De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 10 augustus pagina 2

10 augustus 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 085 Sternay ^ haar vriend Fressard en haar JLwciëw. heer Sternay, die Ctóra Vignot verleidde ten huize zijner moeder in betrekking beeft juist een groot gedeelte van zijn ver verloren en gaat huwen om dit te herAan Clara vertelt hij dat hij over zee 1 bet geld terugwinnen, doch door een onvoortigheid van Lueien komt het uit, dat Clara verloren vrouw is. het eerste bedrijf is het kind van Clara groot geworden. Zij heeft den naam aanjjsnomen van een buitenplaats, die zij bewoont IHi Jacques vermoedt zelfs niets. Haar buurman j&«ci«n nl,, rijk en ziekelijk, is nadat Sternay Jiaar verlaten had, zoo goed door haar opgepast, dat hij uit dankbaarheid en toegenegenheid haar b$j zqn dood zijn geheele fortuin vennaakte. ?' Zjj kon haar kind dus een goede opvoeding geven en Jacques, jong, rijk en gezond, heeft niets beters weten te doen dan verliefd te worden op JjÈfefMiwe, een nichtje van den heer Sternay. Sternay heeft nooit meer naar zijn kind omgprien en kent Jacquet niet. *> Eteze komt dus bij de familie aan huis en kan «wioek doen om Her mine1 s hand. ijf* Vriend Fressard, intusschen notaris geworden, %|, nog altijd de zaken van Clara behandelende, Mftdeelt het noodig, de grootmoeder van Hermine %ftfcr ouders overleden zijn, omtrent de geboorte .ma Jacques in te lichten. Het huwelijk wordt 4h*rdbor in de oogen van de hooghartige dame ('«Wl onmogelijkheid. S- Joeques vraagt Sternay hem te erkennen, doch Onder tien naam Vignot zoekt Jacques nu een daor het leven. Hij wordt consul, ergens in kfle, onderscheidt zich en wordt secretaris van * den Minister van Buitenlandsche zaken. Sternay, die zich uit den handel in de politiek ?«ff begeven, heeft nu de hulp van zij n eigen zoon fiosdig. S"u wil hij hem erkennen, maar nu weigert d» zoon. < -Utrmine is hem trouw gebleven en wil hem ook als Vignot tot man. Haar oudoom de markies CÜrgibac denkt er over hem te adopteeren om den. naam Orgibac niet te laten uitsterven. De onechte zoon is een strijd waard geworden h$j echter blijft trouw aan zijne moeder en ver langt alleen Hermine om zijn geluk te volmaken. De geteekende toestanden zijn minder belang wekkend dan de personen. Iets buitengewoons heb ik niet gezien. De mooie tooneeltjes waren allen aan den hnmoristischen kant. Ik kan hier wijzon op het tweede bedrijf als de markies d1 Orgibac twist met zyne zuster, de moeder van Sternay. Mevrouw Poolman stelde zeer juist die trotsche dame voor, doch de heer Morin heeft van den Sfnrlcies een persoonlijkheid gemaakt zoo fijn geretoucheerd als met de meest gespannen ver wachting maar van hem gevraagd kon worden. Hg is door en door de oude edelman', die met de pretenties van zijn zuster den draak steekt, de ? bekwaamheid van Jacques eert en de ploerterigheid van Sternay veracht. Want ook in het 3e bedrijf, in zijn onderhoud met Sternay, die den Markies wil bepraten hem S^jn titel na te laten, muntte de heer Morin uit. ? De fijne zetten door den schrijver hem in den Aond gelegd kregen door zijn bekende manier van zeggen een dubbele waarde. Een burgerlijke editie van deze humoristische persoonlijkheid is de Notaris, de heer Schulze, dïe ook een vinnig scènetje af te spelen had mot de oude mevrouw Sternay. Op de fijne scherts van den Markies volgden :de scherpe zetten van den Notaris. De moeder, Clara Vignot (mevr. Frenkel) kwam minder op den voorgrond. Jacques en Sternay werden door de hh. Clous en Van Schoonhoven met ernstige waardigheid IV. In de heerlijke voorjaarszon wandelde Gine, het mooie kindermeisje in den Frederikstuin, een grooten, zwart fluweelen hoed met wapperende roode linten op, en eeii bréede witte boezelaar voor. Zij schoof een coquet kinderwagentje voor zich uit, waarin de kleine Suse den slaap der onschuld sliep. Gine was geëscorteerd door een Deenschen »held." Zij was een mooi meisje en vrij gemakWichtig. Zij vond het beroep als min het aangenaamste en het voordeeligste, en zorgde er voor, dat zij steeds geschikt was zulk een betrekking te kunnen bekleeden. Gine had een warm en liefdevol hart, en had altijd steeds een vriend wien zij hare teederheid schonk en boterhammen met ?yleesch. Voor 'toogenblik was de korporaal Jan sen de gelukkige boterhamliefste. Gine wandelde en bewonderde den frisschen boschgrond, die tusschen de lichtgroene struiken en beuken bezaaid was met witte anemonen. »Ik kan ,mij nooit verzadigen van het zien naar de natuur," zei ze droomerig. »Ik ook niet. Ik heb zoo'n honger." «Lieve hemel, Jansen, waarom val je mij toch altijd in de rede wanneer ik eens een oogenblik romantisch ben. Je bent een mooie jongen, Jansen, en een flink mensch, maar je hebt van poëzie niet meer versband dan een oester." »Je moet niet vergeten, dat ik maar een boerenjongen ben en jij een beschaafd meisje." »Ja, ik heb altijd in deftige huizen ge diend en ik heb veel gelezen. Ik abonneer mij nog altijd op het geïllustreerde FanaiKën-journaal." »lk begrijp niet hoe je er toe gekomen bent orn zooveel van mij te houden.'' vertoond. De heeren waren allen goed gepruikt, zelfs de heer Clous had zich een krullenbol laten maken. Het decoratief was voor het grootste gedeelte wel wat erg suber. De zaal met de groote open vensters op den achtergrond schijnt uitzicht te geven op het kommandantshnis. Dat vind ik lang niet mooi. De voorstelling vond overigens zeer veel waar deering en verscheidene malen werden de artisten niet open doek teruggeroepen. Vlan Vlan naar het Fransch van de h.h. Carr en Desvallières, in den Salon vertoond, is weder een groote dwaasheid. Vivarct wordt 's morgens betrapt voor de deur van de kamer van do vrouw van zijn patroon. Hij heeft haar tot 's morgens vijf uur verzen voor gelezen, en als de patroon onverwachts te huis komt, maakt hij hem wijs dat hij hem wilde vragen secondant bij een duel te zijn en daarom zoo vroeg is. De patroon Campistrac vindt dat heerlijk en wil met de tegenpartij spreken. Om die te vinden worden er nu twee bedrijven lang de onmoge lijkste grappen vertoond, maar vergeefs. Niemand wil zich leenen om een degenstoot te ontvangen. In het derde bedrijf is het juist omgekeerd, dan heeft Vivaret iets van een buifetjuffrouw gezegd, en dan komt iedereen hem op zijn hals. Het is een goede les om niet aan uws naasten vrouw te laat verzen voor te lezen. Komt men er met n duel af, dan is het nog zoo erg niet, doch als men een tegenpartij moet zoeken op de manier van Vivarct, dan wenscht men maar al te spoedig nooit lezen te hebben geleerd. De dames Beukers, Poolman?Huyzers, Kremer en Blankeustein, de h.h. Poolman, Smit, Verhagen, Ludolph Kuhn, Donker en Speet traden op. De vertaling is niet zeer iraai. De grap over herstelling had onvertaald gelaten, of geschrapt moeten worden. Aan Vlan Vlan gaat vooraf een tooneelspel in n bedrijf getiteld Na de Scheiding. De heer lilaisij leeft van zijn vrouw gescheiden^ doch beide ouders bezoeken soms hun zoon Hené. Blaisy laat het aan zijn zoon voorkomen, alsof hij in z;jn recht is en zoekt hem van zijn vrouw te vervreemden. Deze is zelfs genoodzaakt het geheele verhaal van haar val te doen, waaruit echter blijkt dat alleen de onbeschoftheid, de ruwheid .en de gemeenheid van Blaisij oorzaak waren dat zijne vrouw haar huwelijkstrouw schond. lienékiest dan ook zijn moeders zijde en ver zoekt zijn vader te vertrekken. De vertooning voldeed niet bijzonder. Het verhaal hoe het kwam", is vrij langdradig. De heer Smith (lïent') was erg huilerig, mevr. Rössing (madame lllaivy} en de heer Poolman (Blaisy) heb ik wel eens beter zien spelen. Tijdens de abonnemontsvoorstellingen was het spel van laatstgenoemde veel meer verzorgd dan in den laatsteu tijd. Het is jammer als een goed artist vermindert. De heer Poolman moot er eens om denken wat hij in Donna Diana was. FR. AA.NTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST. Deelden wij do vorige week mede dat op de tentoonstelling van de Etsclub inzendingen van van der Maarel eu de Zwart gemist werden, tot ons genoegen kunnen wij nu vermelden dat na onze vorige opgaven van beide hoeren nog stukken zijn ingekomen. Buitendien wordt binnen weinige dagen nog eene inzending verwacht van Mac Neil Whistrer. In het Nieuws van den Dar/ van Woensdag leest men na een relaas van wat er op de ex positie van de Etsclub in Arti te zien is: Nog is buiten den catalogus aan deze ten»Ik heb altijd met militairen gedweeptAl mijne lief'sten zijn soldaten geweest. Jij bent de vijfde." «Hoor eens Gine, de luitenant heeft me gister een goede fooi gegeven. Zullen we niet eens naar Josty gaan om een glas bier?" »Drink jij eeii glas bier en neem er een boterham bij, dan krijg ik een kop chocola met een zandkoekje, niet waar?" »Dat zul je hebben, schat." »Dan zetten wij den wagen zoolang onder den grooten boom." AVillen we hem niet meenemen ?" »üenk je dat ik die schreeuwleelijkert mee wil hebbeu naar de restauratie ? Als hij eens begon te schreeuwen; dat zou mooie taf'elmuziek zijn. Neen, de wagen staat hier wat best." De geliefden gingen hierop naar het caf en lieten den wagen aan zijn lot over. Een oogenblik later kwamen Emiïie en Frits den/.elf'den weg langs. Mille had zonder moeite permissie gekre gen om uit te gaan. Haar tante had haar zelfs aangemoedigd om wat frissclie lucht te happen, want juffrouw Freijbel wachtte haar commies. Emiiie herkende terstond den wagen en zag zoekend in 't rond naar Gine. Eensklaps kreeg de luitenant een idee. Millc, ik zal je zuster schaken." fcje meent mij zeker." »Neen Suze. Ik neem haar voorzichtig onder mijn mantel, wij gaan over de Sudermarkt en brengen haar bij juffrouw Pallesen ; je tante wordt wanhopig, jij zegt dat je hulp bij mij wilt zoeken, en ik beloof alles in het werk te zullen stellen om het kind terug te krijgen, maar eisch tot loon je hand." »Dat is een romantisch idee!" »En wij zullen het verwezenlijken, 't Is in elk geval goed, dat Gine eens een schrik krijgt en wat leergeld betaalt." (Slot volgt). toonstelling toegevoegd een stadsgezicht van Israels, het penseel van den grooten kunstenaar waardig. Het gezicht bij avond na het ontsteken van het kunstlicht, maakt, vooral op eenigen afstand, groot effect". Dat is weer eens een keurig staaltje van nauw lettende kritiek. Het bedoelde Stadsgezicht is volstrekt niet van hem dien men met de woorden den grooten kunstenaar" wil aanduiden, maar meer bepaald van denzelfden Isaac Israels (den zoon van Jozef Israels) die pas geleden nog in het Nieuws, en om veel beter teekeningen dan deze, zoo liefelijk werd uitgemaakt. Het blonde stadsgezicht is voorts volstrekt niet bij avond na het ontsteken van het kunstlicht, maar zooals een kind wel kan zien, bij klaarlichten dag. Maar bij dezen verslaggever moet het kunstlicht nog worden ontstoken. Neen, dan nog maar liever dan de onbekoorlijke flaters van zoo'n reportertje, de heusche beoor deelingen van den sericusen Rhadamanthys iii het Nieutos. Uit Parijs wordt het overlijden bericht van Emile Lévy, een bekend akademisch schilder. Uit V Art Moderne van de laatste week nemen wij het volgende bericht over: Vous tes priéd'assister au Convoi, Service et Inhumation de Monsieur Vincent Van Gogh, Artiste Pointre. Décédéen son domicile, a Auvers-sur-Oise, Ie mardi 29 Juillet. il 2*A heures précises. On se réunira, 2, place de la Mairie, a, Auverssur-Oise. DE PKOI'UNDIS. Bij het ontvangen van deze ontroerende ken nisgeving komt het goheele verleden van dezen jongen grooten schilder ons voor den geest. Sedert wij vijf jaar geleden enkele van zijne werken ontmoet hadden, bij de kleine kunstkoopers van de rues Chauzal en Blancbo, hebben wij zijne werkzaamheid gevolgd bij elke tentoonstelling der Indépendants. En altijd triompheerde zijn violent coloriet, licht en krachtig. In de menigte van doeken waren altijd de zijnen als standaarden. Het waren aanprikkehngen tot revolutie, roode dwaasheden van krijg. Het waren als vlammende pilles. De schilder toekende zijn omtrekken met ijzeren hand. Heel de wildheid der tegenwoordige kunst liet er zich gelden. Het was niet de finaliteit die hem aantrok, het was brandende visie der dingen. Wanneer hij zijn inzendingen noemde, La vigne rouge" schilderde hij den wijn die de hersens ontvlamt; als hij een schilderij noemde Ie Lierre'1 kreeg men een sensatie, kreeg men de sensatie van een immense kracht van groen die klom van den grond naar de boomen om een heel bosch te verstikken. Op den laatsten salon van de Ind pendants" wezen cosmische landschappen, waar de krachten der aarde in brand geraakten, nieuwe banen aan, die do dood plotseling gesloten heeft. G. T. Mad. ACKERMANN. Deze week overleed in Frankrijk eene oude dichteres, Mad. Ackermann, wier naam niet zulk een echo buiten Frankrijks grenzen gewekt heeft, als haar talent en de welsprekendheid harer ver zen wel verdiend hadden. De reden ligt wellicht aan de voorzichtigheid vaa verzamelaars en schrij vers van chrestomathkën, die vreesden hun boe ken ongeschikt voor gescheakea en niet aanbe velenswaardig voor de jeugd te maken, wanneer het Christendom er al te weir.ig iu geëerbiedigd werd. Mad. Ackermann, in 1813 jreboren, was door haren vader gevoed met de lectuur der philoaofen uit de achttiende eeuw, Voltaire, Rousseau, Fiéret, en de ouden, Plato, Lucretius. Hare jeugd was enkel aan studie gewijd; daarna ging zij paar Berlijn , leerde er do wer ken van Göthe, Schiller, Byron en Sbakespeare kennen, en werd er de vrouw van den leeraar Paul AcfeermaDn. Haar huwelijk was zeer gelukkig, kalm en rustig; het duurde slechts twee jaar. Van dat oogenblik dateeren de bitterheid, het in opstand koinen tegen de natuur en de Voor zienigheid, die sedert den grondtoon van Mad. Ackermami's verzen vormden. Zij ging te Nice wonen, volgde er met be langstelling de vorderingen der moderne weten schap, eu werd niet wanhoop vervuld over al de ellenden on smarten, waaronder het mensehdom, ondanks zijn ijdel streven, nog steeds lijdt, fn La guerre zegt zij: Oui, bien fauclic ! vraimont, la réeolto est supcrbc ! Pas un sillon qui it'ait des cadavrcs pour gerbe. Les phw beaux, les plus forts, sont los premiers frappés. Sur son sein dévastéqui saigne et qni frissonno, L'huuianité, somblable au ehanip que l'on uioisSOIJI1O, Contemple avoc douleur tous ces pis coupes. Ilólas ! au grédu vent et sous sa doucc Ualoine lis onJulaient au loin, des coteaux a, la plaine, Sur la tigo cacor verte attendant leur saison; Le suleil leur versait ses rayons inagniliqiu-s ; Kiches de leur trésor, sous les cieux pacifiqueg lis auraient pu Tnurir pour uno autro moiasoji. Si vivre c'est lutter, a l'humaine energie Pourquoi n'ouvrir jamais qu'une arène rougie? Pour uu prix moius sanglant que les morts quo voila L'hommc ne pouvait-il concourir et combattrc? Manque-t-il d'cimemis qu'il serait beau d'abattre? Le malheureux! il ckereho, et la Misure est la! Mad. Ackermann'a werken bestaan uit Pre mières Poésies, Pocsics philosophiqucs, een bundel Contes, eenige verspreide gedichten, en een boekje Pensees d'une solitaire, waarin zij bv. aldus spreekt: «Wanneer ik bedenk, dat ik door toeval ver schenen ben op een bol die zelf, al naar het wisselend ontmoeten de hemellichamen^ door de ruimte geslingerd wordt, als ik mij omringd zie door wezens, even kortstondig en onbegrijpelijk als ik zelf, die vol ijver hersenschimmen naijlen en er zich voor kwellen, dan gevoel ik de zonderlinge gewaar wording van een droom. Ik kan niet gelooven aan de werkelijkheid van hetgeen mij omringt. Het is mij alsof ik in den droom heb bemind, geleden en weldra sterven zal. Mijn laatste woord zal zijn: Ik heb gedroomd!" Door dit zich losmaken van de wereld ziet zij te meer met verwonderden en deelnemenden blik het lijden der menschheid aan. Zij zegt in de voorrede tot hare Poésies Phüosophiques : »Van verre gezien, van uit mijn eenzame over denkingen, kwam mij het menschengeslacht voor als de held van een droevig dramaj dat in een verloren hoek van het heelal wordt afgespeeld, uit kracht van blinde wetten, ten overstaan eener onverschillige natuur, met het Niet totontknoopiug. De oplossing die het Christendom be proefd heeft ervan te geven, heeft aan het mensclidom alleeu een nieuwen toevoer van duisternis, worstelingen en martelingen bezorgd. Door den gril ee;jer godheid in de beschikking der meijschelijke daden te doen tusschenbeid treden, heeft bet die nog ingewikkelder, onna tuurlijker gemaakt. Vandaar mijn haat tegen dat Christendom, en vooral tegen hen die, soms oprecht, maar altoos baatzuchtig, de voorvechters en voortplanters van zijn fabelen en leerstellingen waren. Als mede lijdende en verontwaardigde toeschouwster, was ik soms te zeer bewogen om het stilzwijgen te bewaren. Maar het was uit naam van den collectieven mensch dat ik de stem verhief, zelfs meende ik des dichters taak te vervullen door hem zangen te leeren, in oversU-mming met het afschuwelijke van zijn lot." Dit is de geert harer poëzie; men vindt hem zeer goed uitgedrukt in eenige harer laatste ver zen : J'ignore un mot, Ie seul par lequel je réponde Aux questions saus fui de mon esprit dé^u ; Aussi, quaud je me plains, en partant de co monde, C'est ntoins d'avoir souffert que de ivavoir rien su. Paul Desjardins zegt: sHare grootheid bestond daarin, dat zij zooveel medegevoel had voor de rampen waarvan zij nooit geleden had ; een echt vrouwenmedegevoel, terwijl zij toch zoo weinig vrouw was, eu geen eigenlijke liefde voor ouders, man of kinderen gekend heeft. In haar oud Dominikanerklooster bij Nico, op een eenzamen heuvel, met uitzicht aan vier kan ten en vóór zich het diepe blauw der Middellaod:-che zee en het stoffige grijs der olijven, in de stilte van hare boeken, vond zij die sympathie voor de measchheid, die verontwaardiging over den oorlog en de andere onrechtvaardigheden der bestemming." Hij haalt dan deze verzen van haar aan: Moi que sans mon aveu Pavengle Destinóe Kmbarqua sur l'étrnnge et frêle batimerit, Je ue veux pas non plus, muette et résignée, Subir uioii engloutisseineiit. Pnisque, dans la stupeur des détresses suprümes, Mes pales compagnons restcnt silencieux, A ma voix d'enlever ces monceaux d'anatlièmes Qui s'amassent contre les cieux. Afin qu'elle clatat d'un jet plus nergique, J'ai, dans ma résistanee a l'assaut des ilols noirs, De tous les coeui-s en moi, comme en uu centre unique, Easseinbió tous les désespoirs. Qu'üs vibrent donc si fort, mes accents intrépides, Que ces niêuies cieux sourds en tre.ssaillent surpris; Les airs n'ont pas be.soin, ni les vagues stupide», Pour frissonner d'avoir compris. Ah ! c'est un cri sacró que tout cri d'agonie; II protoste, il accuse au moment d'expirer. EU bien ! ee cri d'angoisse et d'horreur infinie. Je l'ai jeté; je puis sombrer! v. L. EEN FIUNSCHMAN OVER NEDERLAND. ADIUKN CIIAUOT. Promenade en llollande, de Eoaen au Helder. Paris Maisou Qnantin 1890. Een paar weken geleden liep ik met een vreem deling, een Sakser, in Amsterdam. \Yij zagen op j het Damrak een man met politie-kleeren meteen helm, die overal even zilver-achtig was als die hoofddeksels anders goud-achtig blinken en met een buks onder den arm. Toch was hij geen rabankch marechaussee. Wat hij wél was, weet ik niet. liet komt er nog al op aan, wat die Sakser over Amsterdam deukt, want wat hij denkt zegt bij en schrijft hij eu laat hij drukken. Hij is de vertegenwoordiger van Baedekcr en reisde in ons land, omdat er een nieuwe uitgaaf van La Hollande et la Bclgique" op komst is. Toen hij mij dus vroeg, of die man met dat vuurwapen een gewone Polizeimann was, heb ik al mijn best ge daan een onjuiste medcdceling te voorkomen, en ik rustte niet, voordat ik een heuschen politie agent met een stok en mes kon toonen. Stel nu, dat mijn Duitscher me niets gevraagd had en stel al, dat hij een man was geweest, die op liet eerste gezicht alles gelooft en nooit on derzoek doet, dan was voor hem en misschien door hem voor vele anderen, de Amsterdamsche politie met een buks gewapend. Adrien Chabot nn, die over Nederland sclireet, heeft zeer oppervlakkig gekeken, nooit onderzocht, heelt veel geloofd en heeft veel te veel geschre ven en laten drukken, wat niet waar is. Wij kunnen ons daarover recht hartelijk amuseeren. Oppervlakkig is zijn promenade" in hoogo mate; hij heeft iets oolijks van domheid. Hij moet in levenden lijve een man zijn, die met veel naïve teit, met een lenk gezicht, een gezicht met een vraagteeken er op, dingen zegt, welke hij zelf óók wel mal vindt. Zoo iemand, clie heel kor ten tyd onbetaalbaar is, als je niet alleen met hem bent, maar die na n uur criant vervelend wordt. Dan heeft hij nog veel cMc's. Heelemaal behoort hij tot de Fransche yachtinen, is lid van de yachtclub, houdt het meest van Ie caféet les cigares in the after-dinner-time. Als hij de Regeering" was, die formule is nog niet genoeg versleten om oud te kunneu,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl