Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 085
Sternay ^ haar vriend Fressard en haar
JLwciëw.
heer Sternay, die Ctóra Vignot verleidde
ten huize zijner moeder in betrekking
beeft juist een groot gedeelte van zijn ver
verloren en gaat huwen om dit te
herAan Clara vertelt hij dat hij over zee
1 bet geld terugwinnen, doch door een
onvoortigheid van Lueien komt het uit, dat Clara
verloren vrouw is.
het eerste bedrijf is het kind van Clara
groot geworden. Zij heeft den naam
aanjjsnomen van een buitenplaats, die zij bewoont
IHi Jacques vermoedt zelfs niets. Haar buurman
j&«ci«n nl,, rijk en ziekelijk, is nadat Sternay
Jiaar verlaten had, zoo goed door haar opgepast,
dat hij uit dankbaarheid en toegenegenheid haar
b$j zqn dood zijn geheele fortuin vennaakte.
?' Zjj kon haar kind dus een goede opvoeding
geven en Jacques, jong, rijk en gezond, heeft niets
beters weten te doen dan verliefd te worden op
JjÈfefMiwe, een nichtje van den heer Sternay.
Sternay heeft nooit meer naar zijn kind
omgprien en kent Jacquet niet.
*> Eteze komt dus bij de familie aan huis en kan
«wioek doen om Her mine1 s hand.
ijf* Vriend Fressard, intusschen notaris geworden,
%|, nog altijd de zaken van Clara behandelende,
Mftdeelt het noodig, de grootmoeder van Hermine
%ftfcr ouders overleden zijn, omtrent de geboorte
.ma Jacques in te lichten. Het huwelijk wordt
4h*rdbor in de oogen van de hooghartige dame
('«Wl onmogelijkheid.
S- Joeques vraagt Sternay hem te erkennen, doch
Onder tien naam Vignot zoekt Jacques nu een
daor het leven. Hij wordt consul, ergens in
kfle, onderscheidt zich en wordt secretaris van
* den Minister van Buitenlandsche zaken.
Sternay, die zich uit den handel in de politiek
?«ff begeven, heeft nu de hulp van zij n eigen zoon
fiosdig. S"u wil hij hem erkennen, maar nu weigert
d» zoon.
< -Utrmine is hem trouw gebleven en wil hem
ook als Vignot tot man. Haar oudoom de markies
CÜrgibac denkt er over hem te adopteeren om
den. naam Orgibac niet te laten uitsterven.
De onechte zoon is een strijd waard geworden
h$j echter blijft trouw aan zijne moeder en ver
langt alleen Hermine om zijn geluk te volmaken.
De geteekende toestanden zijn minder belang
wekkend dan de personen. Iets buitengewoons
heb ik niet gezien.
De mooie tooneeltjes waren allen aan den
hnmoristischen kant. Ik kan hier wijzon op het
tweede bedrijf als de markies d1 Orgibac twist met
zyne zuster, de moeder van Sternay.
Mevrouw Poolman stelde zeer juist die trotsche
dame voor, doch de heer Morin heeft van den
Sfnrlcies een persoonlijkheid gemaakt zoo fijn
geretoucheerd als met de meest gespannen ver
wachting maar van hem gevraagd kon worden.
Hg is door en door de oude edelman', die met de
pretenties van zijn zuster den draak steekt, de
? bekwaamheid van Jacques eert en de
ploerterigheid van Sternay veracht.
Want ook in het 3e bedrijf, in zijn onderhoud
met Sternay, die den Markies wil bepraten hem
S^jn titel na te laten, muntte de heer Morin uit.
? De fijne zetten door den schrijver hem in den
Aond gelegd kregen door zijn bekende manier
van zeggen een dubbele waarde.
Een burgerlijke editie van deze humoristische
persoonlijkheid is de Notaris, de heer Schulze,
dïe ook een vinnig scènetje af te spelen had mot
de oude mevrouw Sternay.
Op de fijne scherts van den Markies volgden
:de scherpe zetten van den Notaris.
De moeder, Clara Vignot (mevr. Frenkel) kwam
minder op den voorgrond.
Jacques en Sternay werden door de hh. Clous
en Van Schoonhoven met ernstige waardigheid
IV.
In de heerlijke voorjaarszon wandelde
Gine, het mooie kindermeisje in den
Frederikstuin, een grooten, zwart fluweelen hoed
met wapperende roode linten op, en eeii
bréede witte boezelaar voor.
Zij schoof een coquet kinderwagentje voor
zich uit, waarin de kleine Suse den slaap
der onschuld sliep. Gine was geëscorteerd
door een Deenschen »held."
Zij was een mooi meisje en vrij
gemakWichtig. Zij vond het beroep als min het
aangenaamste en het voordeeligste, en zorgde
er voor, dat zij steeds geschikt was zulk
een betrekking te kunnen bekleeden.
Gine had een warm en liefdevol hart, en
had altijd steeds een vriend wien zij hare
teederheid schonk en boterhammen met
?yleesch.
Voor 'toogenblik was de korporaal Jan
sen de gelukkige boterhamliefste.
Gine wandelde en bewonderde den frisschen
boschgrond, die tusschen de lichtgroene
struiken en beuken bezaaid was met witte
anemonen.
»Ik kan ,mij nooit verzadigen van het
zien naar de natuur," zei ze droomerig.
»Ik ook niet. Ik heb zoo'n honger."
«Lieve hemel, Jansen, waarom val je
mij toch altijd in de rede wanneer ik eens
een oogenblik romantisch ben. Je bent een
mooie jongen, Jansen, en een flink mensch,
maar je hebt van poëzie niet meer versband
dan een oester."
»Je moet niet vergeten, dat ik maar een
boerenjongen ben en jij een beschaafd
meisje."
»Ja, ik heb altijd in deftige huizen ge
diend en ik heb veel gelezen. Ik abonneer
mij nog altijd op het geïllustreerde
FanaiKën-journaal."
»lk begrijp niet hoe je er toe gekomen
bent orn zooveel van mij te houden.''
vertoond. De heeren waren allen goed gepruikt,
zelfs de heer Clous had zich een krullenbol laten
maken.
Het decoratief was voor het grootste gedeelte
wel wat erg suber.
De zaal met de groote open vensters op den
achtergrond schijnt uitzicht te geven op het
kommandantshnis. Dat vind ik lang niet mooi.
De voorstelling vond overigens zeer veel waar
deering en verscheidene malen werden de artisten
niet open doek teruggeroepen.
Vlan Vlan naar het Fransch van de h.h. Carr
en Desvallières, in den Salon vertoond, is weder
een groote dwaasheid.
Vivarct wordt 's morgens betrapt voor de deur
van de kamer van do vrouw van zijn patroon.
Hij heeft haar tot 's morgens vijf uur verzen voor
gelezen, en als de patroon onverwachts te huis
komt, maakt hij hem wijs dat hij hem wilde vragen
secondant bij een duel te zijn en daarom zoo
vroeg is.
De patroon Campistrac vindt dat heerlijk en wil
met de tegenpartij spreken. Om die te vinden
worden er nu twee bedrijven lang de onmoge
lijkste grappen vertoond, maar vergeefs. Niemand
wil zich leenen om een degenstoot te ontvangen.
In het derde bedrijf is het juist omgekeerd, dan
heeft Vivaret iets van een buifetjuffrouw gezegd,
en dan komt iedereen hem op zijn hals.
Het is een goede les om niet aan uws naasten
vrouw te laat verzen voor te lezen. Komt men er
met n duel af, dan is het nog zoo erg niet,
doch als men een tegenpartij moet zoeken op de
manier van Vivarct, dan wenscht men maar al te
spoedig nooit lezen te hebben geleerd.
De dames Beukers, Poolman?Huyzers, Kremer
en Blankeustein, de h.h. Poolman, Smit, Verhagen,
Ludolph Kuhn, Donker en Speet traden op.
De vertaling is niet zeer iraai. De grap over
herstelling had onvertaald gelaten, of geschrapt
moeten worden.
Aan Vlan Vlan gaat vooraf een tooneelspel
in n bedrijf getiteld Na de Scheiding.
De heer lilaisij leeft van zijn vrouw gescheiden^
doch beide ouders bezoeken soms hun zoon Hené.
Blaisy laat het aan zijn zoon voorkomen, alsof
hij in z;jn recht is en zoekt hem van zijn vrouw
te vervreemden. Deze is zelfs genoodzaakt het
geheele verhaal van haar val te doen, waaruit
echter blijkt dat alleen de onbeschoftheid, de
ruwheid .en de gemeenheid van Blaisij oorzaak
waren dat zijne vrouw haar huwelijkstrouw schond.
lienékiest dan ook zijn moeders zijde en ver
zoekt zijn vader te vertrekken.
De vertooning voldeed niet bijzonder.
Het verhaal hoe het kwam", is vrij langdradig.
De heer Smith (lïent') was erg huilerig, mevr.
Rössing (madame lllaivy} en de heer Poolman
(Blaisy) heb ik wel eens beter zien spelen. Tijdens
de abonnemontsvoorstellingen was het spel van
laatstgenoemde veel meer verzorgd dan in den
laatsteu tijd. Het is jammer als een goed artist
vermindert. De heer Poolman moot er eens om
denken wat hij in Donna Diana was.
FR.
AA.NTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST.
Deelden wij do vorige week mede dat op de
tentoonstelling van de Etsclub inzendingen van
van der Maarel eu de Zwart gemist werden, tot
ons genoegen kunnen wij nu vermelden dat na
onze vorige opgaven van beide hoeren nog stukken
zijn ingekomen. Buitendien wordt binnen weinige
dagen nog eene inzending verwacht van Mac
Neil Whistrer.
In het Nieuws van den Dar/ van Woensdag
leest men na een relaas van wat er op de ex
positie van de Etsclub in Arti te zien is:
Nog is buiten den catalogus aan deze
ten»Ik heb altijd met militairen
gedweeptAl mijne lief'sten zijn soldaten geweest. Jij
bent de vijfde."
«Hoor eens Gine, de luitenant heeft me
gister een goede fooi gegeven. Zullen we niet
eens naar Josty gaan om een glas bier?"
»Drink jij eeii glas bier en neem er een
boterham bij, dan krijg ik een kop chocola
met een zandkoekje, niet waar?"
»Dat zul je hebben, schat."
»Dan zetten wij den wagen zoolang onder
den grooten boom."
AVillen we hem niet meenemen ?"
ȟenk je dat ik die schreeuwleelijkert mee
wil hebbeu naar de restauratie ? Als hij eens
begon te schreeuwen; dat zou mooie
taf'elmuziek zijn. Neen, de wagen staat hier wat
best."
De geliefden gingen hierop naar het caf
en lieten den wagen aan zijn lot over.
Een oogenblik later kwamen Emiïie en
Frits den/.elf'den weg langs.
Mille had zonder moeite permissie gekre
gen om uit te gaan. Haar tante had haar
zelfs aangemoedigd om wat frissclie lucht te
happen, want juffrouw Freijbel wachtte
haar commies.
Emiiie herkende terstond den wagen en
zag zoekend in 't rond naar Gine.
Eensklaps kreeg de luitenant een idee.
Millc, ik zal je zuster schaken."
fcje meent mij zeker."
»Neen Suze. Ik neem haar voorzichtig
onder mijn mantel, wij gaan over de
Sudermarkt en brengen haar bij juffrouw Pallesen ;
je tante wordt wanhopig, jij zegt dat je hulp
bij mij wilt zoeken, en ik beloof alles in het
werk te zullen stellen om het kind terug
te krijgen, maar eisch tot loon je hand."
»Dat is een romantisch idee!"
»En wij zullen het verwezenlijken, 't Is
in elk geval goed, dat Gine eens een schrik
krijgt en wat leergeld betaalt."
(Slot volgt).
toonstelling toegevoegd een stadsgezicht van Israels,
het penseel van den grooten kunstenaar waardig.
Het gezicht bij avond na het ontsteken van het
kunstlicht, maakt, vooral op eenigen afstand, groot
effect".
Dat is weer eens een keurig staaltje van nauw
lettende kritiek.
Het bedoelde Stadsgezicht is volstrekt niet van
hem dien men met de woorden den grooten
kunstenaar" wil aanduiden, maar meer bepaald
van denzelfden Isaac Israels (den zoon van Jozef
Israels) die pas geleden nog in het Nieuws, en
om veel beter teekeningen dan deze, zoo liefelijk
werd uitgemaakt.
Het blonde stadsgezicht is voorts volstrekt niet
bij avond na het ontsteken van het kunstlicht,
maar zooals een kind wel kan zien, bij
klaarlichten dag. Maar bij dezen verslaggever moet het
kunstlicht nog worden ontstoken.
Neen, dan nog maar liever dan de onbekoorlijke
flaters van zoo'n reportertje, de heusche beoor
deelingen van den sericusen Rhadamanthys iii het
Nieutos.
Uit Parijs wordt het overlijden bericht van
Emile Lévy, een bekend akademisch schilder.
Uit V Art Moderne van de laatste week nemen
wij het volgende bericht over:
Vous tes priéd'assister au Convoi, Service et
Inhumation de
Monsieur Vincent Van Gogh,
Artiste Pointre.
Décédéen son domicile, a Auvers-sur-Oise, Ie
mardi 29 Juillet. il 2*A heures précises.
On se réunira, 2, place de la Mairie, a,
Auverssur-Oise.
DE PKOI'UNDIS.
Bij het ontvangen van deze ontroerende ken
nisgeving komt het goheele verleden van dezen
jongen grooten schilder ons voor den geest. Sedert
wij vijf jaar geleden enkele van zijne werken
ontmoet hadden, bij de kleine kunstkoopers van
de rues Chauzal en Blancbo, hebben wij zijne
werkzaamheid gevolgd bij elke tentoonstelling der
Indépendants. En altijd triompheerde zijn violent
coloriet, licht en krachtig. In de menigte van
doeken waren altijd de zijnen als standaarden.
Het waren aanprikkehngen tot revolutie, roode
dwaasheden van krijg. Het waren als vlammende
pilles.
De schilder toekende zijn omtrekken met ijzeren
hand. Heel de wildheid der tegenwoordige kunst
liet er zich gelden. Het was niet de finaliteit die
hem aantrok, het was brandende visie der dingen.
Wanneer hij zijn inzendingen noemde, La vigne
rouge" schilderde hij den wijn die de hersens
ontvlamt; als hij een schilderij noemde Ie Lierre'1
kreeg men een sensatie, kreeg men de sensatie
van een immense kracht van groen die klom van
den grond naar de boomen om een heel bosch
te verstikken. Op den laatsten salon van de Ind
pendants" wezen cosmische landschappen, waar
de krachten der aarde in brand geraakten, nieuwe
banen aan, die do dood plotseling gesloten heeft.
G. T.
Mad. ACKERMANN.
Deze week overleed in Frankrijk eene oude
dichteres, Mad. Ackermann, wier naam niet zulk
een echo buiten Frankrijks grenzen gewekt heeft,
als haar talent en de welsprekendheid harer ver
zen wel verdiend hadden. De reden ligt wellicht
aan de voorzichtigheid vaa verzamelaars en schrij
vers van chrestomathkën, die vreesden hun boe
ken ongeschikt voor gescheakea en niet aanbe
velenswaardig voor de jeugd te maken, wanneer
het Christendom er al te weir.ig iu geëerbiedigd
werd.
Mad. Ackermann, in 1813 jreboren, was door
haren vader gevoed met de lectuur der
philoaofen uit de achttiende eeuw, Voltaire, Rousseau,
Fiéret, en de ouden, Plato, Lucretius. Hare
jeugd was enkel aan studie gewijd; daarna
ging zij paar Berlijn , leerde er do wer
ken van Göthe, Schiller, Byron en
Sbakespeare kennen, en werd er de vrouw van den
leeraar Paul AcfeermaDn. Haar huwelijk was
zeer gelukkig, kalm en rustig; het duurde slechts
twee jaar.
Van dat oogenblik dateeren de bitterheid, het
in opstand koinen tegen de natuur en de Voor
zienigheid, die sedert den grondtoon van Mad.
Ackermami's verzen vormden.
Zij ging te Nice wonen, volgde er met be
langstelling de vorderingen der moderne weten
schap, eu werd niet wanhoop vervuld over al de
ellenden on smarten, waaronder het mensehdom,
ondanks zijn ijdel streven, nog steeds lijdt, fn
La guerre zegt zij:
Oui, bien fauclic ! vraimont, la réeolto est
supcrbc !
Pas un sillon qui it'ait des cadavrcs pour gerbe.
Les phw beaux, les plus forts, sont los premiers
frappés.
Sur son sein dévastéqui saigne et qni frissonno,
L'huuianité, somblable au ehanip que l'on
uioisSOIJI1O,
Contemple avoc douleur tous ces pis coupes.
Ilólas ! au grédu vent et sous sa doucc Ualoine
lis onJulaient au loin, des coteaux a, la plaine,
Sur la tigo cacor verte attendant leur saison;
Le suleil leur versait ses rayons inagniliqiu-s ;
Kiches de leur trésor, sous les cieux pacifiqueg
lis auraient pu Tnurir pour uno autro moiasoji.
Si vivre c'est lutter, a l'humaine energie
Pourquoi n'ouvrir jamais qu'une arène rougie?
Pour uu prix moius sanglant que les morts quo voila
L'hommc ne pouvait-il concourir et combattrc?
Manque-t-il d'cimemis qu'il serait beau d'abattre?
Le malheureux! il ckereho, et la Misure est la!
Mad. Ackermann'a werken bestaan uit Pre
mières Poésies, Pocsics philosophiqucs, een bundel
Contes, eenige verspreide gedichten, en een boekje
Pensees d'une solitaire, waarin zij bv. aldus
spreekt:
«Wanneer ik bedenk, dat ik door toeval ver
schenen ben op een bol die zelf, al naar het
wisselend ontmoeten de hemellichamen^ door de
ruimte geslingerd wordt, als ik mij omringd zie door
wezens, even kortstondig en onbegrijpelijk als ik zelf,
die vol ijver hersenschimmen naijlen en er zich voor
kwellen, dan gevoel ik de zonderlinge gewaar
wording van een droom. Ik kan niet gelooven
aan de werkelijkheid van hetgeen mij omringt.
Het is mij alsof ik in den droom heb bemind,
geleden en weldra sterven zal. Mijn laatste
woord zal zijn: Ik heb gedroomd!"
Door dit zich losmaken van de wereld ziet zij
te meer met verwonderden en deelnemenden
blik het lijden der menschheid aan. Zij zegt in
de voorrede tot hare Poésies Phüosophiques :
»Van verre gezien, van uit mijn eenzame over
denkingen, kwam mij het menschengeslacht voor
als de held van een droevig dramaj dat in een
verloren hoek van het heelal wordt afgespeeld,
uit kracht van blinde wetten, ten overstaan eener
onverschillige natuur, met het Niet
totontknoopiug. De oplossing die het Christendom be
proefd heeft ervan te geven, heeft aan het
mensclidom alleeu een nieuwen toevoer van
duisternis, worstelingen en martelingen bezorgd.
Door den gril ee;jer godheid in de beschikking
der meijschelijke daden te doen tusschenbeid
treden, heeft bet die nog ingewikkelder, onna
tuurlijker gemaakt.
Vandaar mijn haat tegen dat Christendom, en
vooral tegen hen die, soms oprecht, maar altoos
baatzuchtig, de voorvechters en voortplanters van
zijn fabelen en leerstellingen waren. Als mede
lijdende en verontwaardigde toeschouwster, was
ik soms te zeer bewogen om het stilzwijgen te
bewaren.
Maar het was uit naam van den collectieven
mensch dat ik de stem verhief, zelfs meende ik
des dichters taak te vervullen door hem zangen
te leeren, in oversU-mming met het afschuwelijke
van zijn lot."
Dit is de geert harer poëzie; men vindt hem
zeer goed uitgedrukt in eenige harer laatste ver
zen :
J'ignore un mot, Ie seul par lequel je réponde
Aux questions saus fui de mon esprit dé^u ;
Aussi, quaud je me plains, en partant de co monde,
C'est ntoins d'avoir souffert que de ivavoir rien su.
Paul Desjardins zegt: sHare grootheid bestond
daarin, dat zij zooveel medegevoel had voor de
rampen waarvan zij nooit geleden had ; een echt
vrouwenmedegevoel, terwijl zij toch zoo weinig
vrouw was, eu geen eigenlijke liefde voor ouders,
man of kinderen gekend heeft.
In haar oud Dominikanerklooster bij Nico, op
een eenzamen heuvel, met uitzicht aan vier kan
ten en vóór zich het diepe blauw der
Middellaod:-che zee en het stoffige grijs der olijven, in
de stilte van hare boeken, vond zij die sympathie
voor de measchheid, die verontwaardiging over
den oorlog en de andere onrechtvaardigheden der
bestemming." Hij haalt dan deze verzen van
haar aan:
Moi que sans mon aveu Pavengle Destinóe
Kmbarqua sur l'étrnnge et frêle batimerit,
Je ue veux pas non plus, muette et résignée,
Subir uioii engloutisseineiit.
Pnisque, dans la stupeur des détresses suprümes,
Mes pales compagnons restcnt silencieux,
A ma voix d'enlever ces monceaux d'anatlièmes
Qui s'amassent contre les cieux.
Afin qu'elle clatat d'un jet plus nergique,
J'ai, dans ma résistanee a l'assaut des ilols noirs,
De tous les coeui-s en moi, comme en uu centre unique,
Easseinbió tous les désespoirs.
Qu'üs vibrent donc si fort, mes accents intrépides,
Que ces niêuies cieux sourds en tre.ssaillent surpris;
Les airs n'ont pas be.soin, ni les vagues stupide»,
Pour frissonner d'avoir compris.
Ah ! c'est un cri sacró que tout cri d'agonie;
II protoste, il accuse au moment d'expirer.
EU bien ! ee cri d'angoisse et d'horreur infinie.
Je l'ai jeté; je puis sombrer!
v. L.
EEN FIUNSCHMAN OVER NEDERLAND.
ADIUKN CIIAUOT. Promenade en
llollande, de Eoaen au Helder. Paris
Maisou Qnantin 1890.
Een paar weken geleden liep ik met een vreem
deling, een Sakser, in Amsterdam. \Yij zagen op
j het Damrak een man met politie-kleeren meteen
helm, die overal even zilver-achtig was als die
hoofddeksels anders goud-achtig blinken en met
een buks onder den arm. Toch was hij geen
rabankch marechaussee. Wat hij wél was, weet
ik niet.
liet komt er nog al op aan, wat die Sakser
over Amsterdam deukt, want wat hij denkt zegt
bij en schrijft hij eu laat hij drukken. Hij is de
vertegenwoordiger van Baedekcr en reisde in ons
land, omdat er een nieuwe uitgaaf van La
Hollande et la Bclgique" op komst is. Toen hij mij
dus vroeg, of die man met dat vuurwapen een
gewone Polizeimann was, heb ik al mijn best ge
daan een onjuiste medcdceling te voorkomen, en
ik rustte niet, voordat ik een heuschen politie
agent met een stok en mes kon toonen.
Stel nu, dat mijn Duitscher me niets gevraagd
had en stel al, dat hij een man was geweest, die
op liet eerste gezicht alles gelooft en nooit on
derzoek doet, dan was voor hem en misschien
door hem voor vele anderen, de Amsterdamsche
politie met een buks gewapend.
Adrien Chabot nn, die over Nederland sclireet,
heeft zeer oppervlakkig gekeken, nooit onderzocht,
heelt veel geloofd en heeft veel te veel geschre
ven en laten drukken, wat niet waar is. Wij
kunnen ons daarover recht hartelijk amuseeren.
Oppervlakkig is zijn promenade" in hoogo mate;
hij heeft iets oolijks van domheid. Hij moet in
levenden lijve een man zijn, die met veel naïve
teit, met een lenk gezicht, een gezicht met
een vraagteeken er op, dingen zegt, welke hij
zelf óók wel mal vindt. Zoo iemand, clie heel kor
ten tyd onbetaalbaar is, als je niet alleen met
hem bent, maar die na n uur criant vervelend
wordt.
Dan heeft hij nog veel cMc's. Heelemaal behoort
hij tot de Fransche yachtinen, is lid van de
yachtclub, houdt het meest van Ie caféet les cigares
in the after-dinner-time.
Als hij de Regeering" was, die formule is
nog niet genoeg versleten om oud te kunneu,