en
welgedresseerde reptielen zoo smadelijk verlaten, nog
niet eens tot het besef komt dat hij eigen
lijk alleen schuld is aan de omkeering
in de vroegere officieuse pers. Inder
daad heeft hij rücksichtlos als altijd niet
willen inzien, dat hij zelf ongehinderd
de rol kan spelen van den vertoornden
Achilles, die zich in zijn tent terugtrok,
maar dat het voor de bevriende pers noch
gemakkelijk noch raadzaam was, deze laatste,
allen schijn van betamelijkheid en van eer
bied voor de regeering afwerpende omkee
ring mede te maken. Men stelle zich de
moeielijkheid voor, waarin een blad als de
Kölnische verkeert, dat vroeger de intiemste
mededeelingen kersversch uit de hoogste
regeeringskringen ontving en nu plotseling die
milde bron ziet afgesloten; dat op hoog be
vel en hoog voorbeeld jaren lang de
oppo
Feuilleton.
door
L ARS DILLING.
III.
Den volgenden avond, een beetje voor
zeven uur, haalde juffrouw Pallesen een
grooten emmer water, nam een bezem en
een dweil en begon den vloer te schrobben,
en zóó met water te gooien, dat het Pallesen
om de beenen spatte.
Pallesen vluchtte van den eenen hoek naar
den anderen, zij vervolgde hem onbarmhar
tig met den bezem.
»Hoor eens Pallesen, vind je dat nu zoo
prettig om mij zoo aan te staan gapen ter
wijl ik schrob ?"
»Neen, dat doe ik waarachtig niet."
»Nu, dan vond ik het vrij wat beter, dat
je naar huis gingt en de machine aanstak,
dan kon men als men thuis kwam, terstond
eens een warm kop thee krijgen."
»Ik wil niet alleen gaan.''
»Ben je bang dat er een komen zal om
je te pakken ?"
«Volstrekt niet.''
»Maar je bent bang dat ik een afspraak
heb hé? Ja, pas maar op, die zwartoogige
politieagent gaat hier straks voorbij om bui
ten zijn wachtpost te betrekken, en dan is
er ook nog zoo'n mooie postbode in een
roode jas."
»Caveliae, als je zóó begint, ga ik
oogenblikkelijk."
sitie voor lïeiehsfeinde en Reichsnörgler
heeft uitgemaakt, en nu, om met de geval
len grootheid in voeling te blijven, zichzelf
aan het gevaar van dergelijke qualificatiën
zou moeten blootstellen. Waarlijk, te eischen,
dat de Kölnische ook nu nog met den heer Von
Bismarck door dik en dun zal gaan, is wel wat
al te veel gevergd. Ook de dankbaarheid
heeft hare grenzen. En de Kölnische kan
zich des te veiliger binnen de grenzen hou
den, omdat, volgens hare eigene wél te pas
gebrachte opmerking, de groote verdiensten
van den ex-rijkskanselier door niemand, zelfs
niet door hem zelven kunnen worden ver
kleind. Of deze beleefdheid de pil zal ver
gulden ? Of zij den heer Von Bismarck zal
troosten voor de grievende ervaring, dat al
zijn vroegere organen, behalve de Hdmburger
Nachrichten, hem verloochenen en hem alleen
laten ?
Waarschijnlijk zal die eenzaamheid niet
zoo heel lang duren. Vorst Bismarck is door
zijne mededeelingen en onthullingen, uit
welke veel zucht tot zelfverheerlijking en
weinig eerbied voor de tegenwoordige gestelde
machten spreekt, een persoon geworden op
wiens gezag de ontevredenen zich gaarne
zullen beroepen, een kapstok om ware of
vermeende grieven aan op te hangen. Zoo
hebben zijne tamelijk minachtende opmerkin
gen over de waarde der Engelsch-Duitsche over
eenkomst een levendigen weerklank gevonden
bij de Münchener Allgemeine Zeitung, die
haren lezers het volgende betoog ter over
weging geeft:
»Naar den inhoud (van het verdrag) zijn
edelsteenen van de hoogste waarde in de toe
komst weggegeven voor de simili-brill anten
van vriendschapsverzekeringen, die alleen
bunnen worden verklaard uit familiebetruk
kingen, uit de verhouding van grootmoeder
tot kleinzoon, maar welker blijvende waarde
in het oogenblik des gevaars van die familie
betrekkingen volstrekt niet afhankelijk is.
De Engelsche politiek mag aanspraak maken
op de verdienste, dat zij van deze familie
betrekkingen zooveel mogelijk heeft geprofi
teerd, want in Engeland zelfs zal wel niemand
het betwijfelen, dat zulk eene overeenkomst
tijdens het leven van keizer Wilhelm I nooit
zou zijn oriderteekend. Onwillekeurig herin
nert het scherp te voorschijn treden van de
zen invloed de door vorst Bismarck in den
Rijksdag gehouden rede, waarin hij, met
eene verwijzing naar het lot van Marie
Antoinette, waarschuwde voor de aan eene
Pallesen haalde de lijkkransen binnen, ten
teeken dat de winkel gesloten was, en ging
naar zijn woning, die in een zijstraat lag.
Toen hij weg was haalde juffrouw Pallesen
verlicht adem. Zij had in een wip het water
opgedweild en stak een klein
petroleumlampje, dat aan den muur hing, aan.
Pas was zij hiermee klaar of Emilie's
hoofd keek om het hoekje der achterdeur.
Het was een lief meisje met schitterende
oogen en donker krullend haar.
»Hebt u al gesloten, juffrouw Pallesen ?
Tante zond mij naar beneden om wat
radijs te koopen, en zei: dat ik hier wel wat
blijven mocht om u te helpen aan het bin
den van bouquetjes, als u het mij vroeg. Zij
was zoo bijzonder vriendelijk ; ik begreep
haar niet recht."
»Dat bouquetjes maken is iets wat ik haar
heb wijs gemaakt. U zal weldra begrijpen
waarom ik u hier heb laten komen."
Op datzelfde oogenblik werd er voorzich
tig op de deur aan den straatkant geklopt.
Juffrouw Palessen opende haar op een kier.
Frits sloop naar binnen en hield een se
conde later Emilie in zijne armen, terwijl
juffrouw Pallesen den sleutel omdraaide,
waarna zij het heel druk kreeg met het
schikken van de groenten achter iii den winkel.
Frits en Emilie zaten hand in hand op
twee omgekeerde korven.
Wat ze zeiden?
Och, ze zeiden niet veel, want verloofden
gebruiken den mond niet druk om te praten,
en wanneer zij eindelijk iets zeggen, dan is
dit gewoonlijk even geestig en interessant
als een operatekst, waarin de held en heldin
een duet zingen en een geheel kwartier
nrets anders ten gehoore brengen dan:
Ik bemin u.
Gij bernimt nfj.
familiepolitiek verbonden gevaren. Daarbij
komt nog in aanmerking, dat alliantiën (?)
op grond van familiebetrekkingen tusschen
de hoven in het gunstigste geval slechts
voor eene reeks van jaren waarde kun
nen hebben, en aan de wisseling van
alle menschelijke zaken onderhevig zijn, ter
wijl het bezit van Afrika in goede handen
duurzaam is. En waar familiebetrekkingen
in de politiek den doorslag geven, zal natuur
lijk altijd dat land steeds in het voordeel zijn,
welks souverein in de familie den voorrang
heeft.
«In den vorm'' zoo vernemen wij
verder heeft de memorie van toelichting
(van den heer Von Caprivi) de fout begaan,
dat zij het met eene in de diplomatie onge
hoorde en voor Duitsche harten waarlijk
vernederende openhartigheid als eene nood
zakelijkheid voor Duitschland voorstelde,
zich onder het protectoraat van Engeland
te stellen en daarvoor nog de grootst mo
gelijke offers te brengen. Het zou maar al
te verklaarbaar zijn, indien de Franschen
onder zulke omstandigheden tot de overtui
ging kwamen, dat met het tegenwoordige
Duitschland anders kon worden onderhan
deld dan met het land, welks vertegenwoor
diger op het slot te Ferrières verklaarde:
Straatsburg is de sleutel van ons huis, en
dien sleutel willen wij hebben.''
Ziedaar eene boutade, die den heer Von
Bismarck in zijn knorrigste oogenblikken,
toen hij door zijn reptielen de beruchte
artikelen over «onderrokkenpolitiek" deed
schrijven, waardig zou zijn geweest. Onge
lukkig is zij in de meeste opzichten onjuist.
Z. M. de keizer van Duitschland heeft zich
nooit door een bijzonder familiezwak onder
scheiden, dan alleen voor zijn grootvader.
Indien hij thans met zijne familieleden van
moederszijde op beteren voet staat, dan is
het zeker niet de stem des bloeds, die zich
heeft doen hooren, rnaar de politieke over
weging, welke deze omkeering heeft te
weeggebracht. Verder is geen sprake van
een alliantie met Engeland, dat ongetwijfeld
de eerste zou zijn om daarvoor te bedanken.
Evenmin kan gezegd worden, dat Duitsch
land in Afrika eenig bezit heeft prijsgege
ven. Het heeft slechts met Engeland
wederzijdsche aanspraken geregeld. Lord Salis
bury drukte dit op het feestmaal van den
Lord Mayor zeer juist uit op de volgende
wijze:
»Men heeft de overeenkomst, die wij met
Dit duet zouden Frits en Emilie natuur
lijk nog gaarne een uurtje hebben gezongen,
als zij niet waren verstoord geworden-door
een paar krachtige slagen op de straatdeur.
«Caveline! Caveline!''
»God, daar is Pallesen! vlug, de achter
deur uit!'
De gelieven slopen geheel verschrikt heen.
Juffrouw Pallesen sloot de deur, greep een
vaatje met zand en begon te strooien.
»0aveline! Caveline !"
Juffrouw Pallesen opende.
«Wat is er toch ? Staat het huis in
brand T'
«Caroline Mathilde, je bedriegt mij!" zei
Pallesen met een stom, als ware hij
Christiaan de zevende geweest, die de koningin
verraste in gezelschap van Struensee.
Juffrouw Pallesen begon nog eens zoo hard
zand te strooien.
»Je bent gek, Pallesen."
«De politieagent was hier."
»De politieagent ligt al sedert acht dagen
in 't hospitaal."
«Dan was 't de roode. Ik laat het me
niet ontslrijden dat ik stemmen heb gehoord.
Hier was iemand in den winkel."
Juffrouw Pallesen zette het napje weg en
de handen in de zij.
»Ja, hier was inderdaad iemand. De
kleine juffrouw Freijbel was hier en kocht
een paar bosjes radijs.
»WaaTom liep zij weg ?''
»0mdat zij de radijs gebruiken moeten en
zij geen zin had hier in den winkel te
slapen."
Eensklaps bukte Pallesen zich.
«Hier ligt een visitekaartje ? nu kunnen
we zien wie hier geweest is."
Hij nam het kaartje en las: Emilie
Freijbel.
«Caveline, je bent onschuldig."
de voornaamste natiën der wereld hebben
gesloten of nog zullen sluiten, betreffende
Afrika, met ingenomenheid begroet, ten deele
zeker omdat zij voor de nijverheid en den
handel van Engeland een ruim veld openen,
maar veel meer nog omdat men erkent, dat
daardoor de gevaarlijkste oorzaken zijn weg
genomen voor conflicten tusschen natiën, die
steeds in viede met elkander behoorden te
leven. Wij hebben ons beziggehouden1 met
hetgeen de satiricus waarschijnlijk een
onprofijtelijk werk zal noemen: wij hebben op
kaarten lijnen getrokken over streken, die
nog door geen menschenvoet zijn betreden.
Wij hebben elkaar bergen en rivieren en
meren present gedaan, en zijn daarbij alleen
gestuit op het kleine bezwaar, dat wij eigen
lijk-; nooit precies wisten, waar die bergen
en rivieren en meren liggen. Maar hoe dwaas
ook bij den eersten oogopslag deze verdeeling
van het onbekende moge schijnen, zij heeft
toch deze praktische en tastbare verdienste, dat
zij alle redenen van conflict heeft gebracht bui
ten het bereik van die burgers der verschil
lende natiën, die tengevolge van hun avon
tuurlijk, kloekmoedig, toewijdend leven licht
al te geneigd zijn om de aanspraken van hun
land tegenover die van een ander met
onnoedige levendigheid te verdedigen."
Ziedaar, naar het ons voorkomt, een juist
standpunt. Familie-overwegingen moeten aan
de internationale politiek vreemd blijven,
maar veel gevaarlijker nog zou het zijn, als die
politiek een onderkomen moest zoeken in de
luchtkasteelen door een Stanley, een Peters
en hunne vurige bewonderaars gebouwd.
Kunst en Letteren
TOONEEL TE AMSTERDAM.
Kon. Vereeniging Het Ned. Tooneel":
De Onechte Znon.
Salon des Varictés: Vlan Vlan. Na
de Scheiding.
He Onechte Zoon, een tooneelspel van Alexandre
Duraas Fils, is een stuk waarin ongewoon vél
menschen bijzonder veel te zeggen hetiben.
Iedereen krijgt zijn beurt om een kleine rede
voering te houden, bevattende hetzij een bespie
geling, hetzij een uitlegging van een toestand.
Hierdoor is de vertoouing vrij lang van duur, en
waren er niet personen vour het voetlicht als de
Markies en de Notaris, dan zou het wel wat taai
worden.
Het voorspel brengt ons in kennis met een
jonge ongehuwde moeder Ciara, haar minnaar,
»En jij bent gek, gek van jaloezie."
»Ik ben een Hotello," zei Pallesen, die een
flauwe herinnering had bewaard aan den
zwarten man van dien naam, die zijn vrouw
op het tooneel had vermoord.
»Je beiit een oude dwaas," zei juffrouw
Pallesen, «kom geef me een zoen, en dan
sluiten wij den winkel."
En het echtpaar begaf zich naar huis.
Frits was inmiddels over de plaats door
de straatdeur op staat gekomen, nadat
hij met Emilie had afgesproken, dat zij
elkaar den volgenden voormiddag in den
tuin van Frederiksburg zouden ontmoeten.
Milie liep de trap op en kwam rood, met
wanordelijke haren, op de gang, waar zij hare
tante ontmoette, die eveneens een vrij hooge
roode kleur had en wier haar ook niet
netjes zat,
«Kom, laat ons binnen gaan, kind, en de
tafel dekken."
Emilie dacht er niet aan dat zij beneden
was geweest om radijs tekoopen, en juffrouw
Freijbel dacht er niet aan, haar er naar te
vragen.
«Tante, 't was net of ik iemand op de
gang hoorde.''
«Dat heb je je verbeeld, dat was op de
tweede verdieping."
Een poosje later vroeg tante.
»Heb je juffrouw Pallesen geholpen b ij'ft
maken van bouquetjes ?"
«Ja, tante."
«Vond je 't prettig ?"
«Ik kau mij niets prettigers denken.''
«Nu, dan mag je wel wat vaker naar be
neden gaan. 't, Zou zonde zijn, je van. zulk
een onschuldig genot te berooven."
«Dat is heel lief, tante, dank u wel."
Emilie verdronk een lach in een kopje
thee.