De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 24 augustus pagina 4

24 augustus 1890 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. gen; ter zelfder tijd als onze stoomschip van 3000 ton naar . niét 1bes temming naar Indiê, dat wil zeggen, Java, terwijl twee andere groote stoonit Hnneoliepen, die van Bombay kwamen. >rdzee beukt deze kasten met zoo groote 't, dat zoowel de golfbreker als het havendte gebouwd zijn van groote kunstmatige kken, aan den buitenkant nog beschermd door een gordel van blokken, die elk dan een kubieken meter inhoud hebben 1W aan sterke kettingen zijn vastgelegd, hetgeen biet -belet, dat in den vorigen winter de golven »TO diflr blokken over het havenhoofd heen in 'M voothaven hebben geworpen. - -»Maar heden is het weer zoo schoon mogelijk; tStfüslechts een zwakke nooidoostewind; langs den blauwen hemel drijven enkele lichte wolkjes; déhorizont is helder, en de zee, effen als een meer, drijft te nauwernood een lichte franje voor zich uit van schuim, dat t>p het strand vergaat. Een dag zooals deze komt geen tweemalen in het jaar voor. Wij kunnen dan ook, zonder Mees dat de dames zeeziek zullen worden, een pnr laag op twee mijlen afstand van de kust big ven kruisen. De belangrijke werken van het kanaal, de haven van IJmuiden, en de dijk met de groote .'sluizen, die de haven van bet IJ in de nabijheid !van Amsterdam bij Bcheilingwoude affluiten, , hebben 70 millioeu gekost, waaraan de stad ArnBterdam 20 millioen heeft betaald. Van de ?cheepraartbeweging kan men zich eenig denk beeld maken door de cijfers over de laatste maand y«li, gedurende welke door het kanaal van zee naar Amsterdam zijn gevaren '21 fregatten en " korvetten, 13 brigantijnen (brikken), 8 galjooten, 133 «toomschepen en 84 visscberschuiten en f vrachtschepen, terwijl in denzeifJen tijd van Amsterdam naar zee zijn vertrokken 25 fregat ten en korvetten, 12 brigantijnen, 8 galjooten, ' 132 gioomschepen en 120 groote visscherachuiten en vrachtschepen. Te zsmen 567 «nepen met een inhoud van 897,311 ton. «Indien men hier nog bijvoegt 130 raderbooten, 700 schroefbooten, 4267 vrachtschepen (beurtschepen) en 4099 groote visschersvaartuigen, die aau de andere zijde van het kanaal gedurende dezelfde maand Juli de sluizen van Schellingwpude zijn gepasseerd, dan zal men zich eene voorstelling kunnen maken van de handelsbewe ging en de levendigheid der haven. Deze heeft veel gewonnen door het Noordzee kanaal, maar z\j streeft er naar, nog meer te winnen, en te genwoordig worden met groote bedrijvigheid de werken voortgezet voor een nieuw kanaal, dat van Schellingwoude loopt of zat loopen over Wtrecht, om uit te komen in den Rijn, ten ekide den transito-handel van Duitschland, die thans over Rotterdam gaat, naar Amsterdam, te trekken. »Nadat wij onzen dank hadden betuigd aan d«n heer A. D. Zur Mühlen, directeur van den i havendienst, keerden wij terug naar het Arnstelholel. De zoele nacht, de heldere, met sterren be zaaide hemel, de lauwe bries, die tenauwernood de wateren van den Amstel rimpelde, deden ons buiten blfl'ven om thee te drinken op het terras van bet hotel, waar elke minuut stoombooten vol passagiers voorbij voeren. Wij herinnerden ons den naam van Venetiëvan het Noorden, dien men aan Amsterdam pleegt te geven, en bij na hadden wij ons de illusie kunnen maken, dat wij ons bevonden aan den mond van het Groote Kanaal in het Venetiëaan de Adriatische Zee. Plotseling Onderscheiden wij, tusschen de menigte schepen en «toombooten, eene gondel, een echte Venetiannsche gondel, die zachtkens over den Amstel glijdt, en waarin vier of vijf personen in koor eene langzame, als het ware golvende melodie doen hooren. De illusie is volledig, ofschoon wij weten, dat het de gondel La Carolina van het MStel is, of moet zijn, omdat er, voor zoover ik weet, hier geen andere gondel is. *Pezen morgen hebben ons de grauwe en met wolken bedekte hemel en de groote Hoilanclsche sohepen, met hun breede en ronde plechten en hun hooge, gelooide zeilen, doen zien, dat wij ons in Nederland beminden en niet in de lagunen van het Lido; in Nederland, zoo schilderachtig met zijn eigenaardig karakter, dat den schitte renden zuidelijken hemel mist, maar waar een arbeidzaam, nijver en rijk volk werkt en zwoegt en ijvert." HET OUDSTE VREEMDELINGENBOEK TER WERELD. Di de Neue Freie Presse maakt Martin Greif, naar aanleiding van een bezoek aan twee oude, eenmaal belangrijke steden, Aquileja en Cividale, het eene het Aquileja felix der Romeinen, het andere eerst het Forum Julii, later de Civitas Austriae der Longobarden de opmerking, dat men vaak op historisch beroemde plaatsen zoo bitter weinig archaeologische overblijfselen van de vroegere grootheid vindt. De twee steden Aquileja en Cividale zy'n in dit opzicht contrasten. Aquileja was eens de tweede stad in grootte van Mfet gansene Romeinsche rijk; het was zoo uit gebreid als thans Weenen; Caesars en Consuls brachten er in weelde den zomer door; het was havenplaats, stapelplaats voor den handel, hoofdkwartier voor de legioenen. Het is nu een arm, ongezond dorpje tusschen kale moerassen, waar behalve een oude domkerk met eenige grafsteenen geen spoor van vroegere grootheid te vin den is. Geheel anders is het met Cividale Onder de Romeinen was het niet veel belangrijks, maar als een der hertogelijke hoofdsteden der Longobar den kwam het tot bloei, en bleef, ook na den val van het Longobardische rijk een belangrijke stad in het groote Frankische gebied. Van dit alles heeft het de sporen behouden; en in de laatste vijftig jaar is hetgeen aan monumen ten overgebleven was, door opgravingen met zooveel belangrijks aangevuld geworden, dat de stad Cividale terecht een Longobardisch Pompeji" genoemd is. Martin Greif noemt tal van histori sche merkwaardigheden; de Piazza Paoli Diaconi is naar den grooton geschiedschrijver der Longo barden aldus genoemd, wiens woning nog gewezen wordt; vele straten hebben er arcaden evenals Bern; in 1874 vond men den grafkelder van hertog SiafuJf, een neef van den Longobardischen koning Alboïn, die in den str\jd tegen deAvaren gesneuveld was, en opende de kist, die twaalf honderd jaren in de groeve had gerust. De menigte had gehoopt hier een schat van goud en edele steenen te vinden, maar het goudstof van den mantel viel met het lichaam, zoodra dit met de lucht in aanraking kwam, ineen. Alleen een helm, schild, zwaard en speer, alles met roest bedekt, een gouden ring, een gesp, een gouden kruis en eene kruik water werden bij het lyk gevonden en worden in het stadsmuseum bewaard. Steenen platen met Romeinsche inschriften, geheele stukken muur uit het Longobardisch tijd vak; in het museum tal van sieraden van goud, barnsteen en gekleurd glas uit dienzelfden tijd ; in de stad nog eene zeer oude kerk, die blijk baar fragmenten van een nog ouder tempel bevat, heiligen uit den Longobardischen tijd rondom den haard, die eens aan Vesta gewijd was; bruinhou ten koorstoelen, waarin wellicht eens Karel de Groote den dienst heeft bijgewoond, tusschen Co rinthische zuilen, die zeker d<>or een Romeinsch beeldhouwer gebeiteld zijn;?dit alles is belangrijk voor den oudheidkenner. Het interessantste echter is wel in den" Dom, waar de doopvont authentiek 1400 jaar oud is, te vinden, namelijk eene verzameling manuscrip ten van do uiterste kostbaarheid. De heer Martin Greif schrijft hieromtrent: De kostbaarheid der verzameling blijkt reeds uit de zorgvuldige wegsluiting; alleen op bijzonder verlangen wordt door den ambtenaar, en nog met moeite, toegang verleend tot de schatten. Zelfs beroemde geleerden, van de beste recommandatiën voorzien, zooals Gregorovius en Mommsen, mochten niet zonder voortdurende controle deze schriftkleinoodiën naderen, en wij moeten het daarom als eene bijzondere vriendelijkheid bescbouwen, dat wij een paar van de voornaamste perkamenten mochten betasten en zelf doorbla deren. Zij zijn anders alleen, vooral die met ge schilderde miniaturen, onder glas te bekijken, en om trent hun inhoud geeft alleen een ingeplakt briefje opheldering. Uit de boide opengeslagen bladzijden moet men maar tot de pracht en het schrift der overige te besluiten; ook kan men zoo van de heerlijkheid der banden, dik wijls gedreven metaal, of met goud en edele steenen versierd, genieten^ want vele worden af zonderlijk bewaard. Maar over al de bijbels, psalm boeken, misboeken, codices en andere incunabelen hier zweeit onze blik naar het gebedenboek van Sint-Elisabeth, die haar noodlot ook eens hier heen gevoerd had, en aan wie ook dat leven der heiligen, rnet Byzantijnsche illustraties versierd, moet behoord hebben. Ook het oudste handschrift van Paulus Warnfried wekt onze nieuwsgierigheid op, en wij lezen met genoegen het getuigenis van den Duitschen philoloog Martin Buttmann,die 30 jaar geleden veertien dagen lang in dit gewelf lezend en critiseerend heeft doorgebracht, en als bijzon dere kenner van de genoemile werken, in dit handschrift den nauwkeurigslen tekst erkende. Ook de reusachtige perkamenten, die in zoo grooten getale in de boekenkasten daar vóór ons rus ten, wekken onze verbazing, en wij ontvangen op de leekenvraag, of al die duizendbladige deeleu reeds doorwoeld en doorvorscht zijn, geen toestemmend antwoord; te meer verheugen wij ons uit het vreemdelingenbock te zien, dat het aan belangstelling van geleerden uit alle landen niet ontbreekt." Het hier genoemde vreemdelingenboek is echter niet dat, waarvan de titel spreekt. Het bedoelde is een exemplaar, zoo merkwaardig, als er mis schien n op de wereld te vinden is. Het is het Evangelie van St. Marcus, ook wel dat van St. Hieronymus genoemd, dat door Dr. No als het beroemdste boek op de gansche aarde wordt beschouwd:. Volgens de legende heeft de evangelist dit zijn afschrift van de vier heilige boeken op eene eenzame rots bij Aquileja bewerkt, en ze bij zijn sterven aan een medeapostel vereerd. Uit diens hand kwam dan dit bijna origineel van het Nieuwe Testament in het klooster van St. Johannes van Timavus, vanwaar het bij den inval der Hunnen naar Aquileja en vandaar hierheen in veiligheid gebracht werd. Hoe het nu ook met de waarheid omtrent de oorsprong van dit heilige unicum mag gesteld zijn geweest, zooveel is zeker, dat het als een geschenk van Hieronymus aan den toenmaligen bisschop van Aquileja is gegeven, en dat het, evenals in den kerkschat" te Aquileja, ook na zijne overbrenging naar Cividale de grootste vereering genoten heeft. Het stond in zoo hoog aanzien, dat Venetiëhet als een plicht voor zijne eerzucht beschouwde, zich van het be langrijkste deel ervan, het evangelie van St. Mar cus, meester te maken, en na de verovering het fragment als kostbaarst voorwerp onder de schat ten van San Marco bewaarde. Het is daar helaas door den tijd, de zeelucht en het vocht bijna ge heel vernield. Eenige bladen van hetzelfde evan gelie waren reeds vroeger meegenomen, door Kei zer Karel IV ; hij bracht ze naar Praag, waar dit kleiae brokstuk, in een kostbaren band bewaard, ieder jaar met Paschen in plechtige processie rondgedragen werd, en nog wordt, naar ik meen, zoodat de geloovigen tot bijzondere stichting er hun oogen aan kunnen verlustigen. Het nog zeer belangrijk overschot van het aldus beschadigde heiligdom bleef voor Cividale behouden, daar het eene door de eeuwen bezegelde gewoonte was, dat alle Keizers en regeerende-vorsten, die op hun tocht naar Rome, of bij eene andere gele genheid door Cividale kwamen, eigenhandig op deze oud-christelijke oorkonde hun naam zetten. Het gold," zegt Noé, voor zegenaanbrengend en roem rijk, op eene dezer bladzijden zijn naam te plaatsen." Zoo is het evangelie van St. Hieronymus een vreemdelingenboek geworden, waarbij alle anderen verbleeken. De rij wordt geopend door de Longo bardische koningen : Alboin, Raehis. Luitprand, Aristolf, de koningin Thcodolinde, gemalin van Authari, dan volgt Karel de Groote zelf, keizer Hendrik VI, de Ilohenstaufer, Karel IV, Sigmund, de drie Ferdinands, Rudolf II Leopold I, Karel VI, Maria Theresia, Jozef II, Frans I; wij noe men enkel keizersnamen. Door tusschengelegde blaadjes zijn wij in staat gesteld, om de bladen, die zulke handteekeningen bevatten, uit te zoe ken ; zq z\jn voorzien van attesten omtrent de echtheid, door het domkapittel. De meeste namen zijn op den rand, maar ook vele tusschen de regels van den tekst, die ver van elkaar staan, aangebracht; de inkt is door den tjjd bleek, althans mat van kleur, geworden." Martin Greif mist n grooten naam, dien hij had gemeend te zullen vinden. Napoleon I heeft in 1797 een tijd lang niet ver van Cividale ver toefd, toen hij den vrede van Campo?Formio zou sluiten, waardoor Oostenrijk destijds in het bezit van Frioul kwam. Had Napoleon destijds van dit vreemdenboek geweten, hij had zijn naam wel naast dien van Karel de Groote, of naast diens met een kruisje voorzien schrijfteeken geplaatst. Zeker zou hij daardoor op het Germaansch ka rakter dezer unieke antografenverzameling wel iubreuk gemaakt hebben," zegt de heer Greif, en de arm van het noodlot zelf heeft hem wellicht van deze eigenmachtige stoutheid afgehouden." De arm van het noodlot" heeft aan Napoleon op Germaansch gebied wel andere dingen toege laten dan het zetten van een naam; de reden ligt wellicht daarin, dat Napoleon, toen hij bij Cividale vertoefde, nog slechts generaal Bonaparte was en eerst zeven jaar later keizer werd. V A R I A. PLASTISCHE KUNST. Op de internationale tenteonstelling van kunst werken van levende meesters te Arnhem zijn voor de verloting aangekocht: No. 2. Akkringa, In het duin. 33. Mevr. Bilders-van Bosse, Dorpsbuurt. 131. A. M. Gorter, Lente. 246 K. Klinkenberg, De oude poort. 333. Th, Mesker, In de dorpsstraat. 534. E. S. Witkamp, Aangename lectuur. Verkocht werden voorts: 10. J. J. van de Saride Bakhu ijzen, Winter avond. 53. G. J. Bos, Een stier. 95. C. Dommershuizen, Prins Hendrikkade Amsterdam. 202. Hoynck van Papendrecht, Plaggen op laden, f , 243. J. S. Kever, Rhododendrons en Narcissen. 474. H. O. van Thol, Hollandsch dorp bij winter. 529. D. Wiggers, Havea. 267. G. van dor Laan, Aan het strand te Scheveningen. 524. C. Westerbeek, Bij de plassen. 482. H. Valkenburg, Verjaardag. 533. A. van der Wissel, Boschgezicht. 121. J. H. Geerlings. Trompetter. 385. E. Putzeys. Chrysanthèmes. 110. W. A. Fabri, Landschap. 270. Adolf Lange, Dorpsgezicht. 2(51. A. L. Koster, Holle wag bij Geull. 151. F. Hart Nibbrig, Atelier. 3Ü4. Jacob Maris, Aan het strand. TOONEEL EN MUZIEK. Vorst Bismarck's muzikale smaak. In Duitsch land heeft zich een comitégevormd om een na tionaal geschenk aan te bieden aan den volks dichter en componist" Ludolph Waldmann. Tot de sterren van de eerste grootte behoort de heer Waldmann niet; zelfs niet tot die van de tweede of derde grootte, maar hij heeft zich een eigen aardige populariteit verworven door zijn Schunkelwalzer" en vooral door zijn onsterfelijk lied: Fischerin, du kleine". Overigens is de heer Wald mann een kosmopoliet: hij heeft een tijd lang in Nederland doorgebracht en zich daar toegelegd op het schryvon van Nederlandsche volksliederen, bijv. het maar al te bekende: O God! verlaat mijn Nêerland niet l" dat zelfs eenigen tijd van den toren van het koninklijk paleis op den Dam heeft weerklonken. Mogelijk is den heer Von Bismarck deze laatste bijzonderheid onbekend gebleven; in elk geval heeft hij den musicus, die tot verheffing van het nationaal gevoel zoo ont zaglijk veel heeft bijgedragen, zijn portret toege zonden met een eigenhandig bijschrift. Dit feit gat aan E. Breslaucr de volgende regelen in de pen : Friedrichsruhe, Friedrichsruhe, Sei gelobt und bcnedeit, Dasz dem Gröszten aller Groszen Bild und Schrift Du hast geweiht. Was sind Brahms, Joachim, Bülow Was die Edlen aller Zeiten Gegcn ihn, den einzig Einen? Ja, die Welt nat keiiien Zweiten! Und den Mann von Stahl und Eisen, Den zu beugen nicht gelungen, Nicht den höchsten Erdgewalten, Hat die Fischerin" bezwungen. Und bei ihron süszen Weisen: Fahre nicht in Sturm und Graus" Ruht er von Berufcbeschwerden Und von Kanzlerkrisen aus. Ludolph, Niemand wird Dich schelten, Wenn die Brust Dir stolzerf'üllt, Wenn die Nachwclt noch wird's kunden: Bismarck schenkte Dir sein Bild. Setzte seinen Namen drunter, Eine Widmung auch dazu, Heil Dir Ludolpb, edler Siinger, Heil Dir Held in Friedrichsruh'! Und des Dichterworts Er/üllung Findet ihr bei diesen Zween: Mit dem Fürsten, mit dem König, Soll der edle Sünger geh'n." Door mej. Hardenberg, te Leiden, is uitgegeven: Prinscssedag, een sprookje, een feestelijk spel, en een prinsesselied mot piano. Bij de Nederlandsche opera (directeur en stichter J. G. de Groot) is in plaats van den heer Orelio geëngageerd als Ie baryton, de heer J. A. Venema (Nederlander van geboorte) welke eenige jaren in Amerika en Italiëwas geëngageerd. Op een der Eiffel- concerten te Parijs trad onze jeugdige landgenoot Jacques Jacobs op en speelde er met succes een concert van Vieuxtemps en eene Rêverie van Dancla. De opbrengst der Passionsspiele". Uit Oberammergau wordt aan den Loisach-Bote bericht: Na de voorstellingen voor de helft zyn afgeloopen. is het wellicht niet onbelangrgk te vernemen, wat het financiëele resultaat dit jaar zijn kan, zoo het bezoek niet afneemt. Te rekenen naar de tot dus ver ontvangen gelden, zou dan de totale ontvangst 500.000 Mark bedragen. Als men nu de uitgaven op 250.000 Mark taxeert, dan beloopt de netto winst even zooveel. In het jaar 1880 werden van 33ti,.r>9(> Mark onf vangsten, na bestrijding der kos ten, 157.101 Mark onder de medewerkenden ver deeld en het overblijvende ten algeineenen nutte aangewend. Daar dit jaar het aantal medewerken den grooter is, zal, bij grootere ontvangst, een in evenredigheid grootere som onder hen verdeeld moeten worden. Nochthans kan een aanzienlijk saldo ten algemeeneu nutte en voor liefdadige doeleinden beschikbaar blijven. Voor korten tijd is te Berlijn de lieder-cotnponist Gustav Pressel na een hevig lijden gestor ven. Hij is vooral bekend geworden als de com ponist van twee liederen: Wenn sich zwei Herzen scheiden" van Geibel, en het volkslied: Mei Muster mag mi net". Pressel V>;L; zei» eea echte Zwaab, innig en trouwhartig, en hij heeft zijn eigen persoonlijkheid overgebracht in zijne echt populaire composities. LETTEREN EN WETENSCHAP. Van Fréderic Mistral, den dichter van Mireille en Les Ites d'or, is bij Lemerre een nieuw werk uitgekomen, La Reine Jean^e, proveiigaalsche tragedie in vijf bedrijven, in verzen, van eene Fransche vertaling voorzien. Koningin Jeanne, die in het begin der veertiende eeuw regeerde, is nu nog eene populaire figuur in Provence; haar beminnelijkheid, haar vier huwelijken, haar pro cessen, reizen, tournooien, dichterspelen vormen een geheel wecisel van legenden en historie om haar heen. Mistral heeft er een gedicht van ge maakt vol liedjes en minnespelen, maar waarin het dramatische en tragische zoo goed als niet voorkomen. Het is eer e«n hymne aan Provence dan een treurspel. . De redactie van het tijdschrift Deutselies Dichterheim, te Dresden-Slricscn uitkomend, zal aan de drie beste gedichten welke in den aanstaanden. elfden jaargang van het tijdschrift gedrukt worden; elk een prijs van 100 Mark toekennen. Do nry bestaat uit Felix Dahn, Friedrich Grosso, Woilgang Kirchbach en Adolf Stern. De heer C. J. B. van der Duys deed bij don uitgever N. W. Licnard Evers te Edam ver schijnen W. J. Hofdijk, in zijn leren en zijn werken. De biograaf heeft tal van bijzonderheden en anecdoten omtrent don dichter verzameld, eu veel verzen van hem aangehaald; jammer dat correctie, taal en stijl van het boekje zeer slecht verzorgd zijn; bv. Hofdijk's tweede vrouw kon hem van zijn prilste jeugd"; Persoonlijk was hij ongeste!:), maar niemand kon hem bewegen te huis te blyven". De Vlaamsche academie van wetenschappen te Brussel, heeft den staatsprijs voor de Vlaamsche letterkunde, die elke vijf jaar wordt gegeven, toe gekend aan de gedichten van Hilda Ram. Voor den eersten maal is de Staatsprijs geschonken aan eene vrouw; Hilda Ram is de aangenomen naam van een dame uit Antwerpen. De hr. Warcndorff geeft eene Novdhn-l>ibliothcca a 10 cents per deel uit, waarvan reeds een viertal deeltjes verschenen zijn. No. l bevatte Najciars-roaen door Gerard Keiler, No. 2 Freule Lui door Melati van Java, No. 3 J£ene Doktersvrouw, door Johari Gram, No. 4 is niet oorspronke lijk, maar van een goed buitenlandsch merk, Toen Uob stierf, door Lars Dilling. De gewezen directeur van het krankzinnigen gesticht Préfangicr te Neufchatel, Dr. ChateJain, een beroemde specialiteit in zielsziekten, heeft eene studie doen verschijnen, La folie de Jean Jacques Bousscuu, dat ook voor ons, in verband met het vermaard artikel van Dr Sw.-.rt Alirahamsz over Multatuli, van belang s. Rousseau's karakter is moeic'ijk te definieeren het bestond voor een groot deel uit contrasten, ir consequen tie was zyn naam. Reeds zijn gedrag iu zijne jeugd verraadt dien trek van bizarrcrie, die zich met het klimmen dc-r jaren steeds in 't oog vallender ontwikkelde. Hoe machtig conceptie en dialectiek ook bij Rousseau waren, steeds bleef hij van indrukken van buiten afhankelijk; hij had over deze geen macht, zij beheerscbten en pijnigden hem maanden en jaren achtereen. Hij xiot zich doar tegenstanders omringd, vermoedt verraad, wantrouwt zijn meest oprechten vriend, en meent dat de geheele wereld tegen hem is samengezworen. Hij geraakt in toorn tegen de musschen, die of schoon hij voer voor hen strooit, toch schuw weg vliegen, en de liefkoozingen van. zijn trouwen hond zijn hem verdacht, omdat zij zich te dik wijls herhalen. Vele krankzinnigen", zegt Dr. Chatelain, wre ken zich op hunne vervolgers, zoo vaak zij maar kunnen, en zij beschouwen dit als eene soort van vergelding. Anderen gedragen zich enkel passief, en vergenoegen zich daarmede, dat zij overheden en dagbladen met hun bezwaren, ver zoeken, rechtvaardigingen en ophelderingen lastig vallen. Rousseau behoorde tot de laatsten; hij beklaagt en verdedigt zich voortdurend, en grijpt, om de complotten" zijner tegenstanders te ver ijdelen, de zonderlingste middelen aan ; eens deelt hij zelfs op straat en op de openbare wandelplaatsen een manuscript uit: billet circulaire a tout Francais ami de la vérité." Rousseau leed aan hevigen vervolgingswaanzin, en ook degenen die hem van harte genegen waren, moesten vaak

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl