Historisch Archief 1877-1940
«dea omgang met hem afbreken. Jean Jacques
wewl .onverdraaglijk, en zoo komt het ook, dat
tiet valsche gerucht, als had hij door zelfmoord een
eind aan z\jn leren gemaakt, zich zoo lang deed
gelden.
Het valt niet te betwijfelen, of allerlei
omstan? digheden werkten ongunstig op Jean Jacques, maar
zjj verergerden slechts eene kwaal, die reeds in
? den beginne in hem werkte en waarvan hy de
kiem mede ter wereld had gebracht; hij biedt een
treffend voorbeeld voor de theorie der erfelijkheid.
De Geneefsche historicus Gaberel geeft toe, dat
Rousseau's vader, een horlogemaker, die ook dans
les gaf, een hartstochtelyk, lichtzinnig en niet
zeer achtenswaardig man was, maar legt er
na?druk op. dat de familie, die sedert 1555 uit
Frankrijk gekomen was en in Genève woonde, er
-altoos in hoog aanzien gestaan had. Naar de
?onderzoekingen van de H.H. Dufour-Vernes en
E. Ritte r kan het familieleven er niet zeer ge
regeld en voorbeeldig geweest zyn. De mannen
hielden er te veel van buitensporigheden, de
vrouwen waren veelal lichtzinnig, en een aantal
leden zijn spoorloos verdwenen. De arme Jean
?Jacques had voor de zonde zyner vaderen te boe
ten, en in een somber uur heeft hy dan ook ge
zegd: .Mijne geboorte was my'n eerste ongeluk."
Volgens dr. Chatelain is het dus aan de zonden
der familie Rousseau, dat Frankrijk een zijner
grootste schrijvers te danken heeft. Zou er van
de families Molière, Uossuet, Voltaire, Victor Hugo
ook iets dergelijks ontdekt worden?
Het gedwkteeken voor Felix Mendelssohn. In
het atelier van Howaldt te Brunswijk staat sedert
eenige dagen het door Werner Stein vervaardigde
.model voor het standbeeld van Felix Mendelssohn
Bartholdy. om in brons te worden gegoten voor
het gedenkteeken, dat in Leipzig voor den com
ponist zal worden opgericht. De kunstenaar heeft
den beroemden toondlchter in een jas voorgesteld;
de ruime mantel, dien hij placht te dragen, hangt
?over den linkerschouder, de borst half bedekkend;
?de rechterhand, die op den miizieklessenaar steunt,
houdt den dirigeerstok, de linkerhand een open
geslagen muziekboek. Het schoone hoofd met het
hooge voorhoofd en het licht gekrulde haar is
voortreffelijk gemodeleerd, de geheele figuur maakt
?een levendigen indruk. Het standbeeld zal, vol
gens het goedgekeurde plan, op een voetstuk van
.Zweedsch graniet, versierd met allegorische voor
stellingen, komen te staan. Voor de voorzijde is
<le Muze bestemd, die met de lier in den arm
luistert naar het gezang en het spel van vier aan
haar voelende liggende geniën. De achterkant
wordt versierd met een vollen lauwerkrans, waar
onder de woorden: Edles nur kunde die Sprache
der Time," en op de twee zijvlakken van het voet
stuk komen medaillons, die de geestelijke en de
wereldsche muziek voorstellen. Het standbeeld is
2.85 M. hoog, de geheele hoogte van het gedenk
teeken zal 7 M. bedragen. Volgens het contract
moet het binnen dit jaar voltooid zijn. daar de
onthulling is vastgesteld op den 4en November,
den sterfdag van Mendelssohn.
Opgravingen in Troje. Aan een bericht van
Heinrich Schliemann over de opgravingen in Troje
dat de Neue Freie Presse openbaar maakt,
ontleenen wij het volgende: Een hoogst interessant
en belangrijk opschrift is gevonden in Pergamos
bij de Romeinscbe propylaeën. Het bestaat uit
zeventig regels, waarvan elk tenminste vijf
of zes namen bevat. Het is waarschijnlijk
een deel van de lijst van alle burgers uit de
stad met opgave van hun vrouwen en kinderen
uit den Helleenschen tijd. Er komen vele namen
op voor, die ook bij Homerus worden gevonden,
zooals verscheiden malen Skamandrios, verder
Teukrps, Memnon, Glaukos, Menestheus. enz., die be
wijzen dat de Uiers trotsch waren op hun
Trojaansche voorouders, wier roem onsterfelijk is ge
maakt door den goddelijken dichter. Verder bevat
het opschrift een verbazende menigte geheel
onbekende, hier voor het eerst voorkomende
namen, zooals byv. de mannennamen: Aniloupolos,
Eikadios, Noumenios, Praximenes, Pythomnestos,
Euthes, Protophles, Attinos; en de vrouwennamen:
Skamandrodike, Lampris, Nikogenis, Aristonia,
Mikinna, Menokrite, Anda, Inna, Lydion, Manakon,
Manakou, Assinö, Kireïs, Midasia, Mystaline,
Stmotera, Annis, Adeia, Poa.
Hoe zou het zijn wanneer wij deze heerlijke
Trojaansche namen ook eens in ons lieve vader
land invoerden; want elke dame zou er toch
stellig trotsch op zijn, een Trojaanschen naam te
hebben, en bijv. Skamandrodike te heeten?
Ik heb hier aan den voet van den Pergamos
een klein dorpje gesticht van h.uten huisjes, met
geteerd papier overtrokken, om de talrjjke be
zoekers van de ruïnen van Troje gemakkelijk.
onder dak te kunnen brengen. Ik heb dan ook
het genoegen gehad, sints het begin van Maart
meer dan honderd geleerden, vertegenwoordigers
van de meest verschillende volken, hier bij mij
te zien. Bij allen, zonder uitzondering heeft het
deels verontwaardiging, deels groote vroolijkheid
verwekt, als Dr. iJörpfeld en ik hun vertelden,
dat iemand het had gewaagd, om te probeeren,
hot heilige Pergamos met zijn grootsche
bouwwerken door ontelbare brochures uit te maken
voor een kleine nekropolis voor verbrande lijken.
Wij staken hier het werk op den In Augustus
en keeren naar Athene terug, maar wy laten als
bewakers twee Turksche gendarmes achter, die
de opdracht hebben om den mogelijkcn bezoe
kers slaapkamers te verschaffen. Wij zijn van
plan, de onderzoekingen in Troje voort te zetten
den len Maart 1891, en dan een groot deel van
de benedenstad, met name de Agora bloot te
leggen, waartoe wij dit jaar, helaas, geen tijd
hadden."
De ffotthard-tunnel. De Schweizerische
Bauzcitung geeft een belangrijk bericht over de lucht
en de luchtverversching in den Gotthard-tunnel.
Uit de voortgezette waarnemingen gedurende
de jaren 1880 tot 1888, die door de spoorweg
beambten werden bewerkt, blijkt, dat de tempe
ratuur in den tunnel nooit boven 23.4" Celsius
steeg en nooit onder 14.5°kwam Hieruit volgt,
dat de luchtstroom, die dan eens van het N. naar
het Z., dan weer in omgekeerde richting door de
reusachtige buis gaat, een zeer gunstige uitwer
king heeft gehad op den thermometerstand. Ge
durende het bouwen varieerde de temperatuur
binnenin namelijk tusschen 26.6<' en 31.6?> en was
dus by'na niet te verdragen. Uit de waarnemingen
blijkt verder, dat do rook der locomotieven beter
wegtrekt, dan inen durfde hopen. Wel is waar
hindert hij de beambten, maar hij brengt geen
stoornis in den dienst. In de waggons merkt
men geen rook, zoolang men de raampjes gesloten
houdt. De luchtstroom in den tunnel komt 's zo
mers meestal uit het N., 's winters afwisselend
uit het N. en uit het Z.
Militaire Zaken.
OORLOGSWAPENEN VOOS OFFICIEREN.
In Het Vaderland van 18 Juli 1890 komt eene
korte mededeeling voor omtrent het gevecht te
Edi dd. 11 Juni 1890, van welke een gedeelte
luidt, als volgt:
Den 11 dezer heeft te Edi een hevig en be
slissend gevecht plaats gehad, waarbij door de
Hollandsche troepen al de bentings veroverd wer
den, welke de Atjehers hadden opgericht. De
Hollanders hadden een verlies van 25 gewonden,
waaronder 2 officieren, de luit. ter zee Van der
Hegge Spies en de luit. der inf. Swart. De At
jehers daarentegen lieten 80 dooden in hun han
den en leden bovendien groote verliezen aan ge
sneuvelden en gewonden."
Na het eerste gevecht en toen alles rustig
scheen, speelde de bataljonsmuziek hot
Nederlandsche Volkslied in een der veroverde bentings;
plotseling echter vielen eenige schoten, afkomstig
van Atjehers, die zich verborgen hielden in de
loopgraven, welke zij in de onmiddellijke nabijheid
van die benting gemaakt hadden. De commandant
van de landingsdivisie van de Prins Hendrik gaf
dadelijk bevel tot den aanval en luit. Van der
Hegge Spies stelde zich aan 't hoofd zijner man
schappen en viel op de Atjehers aan. Een hevig
gevecht van man tegen man was hiervan het ge
volg en al de Atjehers, die zich in de loopgraven
bevonden, werden afgemaakt. Gedurende dit ge
vecht sprong een Atjcber, met een klewang ge
wapend, op luitenant Van der Hegge Spies toe,
die den voor hem bestemrlen houw met zijn sabel
pareerde; dit wapen werd echter bvjna in tweeën
geslagen en wondde hem door den terugslag aan
't voorhoofd. Algemeen wordt de houding en
moed van dezen officier zeer. geroemd." (Wij
cursiveerden).
Naar uit betrouwbare bron vernomen werd,
heeft hoofdzakelijk de verwonding van den Lui
tenant ter Zee 2e klasse Van der Hegge Spies
zich eenigzins anders, en wel als volgt, toege
dragen.
Na de verovering van de naar men meende
laatste benting, toen alles rustig scheen, vielen
er zijdelings nog schoten, en kreeg daarom de
landingsdivisie van de Prins Hendrik," die als
reserve was opgesteld, order den vijand te ver
drijven. Vooruitgaande ontwaarde men evenwel
spoedig eene benting, wier bestaan niet bekend
scheen. Aan het hoofd zyner sectie en met een
cavaleriesabel in de vuist, die hij kort geleden
vóór de expeditie had aangeschaft, rukte de luite
nant ter zee Van der Hegge Spies tegen de benting op
en bevond zich weldra tegenover een met een klewang
gewapenden Atjeher.Hem willendeneerhouwen, ont
week deze den slag en liep in de bajonetten der
manschappen. Een tweede Atjeher sloeg met den
klewang naar bovengenoemden officier, doch werd
door hem neergesabeld; toch schijnt deze hem
hierbij een hoofdwond te hebben toegebracht,
die daarom gevaarlijk was en vrij belangrijk moet
genoemd worden, dewijl een slagader was door
gesneden en daarvan veel bloedverlies het gevolg
was. De gewonde officier begaf zich na de inne
ming der benting te voet naar de ambulance en
werd voorloopig verbonden, ten einde later de
slagader af te binden, hetgeen eerst na enkele
dagen kon plaats vinden; gelukkig werd zijn toe
stand daarna zonder gevaar.
Alhoewel nu de vermelding van meerdere bij
zonderheden omtrent de verwonding van dezen
jongen officier niet de drijfveer was van dit
schrijven, zoo brengen wij toch gaarne en hierbij
openlijk hulde aan zijn kloek gedrag.
De bedoeling is hoofdzakelijk om «et een enkel
woord te wy'zen op het groote belang eener goede
en doelmatige bewapening van den officier. Het
bericht in Het Vaderland toch vermeldt, dat de
sabel van dien officier door het pareeren van een
klewanghouw bijna in tweeën brak en door den
terugslag hem verwondde. Men zou dus denken,
dat de kling gebogen of gedeeltelijk gebroken
word; en alhoewel de waarheid nu schijnt te zijn,
d?.t het wapen (cavalerie-sabel) bovengenoemde ge
breken niet heeft vertoond, zoo vraagt men, zoo iets
lezende, toch onwillekeurig: waarom worden de offi
cieren niet even als de militairen van minderen rang
van oorlogswapenen voorzien, waarvan de vervaar
diging ot aanschaffing, maar vooral de keuring
(ioor de zorg van het Rijk geschieden? Reeds in
No. 656 van dit blad (d°19 Januari 1890) blz.5
eerste kolom werd er op gewezen, dat de tegen
woordige sabel der infanterie-officieren (ook voor
O. I.) geen doelmatig oorlogswapen is, en worden
de redenen waarom aldaar opgegeven. Met de
van een zeer fraai verguld gevest voorziene sabel
der marine-officieren is het niet beter gesteld, en
schijnen deze ook, zooals uit het bovenvermelde
moet worden afgeleid, oven als de officieren der
infanterie als zij op expeditie gaan en dus
met den vijand slaags en zelfs persoonlijk hand
gemeen kunnen geraken een cavaleriesabel aan
te schaffen.
Het is daarom zeer nuttig te achten, nogmaals
doch nu meer algemeen de aandacht te vestigen
op de bewapening van den officier in oorlogstijd.
Naar onze bescheiden meening zou bijv. het vol
gende noodig zijn:
1. Voor de officieren een doelmatig model van
oorlogsabel en vuurwapen (revolver) vast te stellen.
Wat de sabel betreft desgewenscht twee soorten,
iu lengte en gewicht verschillende, naar gelang
der taille van den officier.
2. Deze wnpenen door de zorg der regeering
aan eene strenge keuring te onderwerpen
3. Het bezit van een dusdanig stel oorlogs
wapens aan ieder offieier verplichtend te stellen,
en tegen den kostenden prijs door het rijk aan
hem te verstrekken.
Van deze of dergelijke maatregelen stellen wij
ons veel goeds voor, want zij zouden, zoo als ook
uit boven reeds aangehaald nummer van dit week
blad blijkt (zie bldz. 5 eerste kolom v. o. en
tweede kolom v. b.) in het belang van den offi
cier en van het Rijk zijn ; terwijl het toch na
tuurlijk en billijk is, dat door de Regeering aan
eene uitmuntende oorlogsbewapening van den
officier dezelfde moeite en zorgen worden besteed
als aan die van den soldaat. Ons is bijv. toeval
lig een voorbeeld bekend, dat de kling der sabel
van een officier dar infanterie van het
OostIndisch leger, die hij uit voorzichtigheid door een
deskundige liet keuren, bij de slag- of buigproef
in drie stukken sprong.
Het spreekt van zelf, dat het onze bedoeling
niet is om een bepaald model van sabel voor te
stellen; dit wordt natuurlijk aan de bevoegde
autoriteiten overgelaten. Toch willen wij er op
wijze, dat do zoogenaamde marine-sabel (der ma
trozen) en dj model cavalerie-sabel goode uit
gangspunten vormen om een fünken oorZoysabel
voor officieren te ontwerpen; terwijl desgewenscht
aan de officieren toegestaan en zelfs voorgeschre
ven kan worden om in vredestijd een sierlijker en
lichtere sabel te dragen.
Ten slotte hopen wij, dat ditmaal niet aan eene
doovemans deur worde geklopt, dat deze regelen
ook de aandacht mogen trekken van het
legerI bestuur, en in de oorlogsbewapening der officieren
! de hier bovenbesproken zoo zeer gowenschte, ja
' zelfs noodzakelijke verbetering worde gebracht.
2de Jaargang.
Schaakspel.
24 Augustus 1890.
TWEEDE MATCH-PARTIJ,
gespoeld in het Veroenigd Amsterdamsch
Schaakgenootschap 16 Aug. jl.
Jhr. A. E. v.
Foreest
Wit.
Evans Gambiet.
R.J.Loman.
Zwart.
e5
P.c6
Lc5
L.b4:
L a
ed4:
d6
L.b6
l e4
2 P f3
3 L.c4
4 b4
5 c3
6 d4
7 0?0
8 cd4:
3 do
Behalve deze, heeft
wit nog 2 andere voort
zettingen, n.l. P c3 en
L.b2. 9 P.c3 is thans
het meest in zwang en
wellicht ook de zet die
den aanval het langst
volhoudt.
9 .... P.a5
10 Lb2 P.e7
wit mag de pion g7 niet
nemen wegens T.gS,
gevolgd door L.hS
11 Pc.3 0-0
neemt zw. L.c4 dan komt
12 D.a4f
12 L.d3 fG
13 P.e2 c5
14 T cl P.g6
15 h3?
op zijn minst tijdverlies
15 .... L.c7
16 P.cl b5
Wit mag den pion niet
nemen, want Zw. zou
T.b8 spelen, waarna wit
een stuk verliest.
17 f4 c.4
18 L.bl b4
19 f5 P ef>
20 L.d4
Zwart dreigde mot c3
den looper buiten spel
te brengen,
20 .... L.bG
K.b2 L.d7
P.fii T c8
23 P.f4 P.föX
24 gf3: L.rt4:
25 I).cl4: I). b6
26 D.d2 c3
27 D.g2 T f7
28 P.e6 L.c6:
29 fe6: T.e7
30 L.d3 P.c4
31 L.c-4 : T c4 :
32 D.g3 a
De zw. pionnen be
ginnen langzamerhand
dreigend te worden.
32 D.f 4 D.c5 !
De pion do kan nu
door de koningin ge
nomen worden en zwart
blijft tegelijkertijd zijn
zwakke d-pion dekken.
34 T.gl
Gewaagd; maar het
is moeilijk een goede
voortzetting te vinden.
T.gl verschaft een klei
ne contra-attaque, die
lastig te pareeren is.
31 .... D.d5:
35 T.cdl T.d4!
Na 35 .... D.(15 kan
zwart niet rnecr dan
remise maken, daar de
pion op d.5 verloren gaat.
35 D.e5, 36 D.e5:
fe5, 37 T (16; T.d4,
38 T.a6! etc.
36 D c3 !
Goed gespeeld. Zwart
kan wederom niet D.eóf
spelen 36.... D.eSf
37 f4, T.e4: 38 fe5:
T.e3 : 39 ed6: en wit
wint
36 D.a2f 39 D 1)6 T.e6 :
De zekerste manier 40 I).a5 : T.duf
ora te winnen. Al de 41 K.g3 \ c2
zetten die nu volgen zijn 42 D.dSf K.f 7
nagenoeg gedwongen. 4.'! I).c7f K f8
" T.-2 >g2+ 44 D.c8t T.eS
T. dl :
en wit geeft op.
Oplossing van No. 34.
Wit. Zwart.
l cl g5 _ g4 X g">
2 h4 f en mat met variant.
BINNENLANDSCHE MEDEDEELINGEN.
Zondag j.l. heeft te 's Gravonhage onder
praesiiiiuin van den hoor C. van Olst Jr. de
jaarlijksche algeineene vergadering van den
Xederlandschen Schaakbond plaats gehad De opkomst was
vrij voldoende, vooral was Amsterdam goed ver
tegenwoordigd.
In de eerste klasse heeft de heer Loman den
eersten en do heer v. Foreest den tweedon prijs
behaald.
DE EERSTE NIHILISTEN.
(Slot).
«Gij zijt een echte politieke misdadiger," zeide
Moerawieff eens tot hem. Gij loochent alles.
Waarom eigenlijk ? Ik beklaag u. Gij zijt jong.
Als gij openhartig alles bekennen wildet, zou Sc
zelf bij zijne Majesteit den Keizer een goed woord
voor u willen doen. Hij is barmhartig en ter
wille van uwe bekentenissen zou hij u het leven
kunnen schenken. Later, na dertig jaren bijvoor
beeld, wanneer gij van den dwangarbeid in Si
beriëweer vrij zult zijn, kunt gij met uwe familie
ergens in een verbanningsoord gaan wonen en
kunt daar een gelukkigen ouden dag hebben.
Waarlijk, gij boezemt mij medelijden in. Nu, ik
geef u tot morgen tijd u te bedenken Wij spre
ken dan onder vier oogeu met elkaar."
Daarop antwoordde Koediakoff eerbiedig:
»Ik zal het mij tot een plicht rekenen Uwe
Excellentie io persoon alles te zeggen."
Moerawieff geloofde gewonnen spel te hebben.
Den volgenden dag liet bij Koeiiakoff ia zijo
kabiuet komen, bood hem een fluweelen fauteuil
aau en begon op vaderlijken toon het nieuwe,
zooals hij hoopte, beslissende verhoor.
»Hoe denkt gij de republiek te vestigen?"
? Ongetwijfeld zal zij eenmaal in Rusland ge
vestigd worden," antwoordde KoediakofF op zijne
gewone, uitwijkende, ironische wijze.
»Zoo, zoo, ongetwijfeld, my'n zoon ? Ja, ik ge
loof het ock. Maar waarom wilt gij deze gebeur
tenis verhaasten ?
Door uwe geschriften hebt gij dat gedaan.
Waarom gingt gij naar het buitenland ?"
»Voor mijne gezondheid "
»Hm, hui! voor uwe gezondheid. Goed, ik
neem het aan. Schrijf mij hier eens even uwe
gedachten op."
Koediakoff mocht ter zijde aan de tafel gaan
zittea om te schrij-en. Hij aarzelde geen
oogenblik en na een uur was hij met zïjn arbeid ge
reed. Het was een geloofsbelijdenis zco nihi
listisch als het maar mogelijk was en Muerawiefl
zette groote oogen op, toen hij ze las. Er werd
daariu aangedrongen op vrije staatsinstellingen;
door de afschaffiug der lijfeigenschap had de
Keizer zelf de revolutie begonnen, zoo heette het.
Oin Rusland gelukkig te maken, waren vrijheid
vau drukpers en de Engelsche staatsinrichting
noodig. Overal heerschte gisting, en wanneer
aan het verlangen van het volk niet werd vol
daan, zou er een vreeselijk bloedbad volgen. De
Keizer moest als bevrijder van zijn volk optre
den en de slechte raadgevers, die hem wantrou
wen jegens zijn onderdanen hadden ingeboezemd,
van zich wijzeu. Dan zou de liefde van zijne
natie hem steunen en beschermen en zij, die nu
de hevigste vijanden van het monarchale principe
waren, zouden dan zijn ijverigste verdedigers
zijn.
Eenige dagen later bracht men Koediakoff uit
de kazemat, waar hij gevangen gehouden werd;
zijne k'eederec, netjts schoongemaakt, zijne
laarzen glimmend gepoetst, deed men hem aan, en
kapte zorgvuldig zijii haar.
De officier, die hem afhaalde, was in groot
tenue.
Verbaasd vroeg KoediakofF, wat dit alles had
te bi-teekerjen. De officier haalde de schouders
op. Toen meende de gevangene, dat zijn memprie
gewerkt had en de Keizer zelf naar de vesting
was gekomen, om met den schrijver er over te
spreken. Hij werd naar de woning van den ves
ting-commandant geleid, die hem eveneens in
groot tenue en zeer beleifJ ontving. In een zaal
die voor hem geopend werd, zag hij een aantal
hoofdofficieren, rijk met or.lelinten versierd. Dit
alles was iets ongewoons en versterkte hem in
de meeniug, dat hem iets bijzonders te wachten
stond. Vorst Gagarin, dien hij kende, kwam
naar hem toe.
»Hebt gij iets te zeggen, Koediakoff?"
Hij antwoordde, dat hij niets te zeggen had.
»Geef dan een bewijs, dat gij dit geschrift ont
vangen hebt!''
Men gaf hem een papier en liet hem een een
voudige quitantie onderteekenen. Daarna leidde
men hem weer weg. Hij wierp to;-n een
vluchtigen biik op het stuk, dat mei; hem bad ge
geven, en verloor alle hoop, toen bij bemerkte,
dat bij de aanklacht tegen zichzelf in handen
had. Zij was, dat wist bij, een aanwijzing voor
de galg; want hij werd van medeplichtigheid
aan Karakasoff's aanslagen aan een nibilisti-che
samenzwering tot omverwerping van de bestaande
orde van zaken door het vermoorden van den
daar beschuldigd.
De nu volgende behandeling voor het bui
tengewoon gerechtshof, dat alleen uit grijsaards
bestond, duurde verscheidene dagen. Karakasoif
en andere aangeklaagden werden met Koediakoif
geconfronteerd en aan een kruisverhoor onder
worpen. Daarbij kwam het uit, dat er in bet
buitenland een Europeesch comitébestond, dat
«au de revolutionaire bewegingen, in het bijzon
der aan de nihilistische in Rusland, zijne bevelen
deed toekomen. Meu vroeg er Koediakoff naar;
maar deze verklaarde, niets ervau te weten. De
rechters waren verbitterd over zijn hardnekkig
loochenen.
Den volgenden morgen, toen hij weer uit zijn
kazemat gehaald werd, zeide de kommandant
tot hem: Ik heb een zeer aangename tijding
voor u. Volg mii !" Hij werd naar een groote
zaal gebracht, welker wanden met schilderijen
versierd waren. Een tafel, met een rood kleed
erover, stond in het midden. Men liet hem in dit
v.'rtrek gedurende eenige oogenblikken alleen.
Toen giug de deur open en de prins van
Oldenburg. een lid der keizerlijke familie, trad binnen,
gevolgd door een secretaris. Deze reikte hem een
opengeslagen boek toe. Het was de strafwet en
de prins noodigde hem uit, een artikel, waarbij
een teeken stond, luid te lezen.
De gevangene las :
^Geschiedt het, dat de deelnemer aan een sa
menzwering berouw toont en zijne handlangers
aanwijst, zoolang de regeering ze niet kent, dan
wordt hem de helft van zijn straf geschonken.
Redt bij door zijne aanwijzingen den staat uit
een gevaar, dan wordt hem nog een deel van zijn
straf kwijtgescholden."