Historisch Archief 1877-1940
VOOE
WEEKBLAD
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
itieiers Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 31 Augustus.
Abonnement per 3 maanden f 1.J25, ft. p. post ? 1.27»
Voor Indiëper jaar B mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10
Adverlentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
I H H O V D<
VAN TEKRE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON: Mijnheer Qvassel en z\jn overbuur, uit het
Noorsch, door Floria I. KUNST EN LET
TEREN: Cléopatre. De Meiningers, (Slot).
Aanteekeningen Schilderkunst, door G. T.
Burgerlijke mémoires, door A. J. Namaak van
antieke kunstvoorwerpen. Lamennais en Ary
Scheffer. VARIA. Boekaankondiging.
SCHAAKSPEL. MILITAIRE ZAKEN: De
militaire waarden van het eiland Helgoland, I.
Het kleine stadje, schetsen door Max C. Voor
D«mes, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES.
BEURSOVERZICHT. ADVERTENTIEN.
Van verre en van naby.
De Duitsche keizer is van zijne reis naar
Rusland teruggekeerd. Wat tusschen hem
en den czar, tusschen den heer Von Caprivi
en den heer Von Giers is besproken, is
natuurlijk niet uitgelekt. Doch dit belet
niet, dat er veel over gesproken wordt.
»De reis kan geenerlei resultaat hebben
gehad," zeggen de Fransche bladen.
«Want elke wijziging in de verhouding tus
schen Rusland en Duitschland zou afbreuk
moeten doen aan de stilzwijgende onbeschre
ven, maar daarom niet minder noodzake
lijke en onvermijdelijke alliantie tusschen
Rusland en Frankrijk, welke het tegenwicht
is van de tegen deze beide mogendheden
gerichte triple alliantie."
»De reis kan geenerlei resultaat hebben
gehad," zeggen ook de Oostenrijksche
bladen. »Want Rusland is met geen plato
nische vriendsehapsbetuigingen, zelfs met
geen halve concessiën tevreden. Het wil
alles of niets, eene volkomen toewijding aan
zijne belangen, of eene koele onverschillig
heid. Het eischt carte blanche op het Bal
kan-schiereiland, niets meer, maar ook niets
minder. En dit kan Duitschland nooit toe
staan, zonder zijn Oostenrijkschen bondge
noot prijs te geven, hetgeen weder met zijne
eigene veiligheid onbestaanbaar zou wezen."
Ziedaar twee opvattingen, bij elk van welke
de wensch de vader van de gedachte is
geweest, en die, van geheel verschillende
praemissen uitgaande, tot dezelfde conclusie
komen.
Natuurlijk zijn enkele Russische organen
bereid, om de Franschen in hunne opvat
ting te versterken. »Weest maar gerust,
vrienden!" zegt de Moskoffskija Wjedomosti,
Feuilleton.
Mijntor Qvassel en zijn overtar.
Uit het Noorsch
DOOR
FLORIA.
Op een mooien dag in het begin van
April, werd er bij den heer Qvassel, in een
allegro molto vivace, dat bijna grensde aan
presto, gescheld.
De heer Qvassel bewoonde een gedeelte
der bei-étage van een elegant huis in de
Tordenskjoldstraat en op zijn deur prijkte
op een metaal plaatje, met fijn gegraveerd
schrift:
Prof. WOLFGANG AMADEUS QVASSEL,
leeraar aan het Conservatorium,
Spreekuur van 3 tot 5.
»Wat is dat nu weer voor een
rustverstoorder!" bromde de professor boos over
het hevige geschel in de laatste 14 dagen
had er geen sterveling bij hem gescheld, of
het had moeten zijn in de uren dat hij niet
thuis was en dus niemand het had kunnen
hooren, want in de woning van den
ongetrouwden professor woonde niemand anders
dan hij, en buiten hem kwam er slechts op
bepaalde tijden per dag zijne oude huis
houdster.
> Mijnheer Qvassel was juist bezig om het
»Al wie Wilhelm II te zien kreeg, heeft
uw generaal Boisdeiïrée immers ook gezien.
Al wat tusschen den heer Caprivi en onzen
Von Giers is besproken, is dadelijk aan
uwen president Carnot medegedeeld. Hebt
gij dan niet eens bemerkt, dat onze gezant
baron Mohrenheim, zoolang de beide keizers
in eikaars gezelschap waren, op zijn post te
Parijs is gebleven, waar hij anders om dezen
tijd van het jaar nooit te vinden is ? Waartoe
zou dit anders zijn geschied, dan om uwe
regeering op de hoogte te houden?"
In Engeland doet zich de invloed van
den komkommertijd in de correspondentiën
over de bijeenkomst der keizers zeer duide
lijk bemerken. De correspondent van den
Standard discht een phantastisch verhaal op
over een onbegrijpelijke bévue, die door keizer
Wilhelm zou zijn begaan. Hij zou bij de
legermanoeuvres met »zijn" regiment, het
Wyborgsche, een uiterst gevaarlijken, uit
een strategisch oogpunt volkomen
onzinnigen aanval hebben gewaagd, en door den
»vijand" zijn gevangen genomen, uit welke
gevangenschap hij door den czar zou zijn
verlost, door dat deze hem indeelde bij zijn
staf, waar hij onschadelijk was. Keizer
Wilhelm heeft ons tot dusver gewend aan
verrassingen, dat is niet te ontkennen. Maar
daardoor wordt het niet waarschijnlijker, dat
hij tegenover de hoogste Russische autori
teiten niet slechts groot gebrek aan tact zou
hebben getoond, maar zich ook belachelijk
zou hebben gemaakt.
In een ander uiterste valt de correspon
dent van den Daily Telegraph, volgens wien
keizer Wilhelm den czar geheel tot beter
inzien zou hebben gebracht. De vorsten, zoo
verhaalt deze briefschrijver, hadden er geen
doekjes om gewonden, maar elkander precies
verteld, waar het op stond. De czar had ge
klaagd over de Bulgaarsche quaestie, en de
keizer over de concentratie van Russische
troepen aan de Duitsche en de Oostenrijk
sche grens. De czar had zich bereid ver
klaard om den status quo in Bulgarije te
erkennen en mede te werken tot het tot
stand brengen van een modus vivendi, mits
de Bulgaarsche regeering hiervoor de eerste
stappen deed. In verband hiermede had hij
zich verder verbonden, zijne troepen van de
grenzen terug te trekken, mits Duitschland
hetzelfde deed. Voorts zou hij zijn passief
verzet tegen de bezetting van Bosniëen de
Herzegowina laten varen, mits Rusland het
recht behield eene radicale verandering van
de regeering in Serviëte verhinderen. (Dit
laatste is niet heel duidelijk.) Hij zou in
Turkije niet tusschenbeiden komen, maar
gaarne zien, dat de mogendheden
gezarnen
kontrapunt te bestudeeren en haastte zich
dus volstrekt niet om te zien wie het was,
die zijn bezoek op zulk een krachtige wijze
aankondigde.
Een halve minuut verliep en de schel
klonk weder; deze keer in een veloce
appassionato, dat genoegzaam te kennen gaf,
dat de persoon spoedig wenschte binnenge
laten te worden.
«Binnen i" brulde de professor.
Ongelukkig dacht hij in zijne verstrooidheid
er niet aan dat de deur de bizondere eigenschap
had, slechts van binnen geopend te kunnen
worden. Als echo van de donderende
uitnoodiging van Qvassel om binnen te komen,
klonken 12 maten furioso van de schel.
Nu sprong mijnheer Qvassel als razend
van zijn stoel om te zien wie het was
die zoo brutaal hem buiten zijn spreekuur
kwam storen.
Het was de portier.
» Wat wil je!" snauwde de professor hem toe.
«Excuseer, professor," bracht de Cerberus
domesticus in het midden, met die onver
schilligheid die slechts verkregen kan wor
den door een goed gebruik van brandewijn
in verband met een goedaardig karakter, »ik
wilde u slechts vragen, wanneer u denkt
uwe kamers te verlaten ?'
»Wat gaat jou dat aan ?'' barstte Qvassel
uit, zooals gewoonlijk om half drie."
«Excuus, professor" antwoordde de portier,
»maar dan wordt het nogal laat."
»Zoo... en waarom dat, als ik zoo vrij
mag zijn te vragen?"
»Onze zwager heeft ons laten weten
dat hij om twee uur zou komen," luidde het
kalme antwoord.
lijk optraden om de zoo menigmaal beloofde
en nooit uitgevoerde hervormingen in Ar
meniëtot stand te brengen. Hij zou een
nieuw handelstraktaat met Duitschland
sluiten en last not least een bezoek
brengen aan den keizer van Oostenrijk.
Van al deze schoone zaken weten de
Duitsche bladen niets. Zij bepalen zich tot
het uitspreken van de hoop, hoogstens van
het vertrouwen, dat het persoonlijk verkeer
van de beide monarchen aan het behoud
van den vrede bevorderlijk zal zijn geweest.
De utopistische phantasieën van den
Standarrf-correspondentmissen in tusschen niet eiken
grond. Een Russisch diplomaat en publicist,
zekere Tatistcheff, heeft eene lange reis door
Bulgarije gemaakt en bij zijne terugkomst
aan zijn landgenooten rondweg medegedeeld,
dat zij zich van de toestanden in het vor
stendom een geheel verkeerd denkbeeld
maakten. Er heerscht daar volstrekt geen
anarchie; de positie van Stamboeloff was in
geen enkel opzicht verzwakt of geschokt,
ook niet door de ter dood brenging van ma
joor Panitza, maar integendeel was de in
vloed van den leidenden Bulgaarschen staats
man grooter en machtiger dan ooit. En
daarbij was Stamboeloff geneigd, om aan
Rusland alle concessiën te doen, die met de
eer en de zelfstandigheid van Bulgarije be
ste anbaar waren. Op die zelfstandigheid
legde Tatistcheff grooten nadruk. Alle Bul
gaarsche politici met welke hij in aanraking
was gekomen, hadden een zeer onaf
hankelijken zin getoond. Hij was er zeker van,
dat zij, als Rusland hen met rust liet, niet
in Oostenrijks vaarwater zouden komen. Niet
Russisch, niet Oostenrijksch, maar
Bulgaarsch dat was hun wachtwoord.
Wanneer dergelijke beschouwingen, die
trouwens geheel den stempel der waarheid
dragen, in Rusland worden gepubliceerd,
dan is zeker nog niet alle hoop op het her
stel eener goede verstandhouding tusschen
het czarenrijk en het vorstendom verloren.
De heer Crispi heeft toegegeven aan den
drang zijner ambtgenooten, hetgeen voor hem
iets zeer ongewoons is. De algemeene
verkiezingen voor de Italiaansche Kamer
zullen nu in November plaats hebben. Het
moet erkend worden, dat dit een waagstuk
is. Crispi is de man der triple alliantie, al
heeft hij zelve haar niet gesloten, en die
alliantie is in Italiëniet populair. De
financieele en economische gevolgen van Italië's
deelneming aan dat bondgenootschap worden,
terecht of te onrecht, op zijne rekening ge
schreven. Wanneer hij, ter wille van den
»Ben je gek, Jensen!" barstte Qvassel met
aangroeiende woede uit, »wat kan mij je zwager
schelen ?"
»Neen, niet mijn zwager, professor!" ant
woordde Jensen met een glimlach; »onze
zwager, professor, de zwager van onzen mijn
heer, hij, die uw kamers gehuurd heeft en
er vandaag op zou komen. Vóór nieuwe j aar
zijn ze u toch opgezegd, professor; ik heb
het zelf gedaan."
Heilige Cecilia! nu ging den professor
een licht op. Werkelijk waren hem zijne
kamers in wettigen vorm met Nieuwjaar op
gezegd, daar zij door een zwager van den
eigenaar, een fabrikant uit de provincie die
zich uit zijn zaken wilde terugtrekken en in
de hoofdstad vestigen, genomen waren.
Maar Qvassel had in zijne verstrooidheid
die hecle geschiedenis vergeten, en stond nu
voor de onverbiddelijke noodzakelijkheid, in
den tijd van twee uren te moeten pakken,
zijne meubels naar beneden te verhuizen,
een andere woning te zoeken en er bezit van
te nemen.
Tegenover deze treurige positie zette Qvas
sel zulk een eebarmelijk gezicht, dat er zelfs
in Jensens verhard gemoed een soort van
medelijden ontwaakte.
»Pak zoo snel mogelijk uw zaken bijeen,"
zei hij welwillend, »dan zal ik een rijtuig voor u
halen en kunt u spoedig andere kamers zoe
ken." «Misschien vindt u onderweg nog wel een
verhuiswagen, want in den verhuistijd hebben
de meesten hun vracht reeds afgeleverd en
houden rust, maar met een flinke fooi kunt u
nog van middag verhuizen. De heele historie
kan in een uur of twee afgeloopen zijn."
»Je hebt gelijk, Jensen!" zeide Qvassel
Oostenrijkschen bondgenoot, scherp optreedt
tegen de Italiaansche irredentisten, dan er
gert hij daardoor ook diegenen onder zijne
landgenooten, die met deze meestal radicale "
irredentisten volstrekt niet syinpathiseeren.
Men kan op het oogenblik niet bewijzen,
dat de koning Crispi handhaaft om zgn
bondgenooten te Berlijn en te Weenen ter
wille te zijn, en dus ook niet bewijzen, al
beweert men het, dat na Crispi's aftreding
geen minister zou worden gevonden, bereid
om de triple alliantie te helpen voortzetten.
Want Crispi heeft zoo handig gemanoeu
vreerd, dat hij, en dus ook zijne alliantie'
politiek, in de Kamer nog steeds eene meer
derheid heeft behouden. Maar zal die meer
derheid na de algemeene verkiezingen terug»
keeren ?
Ziedaar eene belangrijke vraag, belang
rijk niet slechts voor Italië, maar ook voor
de Europeesche internationale verhoudingen.
Het zou voor Crispi zeker aangenamer en
gemakkelijker zijn geweest, die vraag niet
te stellen. Maar de nood dringt hem, want
er moet geld zijn, en de tegenwoordige Kamer
wil, ook al uit zucht tot zelfbehoud, geen
nieuwe belastingen meer toestaan.
Kunst en Letteren.
CLÉOPATRE.
Vóór het vertrek van Sarah Bernhardt naar
Amerika, dat op 7 Januari bepaald i», zou zjj
nog in een nieuw drama van Sardou optreden,
Cléopdtre. Er is echter veel kans geweest, dat
van het gansche p!an niets kwam. Het drama
van Sardou zou eerst onmiddellijk na de Jeanne
d'Are opgevoerd zijn, en de repetitiën der eerste
drie acten, die reeds in Februari begonnen Varen,
gingen aan de Porte Saiiit-Martin geregeld hun
gang, onder directie van den heer Emile Moreau,
Sardou's medewerker. Intusschen zou Sardou de
drie andere acten schrijven; het speet hem wel,
niet de repetities op het tooneel te mogen
bywonen, waar hij zoo buitengewoon thuis is, maar
er was haast bij het werk, omdat Sarah reeds
15 Juni naar New-York zou vertrekken, volgens
contract met de H.H. Abbey en Grau, haar vroe
gere impresarii.
Maar Sardou werd ziek. Influenza of iets '.
dergelijks, met de gevolgen, hield hem maanden
lang te bed. De repetities werden afgebroken, en
men begreep van Cléopdtre te moeten afzien.
Hiertoe echter kon Sarah niet besluiten. Het
was eene rol waar zij op gerekend had, en sinds
jaren over gedacht. De romantische koningin van
Egypte had haar steeds aangelokt; het
instudeeren der drie eerste acten, het kiezen van haar
costumen, het bijwerken der rol had haar nog
meer aan het stuk doen hechten. Zij bood hooge
dédits aan, om uitstel te krijgen ; maar de eischen
der New-Yorksche directeuren waren overdreven
met een verlicht hart, nadat de portier hem
dus zijn operatieplan had blootgelegd. »In
een uur ben ik klaar met pakken, zorg jij
er voor, dat het rijtuig op dien tijd hier is.
Het is onbegrijpelijk, dat ik zoo heelemaal
die verhuizing heb kunnen vergeten, dat is
toch anders mijn gewoonte niet."
De portier kon een kleinen ironieken glim
lach bij de gedachte aan het groote gebrek
aan zelfkennis, dat de professor hier aan
den dag legde, niet weerhouden, en ging
hoofdschuddend de trap af naar zijn ver
trek in de kelderverdieping, terwijl hij allerlei
diepzinnige beschouwingen over gekke mu
zikanten in het algemeen, en professor Qvassel
in het bijzonder, in zijn baard bromde.
Intusschen pakte de professor in koorts
achtige haast zijne boeken, muziek, kleederen
en al wat van zijn eigendom niet in den
meubelwagen mede zou gaan, bijeen, en
begaf zich daarna op weg om een woning
te zoeken en een verhuiswagen tot bezorging
van zijn meubels op te vangen. Het geluk
diende hem; slechts een paar schreden
van zijn oude woning vond hij een meubel
wagen, waarvan de manschap tegen een
fameuze betaling genegen was de verhuizing
te bewerkstelligen, en het duurde ook niet
lang, of hij had met behulp van den koet
sier, die onderweg alle aankondigingen van
te huur zijnde kamers opnam, een woning
gevonden.
Wel had de professor een paar dozijn
trappen op en af moeten gaan voor hij een
woning vond die hem paste, en toen hij weder
bij zijn oude woning kwam vond hij alles
tot vertrek gereed.
Maar het was dan ook reeds tien minuten