De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 17 augustus pagina 2

17 augustus 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

m __ waarzeggen, werken »met Ijet lknndë~enz". enz. inrichting is in den «Salon des Variétés" »Tirali" onder bijna gelijkluidenden titel iet voetlicht gebracht. vertooning van de meicjes-leerlingen is . "lijk gelijk aan het mooie papiertje om nlevel, doch in dit geval is de ulevel ook bet knabbelen waard. 'écadas is een typisch onderwijzer. Hij gaarne het nuttige aan het aangename en wijze van onderricht geven is een heel bij'e. laat de meisjes werkwoorden vervoegen muziek van de Varsovienne, of terwijl zij quadrille dansen; als hij Eagel^che taalles i kleedt hij zich als een Engelsch toerist, onderwijst hij de Duitsche taal dan komt op in uniform met een pickelhaube op en lange Dnitsche pijp in zijn mond. Zjjn kweekeling komt aan den kost door in de r zes snikererwten en bonbons te verkoopen, het dienstmeisje laat zich door de bezoekers twee francs kussen omdat de kostschoolniet betaalt. iDe heer Cavénécadas heeft behalve zijn talenen eigenaardigheden een ongetrouwde zuster een dochter. De eerste kan hij niet meer raken, doch de tweede zal hij uithuwelijken Boaul de Vol-au-Vent, een windbuil, die >wge Ifrfdes heeft genoten. dochtertje Valentine bemint echter den ig Simplice, en hoewel zelf niet tegen stroom kunnende oproeien krijgt zij toch zin, daar twee oude liefjes, Suzette en ine, het Vol-au- Vent zoo lastig mabij besluit er een te huwen. De geSuKette, terwijl Tambourine zich troost oom van Raoul, den heer Robignae, sons-préfet en aspirant-Don Juan. »Salon" is de vertooning van dit stuk, "het meeste op een ouderwetscbe Vaudeville zeer goed. heeft het er klaarblijkelijk op aan gelegd het gewaagde te omsluiëren en het grap te behouden. heer Bigot is daarin naar wensch geslaagd zooals hij met den heer Pilger de rollen van iQuvénéeadas en Simplice vervult, is het eenig <un te zien. - .In geruimen tijd had ik deze heeren niet zien optreden en het deed ook het publiek genoegen "*hèn weder samen te kunnen toejuichen. Be heer Smith was Raoul en de heer Poolman Robignae. Beiden begrepen terecht, dat Bien aan twee grappenmakers in een stuk genoeg heeft en verkochten niet meer grillen dan strikt Van de dames moeten in het bijzonder gejnpemd worden mevr. Poolman-Huysers en mevr. Poons-v. Biene. Zoo als het instituut in den «Salon" vertoond wordt, kan ik mij best begrijpen dat het in Parijs van 16'April af het successtuk van het »Théatre de la Renaissance" is. De vertooning in »Tïvoli" is anders opgevat. Ik zal niet beweren dat de heer Thönissen minder goed in zijn rol is dan de heer Bigot, HUMT Bigot stelt een heer voor en Thönissen liet er met zijn lange haar en slappen hoed verlpopen uit. Pilger is het type van een schoolmeester miBiwunjlijder, de heer Harms heeft van Simplice «B!» orthodox proponent gemaakt. "J)at zijn verschillen, die dadelijk in het oog y»llen. Mooi was de Bismarckkop, dien de heer Tfeonissen voor de Duitsche les had gemaakt, a«ar ik moet weder een paar zeer grove grapffDf die door hem de zaal ingeslingerd werden, «fheeren. Mevrouw Kampbuijzen maakte een zeer goed fitOMtr als Zuster Palymnie. M«j. Herberich (als ), en mej. Dirikx (als Suztttc) zijn |jd twee aardige verschijningen. koren zijn in den »Salon," zoowel als in »Ja, tante, de luitenant wil zoo graag eens aien waar wij wonen/' zei Emilie. ?Zoo," zei juffrouw Freybel, »ja, ik weet dat mijnheer Rask lang naar eene kamer _fceeÉI> gezocht; het zal dan maar het beste jqjn dat hij meegaat." ? Eenige oogenblikken later waren Pallesen en zijn vrouw alleen in den winkel. ,»Caveline," zei Pallesen, »kun je mij ver geren ?" »ja, onder n voorwaarde, Je hebt straks gezegd, dat ik een kind kon aannemen.' Daar heb ik geen zin in, want ik zou nooit vato een ander kind kunnen houden dan van Flits Rask. Denk je er over als ik, dan ver maken wij hem bij testament al het geld dat wij hebben opgespaard, en dat is gven kleinigheid. Maar hij mag er niets van weten voor wij dood zijn." »Doe zooals je wilt Caveline, want jij doet HOoit iets dan wat goed is," zei Pallesen liefjerijk de armen om de trui zijner vrouw slaande, op de plaats waar denkelijk haar tóupen zaten. V. Den volgenden dag had juffrouw Pallesen sea heel lang onderhoud met juflrouw Paeybel. Wat zij bespraken werd niemand gewaar ; Haar eenigen tijd later, werd het engage ment publiek van luitenant Rask en Emilie m van jufirouw Freybel en den kommies. Kort daarna vierden de laatsten in alle rtflte bruiloft, maar er werd bepaald dat Emilie en Frits zouden wachten tot hij eerste .«itenant zou zijn. Een jaar later scheen de Aprilzon weer mendelijken warm op juffrouwPallesen's wincel, die een zeer feestelijk aanzien had. Van boven was een geheele guirlande van ijkkransen aangebracht, en in plaats van Ie bosjes rhabarberstelen prijkten groepen ?Tivoli/' meestentijds aardig in de war, de jonge dames zwemmen beter dan zij zingen. De schooldtcoratie in Tivoli" is bijzonder goed. In beide schouwburgen heeft de vertooning veel succes, en het is te verwachten dat men tot September van het Instituut en de Kost school kan genieten. Dan komen de kermisstukken. Ik weet niet of »Het Ned. Tooneel", dat dan in het »Grand Theatre" spelen zal, een kermisstuk zal vertoonen, ik heb gehoord van niet. In den »Salon" zal echter weder een revue vertoond worden, met zooveel fraais en nieuws. dat de Eiffdtoren er bij in het niet verzinken zal. Als ik wilde vertellen wat ik daaromtrent gehoord heb, zou men zijn oogen niet gelooven. Niet alleen de binueulandsche en stedelijke ge beurtenissen worden besproken, doch ook de buitenlandsche politiek, en dat alles gepaard aan de nieuwste melodieën, de fraaiste costumes en de uitgezochtste decoraties, zal niet missen het publiek te hypnotiseeren tot een verslaafdheid aan de voorstellingen. Fr. DE NEDERLANDSCHE OPERA. De Hollandsche Opera, thans Nederlandsche Opera genaamd, treedt met het aanstaande Win terseizoen 1890/91 haar 5e jaar van bestaan in. Do directeur en stichter, de heer J. G. de Groot, roept weder de belangstellende aandacht van het pu bliek voor zijne ondernoming in. Is de naamveraiulering van Hollandsche Opera in Nederlandsche Opera aan het purisme van eenige letterkundige auto riteiten toe te schrijden, de directeur-stichter hoeft thans ook zijn doel verwezenlijkt dat zich maimen van talent en naam aan de zijde zijner onder neming zouden scharen, ten einde haar niet alleen geldelijk, maar tevens ook zedelijk te steunen." De VeroenigLng tot bevordering der Nederlandsche Muzikaal Dramatische Kunst heeft zich sa mengesteld met het doel, het bevorderen der Noderlandsche Muzikaal Dramatische Kunst in het algemeen en van den bloei der Nederlandsche Opera in het bijzonder. Om dat dool te bereiken opent deze Vereeniging de gelegenheid, voor ieder die het wel meent met de Nederlandsche Opera, (eeno zoo echt na tionale instelling,) om lid te worden, tegen be taling van vijf guldon per jaar, waarvoor de Di recteur dor Nederlandsche Opera J. G. de Groot hun hel voorrecht geeft om gedurende het gchoele speelseizoen tegen vertoon van hun diploma als lid van bovengenoemde verceniging, hunne plaatsen kosteloos to kunnen bespreken, terwijl aan de Donateurs der Vereeniging die minstens 25 gulden por jaar betalen, bovendien oene extra gratis voorstelling per seizoen zal worden aange boden." Naar blijkt, heeft de Nederlandsche Opera, niet tegenstaande do raoeielijkheden daaraan verbon den, zich hoe langer hoe meer de sympathie van het kunstliovend publiek mogen veroveren; de directeur ziet in, hoe de Nederlandsche Opera wil zij met recht op den naam van nationale instelling blijven bogen, en met eere aan con currente ondernemingen 't hoofd blijven bieden, vooral moest beantwoorden aan de kunsteisclion welke het Operalievend publiek het recht heeft billijkerwijze te stellen. Het per.^oneel der opera is dan ook tegen dezen winter zoodanig versterkt, dat bijna alle emplooien dubbel bezet zijn; het repertoire zal verrijkt wor den met nieuwe Opera's van Fransche, Duitsche en zoo mogelijk van Nedcrlandsche Componisten. Zoo zal aanstaanden winter worden opgevoerd: Lohengrin, Rienzi, Jlobert de Duivel, J)e stomme van Purtici, Lakmé, Zampa, enz. enz. Het orkostl ook weder versterkt met tal van bekwame mu sici, zal met andere opera-orkesten kunnen wed ijveren. De lijst van het personeel is de volgende : Di rectie en Administratie : J. G de Groot, directeur regisseur-generaal; F. Derickx, 2e regisseur too waaierplanten en bloeiende anjelieren aan beide zijden der deur. Op de straat stond een troepje dienst meisjes en lieden uit de buurt, om het bruids paar, dat zoo aanstonds uit de kerk zou terugkomen, op te wachten, want er werd op de eerste verdieping bruiloft gevierd. De eerste luitenant, Frits Rask, werd heden met juffrouw Emilie in den echt ver bonden. Juffrouw Pallesen hield een monsterbouquet in de hand en heel haar gelaat straalde van vreugde. Eindelijk kwam het rijtuig aangerold en de jonggehuwden stegen uit. Hij, groot, slank, flink, in zijn schitterende uniform, zij, bleek en bevallig in haar wit zijden kleedje. Zij gingen niet dadelijk op de hoofdtrap toe, die met laurieren getooid en met loopers was belegd, maar begaven zich eerst naar den groentenwinkel waar Pallesen en zijne vrouw in de deur stonden, glimmend van trots, en bewonderd door de hen aangapende toeschouwers. Juffrouw Pallesen liet eenige tranen vallen in den bouquet dien zij der bruid overreikte. »God zegene u kinderen," zei ze, »cn make uw leven recht gelukkig. Aan twee dingen heeft het Pallesen en mij in ons huwelijk nooit ontbroken, die beide zeer goed zijn in een huishouden, n.l. niet aan liefde en aan groenten. Voor de liefde moet gij zelf zorgen, ik zal de groente wel leveren." Op de eerste verdieping werd op het wel zijn der jongelui met champagne geklonken, terwijl beneden in de poort, juffrouw Pal lesen bescheiden kool en wortelen verkocht: maar haar hart zwol van trots, want zij had het geluk van twee menschen bewerkt en dan heeft men reden trotsch te zijn, zelfs al zit men in een groentewinkel om kool te verkoopen. neelnieester; S. Wigersma Tz., boekhouder; J.N. Berkhout, costumier; J. van der Hilst, decoratieschilder; M. T. van den Beugel, kapper; S. Trijtel, souffleur; Jac. Hessing, hoofdmachinist; en Jth. Hibbel, bureaulist. Artisten. Dames: Mej. Rosine de Wulf, Ie. zangeres (falcon); Mej. C. van de Weghe, Ie zan geres (falcon); Mej. Meath Piazza, Ie coloratuurzangeres; Mej. Corn. van Zanten, Ie zangeres (mezzo sopraan en contraalto); Mej. C. D. Sewing, coloratuurzangeres; Mevr. Marg. Albers?Jahn, Ie dugazon en travesti; Mej. Joh. Erlé, drama tische zangeres; Mej. A. M. Bremerkamp, 2e mezzo sopraan; en Mej. G. Donker, 2e coloratuurzangeres. Heeren: H. DesiréPauwels, Ie dramatische tenor; J. M. Tijssen, Ie lyrische tenor en traductie; J. Delsaux, Ie lyrische tenor en traductie; L. de Beer, 2e tenor; F. Derickx, trial; Henry Albers, lo baryton van de groote opera; H. Dons, baryton; J. Poons, 2e baryton; J. Doorenbos, 2e baryton; Ch. Arnoldi, Ie bas; II. van Engelen, basse-chantante; en B. Delmonte, 2e bas. Koorpersoneel, bestaande uit 24 dames en 24 heeren. Orkest: G. van der Linden, orkestmeester; K. Ph. Mönch, 2e orkestmecster, Ie solorepititeur, pianist en koordirigent; J. Tijssen, solorepititeur, pianist, organist en zoo noodig 2o orkestmeester; 8. Bénavente, koorrepititeur; E. Caron, concert meester; en Mej. E. Elsasser, harpiste. He volledige orkest bestaat uit 45 bekwame musici. De speeldagen gedurende het winter-seizoen, beginnende September tot ultimo April, zijn Za terdag, Zondag en Woensdag. AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST. De beloofde zending van "Whistler is op de ten toonstelling dor Nederlandsche Etsclub in Arti aangekomen. Zij bestaat uit ongeveer 10 etsen, allen Amsterdamsche stadsgezichten, resultaten van het bijna halfjarig verblijf van dezen AngloAmerikaan in onze geliefde Amstelstad. In het jaar 1851 schreef Jean Dominique Ingres: Het is mij een liefelijke gedachte, dat ik na mijn dood in mijn schoon vaderland een laatste aanlogplaats zal hebben, als konde ik t' eenigor tijd in den geest weer opleven, te midden van dezo dierbare kunstschatten, die geheel zóó zijn ge rangschikt als ze bij mij stonden. In n woord, ik verheug mij bij de gedachte, dat ik altijd in Montauban zijn zal, en dat ik daar, waar ik door toevallige omstandigheden niet leven kan, in de aandoenlijke nagedachtenis mijner landgenooten voor altijd zal blijven leven." Aldus Ingres in 1851. In 18G7 stierf hij, en drie jaar later, juist op het oogenblik dat de oorlog uitbrak, werd hem ter eere een monument op gericht. En nu, den Uden Aug. 1890, is een ge denksteen geplaatst op de plaats waar eenmaal 's schilders geboortehuis stond. Hot Ingres-Museum, waarop in de bovenaangehaalde regelen wordt gealludeerd, bevindt zich in het raadhuis van Montauban. Dit raadhuis is het vroegere aartsbisschoppelijke palcis, dat in hot jaar 1G02 op do ruïnen van het slot van den graaf van Toulouse gebouwd werd. Dit was het slot in welks kelder de Prins van Wales, do zoon van EtUiard III, bekend onder den naam van de Zwarte Prins gewoond heeft. Reeds in 1851 schonk Ingres aan deze verzameling 54 schilderijen on 24 Grieksche en Etruskische vazen on bij zijn dood liet hij aan haar na ongeveer 5000 teekeiiingen. Behalve Ingres' werk vindt men in deze verzameling nog kostbare schilderijen van Holbein, Velasquez, Philippe de Champagne, Poussin en Ghirlandaïo. Onder hot werk van Ingres is bijzonder vermeldenswaard, een groot schilderij, Christus onder de Schriftgeleerden" dat in 1847 door Louis Philippe begonnen en tot 18G2 onvoltooid gelaten is. Christus zit op een hoogere bank in den achter grond van een ruime zaal. Om hem heen staan en zitten schriftgeleerden op twee banken. Ter rechterhand bevinden zich Joseph en Maria, die hun zoon zoeken en verwonderd zijn hoe hij aan zijn godsdienstige toehoorders de goede bood schap verkondigt. Nog is er een schilderij, in zijn laatste levensdagen door Ingres begonnen naar dezeltde studiën: hot kind Jezus en de Schriftge leerden", maar onvoltooid. Voor de kunst-historie zijn van het hoogste be lang de talrijke schetsen en studiën, die aan het eerst genoemde schilderij tot grondslag gediend hebben. Verder portretten van zijn verwanten en van Raphacl en Mozart; landschappen en schetsen die Ingres uit Rome meebracht; een plafond schildering, Ossiati's Droom, in het paleis Monte Cavallo te Rome voor het slaapvertrek van Na poleon I uitgevoerd, maar later in 1851 door Ingros teruggekocht en tot het overschilderen van het welk hij in nog in zijn laatste levensjaren plannen maakte. Een Alexander, -wiens kop en arm men in de apotheose van Homerus" terugvindt; een variant op 's Meester's schilderij, Roger Angelica bevrijdend, dat in het Louvre bewaard wordt. De Fransche académie des Beaux-Arts heeft Zaterdag het besluit gekregen dat haar rechtigt tot het aannemen van het legaat van den heer Eugène Piot. Dit legaat bestaat in een jaarlijksche rente van fr. 2000, bestemd om beurtelings een schilder en een beeldhouwer te beloonen voor het afbeel den van een kind, dat niet jonger dan 8 en niet ouder dan 15 maanden mag zijn. Ik heb opgemerkt" zegt de heer Piot in zijn testament: dat juist de voorstelling van zulke kinderen aan de Florentijnscho school een groot deel van haar fijnheid gegeven heeft. Het is dus goed om onzo schilders tot hot afbeelden van zulke kinderen aan te sporen." Nog eenige bijzonderheden over de weigering van Rodin's ontwerp voor het monument voor II ugo. In een artikel van Octave Mirboau sur les Commissions" in de Figaro wordt ons medegedeeld een gesprek van Rodin met den heer Kaerapfen, president der Commissie. Deze heer uitte op het eerste gezicht van het ontwerp zijn oordeel dat het niet genoeg silhouetteerde". »Pardon;' antwoordde Rodin, dat is het juist wat ik «p het oog had. De silhouettage" komt geheel niet overeen met de geest van dit werk. Wat ik ge tracht heb weer te geven is juist een sensatie van groote geheimzinnigheid en sereniteit, die zekerlijk verstoord zouden zijn door hoekige lijnca en diepo korven. Verre van naar een silhouet in dit beeld te streven, was het juist afzondering wat ik zocht." Wat de heer Kaempfen eigenlijk met silhouettage" bedoelde, schijnt nader verklaard te worden uit de volgende oischen die hij aan Rodia wil gesteld hebben : Victor Hugo, met zijn traditioneelen donder- en stormkop en den wind van Guernesey in zijn haren, zittende op een rots') ei n bronzen vers griffelende mot een bronzen pon op een half ontrold bronzen blad schrijfpapier, het geheel gekroond door oen antiek gedrapeerde godin Victor Hugo wijzend naar trap A der On sterfelijkheid. G. T. EDUARD VON BAUERNFELD. »Hij stierf oud en der dagen zat", zou men willen getuigen vnri deii bijna negeutigjarigen Duitschen blijspeldichter, die voor weinige dagen te Weeneu is o verleden. Bauernfeld heeft het goed gehad in de wereld ; sinta zijn eerste stuk werd opgevoerd in het Burytlieater, ruim zestig jaren geledon, zijn daar meer dan vijftig stukkeu van hem in ruim duizend voorstellingen ten gehoore gebracht, en al had deze Duitsch Oostenrijker hij zelf zou de cursiveering hebben gebillijkt iu Duitschland ook niet zulk een groot en voort durend succf's als in zijn Cis-Leithaausch vader land, toch kende men hem ook daar eene plaats toe onder de beste blijspeldichters van deze eeuw en erkent men ook thans nog gaarne, dat hij, wat levendigheid van dialoog en bekendheid met de eischeu van het tooneel betreft, zelden is ge venaard en nooit is overtroffen. Maar Bauernfeld zelf was de type van den raisonneur, dien hij in zijn stukken zoo menig maal heeft geteekend. Wél gaf hij toe, dat hij oud was hij liet zich zelfs daarop niet weinig voorstaan en zich met de grootst mogelijke bonhomie door ziji\e hartelijk bewonderende vrien den en vriendinnen, vooral door de laatste, vertroe telen en fcteeren maar hij zou zeker niet hebben toegegeven, dat hij «zat van dagen" was, al zei hij soms: »Es ist ein Scandal, wie alt ich werde l" Kenmerkend voor den gtmoedelijk-luchthartigen Weener was het, dat hij, sedert jaren blind, lij dende aan eene hopelooze kwaal, soms dagen lang buiten kennis, toch ieder oogenblik van ver ademing tot het laatste gebruikte, om aan zijne trouwe verzorgster en helpster Resel een blijspel te dicteeren, dat »der Hii^kopf" zou heeten. Bauernfeld's eerste optreden als schrijver valt in een tijd van conHict tusschen eene jammer lijke reactie op politiek gebied en een dringen en worstelen naar vrijheid op het gebied des gcestes, den tijd waarvan Mettermch en Grillparzer de typische veitegemvoordigers waren, waarin da eerste Europa deed zuchten onder de ketenen der Heilige Alliantie, en de tweede, in den geest van een Schiller en een Goethe, zijn Ahnfrau, zijn Sappho, zijn Jüdin vun Tuledo schreef. Voor Bauerufeld had dit conflict eene dubbele moeielijkheid, omdat hij' Oosteurijksch staatsambtenaar was, hetgeen hem niet belette, zijne meening, ook over politieke zaken, zoo duidelijk mogelijk uit te spreken. Reeds lang voor 1848 had hij zich door menige vrijmoedige en vrijzinnige uitlating bij de autoriteiten ver dacht gemaakt. »Liever onvoorzichtig dan on waar" had hij in die dagen tot ziju lijfspreuk gemaakt en geschreven onder een door Ivriehuber van hem geteekend portret. In 1842 ver scheen van zijne hand een brochure: I'ia Vota einen oesterreichischen Schriftstellers", die tegen de censuur was gericht, en bij het feestmaal, dat de Weener kooplieden en financiers zeer tegen den zin der regeering den bekenden staathuishoudkundige Friedrich List aanboden, droeg Bauernfeld een gedicht voor, dat eindigde met de woorden: Und wenn die Gedanken einst zollfrei sind Dann laszt uns weiter sprechen. Dit klinkt tegenwoordig zeer onschuldig, maar in dien tijd waren zulke uitlatingen in de oogen der gestrenge heeren uit den booze, en Bauern feld's chef, de Ilofkammer-Prüsident baron Lübeck, diende den dichter eene «vaderlijke ver maning" toe en hield hem voor, dat hij gehan deld had in strijd met zijn plicht en met zijn eed als ambtenaar. Bauerufeld was toen zelf standig genoeg om aan zijn chef, en zelfs aan' den minister, graaf Kolowrat, rondweg te ver klaren, dat hij om zijne ambtenaarsbetrekking weinig of niets gaf, on een paar maanden later ont wierp hij het in eene vergadering ten huize van baron Von Hammer-Purgstall goedgekeurde adres van de voornaamste Oostenrijksche schrijvers tegen de censuur. Niet minder opzien verwekte zijn in 1847 verschenen Schrefcen eines Privilegirtèn aus Oesterreich'', en in het volgende jaar werd de opvoering van zijn blijspel »Groszjahrig", dat in bedekten vorm eene scherpe satire tegen het Oostenrijksche régime bevatte, als een voorlooper van de revolutie beschouwd, Bij deze omwenteling bleek het echter dat Bauernfeld niet van het hout was, waaruit de werkzame en invloedrijke staatslieden worden gesneden. Wel trachtte hij een tijdlang met Anastasius Grim als kampvechter voor vrije be grippen optetreden, en schreef hij nog in het re volutiejaar een paar (eerst later uitgegeven) po litieke satiren, (?Die Republik der Thiere" en >Die Elfen-Constitution"), maar zijn gestel bleek niet bestand tegen de opwinding van den politieken strijd, dien hij met eene hersenontsteking moest bekoopen. Ongetwijfeld handelde hij ver standig, toen hij voor eene benoeming als afge vaardigde naar het Frankfurter parlement be dankte. In later jaren heeft Bauernfeld menige scherpe politieke satire geschreven, maar daartoe bepaalde zich dan ook zijn aandeel in het poli tieke leven, waarvoor hij te eenenmale ongeschikt was. De regeering heeft den frondcur wel niet tot Hofrath benoemd, zooals hem eens door den. vriend zijner jeugd, Franz Schubert, was voor»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl