De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 31 augustus pagina 1

31 augustus 1890 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

VOOE WEEKBLAD Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. itieiers Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 31 Augustus. Abonnement per 3 maanden f 1.J25, ft. p. post ? 1.27» Voor Indiëper jaar B mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10 Adverlentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 I H H O V D< VAN TEKRE EN VAN NABIJ. FEUILLE TON: Mijnheer Qvassel en z\jn overbuur, uit het Noorsch, door Floria I. KUNST EN LET TEREN: Cléopatre. De Meiningers, (Slot). Aanteekeningen Schilderkunst, door G. T. Burgerlijke mémoires, door A. J. Namaak van antieke kunstvoorwerpen. Lamennais en Ary Scheffer. VARIA. Boekaankondiging. SCHAAKSPEL. MILITAIRE ZAKEN: De militaire waarden van het eiland Helgoland, I. Het kleine stadje, schetsen door Max C. Voor D«mes, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. BEURSOVERZICHT. ADVERTENTIEN. Van verre en van naby. De Duitsche keizer is van zijne reis naar Rusland teruggekeerd. Wat tusschen hem en den czar, tusschen den heer Von Caprivi en den heer Von Giers is besproken, is natuurlijk niet uitgelekt. Doch dit belet niet, dat er veel over gesproken wordt. »De reis kan geenerlei resultaat hebben gehad," zeggen de Fransche bladen. «Want elke wijziging in de verhouding tus schen Rusland en Duitschland zou afbreuk moeten doen aan de stilzwijgende onbeschre ven, maar daarom niet minder noodzake lijke en onvermijdelijke alliantie tusschen Rusland en Frankrijk, welke het tegenwicht is van de tegen deze beide mogendheden gerichte triple alliantie." »De reis kan geenerlei resultaat hebben gehad," zeggen ook de Oostenrijksche bladen. »Want Rusland is met geen plato nische vriendsehapsbetuigingen, zelfs met geen halve concessiën tevreden. Het wil alles of niets, eene volkomen toewijding aan zijne belangen, of eene koele onverschillig heid. Het eischt carte blanche op het Bal kan-schiereiland, niets meer, maar ook niets minder. En dit kan Duitschland nooit toe staan, zonder zijn Oostenrijkschen bondge noot prijs te geven, hetgeen weder met zijne eigene veiligheid onbestaanbaar zou wezen." Ziedaar twee opvattingen, bij elk van welke de wensch de vader van de gedachte is geweest, en die, van geheel verschillende praemissen uitgaande, tot dezelfde conclusie komen. Natuurlijk zijn enkele Russische organen bereid, om de Franschen in hunne opvat ting te versterken. »Weest maar gerust, vrienden!" zegt de Moskoffskija Wjedomosti, Feuilleton. Mijntor Qvassel en zijn overtar. Uit het Noorsch DOOR FLORIA. Op een mooien dag in het begin van April, werd er bij den heer Qvassel, in een allegro molto vivace, dat bijna grensde aan presto, gescheld. De heer Qvassel bewoonde een gedeelte der bei-étage van een elegant huis in de Tordenskjoldstraat en op zijn deur prijkte op een metaal plaatje, met fijn gegraveerd schrift: Prof. WOLFGANG AMADEUS QVASSEL, leeraar aan het Conservatorium, Spreekuur van 3 tot 5. »Wat is dat nu weer voor een rustverstoorder!" bromde de professor boos over het hevige geschel in de laatste 14 dagen had er geen sterveling bij hem gescheld, of het had moeten zijn in de uren dat hij niet thuis was en dus niemand het had kunnen hooren, want in de woning van den ongetrouwden professor woonde niemand anders dan hij, en buiten hem kwam er slechts op bepaalde tijden per dag zijne oude huis houdster. > Mijnheer Qvassel was juist bezig om het »Al wie Wilhelm II te zien kreeg, heeft uw generaal Boisdeiïrée immers ook gezien. Al wat tusschen den heer Caprivi en onzen Von Giers is besproken, is dadelijk aan uwen president Carnot medegedeeld. Hebt gij dan niet eens bemerkt, dat onze gezant baron Mohrenheim, zoolang de beide keizers in eikaars gezelschap waren, op zijn post te Parijs is gebleven, waar hij anders om dezen tijd van het jaar nooit te vinden is ? Waartoe zou dit anders zijn geschied, dan om uwe regeering op de hoogte te houden?" In Engeland doet zich de invloed van den komkommertijd in de correspondentiën over de bijeenkomst der keizers zeer duide lijk bemerken. De correspondent van den Standard discht een phantastisch verhaal op over een onbegrijpelijke bévue, die door keizer Wilhelm zou zijn begaan. Hij zou bij de legermanoeuvres met »zijn" regiment, het Wyborgsche, een uiterst gevaarlijken, uit een strategisch oogpunt volkomen onzinnigen aanval hebben gewaagd, en door den »vijand" zijn gevangen genomen, uit welke gevangenschap hij door den czar zou zijn verlost, door dat deze hem indeelde bij zijn staf, waar hij onschadelijk was. Keizer Wilhelm heeft ons tot dusver gewend aan verrassingen, dat is niet te ontkennen. Maar daardoor wordt het niet waarschijnlijker, dat hij tegenover de hoogste Russische autori teiten niet slechts groot gebrek aan tact zou hebben getoond, maar zich ook belachelijk zou hebben gemaakt. In een ander uiterste valt de correspon dent van den Daily Telegraph, volgens wien keizer Wilhelm den czar geheel tot beter inzien zou hebben gebracht. De vorsten, zoo verhaalt deze briefschrijver, hadden er geen doekjes om gewonden, maar elkander precies verteld, waar het op stond. De czar had ge klaagd over de Bulgaarsche quaestie, en de keizer over de concentratie van Russische troepen aan de Duitsche en de Oostenrijk sche grens. De czar had zich bereid ver klaard om den status quo in Bulgarije te erkennen en mede te werken tot het tot stand brengen van een modus vivendi, mits de Bulgaarsche regeering hiervoor de eerste stappen deed. In verband hiermede had hij zich verder verbonden, zijne troepen van de grenzen terug te trekken, mits Duitschland hetzelfde deed. Voorts zou hij zijn passief verzet tegen de bezetting van Bosniëen de Herzegowina laten varen, mits Rusland het recht behield eene radicale verandering van de regeering in Serviëte verhinderen. (Dit laatste is niet heel duidelijk.) Hij zou in Turkije niet tusschenbeiden komen, maar gaarne zien, dat de mogendheden gezarnen kontrapunt te bestudeeren en haastte zich dus volstrekt niet om te zien wie het was, die zijn bezoek op zulk een krachtige wijze aankondigde. Een halve minuut verliep en de schel klonk weder; deze keer in een veloce appassionato, dat genoegzaam te kennen gaf, dat de persoon spoedig wenschte binnenge laten te worden. «Binnen i" brulde de professor. Ongelukkig dacht hij in zijne verstrooidheid er niet aan dat de deur de bizondere eigenschap had, slechts van binnen geopend te kunnen worden. Als echo van de donderende uitnoodiging van Qvassel om binnen te komen, klonken 12 maten furioso van de schel. Nu sprong mijnheer Qvassel als razend van zijn stoel om te zien wie het was die zoo brutaal hem buiten zijn spreekuur kwam storen. Het was de portier. » Wat wil je!" snauwde de professor hem toe. «Excuseer, professor," bracht de Cerberus domesticus in het midden, met die onver schilligheid die slechts verkregen kan wor den door een goed gebruik van brandewijn in verband met een goedaardig karakter, »ik wilde u slechts vragen, wanneer u denkt uwe kamers te verlaten ?' »Wat gaat jou dat aan ?'' barstte Qvassel uit, zooals gewoonlijk om half drie." «Excuus, professor" antwoordde de portier, »maar dan wordt het nogal laat." »Zoo... en waarom dat, als ik zoo vrij mag zijn te vragen?" »Onze zwager heeft ons laten weten dat hij om twee uur zou komen," luidde het kalme antwoord. lijk optraden om de zoo menigmaal beloofde en nooit uitgevoerde hervormingen in Ar meniëtot stand te brengen. Hij zou een nieuw handelstraktaat met Duitschland sluiten en last not least een bezoek brengen aan den keizer van Oostenrijk. Van al deze schoone zaken weten de Duitsche bladen niets. Zij bepalen zich tot het uitspreken van de hoop, hoogstens van het vertrouwen, dat het persoonlijk verkeer van de beide monarchen aan het behoud van den vrede bevorderlijk zal zijn geweest. De utopistische phantasieën van den Standarrf-correspondentmissen in tusschen niet eiken grond. Een Russisch diplomaat en publicist, zekere Tatistcheff, heeft eene lange reis door Bulgarije gemaakt en bij zijne terugkomst aan zijn landgenooten rondweg medegedeeld, dat zij zich van de toestanden in het vor stendom een geheel verkeerd denkbeeld maakten. Er heerscht daar volstrekt geen anarchie; de positie van Stamboeloff was in geen enkel opzicht verzwakt of geschokt, ook niet door de ter dood brenging van ma joor Panitza, maar integendeel was de in vloed van den leidenden Bulgaarschen staats man grooter en machtiger dan ooit. En daarbij was Stamboeloff geneigd, om aan Rusland alle concessiën te doen, die met de eer en de zelfstandigheid van Bulgarije be ste anbaar waren. Op die zelfstandigheid legde Tatistcheff grooten nadruk. Alle Bul gaarsche politici met welke hij in aanraking was gekomen, hadden een zeer onaf hankelijken zin getoond. Hij was er zeker van, dat zij, als Rusland hen met rust liet, niet in Oostenrijks vaarwater zouden komen. Niet Russisch, niet Oostenrijksch, maar Bulgaarsch dat was hun wachtwoord. Wanneer dergelijke beschouwingen, die trouwens geheel den stempel der waarheid dragen, in Rusland worden gepubliceerd, dan is zeker nog niet alle hoop op het her stel eener goede verstandhouding tusschen het czarenrijk en het vorstendom verloren. De heer Crispi heeft toegegeven aan den drang zijner ambtgenooten, hetgeen voor hem iets zeer ongewoons is. De algemeene verkiezingen voor de Italiaansche Kamer zullen nu in November plaats hebben. Het moet erkend worden, dat dit een waagstuk is. Crispi is de man der triple alliantie, al heeft hij zelve haar niet gesloten, en die alliantie is in Italiëniet populair. De financieele en economische gevolgen van Italië's deelneming aan dat bondgenootschap worden, terecht of te onrecht, op zijne rekening ge schreven. Wanneer hij, ter wille van den »Ben je gek, Jensen!" barstte Qvassel met aangroeiende woede uit, »wat kan mij je zwager schelen ?" »Neen, niet mijn zwager, professor!" ant woordde Jensen met een glimlach; »onze zwager, professor, de zwager van onzen mijn heer, hij, die uw kamers gehuurd heeft en er vandaag op zou komen. Vóór nieuwe j aar zijn ze u toch opgezegd, professor; ik heb het zelf gedaan." Heilige Cecilia! nu ging den professor een licht op. Werkelijk waren hem zijne kamers in wettigen vorm met Nieuwjaar op gezegd, daar zij door een zwager van den eigenaar, een fabrikant uit de provincie die zich uit zijn zaken wilde terugtrekken en in de hoofdstad vestigen, genomen waren. Maar Qvassel had in zijne verstrooidheid die hecle geschiedenis vergeten, en stond nu voor de onverbiddelijke noodzakelijkheid, in den tijd van twee uren te moeten pakken, zijne meubels naar beneden te verhuizen, een andere woning te zoeken en er bezit van te nemen. Tegenover deze treurige positie zette Qvas sel zulk een eebarmelijk gezicht, dat er zelfs in Jensens verhard gemoed een soort van medelijden ontwaakte. »Pak zoo snel mogelijk uw zaken bijeen," zei hij welwillend, »dan zal ik een rijtuig voor u halen en kunt u spoedig andere kamers zoe ken." «Misschien vindt u onderweg nog wel een verhuiswagen, want in den verhuistijd hebben de meesten hun vracht reeds afgeleverd en houden rust, maar met een flinke fooi kunt u nog van middag verhuizen. De heele historie kan in een uur of twee afgeloopen zijn." »Je hebt gelijk, Jensen!" zeide Qvassel Oostenrijkschen bondgenoot, scherp optreedt tegen de Italiaansche irredentisten, dan er gert hij daardoor ook diegenen onder zijne landgenooten, die met deze meestal radicale " irredentisten volstrekt niet syinpathiseeren. Men kan op het oogenblik niet bewijzen, dat de koning Crispi handhaaft om zgn bondgenooten te Berlijn en te Weenen ter wille te zijn, en dus ook niet bewijzen, al beweert men het, dat na Crispi's aftreding geen minister zou worden gevonden, bereid om de triple alliantie te helpen voortzetten. Want Crispi heeft zoo handig gemanoeu vreerd, dat hij, en dus ook zijne alliantie' politiek, in de Kamer nog steeds eene meer derheid heeft behouden. Maar zal die meer derheid na de algemeene verkiezingen terug» keeren ? Ziedaar eene belangrijke vraag, belang rijk niet slechts voor Italië, maar ook voor de Europeesche internationale verhoudingen. Het zou voor Crispi zeker aangenamer en gemakkelijker zijn geweest, die vraag niet te stellen. Maar de nood dringt hem, want er moet geld zijn, en de tegenwoordige Kamer wil, ook al uit zucht tot zelfbehoud, geen nieuwe belastingen meer toestaan. Kunst en Letteren. CLÉOPATRE. Vóór het vertrek van Sarah Bernhardt naar Amerika, dat op 7 Januari bepaald i», zou zjj nog in een nieuw drama van Sardou optreden, Cléopdtre. Er is echter veel kans geweest, dat van het gansche p!an niets kwam. Het drama van Sardou zou eerst onmiddellijk na de Jeanne d'Are opgevoerd zijn, en de repetitiën der eerste drie acten, die reeds in Februari begonnen Varen, gingen aan de Porte Saiiit-Martin geregeld hun gang, onder directie van den heer Emile Moreau, Sardou's medewerker. Intusschen zou Sardou de drie andere acten schrijven; het speet hem wel, niet de repetities op het tooneel te mogen bywonen, waar hij zoo buitengewoon thuis is, maar er was haast bij het werk, omdat Sarah reeds 15 Juni naar New-York zou vertrekken, volgens contract met de H.H. Abbey en Grau, haar vroe gere impresarii. Maar Sardou werd ziek. Influenza of iets '. dergelijks, met de gevolgen, hield hem maanden lang te bed. De repetities werden afgebroken, en men begreep van Cléopdtre te moeten afzien. Hiertoe echter kon Sarah niet besluiten. Het was eene rol waar zij op gerekend had, en sinds jaren over gedacht. De romantische koningin van Egypte had haar steeds aangelokt; het instudeeren der drie eerste acten, het kiezen van haar costumen, het bijwerken der rol had haar nog meer aan het stuk doen hechten. Zij bood hooge dédits aan, om uitstel te krijgen ; maar de eischen der New-Yorksche directeuren waren overdreven met een verlicht hart, nadat de portier hem dus zijn operatieplan had blootgelegd. »In een uur ben ik klaar met pakken, zorg jij er voor, dat het rijtuig op dien tijd hier is. Het is onbegrijpelijk, dat ik zoo heelemaal die verhuizing heb kunnen vergeten, dat is toch anders mijn gewoonte niet." De portier kon een kleinen ironieken glim lach bij de gedachte aan het groote gebrek aan zelfkennis, dat de professor hier aan den dag legde, niet weerhouden, en ging hoofdschuddend de trap af naar zijn ver trek in de kelderverdieping, terwijl hij allerlei diepzinnige beschouwingen over gekke mu zikanten in het algemeen, en professor Qvassel in het bijzonder, in zijn baard bromde. Intusschen pakte de professor in koorts achtige haast zijne boeken, muziek, kleederen en al wat van zijn eigendom niet in den meubelwagen mede zou gaan, bijeen, en begaf zich daarna op weg om een woning te zoeken en een verhuiswagen tot bezorging van zijn meubels op te vangen. Het geluk diende hem; slechts een paar schreden van zijn oude woning vond hij een meubel wagen, waarvan de manschap tegen een fameuze betaling genegen was de verhuizing te bewerkstelligen, en het duurde ook niet lang, of hij had met behulp van den koet sier, die onderweg alle aankondigingen van te huur zijnde kamers opnam, een woning gevonden. Wel had de professor een paar dozijn trappen op en af moeten gaan voor hij een woning vond die hem paste, en toen hij weder bij zijn oude woning kwam vond hij alles tot vertrek gereed. Maar het was dan ook reeds tien minuten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl