Historisch Archief 1877-1940
m
__ waarzeggen, werken »met Ijet
lknndë~enz". enz.
inrichting is in den «Salon des Variétés"
»Tirali" onder bijna gelijkluidenden titel
iet voetlicht gebracht.
vertooning van de meicjes-leerlingen is
. "lijk gelijk aan het mooie papiertje om
nlevel, doch in dit geval is de ulevel ook
bet knabbelen waard.
'écadas is een typisch onderwijzer. Hij
gaarne het nuttige aan het aangename en
wijze van onderricht geven is een heel
bij'e.
laat de meisjes werkwoorden vervoegen
muziek van de Varsovienne, of terwijl zij
quadrille dansen; als hij Eagel^che taalles
i kleedt hij zich als een Engelsch toerist,
onderwijst hij de Duitsche taal dan komt
op in uniform met een pickelhaube op en
lange Dnitsche pijp in zijn mond.
Zjjn kweekeling komt aan den kost door in de
r zes snikererwten en bonbons te verkoopen,
het dienstmeisje laat zich door de bezoekers
twee francs kussen omdat de
kostschoolniet betaalt.
iDe heer Cavénécadas heeft behalve zijn
talenen eigenaardigheden een ongetrouwde zuster
een dochter. De eerste kan hij niet meer
raken, doch de tweede zal hij uithuwelijken
Boaul de Vol-au-Vent, een windbuil, die
>wge Ifrfdes heeft genoten.
dochtertje Valentine bemint echter den
ig Simplice, en hoewel zelf niet tegen
stroom kunnende oproeien krijgt zij toch
zin, daar twee oude liefjes, Suzette en
ine, het Vol-au- Vent zoo lastig
mabij besluit er een te huwen. De
geSuKette, terwijl Tambourine zich troost
oom van Raoul, den heer Robignae,
sons-préfet en aspirant-Don Juan.
»Salon" is de vertooning van dit stuk,
"het meeste op een ouderwetscbe Vaudeville
zeer goed.
heeft het er klaarblijkelijk op aan gelegd
het gewaagde te omsluiëren en het grap
te behouden.
heer Bigot is daarin naar wensch geslaagd
zooals hij met den heer Pilger de rollen van
iQuvénéeadas en Simplice vervult, is het eenig
<un te zien.
- .In geruimen tijd had ik deze heeren niet zien
optreden en het deed ook het publiek genoegen
"*hèn weder samen te kunnen toejuichen.
Be heer Smith was Raoul en de heer
Poolman Robignae. Beiden begrepen terecht, dat
Bien aan twee grappenmakers in een stuk genoeg
heeft en verkochten niet meer grillen dan strikt
Van de dames moeten in het bijzonder
gejnpemd worden mevr. Poolman-Huysers en mevr.
Poons-v. Biene.
Zoo als het instituut in den «Salon" vertoond
wordt, kan ik mij best begrijpen dat het in
Parijs van 16'April af het successtuk van het
»Théatre de la Renaissance" is.
De vertooning in »Tïvoli" is anders opgevat.
Ik zal niet beweren dat de heer Thönissen
minder goed in zijn rol is dan de heer Bigot,
HUMT Bigot stelt een heer voor en Thönissen
liet er met zijn lange haar en slappen hoed
verlpopen uit.
Pilger is het type van een schoolmeester
miBiwunjlijder, de heer Harms heeft van Simplice
«B!» orthodox proponent gemaakt.
"J)at zijn verschillen, die dadelijk in het oog
y»llen. Mooi was de Bismarckkop, dien de heer
Tfeonissen voor de Duitsche les had gemaakt,
a«ar ik moet weder een paar zeer grove
grapffDf die door hem de zaal ingeslingerd werden,
«fheeren.
Mevrouw Kampbuijzen maakte een zeer goed
fitOMtr als Zuster Palymnie. M«j. Herberich (als
), en mej. Dirikx (als Suztttc) zijn
|jd twee aardige verschijningen.
koren zijn in den »Salon," zoowel als in
»Ja, tante, de luitenant wil zoo graag eens
aien waar wij wonen/' zei Emilie.
?Zoo," zei juffrouw Freybel, »ja, ik weet
dat mijnheer Rask lang naar eene kamer
_fceeÉI> gezocht; het zal dan maar het beste
jqjn dat hij meegaat."
? Eenige oogenblikken later waren Pallesen
en zijn vrouw alleen in den winkel.
,»Caveline," zei Pallesen, »kun je mij ver
geren ?"
»ja, onder n voorwaarde, Je hebt straks
gezegd, dat ik een kind kon aannemen.'
Daar heb ik geen zin in, want ik zou nooit
vato een ander kind kunnen houden dan van
Flits Rask. Denk je er over als ik, dan ver
maken wij hem bij testament al het
geld dat wij hebben opgespaard, en dat is
gven kleinigheid. Maar hij mag er niets van
weten voor wij dood zijn."
»Doe zooals je wilt Caveline, want jij doet
HOoit iets dan wat goed is," zei Pallesen
liefjerijk de armen om de trui zijner vrouw
slaande, op de plaats waar denkelijk haar
tóupen zaten.
V.
Den volgenden dag had juffrouw Pallesen
sea heel lang onderhoud met juflrouw
Paeybel.
Wat zij bespraken werd niemand gewaar ;
Haar eenigen tijd later, werd het engage
ment publiek van luitenant Rask en Emilie
m van jufirouw Freybel en den kommies.
Kort daarna vierden de laatsten in alle
rtflte bruiloft, maar er werd bepaald dat
Emilie en Frits zouden wachten tot hij eerste
.«itenant zou zijn.
Een jaar later scheen de Aprilzon weer
mendelijken warm op juffrouwPallesen's
wincel, die een zeer feestelijk aanzien had.
Van boven was een geheele guirlande van
ijkkransen aangebracht, en in plaats van
Ie bosjes rhabarberstelen prijkten groepen
?Tivoli/' meestentijds aardig in de war, de jonge
dames zwemmen beter dan zij zingen.
De schooldtcoratie in Tivoli" is bijzonder
goed.
In beide schouwburgen heeft de vertooning
veel succes, en het is te verwachten dat men
tot September van het Instituut en de Kost
school kan genieten.
Dan komen de kermisstukken. Ik weet niet
of »Het Ned. Tooneel", dat dan in het »Grand
Theatre" spelen zal, een kermisstuk zal
vertoonen, ik heb gehoord van niet.
In den »Salon" zal echter weder een revue
vertoond worden, met zooveel fraais en nieuws.
dat de Eiffdtoren er bij in het niet verzinken
zal. Als ik wilde vertellen wat ik daaromtrent
gehoord heb, zou men zijn oogen niet gelooven.
Niet alleen de binueulandsche en stedelijke ge
beurtenissen worden besproken, doch ook de
buitenlandsche politiek, en dat alles gepaard aan
de nieuwste melodieën, de fraaiste costumes en
de uitgezochtste decoraties, zal niet missen het
publiek te hypnotiseeren tot een verslaafdheid
aan de voorstellingen. Fr.
DE NEDERLANDSCHE OPERA.
De Hollandsche Opera, thans Nederlandsche
Opera genaamd, treedt met het aanstaande Win
terseizoen 1890/91 haar 5e jaar van bestaan in. Do
directeur en stichter, de heer J. G. de Groot, roept
weder de belangstellende aandacht van het pu
bliek voor zijne ondernoming in. Is de
naamveraiulering van Hollandsche Opera in Nederlandsche
Opera aan het purisme van eenige letterkundige auto
riteiten toe te schrijden, de directeur-stichter hoeft
thans ook zijn doel verwezenlijkt dat zich maimen
van talent en naam aan de zijde zijner onder
neming zouden scharen, ten einde haar niet alleen
geldelijk, maar tevens ook zedelijk te steunen."
De VeroenigLng tot bevordering der
Nederlandsche Muzikaal Dramatische Kunst heeft zich sa
mengesteld met het doel, het bevorderen der
Noderlandsche Muzikaal Dramatische Kunst in het
algemeen en van den bloei der Nederlandsche
Opera in het bijzonder.
Om dat dool te bereiken opent deze
Vereeniging de gelegenheid, voor ieder die het wel meent
met de Nederlandsche Opera, (eeno zoo echt na
tionale instelling,) om lid te worden, tegen be
taling van vijf guldon per jaar, waarvoor de Di
recteur dor Nederlandsche Opera J. G. de Groot
hun hel voorrecht geeft om gedurende het
gchoele speelseizoen tegen vertoon van hun diploma
als lid van bovengenoemde verceniging, hunne
plaatsen kosteloos to kunnen bespreken, terwijl
aan de Donateurs der Vereeniging die minstens
25 gulden por jaar betalen, bovendien oene extra
gratis voorstelling per seizoen zal worden aange
boden."
Naar blijkt, heeft de Nederlandsche Opera, niet
tegenstaande do raoeielijkheden daaraan verbon
den, zich hoe langer hoe meer de sympathie van
het kunstliovend publiek mogen veroveren; de
directeur ziet in, hoe de Nederlandsche Opera
wil zij met recht op den naam van nationale
instelling blijven bogen, en met eere aan con
currente ondernemingen 't hoofd blijven bieden,
vooral moest beantwoorden aan de kunsteisclion
welke het Operalievend publiek het recht heeft
billijkerwijze te stellen.
Het per.^oneel der opera is dan ook tegen dezen
winter zoodanig versterkt, dat bijna alle emplooien
dubbel bezet zijn; het repertoire zal verrijkt wor
den met nieuwe Opera's van Fransche, Duitsche
en zoo mogelijk van Nedcrlandsche Componisten.
Zoo zal aanstaanden winter worden opgevoerd:
Lohengrin, Rienzi, Jlobert de Duivel, J)e stomme
van Purtici, Lakmé, Zampa, enz. enz. Het orkostl
ook weder versterkt met tal van bekwame mu
sici, zal met andere opera-orkesten kunnen wed
ijveren.
De lijst van het personeel is de volgende : Di
rectie en Administratie : J. G de Groot, directeur
regisseur-generaal; F. Derickx, 2e regisseur
too
waaierplanten en bloeiende anjelieren aan
beide zijden der deur.
Op de straat stond een troepje dienst
meisjes en lieden uit de buurt, om het bruids
paar, dat zoo aanstonds uit de kerk zou
terugkomen, op te wachten, want er werd op
de eerste verdieping bruiloft gevierd.
De eerste luitenant, Frits Rask, werd
heden met juffrouw Emilie in den echt ver
bonden.
Juffrouw Pallesen hield een
monsterbouquet in de hand en heel haar gelaat straalde
van vreugde.
Eindelijk kwam het rijtuig aangerold en
de jonggehuwden stegen uit. Hij, groot, slank,
flink, in zijn schitterende uniform, zij, bleek
en bevallig in haar wit zijden kleedje.
Zij gingen niet dadelijk op de hoofdtrap
toe, die met laurieren getooid en met loopers
was belegd, maar begaven zich eerst naar
den groentenwinkel waar Pallesen en zijne
vrouw in de deur stonden, glimmend van
trots, en bewonderd door de hen aangapende
toeschouwers.
Juffrouw Pallesen liet eenige tranen vallen
in den bouquet dien zij der bruid overreikte.
»God zegene u kinderen," zei ze, »cn make
uw leven recht gelukkig. Aan twee dingen
heeft het Pallesen en mij in ons huwelijk
nooit ontbroken, die beide zeer goed zijn in
een huishouden, n.l. niet aan liefde en
aan groenten. Voor de liefde moet gij zelf
zorgen, ik zal de groente wel leveren."
Op de eerste verdieping werd op het wel
zijn der jongelui met champagne geklonken,
terwijl beneden in de poort, juffrouw Pal
lesen bescheiden kool en wortelen verkocht:
maar haar hart zwol van trots, want zij
had het geluk van twee menschen bewerkt
en dan heeft men reden trotsch te zijn, zelfs
al zit men in een groentewinkel om kool te
verkoopen.
neelnieester; S. Wigersma Tz., boekhouder; J.N.
Berkhout, costumier; J. van der Hilst,
decoratieschilder; M. T. van den Beugel, kapper; S.
Trijtel, souffleur; Jac. Hessing, hoofdmachinist; en
Jth. Hibbel, bureaulist.
Artisten. Dames: Mej. Rosine de Wulf, Ie.
zangeres (falcon); Mej. C. van de Weghe, Ie zan
geres (falcon); Mej. Meath Piazza, Ie
coloratuurzangeres; Mej. Corn. van Zanten, Ie zangeres
(mezzo sopraan en contraalto); Mej. C. D. Sewing,
coloratuurzangeres; Mevr. Marg. Albers?Jahn,
Ie dugazon en travesti; Mej. Joh. Erlé, drama
tische zangeres; Mej. A. M. Bremerkamp, 2e mezzo
sopraan; en Mej. G. Donker, 2e coloratuurzangeres.
Heeren: H. DesiréPauwels, Ie dramatische tenor;
J. M. Tijssen, Ie lyrische tenor en traductie; J.
Delsaux, Ie lyrische tenor en traductie; L. de
Beer, 2e tenor; F. Derickx, trial; Henry Albers,
lo baryton van de groote opera; H. Dons, baryton;
J. Poons, 2e baryton; J. Doorenbos, 2e baryton;
Ch. Arnoldi, Ie bas; II. van Engelen,
basse-chantante; en B. Delmonte, 2e bas.
Koorpersoneel, bestaande uit 24 dames en 24
heeren.
Orkest: G. van der Linden, orkestmeester; K.
Ph. Mönch, 2e orkestmecster, Ie solorepititeur,
pianist en koordirigent; J. Tijssen, solorepititeur,
pianist, organist en zoo noodig 2o orkestmeester;
8. Bénavente, koorrepititeur; E. Caron, concert
meester; en Mej. E. Elsasser, harpiste.
He volledige orkest bestaat uit 45 bekwame
musici.
De speeldagen gedurende het winter-seizoen,
beginnende September tot ultimo April, zijn Za
terdag, Zondag en Woensdag.
AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST.
De beloofde zending van "Whistler is op de ten
toonstelling dor Nederlandsche Etsclub in Arti
aangekomen. Zij bestaat uit ongeveer 10 etsen,
allen Amsterdamsche stadsgezichten, resultaten
van het bijna halfjarig verblijf van dezen
AngloAmerikaan in onze geliefde Amstelstad.
In het jaar 1851 schreef Jean Dominique Ingres:
Het is mij een liefelijke gedachte, dat ik na mijn
dood in mijn schoon vaderland een laatste
aanlogplaats zal hebben, als konde ik t' eenigor tijd in
den geest weer opleven, te midden van dezo
dierbare kunstschatten, die geheel zóó zijn ge
rangschikt als ze bij mij stonden. In n woord,
ik verheug mij bij de gedachte, dat ik altijd in
Montauban zijn zal, en dat ik daar, waar ik door
toevallige omstandigheden niet leven kan, in de
aandoenlijke nagedachtenis mijner landgenooten
voor altijd zal blijven leven."
Aldus Ingres in 1851. In 18G7 stierf hij, en
drie jaar later, juist op het oogenblik dat de oorlog
uitbrak, werd hem ter eere een monument op
gericht. En nu, den Uden Aug. 1890, is een ge
denksteen geplaatst op de plaats waar eenmaal
's schilders geboortehuis stond.
Hot Ingres-Museum, waarop in de
bovenaangehaalde regelen wordt gealludeerd, bevindt zich in
het raadhuis van Montauban. Dit raadhuis is het
vroegere aartsbisschoppelijke palcis, dat in hot
jaar 1G02 op do ruïnen van het slot van den
graaf van Toulouse gebouwd werd. Dit was het
slot in welks kelder de Prins van Wales, do zoon
van EtUiard III, bekend onder den naam van de
Zwarte Prins gewoond heeft. Reeds in 1851 schonk
Ingres aan deze verzameling 54 schilderijen on
24 Grieksche en Etruskische vazen on bij zijn
dood liet hij aan haar na ongeveer 5000
teekeiiingen. Behalve Ingres' werk vindt men in deze
verzameling nog kostbare schilderijen van Holbein,
Velasquez, Philippe de Champagne, Poussin en
Ghirlandaïo. Onder hot werk van Ingres is bijzonder
vermeldenswaard, een groot schilderij, Christus
onder de Schriftgeleerden" dat in 1847 door Louis
Philippe begonnen en tot 18G2 onvoltooid gelaten is.
Christus zit op een hoogere bank in den achter
grond van een ruime zaal. Om hem heen staan
en zitten schriftgeleerden op twee banken. Ter
rechterhand bevinden zich Joseph en Maria, die
hun zoon zoeken en verwonderd zijn hoe hij
aan zijn godsdienstige toehoorders de goede bood
schap verkondigt. Nog is er een schilderij, in zijn
laatste levensdagen door Ingres begonnen naar
dezeltde studiën: hot kind Jezus en de Schriftge
leerden", maar onvoltooid.
Voor de kunst-historie zijn van het hoogste be
lang de talrijke schetsen en studiën, die aan het
eerst genoemde schilderij tot grondslag gediend
hebben. Verder portretten van zijn verwanten en
van Raphacl en Mozart; landschappen en schetsen
die Ingres uit Rome meebracht; een plafond
schildering, Ossiati's Droom, in het paleis Monte
Cavallo te Rome voor het slaapvertrek van Na
poleon I uitgevoerd, maar later in 1851 door Ingros
teruggekocht en tot het overschilderen van het
welk hij in nog in zijn laatste levensjaren plannen
maakte. Een Alexander, -wiens kop en arm men
in de apotheose van Homerus" terugvindt; een
variant op 's Meester's schilderij, Roger Angelica
bevrijdend, dat in het Louvre bewaard wordt.
De Fransche académie des Beaux-Arts heeft
Zaterdag het besluit gekregen dat haar rechtigt
tot het aannemen van het legaat van den heer
Eugène Piot.
Dit legaat bestaat in een jaarlijksche rente
van fr. 2000, bestemd om beurtelings een schilder
en een beeldhouwer te beloonen voor het afbeel
den van een kind, dat niet jonger dan 8 en niet
ouder dan 15 maanden mag zijn.
Ik heb opgemerkt" zegt de heer Piot in zijn
testament: dat juist de voorstelling van zulke
kinderen aan de Florentijnscho school een groot
deel van haar fijnheid gegeven heeft. Het is dus
goed om onzo schilders tot hot afbeelden van
zulke kinderen aan te sporen."
Nog eenige bijzonderheden over de weigering
van Rodin's ontwerp voor het monument voor
II ugo.
In een artikel van Octave Mirboau sur les
Commissions" in de Figaro wordt ons medegedeeld
een gesprek van Rodin met den heer Kaerapfen,
president der Commissie. Deze heer uitte op het
eerste gezicht van het ontwerp zijn oordeel dat
het niet genoeg silhouetteerde". »Pardon;'
antwoordde Rodin, dat is het juist wat ik «p
het oog had. De silhouettage" komt geheel niet
overeen met de geest van dit werk. Wat ik ge
tracht heb weer te geven is juist een sensatie
van groote geheimzinnigheid en sereniteit, die
zekerlijk verstoord zouden zijn door hoekige lijnca
en diepo korven. Verre van naar een silhouet in
dit beeld te streven, was het juist afzondering
wat ik zocht."
Wat de heer Kaempfen eigenlijk met
silhouettage" bedoelde, schijnt nader verklaard te
worden uit de volgende oischen die hij aan Rodia
wil gesteld hebben : Victor Hugo, met zijn
traditioneelen donder- en stormkop en den wind van
Guernesey in zijn haren, zittende op een rots')
ei n bronzen vers griffelende mot een bronzen
pon op een half ontrold bronzen blad schrijfpapier,
het geheel gekroond door oen antiek gedrapeerde
godin Victor Hugo wijzend naar trap A der On
sterfelijkheid.
G. T.
EDUARD VON BAUERNFELD.
»Hij stierf oud en der dagen zat", zou men
willen getuigen vnri deii bijna negeutigjarigen
Duitschen blijspeldichter, die voor weinige dagen
te Weeneu is o verleden. Bauernfeld heeft het goed
gehad in de wereld ; sinta zijn eerste stuk werd
opgevoerd in het Burytlieater, ruim zestig jaren
geledon, zijn daar meer dan vijftig stukkeu van
hem in ruim duizend voorstellingen ten gehoore
gebracht, en al had deze Duitsch Oostenrijker
hij zelf zou de cursiveering hebben gebillijkt
iu Duitschland ook niet zulk een groot en voort
durend succf's als in zijn Cis-Leithaausch vader
land, toch kende men hem ook daar eene plaats
toe onder de beste blijspeldichters van deze eeuw
en erkent men ook thans nog gaarne, dat hij,
wat levendigheid van dialoog en bekendheid met
de eischeu van het tooneel betreft, zelden is ge
venaard en nooit is overtroffen.
Maar Bauernfeld zelf was de type van den
raisonneur, dien hij in zijn stukken zoo menig
maal heeft geteekend. Wél gaf hij toe, dat hij
oud was hij liet zich zelfs daarop niet weinig
voorstaan en zich met de grootst mogelijke
bonhomie door ziji\e hartelijk bewonderende vrien
den en vriendinnen, vooral door de laatste, vertroe
telen en fcteeren maar hij zou zeker niet hebben
toegegeven, dat hij «zat van dagen" was, al zei
hij soms: »Es ist ein Scandal, wie alt ich werde l"
Kenmerkend voor den gtmoedelijk-luchthartigen
Weener was het, dat hij, sedert jaren blind, lij
dende aan eene hopelooze kwaal, soms dagen
lang buiten kennis, toch ieder oogenblik van ver
ademing tot het laatste gebruikte, om aan
zijne trouwe verzorgster en helpster Resel een
blijspel te dicteeren, dat »der Hii^kopf" zou heeten.
Bauernfeld's eerste optreden als schrijver valt
in een tijd van conHict tusschen eene jammer
lijke reactie op politiek gebied en een dringen
en worstelen naar vrijheid op het gebied des
gcestes, den tijd waarvan Mettermch en
Grillparzer de typische veitegemvoordigers waren,
waarin da eerste Europa deed zuchten onder de
ketenen der Heilige Alliantie, en de tweede, in
den geest van een Schiller en een Goethe, zijn
Ahnfrau, zijn Sappho, zijn Jüdin vun Tuledo
schreef. Voor Bauerufeld had dit conflict eene
dubbele moeielijkheid, omdat hij' Oosteurijksch
staatsambtenaar was, hetgeen hem niet belette,
zijne meening, ook over politieke zaken, zoo
duidelijk mogelijk uit te spreken. Reeds lang
voor 1848 had hij zich door menige vrijmoedige
en vrijzinnige uitlating bij de autoriteiten ver
dacht gemaakt. »Liever onvoorzichtig dan on
waar" had hij in die dagen tot ziju lijfspreuk
gemaakt en geschreven onder een door
Ivriehuber van hem geteekend portret. In 1842 ver
scheen van zijne hand een brochure: I'ia Vota
einen oesterreichischen Schriftstellers", die tegen
de censuur was gericht, en bij het feestmaal,
dat de Weener kooplieden en financiers zeer
tegen den zin der regeering den bekenden
staathuishoudkundige Friedrich List aanboden,
droeg Bauernfeld een gedicht voor, dat eindigde
met de woorden:
Und wenn die Gedanken einst zollfrei sind
Dann laszt uns weiter sprechen.
Dit klinkt tegenwoordig zeer onschuldig, maar
in dien tijd waren zulke uitlatingen in de oogen
der gestrenge heeren uit den booze, en Bauern
feld's chef, de Ilofkammer-Prüsident baron
Lübeck, diende den dichter eene «vaderlijke ver
maning" toe en hield hem voor, dat hij gehan
deld had in strijd met zijn plicht en met zijn
eed als ambtenaar. Bauerufeld was toen zelf
standig genoeg om aan zijn chef, en zelfs aan'
den minister, graaf Kolowrat, rondweg te ver
klaren, dat hij om zijne ambtenaarsbetrekking
weinig of niets gaf, on een paar maanden later ont
wierp hij het in eene vergadering ten huize van baron
Von Hammer-Purgstall goedgekeurde adres van
de voornaamste Oostenrijksche schrijvers tegen
de censuur. Niet minder opzien verwekte zijn
in 1847 verschenen Schrefcen eines Privilegirtèn
aus Oesterreich'', en in het volgende jaar werd
de opvoering van zijn blijspel »Groszjahrig", dat
in bedekten vorm eene scherpe satire tegen het
Oostenrijksche régime bevatte, als een
voorlooper van de revolutie beschouwd,
Bij deze omwenteling bleek het echter dat
Bauernfeld niet van het hout was, waaruit de
werkzame en invloedrijke staatslieden worden
gesneden. Wel trachtte hij een tijdlang met
Anastasius Grim als kampvechter voor vrije be
grippen optetreden, en schreef hij nog in het re
volutiejaar een paar (eerst later uitgegeven) po
litieke satiren, (?Die Republik der Thiere" en
>Die Elfen-Constitution"), maar zijn gestel bleek
niet bestand tegen de opwinding van den
politieken strijd, dien hij met eene hersenontsteking
moest bekoopen. Ongetwijfeld handelde hij ver
standig, toen hij voor eene benoeming als afge
vaardigde naar het Frankfurter parlement be
dankte. In later jaren heeft Bauernfeld menige
scherpe politieke satire geschreven, maar daartoe
bepaalde zich dan ook zijn aandeel in het poli
tieke leven, waarvoor hij te eenenmale ongeschikt
was. De regeering heeft den frondcur wel niet
tot Hofrath benoemd, zooals hem eens door den.
vriend zijner jeugd, Franz Schubert, was voor»